Door: James95
Datum: 21-11-2025 | Cijfer: 9.4 | Gelezen: 207
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 9 minuten | Lezers Online: 12
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 9 minuten | Lezers Online: 12
Vervolg op: De Sergeant En De Luitenant - 2
De Botsting Die Niemand Verwachtte
Het was nog vroeg toen Bravo-peloton zich in het leslokaal verzamelde. Buiten tikte een dunne miezerregen tegen de ramen, het soort regen dat je humeur langzaam oplost zonder dat je doorhebt dat je erin staat. Binnen rook het naar versgezette koffie, natte jasjes en een vleugje muf tapijt dat al drie instructeurs geleden vervangen had moeten worden.
Bram zat op de achterste rij, armen over elkaar, blik strak vooruit. Hij probeerde zijn gedachten uit te zetten, maar dat was haast onmogelijk sinds het optreden van gister. Het was geen ramp, geen paniekactie, maar wél iets dat hem de hele nacht wakker had gehouden. Niet eens door wat er fout ging — dat was met een beetje goede wil nog netjes te corrigeren — maar omdat hij de hele tijd het gevoel had dat Noor iets doorhad wat hij zelf nog niet kon plaatsen.
Gerrit zat links van hem, in zijn kenmerkende ‘ik-ben-wel-aanwezig-maar-mijn-brein-werkt-nog-niet’-houding.
“Sergeant,” fluisterde hij. “Eerlijk zeggen… ik denk dat die kaarthouder van de instructeur verkeerd om staat. Dat is de enige verklaring voor waarom die rivier opeens stroomopwaarts lijkt te stromen.”
“Gerrit,” mompelde Bram zonder hem aan te kijken, “hou je mond.”
“Jawel sergeant.”
Twee tellen stilte.
“Maar serieus—”
“GERRIT.”
“Ja sergeant. Ik zal mijn denkprocessen even uitzetten.”
“Misschien moet je dat vaker doen,” bromde Bram.
Achterin het lokaal zat Noor, handen gevouwen op tafel, rug kaarsrecht, alsof ze een onzichtbare maatlat in haar ruggengraat had. Haar haar zat in een strakke knot, haar ogen scherp en nieuwsgierig. Ze keek niet slechts naar de instructeur — ze keek door hem heen, alsof ze elk woord demonteerde en opnieuw opbouwde om te kijken of het wel efficiënt genoeg was.
Bram wilde niet kijken.
Echt niet.
Maar toch gleed zijn blik heel even naar haar.
En toen keek ze terug.
Hij schrok zo subtiel dat niemand het zag — behalve Noor. Die glimlachte klein, bijna onzichtbaar.
Bram kuchte, draaide zijn blik terug naar de instructeur en nam zich voor dat dit nooit meer zou gebeuren.
De opdracht
De instructeur haalde een stapel kaarten tevoorschijn. “Goedemorgen dames en heren. Vandaag een kaartanalyse-oefening. In tweetallen. Zoek iemand uit waarmee je normaal niet werkt.”
Het geroezemoes barstte onmiddellijk los. Stoelen schoven, pennen vielen, Gerrit wapende zich alsof hij ging vechten voor zijn plek naast Bram.
“Sergeant,” zei hij plechtig, “ik denk dat wij—”
“Nee,” zei Bram zonder hem aan te kijken.
“Maar—”
“Nee Gerrit. Zoek iemand die je nog niet hebt vermoeid met je geouwehoer.”
Gerrit keek hem beteuterd aan. “Maar dat is iedereen.”
“Dan heb je een ruime selectie. Ga.”
Gerrit zuchtte alsof het leven hem zwaar viel en strompelde weg alsof hij geslagen was door het universum zelf.
Bram stond net op om een willekeurige soldaat te benaderen toen een schaduw naast hem verscheen.
Licht parfum — maar niet zoet. Helder. Professioneel.
Hij wist al wie het was voordat hij keek.
“Sergeant Vos?” klonk het.
Hij draaide zich om. “Luitenant?”
Noor stond er met de kaartmap in haar hand, haar blik warm maar zakelijk. “U werkt met mij.”
Hij knipperde even verbaasd. “Met ú?”
“Ja. Ik wil uw analyse horen. En uw manier van denken zien.” Ze zei het alsof ze net vroeg of hij even een pen wilde doorgeven. Natuurlijk. Logisch. Niks vreemds aan.
