Door: PeterD2003
Datum: 25-12-2025 | Cijfer: 0 | Gelezen: 164
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 10 minuten | Lezers Online: 2
Trefwoord(en): Trio,
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 10 minuten | Lezers Online: 2
Trefwoord(en): Trio,
Vervolg op: Danielle, Een Nacht In Enschede - 6
Daan en Anouk
De volgende avond voelde anders dan de dag ervoor.
Geen loomte meer. Geen zinderende hitte.
Meer… alertheid.
Daan kwam net terug van sporten. Haar wangen nog licht rood, haar haar in een slordige knot, een sporttas achteloos in de gang gegooid. Ze liep op blote voeten door de woonkamer, pakte een glas water en dronk het in één teug leeg.
“Anouk vroeg of ze straks even langs mag komen,” zei ze, bijna terloops.
Ik keek op van de bank.
“Na het sporten?”
Ze knikte.
“Ze woont toch om de hoek. We rekken meestal nog even uit. Kletsen wat.”
Er zat niets verdachts in haar stem. Geen spel. Geen test.
Maar ik kende Daan inmiddels goed genoeg om te horen wat ze níét zei.
“Is dat oké?” vroeg ze, terwijl ze me aankeek.
Niet onzeker. Wel open.
“Ja,” zei ik. “Tuurlijk.”
Ze glimlachte kort. Niet opgelucht — eerder bevestigend.
Anouk kwam een half uur later binnen. Sportlegging, hoodie, haren nog licht vochtig. Ze rook naar buitenlucht en zweet, dat typische frisse dat je alleen hebt na beweging.
“Hey,” zei ze. “Stoorde ik?”
“Nee,” zei Daan tegelijk met mij.
Ze lachte. “Mooi.”
Anouk was altijd zo. Direct. Zonder franje.
Ze bewoog zich door de ruimte alsof ze er hoorde, maar zonder claim. Ging zitten, trok haar schoenen uit, strekte haar benen uit.
Het gesprek was licht. Training. Spieren die morgen pijn zouden doen. Een grap over discipline die altijd verdwijnt zodra de bank lonkt.
Maar onder dat alles zat iets anders.
Een bewustzijn.
Anouk keek soms naar Daan zoals sportmaatjes dat doen: scherp, taxerend, lichamelijk.
Daan leek dat niet alleen toe te laten — ze spiegelde het.
Op een gegeven moment ging Anouk op de grond zitten om te rekken. Daan volgde, automatisch. Twee lichamen die elkaar kenden van beweging, van synchroniciteit.
Ik bleef op de bank. Niet buitengesloten. Ook niet middenin.
“Jullie zijn… rustig samen,” zei Anouk ineens, terwijl ze haar kuit vastpakte.
Daan keek op. “Hoe bedoel je?”
“Niet vast,” zei ze. “Maar ook niet vaag.”
Haar blik ging kort naar mij. Geen uitdaging. Meer nieuwsgierigheid.
Daan zei niets meteen. Ze haalde haar schouders op.
“We praten,” zei ze uiteindelijk. “En we laten dingen ontstaan.”
Anouk knikte langzaam.
“Dat zie je.”
Er viel een stilte. Geen ongemakkelijke. Eerder een die ruimte maakte.
Daan ging rechtop zitten. Haar hand rustte losjes op haar eigen knie.
“Blijf je nog even?” vroeg ze.
Anouk keek haar aan.
Toen naar mij.
Een fractie langer.
“Als dat oké is,” zei ze.
Ik knikte opnieuw.
En terwijl de avond verder kabbelde — thee, zachtere stemmen, lichamen die dichter bij elkaar kwamen zonder elkaar aan te raken — was er geen besluit genomen.
Het werd later zonder dat iemand het benoemde. De thee was bijgeschonken, de stemmen zachter. Anouk zat op de rand van de bank, één been opgetrokken; Daan zat dichtbij genoeg om elkaars warmte te voelen, ver genoeg om niets vast te leggen.
