Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Reuel
Datum: 20-05-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 1755
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 59 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Romantiek,
Azelfafage
Beste mensen dit is de laatste aflevering uit de Azelfafage reeks. Ik hoop dat jullie ervan hebben genoten. In dit verhaal keert de reiziger samen met zijn vrouw Suzanne terug naar de aarde. Sorry dat het zolang heeft geduurd. Maar ik heb een verhaal geschreven voor de waterloper themawedstrijd en verder nog twee niet erotische verhalen voor een cursus die ik doe. En ja dit is weer een lang verhaal en dat kost ook tijd.

De ring van Azelfafage: Azelfafage

Suzanne en ik landen aan de rand van een brede kloof van onmetelijke diepte. Diep onder ons stroomt een brede rivier door de kloof. Aan weerszijden van de rivier ligt een reusachtige stad. Hierboven bij ons zakt de blauwwitte sub reus Azelfafage achter de horizon maar daaronder is de duisternis al ingetreden. De reusachtige kathedraal van Azelfafage wordt sprookjesachtig uitgelicht. De kathedraal staat op een meander en de nek wordt afgesloten door een reusachtig poortgebouw die de toegang afsluit. Op een andere meander zijn naar de hemel reikende wolkenkrabbers gebouwd. ‘Dat is “Pacific High Town” ‘zei Petronella. Dit is het kloppende financiële hart van Azelfafage. Hier zijn de beurs, de centrale bank, de grote makelaarskantoren en de commerciële banken gevestigd. Op een grote meander tussen de kathedraal en “Pacific High Town” in ligt een park met het paleis van de meesteres van afscheid. Waarom er op de meesteres van aankomst wordt gejaagd is niet duidelijk. Op de laatste en vierde meander ligt een grote ruimtehaven waar het een komen en gaan is van vracht- en passagiersshuttles die heen en weer pendelen tussen de in een baan om Azelfafage geparkeerde ruimteschepen die veel te groot zijn om te kunnen landen op het oppervlak van een planeet. De stad wordt doorkruist door een systematisch raster van snelwegen. Deze wegen lichten nu op door een eindeloze stroom van auto’s. Geen auto’s zoals wij die kennen want ze hebben geen wielen en zweven daarom boven de zwarte op asfaltgelijkende magneetbanen die ervoor zorgen dat de auto’s boven het oppervlak blijven zweven. Maar dat geldt blijkbaar niet voor alle auto’s want op een hoger niveau vliegen er vele andere auto’s.

Maar Suzanne en ik hierboven zijn verstoken van al die moderniteit. We bevinden ons op de plaats waar de kloof zich heeft versmald en de rivier zich bruisend en bulderend via een reeks watervallen naar beneden stort. En terwijl bij ons de duisternis zijn intrede doet draait plotseling de blauwwitte zon Azelfafage de opening in de kloof binnen en wordt het daar beneden weer even licht. In de verte worden de masten van klippers die in Azelfafages zeehaven zijn aangemeerd beschenen door de ondergaande zon die zijn schitteringen in het woelige water van de oceaan werpt.

Een touwbrug leidt naar de andere zijde van de kloof waar een angstwekkend smal pad langs de kloofwand naar beneden slingert. Het pad wordt verlicht door middel van lantaarnpalen met lampen in de vorm van vliegende zwanen.

We moeten naar de stad dus we hebben geen andere keus dan het pad te volgen. Het pad is zo smal dat we niet veilig naast elkaar kunnen lopen. Ik ga voorop en Suzanne volgt mij.

Suzanne gaat gekleed in haar zeevaarders lendendoekje en ik in mijn broekje. Op aanraden van Petronella zullen we zo snel mogelijk naar de ABA-Bank gaan en daar een groot bedrag aan contanten opnemen. De ABA Bank beheert de zaken van de kerk van Azelfafage en is te vertrouwen. Een van hun medewerkers zal passende kleding voor hen kopen en daarna moeten ze een kamer nemen in hotel Vaakuna. Daarna kunnen ze op zoek naar Marianne.

Suzanne tikt me op m’n schouder.

‘Er loopt iemand achter ons’, fluistert ze

Ik wil achteromkijken maar ze houdt me tegen.

