Door: Leen
Datum: 12-11-2025 | Cijfer: 8.8 | Gelezen: 644
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 41 minuten | Lezers Online: 6
Trefwoord(en): Anaal, Borsten, Bukkake, Creampie, Facial, Feest, Gangbang, Neuken, Sperma, Vernederen, Vreemdgaan,
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 41 minuten | Lezers Online: 6
Trefwoord(en): Anaal, Borsten, Bukkake, Creampie, Facial, Feest, Gangbang, Neuken, Sperma, Vernederen, Vreemdgaan,
Vervolg op: De Vriendenclub - 2
Slot
Mijn beurt," hoor ik een stem achter mij grommen. Ik til mijn hoofd op, mijn natte haar plakt aan mijn gezicht. Het is de man met de baard. Hij komt achter me staan, zijn lichaam een muur van hitte en ongeduld. Ik sluit mijn ogen, mijn lichaam zet zich schrap voor de onvermijdelijke, volgende invasie. Ik ben al nat, al open, het zal makkelijk gaan...
Maar de invasie komt niet. In plaats daarvan hoor ik een laag geluid van pure walging. "Godverdomme..." Ik open mijn ogen, verward. Ik draai mijn hoofd en kijk hem vragend aan. Zijn gezicht is een masker van afkeer. Hij wijst naar beneden. Terwijl ik daar kniel, trillend van de naschokken, is een dikke, parelmoeren druppel zaad van de vorige man uit mijn poesje ontsnapt. Het ligt op de propere houten vloer als een obsceen, glinsterend juweel. "Wat een smeerlapperij," gromt hij en hij trekt zijn neus op. "Ik ga mijn pik echt niet steken in de rotzooi van een ander." Een bizarre, ijskoude flits van hoop schiet door me heen. Is het voorbij? Is dit de grens?
Maar zijn blik, vol walging, glijdt van de druppel op de vloer naar mijn billen, die nog steeds in de lucht steken, hoog en uitdagend. Zijn ogen worden donkerder. Een langzame, wrede glimlach trekt over zijn lippen. "Maar dit..." fluistert hij, zijn stem nu dik van een nieuw, donkerder verlangen, "...dit is nog wel proper.” Voordat ik kan reageren, voel ik zijn twee handen op mijn kont. Zijn greep is als een bankschroef, bruut en bezitterig. Hij trekt mijn billen hard naar achteren en duwt ze met zijn duimen ruw uiteen, mijn meest intieme, onvoorbereide plek blootstellend aan de koude lucht.
Een golf van ijskoude, blinde paniek, veel sterker dan alle lust die ik tot nu toe heb gevoeld, schiet door mijn lichaam. "Nee," pers ik eruit, mijn stem een gesmoorde kreet. "Niet daar... alsjeblieft... dat niet..." "Dacht je dat je mocht kiezen?" lacht hij, een kort, wreed geluid. Terwijl deze nieuwe, afschuwelijke realiteit achter me vorm krijgt, hoor ik plotseling beweging voor me. De donkerharige man, zijn gezicht een strak masker van ongeduldige lust, kruipt voor me op de vloer. Hij komt recht voor me, als een roofdier dat zijn prooi insluit.
Hij zegt niets. Hij grijpt mijn haar, een ruwe vuist vol, en trekt mijn hoofd met een gewelddadige ruk omhoog van de vloer. Mijn mond opent zich in een stille schreeuw van pijn en verrassing. Hij wacht niet. Hij duwt zijn eigen, harde, zoute paal in mijn open mond, mijn schreeuw smorend, mijn kaak pijnlijk oprekkend. Hij gebruikt mijn mond, zijn stoten zijn diep en wanhopig. Ik ben aan hen overgeleverd. Totaal. Een man die mijn mond bezet, mijn hoofd vastgeklemd in zijn greep, en de dreiging van de man achter me. Ik hoor het onmiskenbare geluid van de man met de baard die in zijn hand spuugt. Ik voel de natte, hete vloeistof op mijn strakke, smekende ingang.
En dan, met een enkele, onverbiddelijke, brandende stoot, duwt hij zich in mij. De pijn is een blikseminslag. Witheet, alles-vernietigend. Het scheurt door me heen, een brandend zwaard dat elke gedachte aan lust, elke herinnering aan opwinding, in één klap vernietigt. Ik probeer te schreeuwen, een oerkreet van pure, dierlijke paniek, maar mijn mond is gevuld. De man voor me, de donkerharige, neemt mijn verstikte, kokhalzende geluid als een aanmoediging. Hij stoot dieper, zijn ritmeis wanhopig en bruut, zijn hand in mijn haar houdt mijn hoofd meedogenloos op zijn plaats. Mijn hele lichaam kromt zich in een gewelddadig, onwillekeurig spasme. Ik probeer me af te duwen, weg te kruipen van de brandende pijn, maar de man achter me is een berg van spieren en meedogenloze wil. Zijn greep op mijn heupen is als een bankschroef, hij houdt me vast, pint me op mijn plek. Na die eerste, helse invasie, trekt hij zich tergend langzaam een paar centimeter terug... en stoot dan opnieuw.
De pijn explodeert opnieuw, een nieuwe golf van misselijkmakende, scheurende pijn. "God, alsjeblieft..." pers ik eruit, maar het geluid is een onverstaanbaar, huilend gejammer in de mond van de man die me bezet. De kamer is niet stil. De rest van de roedel, die dit nieuwe, donkerste taboe ziet breken, is in een staat van razernij. Hun terughoudendheid is verdwenen, vervangen door een dierlijke, bloeddorstige lust. "Fuck ja!" schreeuwt de blonde man, zijn stem schor. "Neem haar, breek haar!" "Kijk hoe ze trilt!" "Pak die slet!" Hun stemmen zijn een lawine van vuil en aanmoediging, die de twee mannen die me in hun greep hebben, alleen maar verder opzwepen. De man achter me begint een ritme te vinden, een bruut, stampend ritme dat mijn lichaam dwingt te gehoorzamen. Elke stoot is een nieuwe golf van pijn, maar mijn lichaam, verraderlijk en gebroken, begint te reageren. De pijn wordt... anders. Het wordt een diepe, kloppende, ondraaglijke sensatie die zo overweldigend is dat mijn zenuwen het niet meer kunnen onderscheiden van genot. Het is een kortsluiting van de ziel.
Mijn ogen, wijd opengesperd, zoeken wanhopig naar de enige persoon die dit kan stoppen. Ik vind hem. Gert. Hij zit nog steeds in zijn zetel. Onbewogen. Hij houdt zijn telefoon in zijn hand. Hij filmt. Hij filmt de tranen. Hij filmt de dubbele penetratie. Hij filmt de rauwe, ongefilterde pijn en de afschuwelijke extase die op mijn gezicht vecht om voorrang. Zijn blik is die van een god, koud, objectief en volkomen onverschillig voor het lijden van zijn schepsel. Hij ziet me kijken, en zijn lippen krullen in een vage, voldane glimlach. Die glimlach. Die godverdomde glimlach. Het breekt het laatste restje verzet in mij.
De donkerharige man voor mij dwingt mijn hoofd naar zijn kruis, zijn stoten zijn onmiddellijk diep, bruut en wanhopig. Hij negeert elke poging van mij om adem te halen, om het ritme te bepalen. Dit is geen verleiding; het is een bezetting. De smaak van zijn zoute, muskusachtige huid vult mijn mond, vermengd met de bittere smaak van het bier dat nog steeds aan mijn gezicht plakt en de metaalachtige smaak van mijn eigen bloed waar ik op mijn lip heb gebeten. De achterkant van mijn keel protesteert, mijn lichaam verzet zich instinctief tegen de brute invasie. Ik kokhals, een diep, walgelijk geluid dat mijn borst doet schokken. Maar hij duwt harder, dieper, mijn kaak zo ver oprekkend dat het pijnlijk kraakt. Tranen, niet van verdriet maar van een pure, fysieke reactie op de overstimulatie en de afschuw, lopen nu onophoudelijk over mijn wangen. Mijn uitgelopen make-up – de mascara die ik vanochtend zo zorgvuldig had aangebracht – vormt zwarte, dikke banen die mijn gezicht een tragische, clowneske uitstraling geven. Ik voel me smerig, vies, volledig ontmenselijkt.
"Ja," hijgt hij, zijn stem een rauwe grom. "Goed zo." Zijn woorden, de aanmoediging van de andere mannen, de wetenschap dat Gert toekijkt en filmt, en de ondraaglijke, brandende pijn in mijn kont die langzaam verandert in een donkere, kloppende lust... het creëert een ondraaglijke kortsluiting in mijn hersenen. Ik ben gebroken. Ik ben vernederd. En ik ben op een manier opgewonden die ik nooit voor mogelijk had gehouden. Die diepe, duistere stroom van lust vecht tegen de walging en de wanhoop, en wint terrein. Mijn lichaam, verraderlijk en geconditioneerd, antwoordt op zijn brute eisen.
De man voor me voelt zijn hoogtepunt naderen. Zijn stoten worden sneller, slordiger. Hij is aan het eind van zijn latijn, zijn hele lichaam trilt van de inspanning en de naderende extase. Zijn hand in mijn haar trekt mijn hoofd nog dichterbij, dwingt me alles te nemen wat hij te geven heeft. Zijn hele lichaam verstijft, een diepe, dierlijke brul rolt uit zijn borstkas. Ik voel de onvermijdelijke, pulserende golf, de brute, onontkoombare overgave. Zijn hoogtepunt is een explosie, een hete, intense ontlading die de chaos van het moment bezegelt. Een dikke, warme stroom spuit mijn keel in, vullend, verstikkend.
Ik slik, een reflex, een poging om niet te stikken, om de lading te verwerken. Mijn lichaam protesteert, maar mijn keel gehoorzaamt. De smaak is intens, zoutig, bitterzoet, en zo overvloedig dat het me doet kokhalzen. Mijn keel doet pijn, mijn mond voelt dik en kleverig. Mijn ogen, wijd opengesperd van de pijn, de tranen, de smerigheid en de schokkende, walgelijke intensiteit van het moment, zijn nog steeds gevangen in de blik van Gert. In zijn ogen zie ik geen medelijden, geen walging, alleen een koude, harde triomf. De ultieme overwinning.