“Mag ik iets vragen?” zei ik.
Beiden keken op.
“Gaat dit over ons?” vroeg Anouk, bijna luchtig.
“Over wat hier gebeurt,” zei ik. “En over wat er misschien kan.”
Daan hield mijn blik vast. Haar houding veranderde net genoeg om te laten zien dat ze luisterde.
“Ik wil niets invullen,” ging ik verder. “Maar ik voel ruimte. En ik wil die niet dichtplakken met aannames.”
Anouk trok haar been iets dichter naar zich toe. Alert, niet terug.
“En?” zei ze.
“Zou het denkbaar zijn,” zei ik rustig, “dat we dit niet in tweeën knippen? Dat we het samen verkennen. Met duidelijke grenzen. Met toestemming.”
Er viel een stilte die niet scherp was, maar open.
“Wat bedoel je precies?” vroeg Daan.
“Niet naast elkaar,” zei ik. “Maar met elkaar. Zonder verplichting.”
Anouk keek naar Daan. “Is dat ook wat jij denkt?”
“Als mogelijkheid,” zei Daan. “Niet als plan.”
Dat antwoord landde.
“Ik vind het interessant,” zei Anouk. “Juist omdat je het zo zegt.”
Daan liet haar hand even op Anouks arm rusten. Kort. Bewust.
“Wat we nu doen,” zei ze zacht, “is al genoeg om te voelen of dit klopt.”
Het ging ineens sneller.
Anouk trok haar hoodie uit en liet hem vallen, niet achteloos maar doelgericht. De sporttop eronder bleef even zitten; haar adem ging hoorbaar omhoog, borstkas die zich vulde en weer leegliet. Daan keek toe en wachtte geen seconde langer.
Ze stapte naar voren en trok haar eigen top over haar hoofd. Het licht vond huid, rondingen die bewogen met haar adem, schouders die zich ontspanden terwijl de spanning juist toenam. Ze bleef staan, onbeweeglijk, alsof ze de kamer even liet kijken.
Anouk volgde. Haar top ging ook, sneller nu. Huid die nog warm was van inspanning, adem die haar verried. Ze lachte niet. Dit was geen grap meer.
Daan nam het over.
Ze zette Anouk precies waar ze haar wilde hebben, één hand laag in haar rug, één blik die richting gaf. Ze draaide zich half naar mij, controleerde of ik er nog was — niet om toestemming te vragen, maar om me mee te trekken.
De afstand verdween.
Leggings werden naar beneden geschoven, strak materiaal dat plaatsmaakte voor huid. Daan’s bewegingen bleven rustig, bijna klinisch in hun precisie. Wat zichtbaar werd, was niet uitgestald maar onmiskenbaar aanwezig: lijnen, spanning, de manier waarop lichamen zich hielden als ze niets meer verbergen.
Anouk’s adem brak het ritme. Daan voelde het en vertraagde juist, liet het moment rekken. Ze trok haar eigen kleding verder los, stapte eruit en bleef staan zoals ze was — open, vast, leidend. Haar blik zei genoeg: blijf hier.
Ik kwam dichterbij, niet als toeschouwer maar als onderdeel. Daan positioneerde ons, draaide haar schouder zodat niemand buiten het veld viel. Huid raakte huid. Warmte werd onmiddellijk.
Het tempo versnelde opnieuw. Aanrakingen werden zekerder, korter, doelgerichter. Blikken hielden vast en lieten los. Adem mengde zich. Er was geen twijfel meer over wat hier gebeurde — alleen nog de vraag hoe ver.
Daan hield het overzicht. Ze verplaatste aandacht, verdeelde spanning, liet niemand verdwijnen. Anouk volgde haar leiding zichtbaar, bewegingen die losser werden, lichaam dat reageerde op elk signaal. Ik voelde hoe de ruimte kleiner werd, voller, alsof alles samenkwam in één ademhaling.
Het was niet voorzichtig.