‘Voor je blijven kijken, hij hoeft niet te weten dat hij is ontdekt.’

‘Maar…’

‘We kennen zijn bedoelingen niet, misschien is het gewoon toeval.’

‘Ja maar…’

Suzanne neemt het mes uit haar gordel.

‘We gaan plat tegen de kloofwand staan en laten hem voorbijgaan.’

De man nadert en loopt langs hen heen. Op het moment dat hij bij Suzanne is trekt hij een mes en wil haar steken. Maar daar is Suzanne op voorbereidt. Ze grijpt de hand met het mes en steekt haar eigen mes in de mans buik. Vervolgens geeft ze hem een trap en hij stort de kloof in.

‘Ze weten dat we komen’, is haar conclusie.

‘Laten we hopen dat dit de enige was. Ik voel me heel kwetsbaar op deze smalle richel.’

‘Kom laten we snel doorlopen, je hebt gelijk we zijn kwetsbaar.’

‘Hoe kunnen ze weten dat we komen.’

‘Dat kan niet of er is een verrader.’

‘Henri?’

‘Petronella is het absoluut niet, ik ken haar al zo lang.’

‘Maar wat kunnen we eraan doen?’

‘Zodra we bij de ABA-Bank zijn brengen we onze verdenking over. Zij gaan het onderzoeken. Weet je, Azelfafage is een wespennest, verraad, moord, intriges en spionage allemaal zaken die dagelijks aan de orde zijn.’

We bereiken veilig het einde van het pad. Het is al na twaalven en er zijn nog maar weinig mensen op pad. We moeten echter lopend naar “Pacific High Town. Gelukkig loopt er een kaarsrechte weg naar toe. We komen langs de ruimtehaven vanwaar nog regelmatig shuttles vertrekken. We zien hun navigatieverlichting langs de hemel glijden die naarmate de shuttle versnelt in een lichtspoor veranderd. Op de volgende meander ligt “Pacific High Town” een bordje geeft het aan maar de imposante glazen wanden van de naar de hemel reikende kantoorgebouwen nog meer. Het reusachtige groengele logo van de ABA-Bank valt niet te missen.

Voor de ingang van de ABA-bank staat een reusachtige bronzen boa constrictor die ons met zijn gevorkte tong zit aan te staren. Is dat wat de ABA-bank met zijn klanten doet?

Ook op dit late uur openen de automatische deuren zich voor ons. We lopen naar de balie en melden ons.

De jongedame kijkt ons bevreemd aan. Een man in slechts een kort broekje en een vrouw in slechts een lendendoekje komen haar niet voor als klanten van de bank.

Maar dan toon ik haar de ring.

‘Reiziger, drager van de ring’, zegt ze, ‘wat kan ik voor u doen?’

‘Breng ons bij je baas.’

‘Mijn baas of de baas?’

‘De baas dame.’

‘Nemen jullie die lift naar de vierentwintigste verdieping, ik meld jullie wel aan.’

Ik druk op de knop van de lift. We wachten tot de lift komt. De receptioniste belt blijkbaar met haar baas en hangt dan op. De lift geeft een ping en de deuren openen zich, we stappen naar binnen. Suzanne drukt op vierentwintig en de deuren sluiten zich. Ik druk op deuren openen en zie de receptioniste weer bellen. Waarom op zo’n laat uur. Ik druk op deuren sluiten en dan zoeven we naar boven.

‘Waarom deed je dat’, vraagt Suzanne me.

‘De receptioniste belde nog keer, ze weet wie we zijn.’

‘Vertrouw je haar niet.’

‘Petronella heeft ons gewaarschuwd, ik vertrouw niemand.’

Suzanne zwijgt.

De lift bereikt de vierentwintigste verdieping, hij pingt en de deuren openen zich. We stappen een lange gang in met aan beide zijden deuren.

Een slanke man in een donkergrijs maatpak, zwarte glanzend gepoetste schoenen, keurig geknipte zwarte haren en een pilotenbrilletje komt hun tegemoet.

‘Goede avond reiziger’, zegt de man tegen mij.

‘Goede avond meneer.’

‘Zeg maar Fred, Fred Bouma, en wie is deze jonge dame?’