De man achter me, de man met de baard, voelt de climax van zijn kompaan. Het is zijn signaal. Een diep, dierlijk geluid, een brul die meer van een gewond dier is dan van een man, rolt uit zijn borstkas. De man die me tot nu toe met een gecontroleerde, brandende pijn heeft bewerkt, is verdwenen. Wat overblijft is een en al instinct. Zijn ritme, dat al diep en straffend was, versnelt tot een waanzinnige, dierlijke cadans. Zijn handen, die op mijn heupen rustten, grijpen me nu vast als klauwen, zijn vingers drukken diep in de zachte huid van mijn heupen. Hij geeft niet langer om de pijn die hij veroorzaakt; hij voedt zich ermee. Mijn lichaam, al op de rand van de afgrond, reageert onmiddellijk. De pijn is niet langer pijn; het is een overbelasting van elke zenuw, een kortsluiting van sensaties die mijn hersenen interpreteren als de diepst mogelijke, meest verboden vorm van genot. Ik jammer, een hoge, ononderbroken kreet.
"Ja," hijgt hij, zijn stem een beestachtige grom. "Neem het, slet. Neem alles." Hij tilt me half van de vloer, mijn knieën komen los van het hout, waardoor zijn paal een nieuwe, diepere hoek vindt. Zijn laatste stoten zijn zo diep dat ik het gevoel heb dat hij me in tweeën zal splijten. Elke stoot is een blikseminslag, een explosie van withete pijn en een donkere, pulserende lust die rechtstreeks naar mijn hersenstam schiet. Ik voel mijn eigen orgasme naderen, een golf zo krachtig en duister dat het me doodsbang maakt. En dan, met een laatste, alles verscheurende stoot, een beweging die mijn lichaam volledig overneemt en me dwingt tot een laatste, onmogelijke boog, stort hij zijn hete, dikke zaad diep in die verboden, brandende plek.
Het is een vulkaan. Een onmogelijke, brandende volheid die zich verspreidt met een kracht die me verscheurt. Mijn hele lichaam verstijft, mijn tanden klemmen op elkaar. Mijn eigen climax explodeert tegelijkertijd, een verwoestende, allesvernietigende golf die me van binnenuit vernietigt. Ik schreeuw, dit keer zonder enige remming, een lange, hoge gil van een extase die zo totaal is dat het grenst aan de dood.
Mijn lichaam stort als een lappenpop in elkaar. De man achter me trekt zich langzaam terug, zijn eigen lichaam trilt nog van de naschokken. Ik blijf achter, kokhalzend, trillend, mijn wangen nat van de tranen, het zaad en het zweet. Ik ben gebroken. Leeg. Vernietigd.
"Prachtig," hoor ik de stem van Gert. "Absoluut prachtig. Volgende." Mijn ogen, die ik net had gesloten, schieten open. Ik kan niet meer. Ik ben een leeg omhulsel. Maar er is geen ontsnappen mogelijk. Ik voel een schaduw over me vallen. Twee handen grijpen mijn schouders en rollen me ruw op mijn rug. De kamer tolt. De houten vloer, koud en nat, plakt tegen mijn ruggengraat. Ik lig daar, op mijn rug, mijn benen opengevallen in een gebaar van totale, uitgeputte overgave. Mijn armen liggen slap langs mijn zij, mijn borsten zwaar en bloot, deinen op en neer met elke schok. Mijn gezicht is nat van de tranen en het zweet, en de sporen van de climax van de vorige man glimmen op mijn kin en wangen.
De man die me heeft omgerold, knielt tussen mijn gespreide benen. Zijn ogen zijn donker, gevaarlijk, en vol van een lust die geen grenzen meer kent. Zijn blik glijdt over de kleverige, natte sporen van de eerdere mannen, over het vocht dat uit me druipt, vermengd met bloed. Hij aarzelt niet. Hij grijpt mijn enkels vast, zijn greep als een bankschroef. Hij tilt mijn benen op, trekt ze meedogenloos uit elkaar en legt ze op zijn schouders, waardoor mijn lichaam volledig wordt blootgesteld, opengebroken en kwetsbaar. Mijn poesje, rood en gezwollen van de eerdere aanvallen, gaapt open, een smekende, trillende wond. Hij duwt zich met een diepe, trage, bijna bezitterige stoot in mijn al open, maar nu verdoofde opening. De pijn van mijn anus verdrinkt in deze nieuwe, maar bekendere invasie. Hij begint te beuken, diep en krachtig, een meedogenloos ritme dat mijn hele lichaam doet schokken. Zijn ogen zijn strak gesloten in een masker van pure, dierlijke extase. Hij is niet bij mij; hij is in zijn eigen, rauwe wereld van genot.
En net wanneer zijn ritme een waanzinnige cadans bereikt, zie ik een andere schaduw over me vallen. Een tweede man, de blonde man, knielt over mijn hoofd. Ik voel zijn knieën aan weerszijden van mijn oren. Hij kijkt op me neer, niet met de blinde lust van de man die in me stoot, maar met een koude, observerende, bijna wetenschappelijke fascinatie. Zijn handen grijpen mijn haar, verstrengelen zich in de natte, kleverige lokken en trekken mijn hoofd omhoog van de vloer, waardoor mijn nek pijnlijk kraakt. Hij wil dat ik hem zie. Hij wil dat ik getuige ben. Hij is nog niet klaar, maar hij wil voelen, zien, proeven hoe ik breek. Zijn eigen, harde erectie, glinsterend van het vocht, duwt tegen mijn lippen, een hete, zoute dreiging. Maar hij dringt niet binnen. Hij heeft een ander plan. Terwijl de man boven mij zijn tempo opvoert, zijn stoten nu wanhopiger, zijn kreten dierlijker, begint de blonde man zichzelf langzaam te beroeren. Zijn hand een snelle, ritmische beweging, zijn ogen onverbiddelijk in de mijne gesloten. Hij dwingt me om toe te kijken.
De man in mij voelt zijn hoogtepunt naderen. Ik voel het in elke vezel van mijn wezen. Zijn hele lichaam verandert in een enkele, trillende spier, gespannen tot het breekpunt. Zijn dijen spannen zich aan, zijn greep op mijn lichaam wordt pijnlijk, bijna kramachtig, zijn vingers als klauwen in mijn huid. De stoten worden sneller, slordiger, een wanhopige, dierlijke cadans die niet langer door lust maar door pure, onvermijdelijke noodzaak wordt gedreven. Zijn ademhaling is niet langer een hijgen, maar een reeks korte, scherpe kreten die vlak bij mijn oor exploderen. Met een laatste, diepe grom die door de kamer echoot, verstijft zijn hele lichaam. Een brandende, interne vloedgolf trekt door hem heen, en ik voel de diepe, pulserende naschokken van zijn overgave, een hete, overvloedige stroom zaad die mijn reeds overprikkelde binnenste vult en overspoelt.
Op hetzelfde moment dat mijn lichaam zijn climax ontvangt, drukt de blonde man zijn hand hard over mijn mond. Mijn eigen gil, een reactie op de overweldigende sensatie van de man in mij, wordt gesmoord tot een verstikt, borrelend geluid. Zijn hand is ruw, de geur van zijn zweet en het bier dat aan zijn huid kleeft, is overweldigend. Hij duwt mijn hoofd terug op de vloer, en dwingt me omhoog te kijken naar zijn gezicht. Zijn ogen branden van een perverse, goddelijke macht. Hij kijkt niet naar de man die in me is; hij kijkt naar mij. Hij kijkt hoe mijn lichaam schokt en trilt onder de laatste stuiptrekkingen van de man wiens lichaam nu in mij verstilt. Hij is een voyeur, niet van de daad, maar van mijn reactie. Hij voedt zich met mijn weerloze, trillende overgave.
Ik lig daar en kijk de blonde man vragend aan. Ik kan niet bewegen. Ik kan niet ontsnappen. Ik kan niks anders dan kijken. En ik weet wat komen gaat. De lucht knettert van zijn onuitgesproken, onvermijdelijke daad. Hij brengt zijn hand naar voren, zijn vingers trillen van de spanning. Hij begint zichzelf te beroeren, zijn ogen nooit de mijne verlatend. Hij dwingt me om getuige te zijn van de rauwe, onbeschaamde bron van zijn opwinding. Hij brult, zijn hele lichaam verstijft. Zijn climax is een explosie, een daad van pure, onversneden dominantie, een hete, dikke lading die hij over mijn gezicht spuit. Ik sluit mijn ogen, maar het is te laat. Ik voel de hete, dikke stralen op mijn wangen, mijn voorhoofd, het vermengt zich met de tranen van pijn en extase. Het plakt in mijn wimpers en druipt langs mijn neus. Hij blijft komen, een eindeloze stroom, me onderspuitend met zijn triomf, me brandmerkend als zijn bezit.
En dan is de kamer stil, op het geluid van de hijgende mannen na. En het zachte, ritmische klikken van de camera van Gert, die alles, elke druppel, elke traan, elke spasme, heeft vastgelegd. De zes mannen staan nu in een kring, zwetend, hijgend, hun lust vervangen door een diep, ongemakkelijk gevoel van schaamte en ongeloof. Ik lig in het midden, een verwoest wezen. En het enige wat nog beweegt, is de man die uit zijn zetel opstaat. Gert. Hij loopt langzaam de kring binnen. De zes mannen deinzen voor hem achteruit. Hij heeft nog steeds zijn broek aan. Zijn taak als regisseur is volbracht. Nu is het zijn beurt. Hij komt bij me staan en kijkt op me neer. Op zijn werk. Op zijn creatie. "Prachtig," fluistert hij. Kalm, gecontroleerd en vol van een angstaanjagende, nieuwe macht. Hij grijpt mijn kin vast, zijn vingers hard, en dwingt me hem aan te kijken. "Jij," fluistert hij, zijn stem een lage, gevaarlijke grom. "Jij bent van mij." Zijn andere hand vindt zijn eigen broek. Zonder zijn ogen van de mijne af te wenden, maakt hij zijn rits open. Zijn erectie is een laatste, onverbiddelijke getuigenis van de duistere reis die hij heeft afgelegd. Dit is geen daad van lust. Dit is geen gedeeld genot. Dit is een branding. Een laatste, onbreekbare zegel op onze nieuwe realiteit.