Het was bewust.
En precies daarin werd het heet: niet door wat er expliciet gebeurde, maar door wat onvermijdelijk was geworden.
Daan hield ons dicht tegen elkaar, haar grip vast genoeg om richting te geven, los genoeg om beweging toe te laten. Ze trok Anouk naar zich toe, liet haar weer los, draaide zich naar mij en bleef daar net lang genoeg om de spanning te laten bijten. Haar adem was laag en hoorbaar; haar lichaam bepaalde het ritme.
Anouk ging mee, zonder rem. Ze bleef niet op één plek, zocht contact, hield vast, liet los en kwam terug. Haar nabijheid was geen vraag meer maar een eis; haar tempo joeg het moment op. Ik voelde hoe ze me dichter trok, hoe haar aanwezigheid me vastzette in het nu.
Daan maakte het scherper. Ze verplaatste ons, zette druk waar het nodig was, vertraagde op het moment dat alles wilde versnellen. Ze liet ons wachten terwijl alles al klaarstond om te breken. Blikken bleven haken. Adem sloeg over. De ruimte leek te krimpen tot alleen warmte en beweging overbleven.
Geluiden werden niet meer ingeslikt. Huid vond huid en bleef daar, te lang om onschuldig te zijn. Het tempo schoot omhoog en werd weer afgeremd; elke vertraging maakte het intenser. Daan hield ons precies op dat punt waar teruggaan onmogelijk werd en doorgaan alles betekende.
Het kookpunt kwam niet als één klap, maar als een golf die bleef aanhouden—een aanhoudende druk, een gezamenlijke versnelling, een nu dat zich uitstrekte. Niemand leidde alleen; niemand volgde alleen. Het was één doorlopende beweging waarin spanning zichzelf bleef voeden.
En het bleef daar.
Hoog. Heet. Onontkoombaar.
Het kwam niet ineens.
Het bouwde zich op, bleef hangen, en trok ons verder dan we dachten dat het kon.
Daan was de eerste die het voelde kantelen. Haar adem brak, kort en scherp, en vond daarna geen vast ritme meer. Haar lichaam reageerde vóór ze het kon sturen: een kleine schok, een zichtbare rilling die zich verspreidde. Ze sloot even haar ogen en liet zich meenemen door wat haar zintuigen al wisten — warmte die zich verzamelde, huid die gevoeliger werd, plekken die bij elke aanraking feller antwoordden dan daarvoor.
Anouk volgde vrijwel tegelijk. Haar bewegingen verloren hun precisie; ze werd zachter en juist daardoor intenser. Haar ademhaling kwam in stoten, haar vingers klemden zich vast en lieten weer los. Er was een geur van warmte en huid in beweging, een glans die het licht ving waar het bleef hangen. Ze gaf zich over aan het gevoel, liet het door haar heen trekken zonder het te willen vasthouden.
Tussen hen in werd ik meegesleurd.
De spanning die ik had vastgehouden, vond eindelijk een uitweg. Mijn lichaam reageerde onontkoombaar, schokkend, alsof alles wat was opgebouwd in één keer losliet. Warmte trok door me heen, een diepe ontlading die mijn adem stal en me even volledig leeg maakte. Mijn handen vonden houvast, mijn lichaam boog mee met het moment.
Het was geen losstaand hoogtepunt.
Het resoneerde.
Daan kwam weer bij adem, haar lichaam nog natrillend, haar huid overgevoelig, elke aanraking nagloeiend. Anouk bleef dicht tegen haar aan, de laatste schokken langzaam wegebbend, een zachte zucht die alles losliet wat ze had vastgehouden.
We bleven zo, dicht bij elkaar, terwijl het moment uitrolde en langzaam afnam. De warmte bleef hangen. De stilte ook.
Er was niets meer om te forceren.
Alleen naschokken, adem die terugkeerde, lichamen die elkaar herkenden.
En ergens daarin — in dat gedeelde, uitgeputte stilvallen — wist je: dit was geen piek voor één, maar voor alle drie.