Maar Bram voelde zijn rug stijver worden dan zijn hele wapenriem.
“Uitstekend, luitenant,” zei hij uiteindelijk. “Dan doen we dat.”
Analyse
Ze gingen tegenover elkaar zitten aan een grote tafel. Noor vouwde de kaart uit over het hout. Haar vingers waren dun, rustig, doelgericht. Geen trillingen, geen twijfel.
“Goed,” zei ze. “De opdracht is helder: simuleer een patrouilleroute van punt Alfa naar Bravo, rekening houdend met mogelijke hinderlagen in de vallei.”
Bram boog zich voorover en bestudeerde de kaart. “Ik zou de hoofdweg vermijden.”
“Waarom?” vroeg ze scherp.
“Te open. Te voorspelbaar. Iedereen met een beetje vijandig verstand gaat dáár zitten.”
Noor keek naar de hoofdweg. “Hmm. Te traag via de oostflank.”
“En te gevaarlijk via de westflank,” zei Bram. “Die vallei geeft een tegenstander uitzicht op elke stap die we zetten.”
“Noem één voordeel van de westflank.”
“Geen,” zei Bram zonder nadenken.
Ze glimlachte. “Dus toch.”
Hij hief een wenkbrauw. “U vroeg om een voordeel. Ik gaf de waarheid.”
“Dat waardeer ik,” zei Noor.
Ze zakte iets naar voren, ellebogen licht op tafel.
“Sergeant,” zei ze, “er zijn drie opties. Geen enkele is ideaal. Maar welke is beste?”
Hij wees op de middenroute. “Tot hier,” zei hij, “oostdekking. Daarna oversteken naar een hoger pad. Minder zichtlijnen, meer controle.”
Ze bekeken de kaart een paar seconden in stilte.
Toen knikte Noor zacht, bijna bewonderend. “Mooie balans.”
Bram keek weg, maar hij voelde zijn wangen warm worden. “Dank u.”
Achter hen fluisterde Gerrit: “Kijk nou, sergeant Vos krijgt complimenten. Moeten we het ergens in een logboek zetten?”
“GERRIT,” klonk het van twee kanten tegelijkertijd.
“Ja ja,” zei Gerrit, “ik word al stil.”
De presentatie
Toen iedereen zijn tactische plan moest presenteren, stonden Noor en Bram naast elkaar voor het bord. Ze deden het bijna automatisch: hij deed de route, zij deed de risicoanalyse. Alsof ze dit al maanden samen deden.
De instructeur luisterde, handen op zijn rug. Toen ze klaar waren, knikte hij.
“Uitstekend,” zei hij. “Jullie hebben snelheid en veiligheid gebalanceerd. Dat doet bijna niemand. Bravo.”
Gerrit klapte. Écht.
Eén klap, hard en enthousiast alsof hij bij een theatervoorstelling zat.
“GERRIT,” riep Bram.
“Sorry sergeant. Ik vond het gewoon… inspirerend.”
Veel gelach volgde, maar Bram hoorde het nauwelijks. Noor keek hem aan, haar ogen rustig, zacht.
En hij had geen idee waarom, maar zijn hart klopte sneller.
Na de les
De anderen liepen de klas uit, al pratend en grappend. Noor bleef nog staan, een paar meter bij hem vandaan.
“Sergeant Vos?” vroeg ze.
Hij draaide zich om. “Ja, luitenant?”
Ze liep naar hem toe. Niet snel, maar met een soort beheerst vertrouwen dat hij meteen herkende als iets eigen aan haar.
“Ik waardeer hoe u denkt,” zei ze. “U ziet zaken die anderen missen. U twijfelt niet om mij tegen te spreken. Dat is… verfrissend.”
Bram voelde de neiging om weg te kijken. Maar hij deed het niet.
“Dank u, luitenant.”
Ze knikte. “En Bram… wanneer we niet in formatie zijn, mag u me Noor noemen.”
Dat kwam harder binnen dan een oefenknal.
Hij slikte. “Alleen als u mij Bram noemt.”
Hij had geen idee waarom hij dat zei. Maar het floepte eruit voordat hij het kon tegenhouden.
Haar glimlach werd warmer. “Deal.”
Gerrit kwam nét op dat moment de hoek om.
“Wat heb ik gemist?! Staat de wereld in brand of—”
“Niets,” zeiden Bram en Noor tegelijk.