Hij duwt zich in me, dwars door de kleverige resten van de andere mannen heen. Het voelt anders. Het is niet heet en geil. Het is ijskoud en bezitterig. Zijn stoten zijn niet snel, maar traag, diep en afgemeten, alsof hij zijn naam in mijn ziel kerft. Ik schreeuw niet. Ik kan niet. Ik kan alleen maar staren. Met een laatste, diepe stoot, komt hij klaar. Een laatste, hete golf van overgave die de talloze andere offers in mij verzegelt. Hij trekt zich terug en staat op, zijn broek nog open. Hij kijkt op me neer, op mijn besmeurde, trillende, gebroken lichaam. Een klein, voldaan glimlachje speelt om zijn lippen.
Dan loopt hij naar de frigo in de keuken. Hij pakt niet één, maar zeven flesjes bier. Hij geeft ze één voor één aan zijn vrienden. Hij komt voor me staan, zijn eigen flesje in zijn hand. "Je bent vies," fluistert hij, zijn stem een lage, schorre grom. "Tijd om je schoon te maken." Voordat ik kan reageren, opent hij het flesje. Het pssst van het openen is een scherp, sissend geluid. Hij kantelt het. Een ijskoude, gouden stroom raakt mijn lichaam. De schok is een explosie. Het ijskoude bier op mijn oververhitte huid doet me met een scherpe, sissende ademtocht naar adem snakken. Mijn hele lichaam trekt samen in een rilling die pure, onversneden lust is. De gouden vloeistof loopt over mijn borst, en baant zich een weg langs mijn ribben en buik.
Dan begint het pas echt. De mannen beginnen hun flesjes bier over me uit te gieten. Het is geen zacht stroompje. Het is een stortvloed. Van alle kanten. Een ijskoude golf landt op mijn schouders en stroomt over mijn rug. Een andere man giet de inhoud van zijn flesje langzaam over mijn hoofd. De bittere, schuimende vloeistof loopt door mijn haar, in mijn ogen, die ik dichtknijp. Het brandt, maar het deert me niet. Ik voel het schuim in mijn oren, de koude stroompjes die langs mijn slapen en over mijn wangen naar beneden druipen.
Ik ben niet langer een vrouw. Ik ben een object in een nat T-shirt-contest, maar dan zonder het T-shirt. Ik ben hun speeltje, hun project. Ze dopen me in hun mannelijkheid, markeren me met hun geur. Binnen enkele seconden ben ik volledig doorweekt. Mijn haar plakt in zware, natte strengen tegen mijn gezicht en nek. Mijn huid is bedekt met een kleverige, glimmende laag. Het bier vormt kleine plasjes in de kuiltjes van mijn sleutelbeenderen, stroomt in riviertjes over mijn buik en verzamelt zich in een koude, natte poel tussen mijn benen, zich vermengend met mijn eigen vocht. De kou van het bier en de brandende hitte van mijn eigen opwinding voeren een oorlog op mijn huid. Ik tril oncontroleerbaar, niet van de kou, maar van de pure, overweldigende extase van deze ultieme vernedering. Een diepe, jammerende kreun ontsnapt onophoudelijk aan mijn lippen.
Als de laatste fles leeg is, heerst er een moment van stilte. Ik kniel daar, een druipend, kleverig, trillend hoopje overgave. Ik open mijn ogen en kijk door mijn natte wimpers naar de kring van mannen. Hun gezichten zijn verwrongen van de lust, hun ogen branden.
“Wat een puinhoop!” De stem van Gert is ijskoud. Hij wijst met zijn voet naar de glinsterende, smerige plas op de vloer waarin ik lig. "Laat ze alles van de grond oplikken," klinkt het. De woorden zijn een zweepslag. Een golf van nieuwe, donkere, perverse opwinding trekt door de kamer. Ik hoor een paar mannen scherp naar adem happen. Dit is een nieuw niveau. Een afdaling naar een diepere, donkerdere laag van de hel waar ze niet eens van hadden durven dromen.
Ik til mijn hoofd op, mijn natte haar plakt aan mijn gezicht. Ik kijk naar Gert, mijn ogen een stille, smekende vraag. Maar zijn gezicht is van graniet. Er is geen genade. Alleen een koude, onverbiddelijke wil. Ik begrijp het. Dit is het laatste sacrament. De ultieme boetedoening.
Langzaam, met spieren die schreeuwen van de uitputting, duw ik mezelf op handen en knieën. Ik ben niet langer een vrouw. Ik ben een dier. Ik kijk naar de vloer. Het is een walgelijke, glinsterende cocktail van goudblond bier, wit schuim en de dikkere, parelmoeren sporen van de climaxen die hun doel hebben gemist. De scherpe, gistachtige geur van het bier vermengt zich met de muskusachtige, zoute geur van zaad.
Ik lik, methodisch en efficiënt, mijn tong die schone paden trekt door de smerige chaos die de mannen hebben achtergelaten. Mijn lichaam protesteert. Mijn knieën zijn rauw, mijn rug is stijf, elke spier schreeuwt om rust. Maar er is geen rust. Er is alleen dit. Ik zit op handen en voeten, volledig besmeurd. Mijn haar plakt in vette slierten aan mijn gezicht, mijn borsten zijn bedekt met een glimmende laag van hun overgave, mijn buik glinstert. De geur van hun lust, nu vermengd met mijn eigen diepe, onuitputtelijke geilheid, is verstikkend.
Mijn borsten hangen naar beneden, zwaar en slap, bijna de vloer rakend terwijl ik mijn werk doe. Ze zijn bedekt met een melkachtige, iriserende laag. Mijn plekje tussen mijn benen is volkomen blootgesteld, een open, natte, smekende mond die naar de grond wijst, glimmend van mijn eigen vocht en de restanten van hun sperma. Het is een publieke tentoonstelling van mijn schaamte en mijn onverzadigbare verlangen.
De stilte, die net nog zo zwaar was, wordt nu doorbroken door een nieuw geluid. Eerst zachtjes, dan luider. De mannen lachen. Het is geen gemeen gelach, maar een diepe, tevreden, bijna dierlijk geluid. Het is het geluid van pure triomf, het geluid van de jagers die de prooi zien doen wat hen is opgedragen. En dan begint het geluid van de camera's. Meerdere klikken, snel achter elkaar. Telefoons worden omhooggehouden. Flitsen lichten de kamer op, vangen mijn besmeurde gezicht, mijn hangende borsten, mijn opengelegde schaamte. Ze leggen het allemaal vast. Als een bewijs. Als een trofee.
Ik voel de hitte in mijn wangen, maar het is niet van schaamte. Het is een koorts, een waanzin. Hun gelach, hun foto's, het voedt een donkere, onstuitbare stroom van opwinding diep in mij. Dit is het. Dit is de diepste vernedering, de meest complete overgave. En het is het meest geile wat ik ooit heb meegemaakt. De smaak van de vloer, de geur van hun lust, hun lachende gezichten boven me... het is allemaal te veel. Mijn lichaam trilt, de spieren in mijn benen en armen schreeuwen om een einde. Maar het einde komt niet van buitenaf. Het komt van binnenuit.
Terwijl ik een schone baan lik over het hout, terwijl het geluid van hun lachen en de klikken van hun camera's om me heen exploderen, voel ik een nieuwe, onweerstaanbare drang opkomen. Een diepe, pulserende hitte tussen mijn benen eist aandacht. Langzaam, met een beweging die zowel uitgeput als vastberaden is, laat ik mijn linkerhand van de vloer zakken. Mijn vingers, nog kleverig van het bier en het zaad, vinden mijn eigen natte, gezwollen plekje.
Ik begin mezelf te vingeren. Het is geen zachte aanraking. Het is hard, gehaast, bijna gewelddadig. Mijn vingers graven zich in mijn eigen vlees, zoekend naar de ontsnapping die ik hen verschuldigd ben. Ik duw ze diep, trek ze terug, mijn ritme hard en veeleisend. Een scherpe, jammerende kreun ontsnapt mijn lippen, maar hij wordt overstemd door hun luidere gelach.
Dit is het laatste. De ultieme, egoïstische daad van verzet en overgave tegelijkertijd. Ik lig daar, publiekelijk vernederd, hun vuil oplikkend, en ik neem het laatste beetje genot dat ik mezelf kan geven. De golf van extase is zo totaal, zo rauw, dat het mijn hele zenuwstelsel frituurt. Ik schok en stuiptrek op de vloer, mijn kreten smorend in mijn eigen keel, terwijl mijn vingers een laatste, wanhopig ritme voltooien. Ik lig daar, publiekelijk vernederd, hun vuil oplikkend, en ik neem het laatste beetje genot dat ik mezelf kan geven. Mijn overwinning. Hun overwinning. Het orgasme is het meest totale, het meest rauwe dat ik ooit heb gevoeld, een versmelting van de diepste schaamte en de hoogste macht.
En dan... stilte. De naschokken ebben weg, en het enige wat overblijft is het geluid van mijn eigen, zware, hijgende ademhaling. Het gelach van de mannen is weggestorven. Het klikken van de camera's zijn gestopt. Ik open mijn ogen. De sfeer is omgeslagen. De hitte van de lust is vervangen door een kille, ongemakkelijke leegte. Ze kijken naar me, niet langer met honger, maar met een vreemde, lege blik. De show is voorbij. De godin is gevallen, en wat overblijft is een kleverig, besmeurd, trillend hoopje vrouw op de vloer.
"Genoeg," zegt Gert, zijn stem plotseling zakelijk. Hij veegt zijn handen af aan zijn broek. "Ruim je rommel op en rot op." Zijn woorden zijn harder dan een klap. De betovering is verbroken. Ik ben geen koningin, geen priesteres. Ik ben afval. Ruwe handen grijpen me vast. Ze zijn niet langer begerig, maar ongeduldig. Ze sleuren me overeind, mijn benen werken nauwelijks mee. Ik krijg mijn rokje en topje in mijn handen geduwd. "Kleed je aan. In de gang."
Ze duwen mij de deur uit, de woonkamer uit, naar de kille, donkere gang. De deur slaat met een harde, definitieve klap achter me dicht. Ik hoor het geluid van de televisie die harder wordt gezet, gevolgd door een plotseling, luid gelach om iets op het scherm. Het is voorbij. Alsof het nooit is gebeurd. Ik sta daar, naakt, trillend van de kou en de adrenalinecrash.