De volgende avond voelde anders dan de dag ervoor.
Geen loomte meer. Geen zinderende hitte.
Meer… alertheid.
Daan kwam net terug van sporten. Haar wangen nog licht rood, haar haar in een slordige knot, een sporttas achteloos in de gang gegooid. Ze liep op blote voeten door de woonkamer, pakte een glas water en dronk het in één teug leeg.
“Anouk vroeg of ze straks even langs mag komen,” zei ze, bijna terloops.
Ik keek op van de bank.
“Na het sporten?”
Ze knikte.
“Ze woont toch om de hoek. We rekken meestal nog even uit. Kletsen wat.”
Er zat niets verdachts in haar stem. Geen spel. Geen test.
Maar ik kende Daan inmiddels goed genoeg om te horen wat ze níét zei.
“Is dat oké?” vroeg ze, terwijl ze me aankeek.
Niet onzeker. Wel open.
“Ja,” zei ik. “Tuurlijk.”
Ze glimlachte kort. Niet opgelucht — eerder bevestigend.
Anouk kwam een half uur later binnen. Sportlegging, hoodie, haren nog licht vochtig. Ze rook naar buitenlucht en zweet, dat typische frisse dat je alleen hebt na beweging.
“Hey,” zei ze. “Stoorde ik?”
“Nee,” zei Daan tegelijk met mij.
Ze lachte. “Mooi.”
Anouk was altijd zo. Direct. Zonder franje.
Ze bewoog zich door de ruimte alsof ze er hoorde, maar zonder claim. Ging zitten, trok haar schoenen uit, strekte haar benen uit.
Het gesprek was licht. Training. Spieren die morgen pijn zouden doen. Een grap over discipline die altijd verdwijnt zodra de bank lonkt.
Maar onder dat alles zat iets anders.
Een bewustzijn.
Anouk keek soms naar Daan zoals sportmaatjes dat doen: scherp, taxerend, lichamelijk.
Daan leek dat niet alleen toe te laten — ze spiegelde het.
Op een gegeven moment ging Anouk op de grond zitten om te rekken. Daan volgde, automatisch. Twee lichamen die elkaar kenden van beweging, van synchroniciteit.
Ik bleef op de bank. Niet buitengesloten. Ook niet middenin.
“Jullie zijn… rustig samen,” zei Anouk ineens, terwijl ze haar kuit vastpakte.
Daan keek op. “Hoe bedoel je?”
“Niet vast,” zei ze. “Maar ook niet vaag.”
Haar blik ging kort naar mij. Geen uitdaging. Meer nieuwsgierigheid.
Daan zei niets meteen. Ze haalde haar schouders op.
“We praten,” zei ze uiteindelijk. “En we laten dingen ontstaan.”
Anouk knikte langzaam.
“Dat zie je.”
Er viel een stilte. Geen ongemakkelijke. Eerder een die ruimte maakte.
Daan ging rechtop zitten. Haar hand rustte losjes op haar eigen knie.
“Blijf je nog even?” vroeg ze.
Anouk keek haar aan.
Toen naar mij.
Een fractie langer.
“Als dat oké is,” zei ze.
Ik knikte opnieuw.
En terwijl de avond verder kabbelde — thee, zachtere stemmen, lichamen die dichter bij elkaar kwamen zonder elkaar aan te raken — was er geen besluit genomen.
Het werd later zonder dat iemand het benoemde. De thee was bijgeschonken, de stemmen zachter. Anouk zat op de rand van de bank, één been opgetrokken; Daan zat dichtbij genoeg om elkaars warmte te voelen, ver genoeg om niets vast te leggen.
“Mag ik iets vragen?” zei ik.
Beiden keken op.
“Gaat dit over ons?” vroeg Anouk, bijna luchtig.
“Over wat hier gebeurt,” zei ik. “En over wat er misschien kan.”