Gerrit keek van de één naar de ander. “Nou, dít ziet eruit als iets.”
“Gerrit, weg,” zei Bram.
“Jawel sergeant.”
De gang
Toen ze uiteindelijk het gebouw verlieten, liepen ze een paar meter naast elkaar. Niet te dicht. Niet te ver.
Noor keek omhoog naar het grijze wolkendek. “Mooie dag om iets te leren,” zei ze zacht.
Bram humde. “Zeker.”
Ze stopte bij het Kazerneplein, haar handen achter haar rug gevouwen. De regen had de stenen glimmend gemaakt.
“Bram,” zei ze.
Hij keek op.
Ze keek hem recht aan.
“Zelfs als we het niet altijd eens zijn… vertrouw ik op uw oordeel.”
Ze zei het alsof ze het heel bewust had willen zeggen.
Hij voelde zijn borst warm worden. “En ik op het uwe.”
Ze knikte. “Tot morgen.”
“Tot morgen, luitenant.”
Ze draaide zich om, liep weg, en verdween onder de overkapping van het gebouw alsof ze één werd met de schaduw.
Gerrit dook naast Bram op. “Sergeant?”
“Wat nou weer, Gerrit.”
“Uhm… dit is misschien niet mijn sterkste inzicht, maar… volgens mij mogen jullie elkaar wel.”
Bram zuchtte diep. “Gerrit.”
“Ja sergeant?”
“Als je nog één keer zulke onzin zegt, loop je een week met mijn rugzak en die van jezelf.”
Gerrit dacht even na.
“Maar… dat bevestigt eigenlijk alleen maar mijn—”
“GERRIT.”
“Jawel sergeant.”
De avond
Later die avond zat Bram op de rand van zijn bed, uitrusting naast zich. Hij probeerde te lezen maar kwam niet verder dan één alinea. Alles in zijn hoofd kwam telkens terug bij die blik van Noor. De manier waarop ze naar hem keek, hoe ze sprak, hoe ze zich bewoog.
Hij kende haar pas een paar weken.
Dit was niet logisch.
Dit was niet professioneel.
Maar het was er.
Onmiskenbaar.
Hij sloeg het boek dicht, legde het weg, en staarde naar de muur.
Het oefenterrein wachtte.
De volgende training wachtte.
Zíj wachtte.
En hij wist het.
Dit was pas het begin.
Bram zat op de achterste rij, armen over elkaar, blik strak vooruit. Hij probeerde zijn gedachten uit te zetten, maar dat was haast onmogelijk sinds het optreden van gister. Het was geen ramp, geen paniekactie, maar wél iets dat hem de hele nacht wakker had gehouden. Niet eens door wat er fout ging — dat was met een beetje goede wil nog netjes te corrigeren — maar omdat hij de hele tijd het gevoel had dat Noor iets doorhad wat hij zelf nog niet kon plaatsen.
Gerrit zat links van hem, in zijn kenmerkende ‘ik-ben-wel-aanwezig-maar-mijn-brein-werkt-nog-niet’-houding.
“Sergeant,” fluisterde hij. “Eerlijk zeggen… ik denk dat die kaarthouder van de instructeur verkeerd om staat. Dat is de enige verklaring voor waarom die rivier opeens stroomopwaarts lijkt te stromen.”
“Gerrit,” mompelde Bram zonder hem aan te kijken, “hou je mond.”
“Jawel sergeant.”
Twee tellen stilte.
“Maar serieus—”
“GERRIT.”
“Ja sergeant. Ik zal mijn denkprocessen even uitzetten.”
“Misschien moet je dat vaker doen,” bromde Bram.
Achterin het lokaal zat Noor, handen gevouwen op tafel, rug kaarsrecht, alsof ze een onzichtbare maatlat in haar ruggengraat had. Haar haar zat in een strakke knot, haar ogen scherp en nieuwsgierig. Ze keek niet slechts naar de instructeur — ze keek door hem heen, alsof ze elk woord demonteerde en opnieuw opbouwde om te kijken of het wel efficiënt genoeg was.
Bram wilde niet kijken.
Echt niet.
Maar toch gleed zijn blik heel even naar haar.
En toen keek ze terug.
Hij schrok zo subtiel dat niemand het zag — behalve Noor. Die glimlachte klein, bijna onzichtbaar.