Ik loop naar huis. Een half uur wandelen. Elke stap is een marteling. De koele, vochtige nachtlucht is een schok op mijn oververhitte, kleverige huid. Mijn kleren – het lederen rokje, het klamme topje, plakken aan me vast als een walgelijke, tweede huid. De geur. God, de geur. Het is een misselijkmakende cocktail van lauw bier, zoutig zweet, de scherpe, dierlijke geur van opwinding, en de onmiskenbare, weeë geur van zaad. Het is mijn geur. De straat is stil. Doodstil. Een lantaarnpaal werpt een kille, oranje gloed op het natte asfalt. Ik voel me een alien, een monster dat uit een donkere, verborgen wereld is gekropen. Mijn knieën zijn rauw en schraal van de houten vloer. Mijn dijen plakken aan elkaar. Mijn hele lichaam is een pijnlijke, kloppende massa, en met elke stap voel ik een diepe, brandende, scheurende pijn. De pijn van de man met de baard. De pijn van Gerts laatste, bezitterige, ijskoude daad.
En terwijl ik loop, begint de paniek. De adrenaline die me urenlang op de been hield, die de pijn, de walging en de vernedering omzette in een perverse, duistere extase, trekt zich in één keer terug, als een eb die de kustlijn kaal en kwetsbaar achterlaat. Het laat een gapend, ijskoud gat achter, gevuld met een verlammende, misselijkmakende realisatie. Het is allemaal uit de hand gelopen. Het was een totale en onherroepelijke vernietiging van alles wat ik dacht te zijn, van elke grens die ik ooit had gekend.
Ik sla de hoek om. Mijn straat. Onze straat. De vertrouwde lantaarns, de geparkeerde auto's, het stille, burgerlijke fatsoen. En daar, aan het einde, zie ik mijn huis. Het licht in de woonkamer brandt. Hij is wakker. En de paniek wordt een lawine. Het is geen abstracte angst meer; het is een fysieke, verpletterende kracht. Mijn maag keert zich om. Ik moet stoppen, leun tegen een koude, natte bakstenen muur, mijn ademhaling een reeks korte, schokkende snikken. Ik proef de bittere smaak van bier en gal, vermengd met de weeë, zoute nasmaak van de mannen.
Mijn man Kristof wacht thuis op mij. Kristof. De naam voelt als een vreemd, vergeten woord op mijn tong. Kristof, met zijn vriendelijke, bezorgde ogen, zijn zachte handen die me vanochtend nog koffie brachten. Zijn onwrikbare, naïeve vertrouwen in ons 'spelletje'. Ik zie zijn gezicht voor me toen ik vertrok, de kus die hij me gaf, zijn warme lippen tegen de mijne. "Amuseer je," had hij gezegd. "Maar wees voorzichtig." Zijn stem echoot in mijn hoofd, een spookachtige herinnering aan een wereld die niet meer bestaat.
Zijn ene regel. De enige, heilige, onbreekbare regel in ons perverse universum. Hij had een grens gesteld: geen seks. Geen penetratie. Kijken, plagen, vernederd worden, misschien zelfs vingeren... dat was het spel. Dat was de afspraak. Dat was de lijn die ons veilig hield, die ons toestond te spelen zonder onszelf te verliezen. Ik stop. Ik kan niet meer ademen. Ik sta aan de overkant van de straat, starend naar mijn eigen voordeur, het warme, veilige licht dat nu voelt als een oordelend zoeklicht. Geen seks. Ik voel het zaad van de blonde man nog diep in me, een lauwe, kleverige vloeistof die zich mengt met de climax van Gert zelf. Ik voel de brandende, scheurende pijn in mijn kont, een schreeuwend, onmiskenbaar, fysiek bewijs van het ultieme verraad. Ik proef de nasmaak van de donkerharige man in mijn keel, een walging die ik niet kan doorslikken.
Hoe kan ik hem onder ogen komen? Ik ben niet alleen ver gegaan. Ik ben te ver gegaan. Ik heb de afspraak niet gebroken; ik heb ze verpulverd. Ik heb hem niet zomaar bedrogen. Ik heb hem verraden op een niveau dat geen woorden kent. Ik heb de enige grens die onze realiteit bij elkaar hield, niet overschreden; ik heb ze vernietigd, in brand gestoken, en de as uitgestrooid. Het afgrijzen rolt over me heen, een fysieke golf van misselijkheid. Ik buig voorover en braak, een waterige, bittere stroom gal en bier spat op het donkere trottoir. Het is een nutteloze poging tot reiniging. Ik ben kapot van schuldgevoel. Het is een fysiek gewicht, een steen in mijn maag, een ijzeren band om mijn borst. De opwinding van daarnet, die donkere, geile extase? Het lijkt nu een walgelijke, leugenachtige droom. Dit is de realiteit: de kou, de pijn, de geur, en de man die achter die deur wacht.
Ik kijk naar mijn handen, die trillen in het maanlicht. Wat moet ik doen? Douchen? Hoe schrob je dit van je af? Hoe was je de geur van zes, zeven, acht mannen uit je huid, uit je haar, uit je ziel? Hoe verberg ik de pijn als ik ga zitten? Hoe verberg ik de schaamte en het verraad in mijn ogen? Hoe kan ik dit ooit goedmaken?
Het antwoord is een ijskoude, verlammende zekerheid. Ik kan dit niet goedmaken. Er is geen "goed" meer. Er is geen "terug". Ik kan niet binnenlopen en zeggen: "Het spijt me, het is uit de hand gelopen." De vrouw die vanavond Gerts huis verliet, is niet dezelfde vrouw die Kristof vanmiddag uitwuifde. En die nieuwe vrouw, dit trillende, besmeurde, gebroken hoopje mens, moet nu de sleutel in het slot steken en de man onder ogen komen wiens vertrouwen ze zojuist volledig heeft vernietigd. Ik veeg mijn mond af met de rug van mijn trillende hand. Ik zet een eerste, wankele stap naar de voordeur. De sleutel voelt als een blok ijs in mijn hand. Ik steek hem in het slot. Het geluid is oorverdovend luid in de stille straat.
De deur zwaait open. En daar staat hij. In de gang. Alsof hij heeft gewacht. Hij draagt zijn pyjamabroek en een T-shirt. Hij kijkt me aan, zijn gezicht vol van een vragende, liefdevolle bezorgdheid. "Hé schat, je bent laat. Ging het..." Zijn stem sterft weg. Zijn glimlach bevriest. Hij ziet het. Hij ziet het natte, verwarde haar. Hij ziet de uitgelopen, zwarte tranen van mascara over mijn wangen. Hij ziet de vlekken op mijn topje. Hij ruikt de overweldigende, vreemde stank van bier en seks en zweet die als een wolk om me heen hangt. Hij ziet de manier waarop ik loop, houterig, pijnlijk. Hij ziet alles. En in zijn ogen, die vriendelijke, zachte ogen, zie ik de bezorgdheid veranderen in verwarring. En dan, in een fractie van een seconde, in een afschuwelijke, onomkeerbare flits van begrip, zie ik de verwarring veranderen in pure, gebroken afgrijzen.
"Leen...?" fluistert hij. Het is geen beschuldiging. Het is niet eens een vraag. Het is een geluid. Het geluid dat een mens maakt wanneer hij ziet hoe datgene wat hem het dierbaarst is, voor zijn ogen wordt geslacht. Het is het geluid van zijn ziel die in tweeën scheurt, een zachte, verstikte kreet van ongeloof en een pijn die zo diepgaat dat het geen volume heeft.
En dat geluid is de schakelaar. De adrenaline, de waanzin, de donkere, perverse extase van de afgelopen uren... het klapt in één keer om. De ijskoude, verlammende realiteit slaat me met de kracht van een voorhamer in mijn middenrif. De lawine die zich in mij had opgebouwd, breekt los. Het is geen zacht ineenstorten. Het is een gewelddadige val. Mijn benen verliezen alle kracht en ik stort op de deurmat, mijn knieën die met een harde, doffe klap op de kokosvezels slaan. Een nieuwe, scherpe, fysieke pijn die verbleekt bij de apocalyps die in mijn borstkas woedt.
Ik jammer. Een rauw, dierlijk, bijna onherkenbaar geluid wringt zich uit mijn keel. Het is de "nee" die ik urenlang niet kon vinden, de "nee" die ik had moeten schreeuwen toen de eerste hand mijn rug raakte, toen de schoen op mijn hand drukte, toen de eerste paal me binnendrong. De geur. God, de geur. Mijn eigen geur, vermengd met de stank van lauw bier, zweet en de weeë, onmiskenbare, zoute geur van zaad. Zaad. Niet van één man, maar van zovelen. Het stijgt op van mijn kleren, uit mijn haar, van mijn huid. Ik kokhals, de zure smaak van gal en verraad brandt in mijn keel, vermengd met de nasmaak van de mannen die mijn mond hebben geschonden.
Want ik besef dat ik dit nooit meer goed kan maken. Het is geen gedachte. Het is een feit, zo koud en hard als de vloer onder me. Dit is de totale vernieling van wat ik dacht te hebben. Dat veilige, warme licht van de woonkamer? Dat was ons leven. Onze grapjes, ons vertrouwen, ons perverse, maar veilige spel. En ik heb het zojuist eigenhandig gedoofd met de smerigste vloeistoffen die er bestaan.
En ik voel het. Ik voel het zaad van Gert en de anderen nog diep in mij, een lauwe, kleverige vloeistof die een brandend spoor van mijn verraad trekt. Ik voel de gescheurde, brandende pijn in mijn kont, een schreeuwend, onuitwisbaar bewijs dat ik zijn grens niet heb gerespecteerd, maar heb laten verpulveren. Ik heb hem verraden. Ik heb hem verraden met zeven mannen. Ik heb hem verraden met elke ademtocht, elke kreet van genot, elke foto die ik heb laten nemen. De pijn is allesverslindend. Afgrijselijk. Het is niet de pijn van mijn knieën op de mat, of de brand in mijn anus. Het is de pijn van zijn ogen. Ik durf niet op te kijken. Ik kan de man van wie ik hou, de enige man die er echt toe doet, niet onder ogen komen terwijl ik de geur, het vocht en het bewijs van een heel universum van walging op mijn huid en in mijn lichaam draag.
Ik heb de vrouw van wie hij hield, de vrouw die "voorzichtig zou zijn", vermoord in die kamer. En dit... dit jammerende, besmeurde, kokhalzende, gebroken ding op de vloer... is wat er overblijft. Ik hoor een geluid boven me. Een scherp, ingehouden geluid, alsof hij stikt. Alsof hij probeert te ademen maar de lucht zelf is vergiftigd door mijn aanwezigheid.