Daan hield mijn blik vast. Haar houding veranderde net genoeg om te laten zien dat ze luisterde.
“Ik wil niets invullen,” ging ik verder. “Maar ik voel ruimte. En ik wil die niet dichtplakken met aannames.”
Anouk trok haar been iets dichter naar zich toe. Alert, niet terug.
“En?” zei ze.
“Zou het denkbaar zijn,” zei ik rustig, “dat we dit niet in tweeën knippen? Dat we het samen verkennen. Met duidelijke grenzen. Met toestemming.”
Er viel een stilte die niet scherp was, maar open.
“Wat bedoel je precies?” vroeg Daan.
“Niet naast elkaar,” zei ik. “Maar met elkaar. Zonder verplichting.”
Anouk keek naar Daan. “Is dat ook wat jij denkt?”
“Als mogelijkheid,” zei Daan. “Niet als plan.”
Dat antwoord landde.
“Ik vind het interessant,” zei Anouk. “Juist omdat je het zo zegt.”
Daan liet haar hand even op Anouks arm rusten. Kort. Bewust.
“Wat we nu doen,” zei ze zacht, “is al genoeg om te voelen of dit klopt.”
Het ging ineens sneller.
Anouk trok haar hoodie uit en liet hem vallen, niet achteloos maar doelgericht. De sporttop eronder bleef even zitten; haar adem ging hoorbaar omhoog, borstkas die zich vulde en weer leegliet. Daan keek toe en wachtte geen seconde langer.
Ze stapte naar voren en trok haar eigen top over haar hoofd. Het licht vond huid, rondingen die bewogen met haar adem, schouders die zich ontspanden terwijl de spanning juist toenam. Ze bleef staan, onbeweeglijk, alsof ze de kamer even liet kijken.
Anouk volgde. Haar top ging ook, sneller nu. Huid die nog warm was van inspanning, adem die haar verried. Ze lachte niet. Dit was geen grap meer.
Daan nam het over.
Ze zette Anouk precies waar ze haar wilde hebben, één hand laag in haar rug, één blik die richting gaf. Ze draaide zich half naar mij, controleerde of ik er nog was — niet om toestemming te vragen, maar om me mee te trekken.
De afstand verdween.
Leggings werden naar beneden geschoven, strak materiaal dat plaatsmaakte voor huid. Daan’s bewegingen bleven rustig, bijna klinisch in hun precisie. Wat zichtbaar werd, was niet uitgestald maar onmiskenbaar aanwezig: lijnen, spanning, de manier waarop lichamen zich hielden als ze niets meer verbergen.
Anouk’s adem brak het ritme. Daan voelde het en vertraagde juist, liet het moment rekken. Ze trok haar eigen kleding verder los, stapte eruit en bleef staan zoals ze was — open, vast, leidend. Haar blik zei genoeg: blijf hier.
Ik kwam dichterbij, niet als toeschouwer maar als onderdeel. Daan positioneerde ons, draaide haar schouder zodat niemand buiten het veld viel. Huid raakte huid. Warmte werd onmiddellijk.
Het tempo versnelde opnieuw. Aanrakingen werden zekerder, korter, doelgerichter. Blikken hielden vast en lieten los. Adem mengde zich. Er was geen twijfel meer over wat hier gebeurde — alleen nog de vraag hoe ver.
Daan hield het overzicht. Ze verplaatste aandacht, verdeelde spanning, liet niemand verdwijnen. Anouk volgde haar leiding zichtbaar, bewegingen die losser werden, lichaam dat reageerde op elk signaal. Ik voelde hoe de ruimte kleiner werd, voller, alsof alles samenkwam in één ademhaling.
Het was niet voorzichtig.
Het was bewust.
En precies daarin werd het heet: niet door wat er expliciet gebeurde, maar door wat onvermijdelijk was geworden.