Bram kuchte, draaide zijn blik terug naar de instructeur en nam zich voor dat dit nooit meer zou gebeuren.
De opdracht
De instructeur haalde een stapel kaarten tevoorschijn. “Goedemorgen dames en heren. Vandaag een kaartanalyse-oefening. In tweetallen. Zoek iemand uit waarmee je normaal niet werkt.”
Het geroezemoes barstte onmiddellijk los. Stoelen schoven, pennen vielen, Gerrit wapende zich alsof hij ging vechten voor zijn plek naast Bram.
“Sergeant,” zei hij plechtig, “ik denk dat wij—”
“Nee,” zei Bram zonder hem aan te kijken.
“Maar—”
“Nee Gerrit. Zoek iemand die je nog niet hebt vermoeid met je geouwehoer.”
Gerrit keek hem beteuterd aan. “Maar dat is iedereen.”
“Dan heb je een ruime selectie. Ga.”
Gerrit zuchtte alsof het leven hem zwaar viel en strompelde weg alsof hij geslagen was door het universum zelf.
Bram stond net op om een willekeurige soldaat te benaderen toen een schaduw naast hem verscheen.
Licht parfum — maar niet zoet. Helder. Professioneel.
Hij wist al wie het was voordat hij keek.
“Sergeant Vos?” klonk het.
Hij draaide zich om. “Luitenant?”
Noor stond er met de kaartmap in haar hand, haar blik warm maar zakelijk. “U werkt met mij.”
Hij knipperde even verbaasd. “Met ú?”
“Ja. Ik wil uw analyse horen. En uw manier van denken zien.” Ze zei het alsof ze net vroeg of hij even een pen wilde doorgeven. Natuurlijk. Logisch. Niks vreemds aan.
Maar Bram voelde zijn rug stijver worden dan zijn hele wapenriem.
“Uitstekend, luitenant,” zei hij uiteindelijk. “Dan doen we dat.”
Analyse
Ze gingen tegenover elkaar zitten aan een grote tafel. Noor vouwde de kaart uit over het hout. Haar vingers waren dun, rustig, doelgericht. Geen trillingen, geen twijfel.
“Goed,” zei ze. “De opdracht is helder: simuleer een patrouilleroute van punt Alfa naar Bravo, rekening houdend met mogelijke hinderlagen in de vallei.”
Bram boog zich voorover en bestudeerde de kaart. “Ik zou de hoofdweg vermijden.”
“Waarom?” vroeg ze scherp.
“Te open. Te voorspelbaar. Iedereen met een beetje vijandig verstand gaat dáár zitten.”
Noor keek naar de hoofdweg. “Hmm. Te traag via de oostflank.”
“En te gevaarlijk via de westflank,” zei Bram. “Die vallei geeft een tegenstander uitzicht op elke stap die we zetten.”
“Noem één voordeel van de westflank.”
“Geen,” zei Bram zonder nadenken.
Ze glimlachte. “Dus toch.”
Hij hief een wenkbrauw. “U vroeg om een voordeel. Ik gaf de waarheid.”
“Dat waardeer ik,” zei Noor.
Ze zakte iets naar voren, ellebogen licht op tafel.
“Sergeant,” zei ze, “er zijn drie opties. Geen enkele is ideaal. Maar welke is beste?”
Hij wees op de middenroute. “Tot hier,” zei hij, “oostdekking. Daarna oversteken naar een hoger pad. Minder zichtlijnen, meer controle.”
Ze bekeken de kaart een paar seconden in stilte.
Toen knikte Noor zacht, bijna bewonderend. “Mooie balans.”
Bram keek weg, maar hij voelde zijn wangen warm worden. “Dank u.”
Achter hen fluisterde Gerrit: “Kijk nou, sergeant Vos krijgt complimenten. Moeten we het ergens in een logboek zetten?”
“GERRIT,” klonk het van twee kanten tegelijkertijd.
“Ja ja,” zei Gerrit, “ik word al stil.”
De presentatie
Toen iedereen zijn tactische plan moest presenteren, stonden Noor en Bram naast elkaar voor het bord. Ze deden het bijna automatisch: hij deed de route, zij deed de risicoanalyse. Alsof ze dit al maanden samen deden.
De instructeur luisterde, handen op zijn rug. Toen ze klaar waren, knikte hij.