Dat geluid is de bevestiging. Het is het einde. Het is voorbij. En het is allemaal mijn eigen, afschuwelijke, onvergeeflijke schuld.
- - -
Benieuwd naar de vrouw achter dit verhaal? Abonneer je dan op de nieuwsbrief door mij een mail te sturen. Mijn emailadres vind je op mijn profielpagina.
Maar de invasie komt niet. In plaats daarvan hoor ik een laag geluid van pure walging. "Godverdomme..." Ik open mijn ogen, verward. Ik draai mijn hoofd en kijk hem vragend aan. Zijn gezicht is een masker van afkeer. Hij wijst naar beneden. Terwijl ik daar kniel, trillend van de naschokken, is een dikke, parelmoeren druppel zaad van de vorige man uit mijn poesje ontsnapt. Het ligt op de propere houten vloer als een obsceen, glinsterend juweel. "Wat een smeerlapperij," gromt hij en hij trekt zijn neus op. "Ik ga mijn pik echt niet steken in de rotzooi van een ander." Een bizarre, ijskoude flits van hoop schiet door me heen. Is het voorbij? Is dit de grens?
Maar zijn blik, vol walging, glijdt van de druppel op de vloer naar mijn billen, die nog steeds in de lucht steken, hoog en uitdagend. Zijn ogen worden donkerder. Een langzame, wrede glimlach trekt over zijn lippen. "Maar dit..." fluistert hij, zijn stem nu dik van een nieuw, donkerder verlangen, "...dit is nog wel proper.” Voordat ik kan reageren, voel ik zijn twee handen op mijn kont. Zijn greep is als een bankschroef, bruut en bezitterig. Hij trekt mijn billen hard naar achteren en duwt ze met zijn duimen ruw uiteen, mijn meest intieme, onvoorbereide plek blootstellend aan de koude lucht.
Een golf van ijskoude, blinde paniek, veel sterker dan alle lust die ik tot nu toe heb gevoeld, schiet door mijn lichaam. "Nee," pers ik eruit, mijn stem een gesmoorde kreet. "Niet daar... alsjeblieft... dat niet..." "Dacht je dat je mocht kiezen?" lacht hij, een kort, wreed geluid. Terwijl deze nieuwe, afschuwelijke realiteit achter me vorm krijgt, hoor ik plotseling beweging voor me. De donkerharige man, zijn gezicht een strak masker van ongeduldige lust, kruipt voor me op de vloer. Hij komt recht voor me, als een roofdier dat zijn prooi insluit.
Hij zegt niets. Hij grijpt mijn haar, een ruwe vuist vol, en trekt mijn hoofd met een gewelddadige ruk omhoog van de vloer. Mijn mond opent zich in een stille schreeuw van pijn en verrassing. Hij wacht niet. Hij duwt zijn eigen, harde, zoute paal in mijn open mond, mijn schreeuw smorend, mijn kaak pijnlijk oprekkend. Hij gebruikt mijn mond, zijn stoten zijn diep en wanhopig. Ik ben aan hen overgeleverd. Totaal. Een man die mijn mond bezet, mijn hoofd vastgeklemd in zijn greep, en de dreiging van de man achter me. Ik hoor het onmiskenbare geluid van de man met de baard die in zijn hand spuugt. Ik voel de natte, hete vloeistof op mijn strakke, smekende ingang.
En dan, met een enkele, onverbiddelijke, brandende stoot, duwt hij zich in mij. De pijn is een blikseminslag. Witheet, alles-vernietigend. Het scheurt door me heen, een brandend zwaard dat elke gedachte aan lust, elke herinnering aan opwinding, in één klap vernietigt. Ik probeer te schreeuwen, een oerkreet van pure, dierlijke paniek, maar mijn mond is gevuld. De man voor me, de donkerharige, neemt mijn verstikte, kokhalzende geluid als een aanmoediging. Hij stoot dieper, zijn ritmeis wanhopig en bruut, zijn hand in mijn haar houdt mijn hoofd meedogenloos op zijn plaats. Mijn hele lichaam kromt zich in een gewelddadig, onwillekeurig spasme. Ik probeer me af te duwen, weg te kruipen van de brandende pijn, maar de man achter me is een berg van spieren en meedogenloze wil. Zijn greep op mijn heupen is als een bankschroef, hij houdt me vast, pint me op mijn plek. Na die eerste, helse invasie, trekt hij zich tergend langzaam een paar centimeter terug... en stoot dan opnieuw.
De pijn explodeert opnieuw, een nieuwe golf van misselijkmakende, scheurende pijn. "God, alsjeblieft..." pers ik eruit, maar het geluid is een onverstaanbaar, huilend gejammer in de mond van de man die me bezet. De kamer is niet stil. De rest van de roedel, die dit nieuwe, donkerste taboe ziet breken, is in een staat van razernij. Hun terughoudendheid is verdwenen, vervangen door een dierlijke, bloeddorstige lust. "Fuck ja!" schreeuwt de blonde man, zijn stem schor. "Neem haar, breek haar!" "Kijk hoe ze trilt!" "Pak die slet!" Hun stemmen zijn een lawine van vuil en aanmoediging, die de twee mannen die me in hun greep hebben, alleen maar verder opzwepen. De man achter me begint een ritme te vinden, een bruut, stampend ritme dat mijn lichaam dwingt te gehoorzamen. Elke stoot is een nieuwe golf van pijn, maar mijn lichaam, verraderlijk en gebroken, begint te reageren. De pijn wordt... anders. Het wordt een diepe, kloppende, ondraaglijke sensatie die zo overweldigend is dat mijn zenuwen het niet meer kunnen onderscheiden van genot. Het is een kortsluiting van de ziel.
Mijn ogen, wijd opengesperd, zoeken wanhopig naar de enige persoon die dit kan stoppen. Ik vind hem. Gert. Hij zit nog steeds in zijn zetel. Onbewogen. Hij houdt zijn telefoon in zijn hand. Hij filmt. Hij filmt de tranen. Hij filmt de dubbele penetratie. Hij filmt de rauwe, ongefilterde pijn en de afschuwelijke extase die op mijn gezicht vecht om voorrang. Zijn blik is die van een god, koud, objectief en volkomen onverschillig voor het lijden van zijn schepsel. Hij ziet me kijken, en zijn lippen krullen in een vage, voldane glimlach. Die glimlach. Die godverdomde glimlach. Het breekt het laatste restje verzet in mij.
De donkerharige man voor mij dwingt mijn hoofd naar zijn kruis, zijn stoten zijn onmiddellijk diep, bruut en wanhopig. Hij negeert elke poging van mij om adem te halen, om het ritme te bepalen. Dit is geen verleiding; het is een bezetting. De smaak van zijn zoute, muskusachtige huid vult mijn mond, vermengd met de bittere smaak van het bier dat nog steeds aan mijn gezicht plakt en de metaalachtige smaak van mijn eigen bloed waar ik op mijn lip heb gebeten. De achterkant van mijn keel protesteert, mijn lichaam verzet zich instinctief tegen de brute invasie. Ik kokhals, een diep, walgelijk geluid dat mijn borst doet schokken. Maar hij duwt harder, dieper, mijn kaak zo ver oprekkend dat het pijnlijk kraakt. Tranen, niet van verdriet maar van een pure, fysieke reactie op de overstimulatie en de afschuw, lopen nu onophoudelijk over mijn wangen. Mijn uitgelopen make-up – de mascara die ik vanochtend zo zorgvuldig had aangebracht – vormt zwarte, dikke banen die mijn gezicht een tragische, clowneske uitstraling geven. Ik voel me smerig, vies, volledig ontmenselijkt.
"Ja," hijgt hij, zijn stem een rauwe grom. "Goed zo." Zijn woorden, de aanmoediging van de andere mannen, de wetenschap dat Gert toekijkt en filmt, en de ondraaglijke, brandende pijn in mijn kont die langzaam verandert in een donkere, kloppende lust... het creëert een ondraaglijke kortsluiting in mijn hersenen. Ik ben gebroken. Ik ben vernederd. En ik ben op een manier opgewonden die ik nooit voor mogelijk had gehouden. Die diepe, duistere stroom van lust vecht tegen de walging en de wanhoop, en wint terrein. Mijn lichaam, verraderlijk en geconditioneerd, antwoordt op zijn brute eisen.
De man voor me voelt zijn hoogtepunt naderen. Zijn stoten worden sneller, slordiger. Hij is aan het eind van zijn latijn, zijn hele lichaam trilt van de inspanning en de naderende extase. Zijn hand in mijn haar trekt mijn hoofd nog dichterbij, dwingt me alles te nemen wat hij te geven heeft. Zijn hele lichaam verstijft, een diepe, dierlijke brul rolt uit zijn borstkas. Ik voel de onvermijdelijke, pulserende golf, de brute, onontkoombare overgave. Zijn hoogtepunt is een explosie, een hete, intense ontlading die de chaos van het moment bezegelt. Een dikke, warme stroom spuit mijn keel in, vullend, verstikkend.
Ik slik, een reflex, een poging om niet te stikken, om de lading te verwerken. Mijn lichaam protesteert, maar mijn keel gehoorzaamt. De smaak is intens, zoutig, bitterzoet, en zo overvloedig dat het me doet kokhalzen. Mijn keel doet pijn, mijn mond voelt dik en kleverig. Mijn ogen, wijd opengesperd van de pijn, de tranen, de smerigheid en de schokkende, walgelijke intensiteit van het moment, zijn nog steeds gevangen in de blik van Gert. In zijn ogen zie ik geen medelijden, geen walging, alleen een koude, harde triomf. De ultieme overwinning.
De man achter me, de man met de baard, voelt de climax van zijn kompaan. Het is zijn signaal. Een diep, dierlijk geluid, een brul die meer van een gewond dier is dan van een man, rolt uit zijn borstkas. De man die me tot nu toe met een gecontroleerde, brandende pijn heeft bewerkt, is verdwenen. Wat overblijft is een en al instinct. Zijn ritme, dat al diep en straffend was, versnelt tot een waanzinnige, dierlijke cadans. Zijn handen, die op mijn heupen rustten, grijpen me nu vast als klauwen, zijn vingers drukken diep in de zachte huid van mijn heupen. Hij geeft niet langer om de pijn die hij veroorzaakt; hij voedt zich ermee. Mijn lichaam, al op de rand van de afgrond, reageert onmiddellijk. De pijn is niet langer pijn; het is een overbelasting van elke zenuw, een kortsluiting van sensaties die mijn hersenen interpreteren als de diepst mogelijke, meest verboden vorm van genot. Ik jammer, een hoge, ononderbroken kreet.