Daan hield ons dicht tegen elkaar, haar grip vast genoeg om richting te geven, los genoeg om beweging toe te laten. Ze trok Anouk naar zich toe, liet haar weer los, draaide zich naar mij en bleef daar net lang genoeg om de spanning te laten bijten. Haar adem was laag en hoorbaar; haar lichaam bepaalde het ritme.
Anouk ging mee, zonder rem. Ze bleef niet op één plek, zocht contact, hield vast, liet los en kwam terug. Haar nabijheid was geen vraag meer maar een eis; haar tempo joeg het moment op. Ik voelde hoe ze me dichter trok, hoe haar aanwezigheid me vastzette in het nu.
Daan maakte het scherper. Ze verplaatste ons, zette druk waar het nodig was, vertraagde op het moment dat alles wilde versnellen. Ze liet ons wachten terwijl alles al klaarstond om te breken. Blikken bleven haken. Adem sloeg over. De ruimte leek te krimpen tot alleen warmte en beweging overbleven.
Geluiden werden niet meer ingeslikt. Huid vond huid en bleef daar, te lang om onschuldig te zijn. Het tempo schoot omhoog en werd weer afgeremd; elke vertraging maakte het intenser. Daan hield ons precies op dat punt waar teruggaan onmogelijk werd en doorgaan alles betekende.
Het kookpunt kwam niet als één klap, maar als een golf die bleef aanhouden—een aanhoudende druk, een gezamenlijke versnelling, een nu dat zich uitstrekte. Niemand leidde alleen; niemand volgde alleen. Het was één doorlopende beweging waarin spanning zichzelf bleef voeden.
En het bleef daar.
Hoog. Heet. Onontkoombaar.
Het kwam niet ineens.
Het bouwde zich op, bleef hangen, en trok ons verder dan we dachten dat het kon.
Daan was de eerste die het voelde kantelen. Haar adem brak, kort en scherp, en vond daarna geen vast ritme meer. Haar lichaam reageerde vóór ze het kon sturen: een kleine schok, een zichtbare rilling die zich verspreidde. Ze sloot even haar ogen en liet zich meenemen door wat haar zintuigen al wisten — warmte die zich verzamelde, huid die gevoeliger werd, plekken die bij elke aanraking feller antwoordden dan daarvoor.
Anouk volgde vrijwel tegelijk. Haar bewegingen verloren hun precisie; ze werd zachter en juist daardoor intenser. Haar ademhaling kwam in stoten, haar vingers klemden zich vast en lieten weer los. Er was een geur van warmte en huid in beweging, een glans die het licht ving waar het bleef hangen. Ze gaf zich over aan het gevoel, liet het door haar heen trekken zonder het te willen vasthouden.
Tussen hen in werd ik meegesleurd.
De spanning die ik had vastgehouden, vond eindelijk een uitweg. Mijn lichaam reageerde onontkoombaar, schokkend, alsof alles wat was opgebouwd in één keer losliet. Warmte trok door me heen, een diepe ontlading die mijn adem stal en me even volledig leeg maakte. Mijn handen vonden houvast, mijn lichaam boog mee met het moment.
Het was geen losstaand hoogtepunt.
Het resoneerde.
Daan kwam weer bij adem, haar lichaam nog natrillend, haar huid overgevoelig, elke aanraking nagloeiend. Anouk bleef dicht tegen haar aan, de laatste schokken langzaam wegebbend, een zachte zucht die alles losliet wat ze had vastgehouden.
We bleven zo, dicht bij elkaar, terwijl het moment uitrolde en langzaam afnam. De warmte bleef hangen. De stilte ook.
Er was niets meer om te forceren.
Alleen naschokken, adem die terugkeerde, lichamen die elkaar herkenden.
En ergens daarin — in dat gedeelde, uitgeputte stilvallen — wist je: dit was geen piek voor één, maar voor alle drie.
Trefwoord(en): Trio, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10

Ontdek meer over mij op mijn profiel pagina, bekijk mijn verhalen, laat een berichtje achter of schrijf je in om een mail te ontvangen bij nieuwe verhalen!