“Uitstekend,” zei hij. “Jullie hebben snelheid en veiligheid gebalanceerd. Dat doet bijna niemand. Bravo.”
Gerrit klapte. Écht.
Eén klap, hard en enthousiast alsof hij bij een theatervoorstelling zat.
“GERRIT,” riep Bram.
“Sorry sergeant. Ik vond het gewoon… inspirerend.”
Veel gelach volgde, maar Bram hoorde het nauwelijks. Noor keek hem aan, haar ogen rustig, zacht.
En hij had geen idee waarom, maar zijn hart klopte sneller.
Na de les
De anderen liepen de klas uit, al pratend en grappend. Noor bleef nog staan, een paar meter bij hem vandaan.
“Sergeant Vos?” vroeg ze.
Hij draaide zich om. “Ja, luitenant?”
Ze liep naar hem toe. Niet snel, maar met een soort beheerst vertrouwen dat hij meteen herkende als iets eigen aan haar.
“Ik waardeer hoe u denkt,” zei ze. “U ziet zaken die anderen missen. U twijfelt niet om mij tegen te spreken. Dat is… verfrissend.”
Bram voelde de neiging om weg te kijken. Maar hij deed het niet.
“Dank u, luitenant.”
Ze knikte. “En Bram… wanneer we niet in formatie zijn, mag u me Noor noemen.”
Dat kwam harder binnen dan een oefenknal.
Hij slikte. “Alleen als u mij Bram noemt.”
Hij had geen idee waarom hij dat zei. Maar het floepte eruit voordat hij het kon tegenhouden.
Haar glimlach werd warmer. “Deal.”
Gerrit kwam nét op dat moment de hoek om.
“Wat heb ik gemist?! Staat de wereld in brand of—”
“Niets,” zeiden Bram en Noor tegelijk.
Gerrit keek van de één naar de ander. “Nou, dít ziet eruit als iets.”
“Gerrit, weg,” zei Bram.
“Jawel sergeant.”
De gang
Toen ze uiteindelijk het gebouw verlieten, liepen ze een paar meter naast elkaar. Niet te dicht. Niet te ver.
Noor keek omhoog naar het grijze wolkendek. “Mooie dag om iets te leren,” zei ze zacht.
Bram humde. “Zeker.”
Ze stopte bij het Kazerneplein, haar handen achter haar rug gevouwen. De regen had de stenen glimmend gemaakt.
“Bram,” zei ze.
Hij keek op.
Ze keek hem recht aan.
“Zelfs als we het niet altijd eens zijn… vertrouw ik op uw oordeel.”
Ze zei het alsof ze het heel bewust had willen zeggen.
Hij voelde zijn borst warm worden. “En ik op het uwe.”
Ze knikte. “Tot morgen.”
“Tot morgen, luitenant.”
Ze draaide zich om, liep weg, en verdween onder de overkapping van het gebouw alsof ze één werd met de schaduw.
Gerrit dook naast Bram op. “Sergeant?”
“Wat nou weer, Gerrit.”
“Uhm… dit is misschien niet mijn sterkste inzicht, maar… volgens mij mogen jullie elkaar wel.”
Bram zuchtte diep. “Gerrit.”
“Ja sergeant?”
“Als je nog één keer zulke onzin zegt, loop je een week met mijn rugzak en die van jezelf.”
Gerrit dacht even na.
“Maar… dat bevestigt eigenlijk alleen maar mijn—”
“GERRIT.”
“Jawel sergeant.”
De avond
Later die avond zat Bram op de rand van zijn bed, uitrusting naast zich. Hij probeerde te lezen maar kwam niet verder dan één alinea. Alles in zijn hoofd kwam telkens terug bij die blik van Noor. De manier waarop ze naar hem keek, hoe ze sprak, hoe ze zich bewoog.
Hij kende haar pas een paar weken.
Dit was niet logisch.
Dit was niet professioneel.
Maar het was er.
Onmiskenbaar.
Hij sloeg het boek dicht, legde het weg, en staarde naar de muur.
Het oefenterrein wachtte.
De volgende training wachtte.
Zíj wachtte.
En hij wist het.
Dit was pas het begin.
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10

Bezoek ook eens mijn profiel pagina om meer over mij te weten te komen, een overzicht te zien van mijn verhalen of om een berichtje achter te laten! Ook kun je jezelf aanmelden om een mail te ontvangen als ik een nieuw verhaal heb geplaatst!