"Ja," hijgt hij, zijn stem een beestachtige grom. "Neem het, slet. Neem alles." Hij tilt me half van de vloer, mijn knieën komen los van het hout, waardoor zijn paal een nieuwe, diepere hoek vindt. Zijn laatste stoten zijn zo diep dat ik het gevoel heb dat hij me in tweeën zal splijten. Elke stoot is een blikseminslag, een explosie van withete pijn en een donkere, pulserende lust die rechtstreeks naar mijn hersenstam schiet. Ik voel mijn eigen orgasme naderen, een golf zo krachtig en duister dat het me doodsbang maakt. En dan, met een laatste, alles verscheurende stoot, een beweging die mijn lichaam volledig overneemt en me dwingt tot een laatste, onmogelijke boog, stort hij zijn hete, dikke zaad diep in die verboden, brandende plek.
Het is een vulkaan. Een onmogelijke, brandende volheid die zich verspreidt met een kracht die me verscheurt. Mijn hele lichaam verstijft, mijn tanden klemmen op elkaar. Mijn eigen climax explodeert tegelijkertijd, een verwoestende, allesvernietigende golf die me van binnenuit vernietigt. Ik schreeuw, dit keer zonder enige remming, een lange, hoge gil van een extase die zo totaal is dat het grenst aan de dood.
Mijn lichaam stort als een lappenpop in elkaar. De man achter me trekt zich langzaam terug, zijn eigen lichaam trilt nog van de naschokken. Ik blijf achter, kokhalzend, trillend, mijn wangen nat van de tranen, het zaad en het zweet. Ik ben gebroken. Leeg. Vernietigd.
"Prachtig," hoor ik de stem van Gert. "Absoluut prachtig. Volgende." Mijn ogen, die ik net had gesloten, schieten open. Ik kan niet meer. Ik ben een leeg omhulsel. Maar er is geen ontsnappen mogelijk. Ik voel een schaduw over me vallen. Twee handen grijpen mijn schouders en rollen me ruw op mijn rug. De kamer tolt. De houten vloer, koud en nat, plakt tegen mijn ruggengraat. Ik lig daar, op mijn rug, mijn benen opengevallen in een gebaar van totale, uitgeputte overgave. Mijn armen liggen slap langs mijn zij, mijn borsten zwaar en bloot, deinen op en neer met elke schok. Mijn gezicht is nat van de tranen en het zweet, en de sporen van de climax van de vorige man glimmen op mijn kin en wangen.
De man die me heeft omgerold, knielt tussen mijn gespreide benen. Zijn ogen zijn donker, gevaarlijk, en vol van een lust die geen grenzen meer kent. Zijn blik glijdt over de kleverige, natte sporen van de eerdere mannen, over het vocht dat uit me druipt, vermengd met bloed. Hij aarzelt niet. Hij grijpt mijn enkels vast, zijn greep als een bankschroef. Hij tilt mijn benen op, trekt ze meedogenloos uit elkaar en legt ze op zijn schouders, waardoor mijn lichaam volledig wordt blootgesteld, opengebroken en kwetsbaar. Mijn poesje, rood en gezwollen van de eerdere aanvallen, gaapt open, een smekende, trillende wond. Hij duwt zich met een diepe, trage, bijna bezitterige stoot in mijn al open, maar nu verdoofde opening. De pijn van mijn anus verdrinkt in deze nieuwe, maar bekendere invasie. Hij begint te beuken, diep en krachtig, een meedogenloos ritme dat mijn hele lichaam doet schokken. Zijn ogen zijn strak gesloten in een masker van pure, dierlijke extase. Hij is niet bij mij; hij is in zijn eigen, rauwe wereld van genot.
En net wanneer zijn ritme een waanzinnige cadans bereikt, zie ik een andere schaduw over me vallen. Een tweede man, de blonde man, knielt over mijn hoofd. Ik voel zijn knieën aan weerszijden van mijn oren. Hij kijkt op me neer, niet met de blinde lust van de man die in me stoot, maar met een koude, observerende, bijna wetenschappelijke fascinatie. Zijn handen grijpen mijn haar, verstrengelen zich in de natte, kleverige lokken en trekken mijn hoofd omhoog van de vloer, waardoor mijn nek pijnlijk kraakt. Hij wil dat ik hem zie. Hij wil dat ik getuige ben. Hij is nog niet klaar, maar hij wil voelen, zien, proeven hoe ik breek. Zijn eigen, harde erectie, glinsterend van het vocht, duwt tegen mijn lippen, een hete, zoute dreiging. Maar hij dringt niet binnen. Hij heeft een ander plan. Terwijl de man boven mij zijn tempo opvoert, zijn stoten nu wanhopiger, zijn kreten dierlijker, begint de blonde man zichzelf langzaam te beroeren. Zijn hand een snelle, ritmische beweging, zijn ogen onverbiddelijk in de mijne gesloten. Hij dwingt me om toe te kijken.
De man in mij voelt zijn hoogtepunt naderen. Ik voel het in elke vezel van mijn wezen. Zijn hele lichaam verandert in een enkele, trillende spier, gespannen tot het breekpunt. Zijn dijen spannen zich aan, zijn greep op mijn lichaam wordt pijnlijk, bijna kramachtig, zijn vingers als klauwen in mijn huid. De stoten worden sneller, slordiger, een wanhopige, dierlijke cadans die niet langer door lust maar door pure, onvermijdelijke noodzaak wordt gedreven. Zijn ademhaling is niet langer een hijgen, maar een reeks korte, scherpe kreten die vlak bij mijn oor exploderen. Met een laatste, diepe grom die door de kamer echoot, verstijft zijn hele lichaam. Een brandende, interne vloedgolf trekt door hem heen, en ik voel de diepe, pulserende naschokken van zijn overgave, een hete, overvloedige stroom zaad die mijn reeds overprikkelde binnenste vult en overspoelt.
Op hetzelfde moment dat mijn lichaam zijn climax ontvangt, drukt de blonde man zijn hand hard over mijn mond. Mijn eigen gil, een reactie op de overweldigende sensatie van de man in mij, wordt gesmoord tot een verstikt, borrelend geluid. Zijn hand is ruw, de geur van zijn zweet en het bier dat aan zijn huid kleeft, is overweldigend. Hij duwt mijn hoofd terug op de vloer, en dwingt me omhoog te kijken naar zijn gezicht. Zijn ogen branden van een perverse, goddelijke macht. Hij kijkt niet naar de man die in me is; hij kijkt naar mij. Hij kijkt hoe mijn lichaam schokt en trilt onder de laatste stuiptrekkingen van de man wiens lichaam nu in mij verstilt. Hij is een voyeur, niet van de daad, maar van mijn reactie. Hij voedt zich met mijn weerloze, trillende overgave.
Ik lig daar en kijk de blonde man vragend aan. Ik kan niet bewegen. Ik kan niet ontsnappen. Ik kan niks anders dan kijken. En ik weet wat komen gaat. De lucht knettert van zijn onuitgesproken, onvermijdelijke daad. Hij brengt zijn hand naar voren, zijn vingers trillen van de spanning. Hij begint zichzelf te beroeren, zijn ogen nooit de mijne verlatend. Hij dwingt me om getuige te zijn van de rauwe, onbeschaamde bron van zijn opwinding. Hij brult, zijn hele lichaam verstijft. Zijn climax is een explosie, een daad van pure, onversneden dominantie, een hete, dikke lading die hij over mijn gezicht spuit. Ik sluit mijn ogen, maar het is te laat. Ik voel de hete, dikke stralen op mijn wangen, mijn voorhoofd, het vermengt zich met de tranen van pijn en extase. Het plakt in mijn wimpers en druipt langs mijn neus. Hij blijft komen, een eindeloze stroom, me onderspuitend met zijn triomf, me brandmerkend als zijn bezit.
En dan is de kamer stil, op het geluid van de hijgende mannen na. En het zachte, ritmische klikken van de camera van Gert, die alles, elke druppel, elke traan, elke spasme, heeft vastgelegd. De zes mannen staan nu in een kring, zwetend, hijgend, hun lust vervangen door een diep, ongemakkelijk gevoel van schaamte en ongeloof. Ik lig in het midden, een verwoest wezen. En het enige wat nog beweegt, is de man die uit zijn zetel opstaat. Gert. Hij loopt langzaam de kring binnen. De zes mannen deinzen voor hem achteruit. Hij heeft nog steeds zijn broek aan. Zijn taak als regisseur is volbracht. Nu is het zijn beurt. Hij komt bij me staan en kijkt op me neer. Op zijn werk. Op zijn creatie. "Prachtig," fluistert hij. Kalm, gecontroleerd en vol van een angstaanjagende, nieuwe macht. Hij grijpt mijn kin vast, zijn vingers hard, en dwingt me hem aan te kijken. "Jij," fluistert hij, zijn stem een lage, gevaarlijke grom. "Jij bent van mij." Zijn andere hand vindt zijn eigen broek. Zonder zijn ogen van de mijne af te wenden, maakt hij zijn rits open. Zijn erectie is een laatste, onverbiddelijke getuigenis van de duistere reis die hij heeft afgelegd. Dit is geen daad van lust. Dit is geen gedeeld genot. Dit is een branding. Een laatste, onbreekbare zegel op onze nieuwe realiteit.
Hij duwt zich in me, dwars door de kleverige resten van de andere mannen heen. Het voelt anders. Het is niet heet en geil. Het is ijskoud en bezitterig. Zijn stoten zijn niet snel, maar traag, diep en afgemeten, alsof hij zijn naam in mijn ziel kerft. Ik schreeuw niet. Ik kan niet. Ik kan alleen maar staren. Met een laatste, diepe stoot, komt hij klaar. Een laatste, hete golf van overgave die de talloze andere offers in mij verzegelt. Hij trekt zich terug en staat op, zijn broek nog open. Hij kijkt op me neer, op mijn besmeurde, trillende, gebroken lichaam. Een klein, voldaan glimlachje speelt om zijn lippen.
Dan loopt hij naar de frigo in de keuken. Hij pakt niet één, maar zeven flesjes bier. Hij geeft ze één voor één aan zijn vrienden. Hij komt voor me staan, zijn eigen flesje in zijn hand. "Je bent vies," fluistert hij, zijn stem een lage, schorre grom. "Tijd om je schoon te maken." Voordat ik kan reageren, opent hij het flesje. Het pssst van het openen is een scherp, sissend geluid. Hij kantelt het. Een ijskoude, gouden stroom raakt mijn lichaam. De schok is een explosie. Het ijskoude bier op mijn oververhitte huid doet me met een scherpe, sissende ademtocht naar adem snakken. Mijn hele lichaam trekt samen in een rilling die pure, onversneden lust is. De gouden vloeistof loopt over mijn borst, en baant zich een weg langs mijn ribben en buik.
Dan begint het pas echt. De mannen beginnen hun flesjes bier over me uit te gieten. Het is geen zacht stroompje. Het is een stortvloed. Van alle kanten. Een ijskoude golf landt op mijn schouders en stroomt over mijn rug. Een andere man giet de inhoud van zijn flesje langzaam over mijn hoofd. De bittere, schuimende vloeistof loopt door mijn haar, in mijn ogen, die ik dichtknijp. Het brandt, maar het deert me niet. Ik voel het schuim in mijn oren, de koude stroompjes die langs mijn slapen en over mijn wangen naar beneden druipen.
Ik ben niet langer een vrouw. Ik ben een object in een nat T-shirt-contest, maar dan zonder het T-shirt. Ik ben hun speeltje, hun project. Ze dopen me in hun mannelijkheid, markeren me met hun geur. Binnen enkele seconden ben ik volledig doorweekt. Mijn haar plakt in zware, natte strengen tegen mijn gezicht en nek. Mijn huid is bedekt met een kleverige, glimmende laag. Het bier vormt kleine plasjes in de kuiltjes van mijn sleutelbeenderen, stroomt in riviertjes over mijn buik en verzamelt zich in een koude, natte poel tussen mijn benen, zich vermengend met mijn eigen vocht. De kou van het bier en de brandende hitte van mijn eigen opwinding voeren een oorlog op mijn huid. Ik tril oncontroleerbaar, niet van de kou, maar van de pure, overweldigende extase van deze ultieme vernedering. Een diepe, jammerende kreun ontsnapt onophoudelijk aan mijn lippen.
Als de laatste fles leeg is, heerst er een moment van stilte. Ik kniel daar, een druipend, kleverig, trillend hoopje overgave. Ik open mijn ogen en kijk door mijn natte wimpers naar de kring van mannen. Hun gezichten zijn verwrongen van de lust, hun ogen branden.
“Wat een puinhoop!” De stem van Gert is ijskoud. Hij wijst met zijn voet naar de glinsterende, smerige plas op de vloer waarin ik lig. "Laat ze alles van de grond oplikken," klinkt het. De woorden zijn een zweepslag. Een golf van nieuwe, donkere, perverse opwinding trekt door de kamer. Ik hoor een paar mannen scherp naar adem happen. Dit is een nieuw niveau. Een afdaling naar een diepere, donkerdere laag van de hel waar ze niet eens van hadden durven dromen.
Ik til mijn hoofd op, mijn natte haar plakt aan mijn gezicht. Ik kijk naar Gert, mijn ogen een stille, smekende vraag. Maar zijn gezicht is van graniet. Er is geen genade. Alleen een koude, onverbiddelijke wil. Ik begrijp het. Dit is het laatste sacrament. De ultieme boetedoening.
Langzaam, met spieren die schreeuwen van de uitputting, duw ik mezelf op handen en knieën. Ik ben niet langer een vrouw. Ik ben een dier. Ik kijk naar de vloer. Het is een walgelijke, glinsterende cocktail van goudblond bier, wit schuim en de dikkere, parelmoeren sporen van de climaxen die hun doel hebben gemist. De scherpe, gistachtige geur van het bier vermengt zich met de muskusachtige, zoute geur van zaad.
Ik lik, methodisch en efficiënt, mijn tong die schone paden trekt door de smerige chaos die de mannen hebben achtergelaten. Mijn lichaam protesteert. Mijn knieën zijn rauw, mijn rug is stijf, elke spier schreeuwt om rust. Maar er is geen rust. Er is alleen dit. Ik zit op handen en voeten, volledig besmeurd. Mijn haar plakt in vette slierten aan mijn gezicht, mijn borsten zijn bedekt met een glimmende laag van hun overgave, mijn buik glinstert. De geur van hun lust, nu vermengd met mijn eigen diepe, onuitputtelijke geilheid, is verstikkend.
Mijn borsten hangen naar beneden, zwaar en slap, bijna de vloer rakend terwijl ik mijn werk doe. Ze zijn bedekt met een melkachtige, iriserende laag. Mijn plekje tussen mijn benen is volkomen blootgesteld, een open, natte, smekende mond die naar de grond wijst, glimmend van mijn eigen vocht en de restanten van hun sperma. Het is een publieke tentoonstelling van mijn schaamte en mijn onverzadigbare verlangen.
De stilte, die net nog zo zwaar was, wordt nu doorbroken door een nieuw geluid. Eerst zachtjes, dan luider. De mannen lachen. Het is geen gemeen gelach, maar een diepe, tevreden, bijna dierlijk geluid. Het is het geluid van pure triomf, het geluid van de jagers die de prooi zien doen wat hen is opgedragen. En dan begint het geluid van de camera's. Meerdere klikken, snel achter elkaar. Telefoons worden omhooggehouden. Flitsen lichten de kamer op, vangen mijn besmeurde gezicht, mijn hangende borsten, mijn opengelegde schaamte. Ze leggen het allemaal vast. Als een bewijs. Als een trofee.
Ik voel de hitte in mijn wangen, maar het is niet van schaamte. Het is een koorts, een waanzin. Hun gelach, hun foto's, het voedt een donkere, onstuitbare stroom van opwinding diep in mij. Dit is het. Dit is de diepste vernedering, de meest complete overgave. En het is het meest geile wat ik ooit heb meegemaakt. De smaak van de vloer, de geur van hun lust, hun lachende gezichten boven me... het is allemaal te veel. Mijn lichaam trilt, de spieren in mijn benen en armen schreeuwen om een einde. Maar het einde komt niet van buitenaf. Het komt van binnenuit.
Terwijl ik een schone baan lik over het hout, terwijl het geluid van hun lachen en de klikken van hun camera's om me heen exploderen, voel ik een nieuwe, onweerstaanbare drang opkomen. Een diepe, pulserende hitte tussen mijn benen eist aandacht. Langzaam, met een beweging die zowel uitgeput als vastberaden is, laat ik mijn linkerhand van de vloer zakken. Mijn vingers, nog kleverig van het bier en het zaad, vinden mijn eigen natte, gezwollen plekje.
Ik begin mezelf te vingeren. Het is geen zachte aanraking. Het is hard, gehaast, bijna gewelddadig. Mijn vingers graven zich in mijn eigen vlees, zoekend naar de ontsnapping die ik hen verschuldigd ben. Ik duw ze diep, trek ze terug, mijn ritme hard en veeleisend. Een scherpe, jammerende kreun ontsnapt mijn lippen, maar hij wordt overstemd door hun luidere gelach.
Dit is het laatste. De ultieme, egoïstische daad van verzet en overgave tegelijkertijd. Ik lig daar, publiekelijk vernederd, hun vuil oplikkend, en ik neem het laatste beetje genot dat ik mezelf kan geven. De golf van extase is zo totaal, zo rauw, dat het mijn hele zenuwstelsel frituurt. Ik schok en stuiptrek op de vloer, mijn kreten smorend in mijn eigen keel, terwijl mijn vingers een laatste, wanhopig ritme voltooien. Ik lig daar, publiekelijk vernederd, hun vuil oplikkend, en ik neem het laatste beetje genot dat ik mezelf kan geven. Mijn overwinning. Hun overwinning. Het orgasme is het meest totale, het meest rauwe dat ik ooit heb gevoeld, een versmelting van de diepste schaamte en de hoogste macht.
En dan... stilte. De naschokken ebben weg, en het enige wat overblijft is het geluid van mijn eigen, zware, hijgende ademhaling. Het gelach van de mannen is weggestorven. Het klikken van de camera's zijn gestopt. Ik open mijn ogen. De sfeer is omgeslagen. De hitte van de lust is vervangen door een kille, ongemakkelijke leegte. Ze kijken naar me, niet langer met honger, maar met een vreemde, lege blik. De show is voorbij. De godin is gevallen, en wat overblijft is een kleverig, besmeurd, trillend hoopje vrouw op de vloer.
"Genoeg," zegt Gert, zijn stem plotseling zakelijk. Hij veegt zijn handen af aan zijn broek. "Ruim je rommel op en rot op." Zijn woorden zijn harder dan een klap. De betovering is verbroken. Ik ben geen koningin, geen priesteres. Ik ben afval. Ruwe handen grijpen me vast. Ze zijn niet langer begerig, maar ongeduldig. Ze sleuren me overeind, mijn benen werken nauwelijks mee. Ik krijg mijn rokje en topje in mijn handen geduwd. "Kleed je aan. In de gang."
Ze duwen mij de deur uit, de woonkamer uit, naar de kille, donkere gang. De deur slaat met een harde, definitieve klap achter me dicht. Ik hoor het geluid van de televisie die harder wordt gezet, gevolgd door een plotseling, luid gelach om iets op het scherm. Het is voorbij. Alsof het nooit is gebeurd. Ik sta daar, naakt, trillend van de kou en de adrenalinecrash.
Ik loop naar huis. Een half uur wandelen. Elke stap is een marteling. De koele, vochtige nachtlucht is een schok op mijn oververhitte, kleverige huid. Mijn kleren – het lederen rokje, het klamme topje, plakken aan me vast als een walgelijke, tweede huid. De geur. God, de geur. Het is een misselijkmakende cocktail van lauw bier, zoutig zweet, de scherpe, dierlijke geur van opwinding, en de onmiskenbare, weeë geur van zaad. Het is mijn geur. De straat is stil. Doodstil. Een lantaarnpaal werpt een kille, oranje gloed op het natte asfalt. Ik voel me een alien, een monster dat uit een donkere, verborgen wereld is gekropen. Mijn knieën zijn rauw en schraal van de houten vloer. Mijn dijen plakken aan elkaar. Mijn hele lichaam is een pijnlijke, kloppende massa, en met elke stap voel ik een diepe, brandende, scheurende pijn. De pijn van de man met de baard. De pijn van Gerts laatste, bezitterige, ijskoude daad.
En terwijl ik loop, begint de paniek. De adrenaline die me urenlang op de been hield, die de pijn, de walging en de vernedering omzette in een perverse, duistere extase, trekt zich in één keer terug, als een eb die de kustlijn kaal en kwetsbaar achterlaat. Het laat een gapend, ijskoud gat achter, gevuld met een verlammende, misselijkmakende realisatie. Het is allemaal uit de hand gelopen. Het was een totale en onherroepelijke vernietiging van alles wat ik dacht te zijn, van elke grens die ik ooit had gekend.
Ik sla de hoek om. Mijn straat. Onze straat. De vertrouwde lantaarns, de geparkeerde auto's, het stille, burgerlijke fatsoen. En daar, aan het einde, zie ik mijn huis. Het licht in de woonkamer brandt. Hij is wakker. En de paniek wordt een lawine. Het is geen abstracte angst meer; het is een fysieke, verpletterende kracht. Mijn maag keert zich om. Ik moet stoppen, leun tegen een koude, natte bakstenen muur, mijn ademhaling een reeks korte, schokkende snikken. Ik proef de bittere smaak van bier en gal, vermengd met de weeë, zoute nasmaak van de mannen.
Mijn man Kristof wacht thuis op mij. Kristof. De naam voelt als een vreemd, vergeten woord op mijn tong. Kristof, met zijn vriendelijke, bezorgde ogen, zijn zachte handen die me vanochtend nog koffie brachten. Zijn onwrikbare, naïeve vertrouwen in ons 'spelletje'. Ik zie zijn gezicht voor me toen ik vertrok, de kus die hij me gaf, zijn warme lippen tegen de mijne. "Amuseer je," had hij gezegd. "Maar wees voorzichtig." Zijn stem echoot in mijn hoofd, een spookachtige herinnering aan een wereld die niet meer bestaat.
Zijn ene regel. De enige, heilige, onbreekbare regel in ons perverse universum. Hij had een grens gesteld: geen seks. Geen penetratie. Kijken, plagen, vernederd worden, misschien zelfs vingeren... dat was het spel. Dat was de afspraak. Dat was de lijn die ons veilig hield, die ons toestond te spelen zonder onszelf te verliezen. Ik stop. Ik kan niet meer ademen. Ik sta aan de overkant van de straat, starend naar mijn eigen voordeur, het warme, veilige licht dat nu voelt als een oordelend zoeklicht. Geen seks. Ik voel het zaad van de blonde man nog diep in me, een lauwe, kleverige vloeistof die zich mengt met de climax van Gert zelf. Ik voel de brandende, scheurende pijn in mijn kont, een schreeuwend, onmiskenbaar, fysiek bewijs van het ultieme verraad. Ik proef de nasmaak van de donkerharige man in mijn keel, een walging die ik niet kan doorslikken.
Hoe kan ik hem onder ogen komen? Ik ben niet alleen ver gegaan. Ik ben te ver gegaan. Ik heb de afspraak niet gebroken; ik heb ze verpulverd. Ik heb hem niet zomaar bedrogen. Ik heb hem verraden op een niveau dat geen woorden kent. Ik heb de enige grens die onze realiteit bij elkaar hield, niet overschreden; ik heb ze vernietigd, in brand gestoken, en de as uitgestrooid. Het afgrijzen rolt over me heen, een fysieke golf van misselijkheid. Ik buig voorover en braak, een waterige, bittere stroom gal en bier spat op het donkere trottoir. Het is een nutteloze poging tot reiniging. Ik ben kapot van schuldgevoel. Het is een fysiek gewicht, een steen in mijn maag, een ijzeren band om mijn borst. De opwinding van daarnet, die donkere, geile extase? Het lijkt nu een walgelijke, leugenachtige droom. Dit is de realiteit: de kou, de pijn, de geur, en de man die achter die deur wacht.
Ik kijk naar mijn handen, die trillen in het maanlicht. Wat moet ik doen? Douchen? Hoe schrob je dit van je af? Hoe was je de geur van zes, zeven, acht mannen uit je huid, uit je haar, uit je ziel? Hoe verberg ik de pijn als ik ga zitten? Hoe verberg ik de schaamte en het verraad in mijn ogen? Hoe kan ik dit ooit goedmaken?
Het antwoord is een ijskoude, verlammende zekerheid. Ik kan dit niet goedmaken. Er is geen "goed" meer. Er is geen "terug". Ik kan niet binnenlopen en zeggen: "Het spijt me, het is uit de hand gelopen." De vrouw die vanavond Gerts huis verliet, is niet dezelfde vrouw die Kristof vanmiddag uitwuifde. En die nieuwe vrouw, dit trillende, besmeurde, gebroken hoopje mens, moet nu de sleutel in het slot steken en de man onder ogen komen wiens vertrouwen ze zojuist volledig heeft vernietigd. Ik veeg mijn mond af met de rug van mijn trillende hand. Ik zet een eerste, wankele stap naar de voordeur. De sleutel voelt als een blok ijs in mijn hand. Ik steek hem in het slot. Het geluid is oorverdovend luid in de stille straat.
De deur zwaait open. En daar staat hij. In de gang. Alsof hij heeft gewacht. Hij draagt zijn pyjamabroek en een T-shirt. Hij kijkt me aan, zijn gezicht vol van een vragende, liefdevolle bezorgdheid. "Hé schat, je bent laat. Ging het..." Zijn stem sterft weg. Zijn glimlach bevriest. Hij ziet het. Hij ziet het natte, verwarde haar. Hij ziet de uitgelopen, zwarte tranen van mascara over mijn wangen. Hij ziet de vlekken op mijn topje. Hij ruikt de overweldigende, vreemde stank van bier en seks en zweet die als een wolk om me heen hangt. Hij ziet de manier waarop ik loop, houterig, pijnlijk. Hij ziet alles. En in zijn ogen, die vriendelijke, zachte ogen, zie ik de bezorgdheid veranderen in verwarring. En dan, in een fractie van een seconde, in een afschuwelijke, onomkeerbare flits van begrip, zie ik de verwarring veranderen in pure, gebroken afgrijzen.
"Leen...?" fluistert hij. Het is geen beschuldiging. Het is niet eens een vraag. Het is een geluid. Het geluid dat een mens maakt wanneer hij ziet hoe datgene wat hem het dierbaarst is, voor zijn ogen wordt geslacht. Het is het geluid van zijn ziel die in tweeën scheurt, een zachte, verstikte kreet van ongeloof en een pijn die zo diepgaat dat het geen volume heeft.
En dat geluid is de schakelaar. De adrenaline, de waanzin, de donkere, perverse extase van de afgelopen uren... het klapt in één keer om. De ijskoude, verlammende realiteit slaat me met de kracht van een voorhamer in mijn middenrif. De lawine die zich in mij had opgebouwd, breekt los. Het is geen zacht ineenstorten. Het is een gewelddadige val. Mijn benen verliezen alle kracht en ik stort op de deurmat, mijn knieën die met een harde, doffe klap op de kokosvezels slaan. Een nieuwe, scherpe, fysieke pijn die verbleekt bij de apocalyps die in mijn borstkas woedt.
Ik jammer. Een rauw, dierlijk, bijna onherkenbaar geluid wringt zich uit mijn keel. Het is de "nee" die ik urenlang niet kon vinden, de "nee" die ik had moeten schreeuwen toen de eerste hand mijn rug raakte, toen de schoen op mijn hand drukte, toen de eerste paal me binnendrong. De geur. God, de geur. Mijn eigen geur, vermengd met de stank van lauw bier, zweet en de weeë, onmiskenbare, zoute geur van zaad. Zaad. Niet van één man, maar van zovelen. Het stijgt op van mijn kleren, uit mijn haar, van mijn huid. Ik kokhals, de zure smaak van gal en verraad brandt in mijn keel, vermengd met de nasmaak van de mannen die mijn mond hebben geschonden.
Want ik besef dat ik dit nooit meer goed kan maken. Het is geen gedachte. Het is een feit, zo koud en hard als de vloer onder me. Dit is de totale vernieling van wat ik dacht te hebben. Dat veilige, warme licht van de woonkamer? Dat was ons leven. Onze grapjes, ons vertrouwen, ons perverse, maar veilige spel. En ik heb het zojuist eigenhandig gedoofd met de smerigste vloeistoffen die er bestaan.
En ik voel het. Ik voel het zaad van Gert en de anderen nog diep in mij, een lauwe, kleverige vloeistof die een brandend spoor van mijn verraad trekt. Ik voel de gescheurde, brandende pijn in mijn kont, een schreeuwend, onuitwisbaar bewijs dat ik zijn grens niet heb gerespecteerd, maar heb laten verpulveren. Ik heb hem verraden. Ik heb hem verraden met zeven mannen. Ik heb hem verraden met elke ademtocht, elke kreet van genot, elke foto die ik heb laten nemen. De pijn is allesverslindend. Afgrijselijk. Het is niet de pijn van mijn knieën op de mat, of de brand in mijn anus. Het is de pijn van zijn ogen. Ik durf niet op te kijken. Ik kan de man van wie ik hou, de enige man die er echt toe doet, niet onder ogen komen terwijl ik de geur, het vocht en het bewijs van een heel universum van walging op mijn huid en in mijn lichaam draag.
Ik heb de vrouw van wie hij hield, de vrouw die "voorzichtig zou zijn", vermoord in die kamer. En dit... dit jammerende, besmeurde, kokhalzende, gebroken ding op de vloer... is wat er overblijft. Ik hoor een geluid boven me. Een scherp, ingehouden geluid, alsof hij stikt. Alsof hij probeert te ademen maar de lucht zelf is vergiftigd door mijn aanwezigheid.
Dat geluid is de bevestiging. Het is het einde. Het is voorbij. En het is allemaal mijn eigen, afschuwelijke, onvergeeflijke schuld.
- - -
Benieuwd naar de vrouw achter dit verhaal? Abonneer je dan op de nieuwsbrief door mij een mail te sturen. Mijn emailadres vind je op mijn profielpagina.
Trefwoord(en): Anaal, Borsten, Bukkake, Creampie, Facial, Feest, Gangbang, Neuken, Sperma, Vernederen, Vreemdgaan, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10


Bezoek ook eens mijn profiel pagina om meer over mij te weten te komen, een overzicht te zien van mijn verhalen of om een berichtje achter te laten! Ook kun je jezelf aanmelden om een mail te ontvangen als ik een nieuw verhaal heb geplaatst!