‘Suzanne is mijn vrouw.’

‘Vreemd, ze draagt de tattoo van een priesteres van Azelfafage en die trouwen niet.’

‘Ik heb mijn onsterfelijkheid opgegeven uit liefde voor mijn man’, zegt Suzanne.

‘Oh, de liefde.’

‘We houden van elkaar’, zeg ik.

‘Goed reiziger, Petronella heeft me al bericht gestuurd. Er ligt een koffer met een miljoen Cinti voor u klaar en ik heb Emma een jurkje en ondergoed laten kopen voor Suzanne. En u mag een van mijn eigen kostuums aan trekken, die past u wel.

‘En heeft u ook een wapen?’

‘Ik ben bankier reiziger.’

‘Iemand van de bewaking dan Fred.’

‘Ik zal even bellen.’

Een uur later lopen we het bankgebouw uit. Het is nacht en we moeten lopend naar hotel Vakuuna.

‘Draai je ring om’, zegt Suzanne tegen me.

‘Waarom?’

‘Omdat niemand je mag herkennen als de reiziger, ik heb op het darkweb gekeken en het is daar bekend dat we komen. Gelukkig zonder signalement.’

‘Je meent het niet.’

‘Al het gespuis is naar ons op zoek.’

Er zit een enorme bult onder mijn colbert.

‘Echt waar zo’n revolver is waardeloos, we hebben pistolen nodig, morgen gaan we die kopen. En ik wil niet rondlopen in zo’n stomme jurk. En jij niet in dat kostuum. En morgen gaan we ook een auto kopen.’

Hotel Vakuuna ligt ook in “Pacific High Town”, het is maar even lopen. We komen het prachtige gebouw binnen. De hal heeft een marmeren vloer met een grote windroos. We komen bij de receptie en vragen om een kamer. De receptionist vraagt hun wat voor een kamer en voor hoe lang.

‘We willen een luxe kamer met een groot kingsize bed en het liefst op de bovenste verdieping. We blijven voorlopig vier weken.’

‘Vult u dit formulier even in en mag ik een kopie maken van uw identiteitsbewijs.’

Suzanne dringt nu naar voren en gaat voor de receptionist staan en kijkt hem recht aan.

‘Wat zie je’, zegt ze

‘De tattoo van een presteres van Azelfafage’, zegt de man met enig ontzag.

‘Wil je verder nog een identiteitsbewijs’, zegt ze enigszins dreigend.

‘Eh, nee, hoe willen jullie betalen?’

‘Contant’, zeg ik.

‘Dat is dan 9300 Cinti, exclusief het gebruik van de minibar.’

Ik trek m’n portemonnee en leg negen flappen van duizend en drie van honderd op de balie.

De receptionist overhandigd ons elk een keycard.

‘Achtste verdieping, kamer drieëntwintig. Het restaurant is op de negende verdieping, u kunt vanaf halfacht ’s ochtends ontbijten, veel plezier met uw verblijf in ons hotel.’

We nemen de lift naar de achtste verdieping.

Ik stop de keycard in het slot van kamer drieëntwintig en we stappen naar binnen. Het is een mooie kamer, echte schilderijen aan de muur, een grote flatscreen tegenover het grote brede bed. Fluwelen gordijnen voor de grote ramen waardoor het vele kunstlicht naar binnenstroomt. Het geeft een sprookjesachtig uitzicht over de stad met de vele glazen torens.

Ik kijk naar mijn Suzanne in het zedige jurkje dat ze draagt. Oh mijn god wat is ze mooi.

Ik sluit de zware fluwelen gordijnen die over de gehele breedte van de muur lopen waardoor de kamer een intieme sfeer krijgt.

Ik loop op haar toe en sla mijn arm om haar smalle middel en kus haar op haar wang. Mijn hand woelt door haar weelderige krullende zwarte haren. Ik trek haar naar me toe en kijk haar diep in de ogen.

‘En Suzanne, houd je nog van me?’

Ze kust me hartstochtelijk op mijn mond. Haar tong glijdt mijn mond binnen en onze tongen vinden elkaar. Haar lippen tegen mijn lippen, onze tongen verstrengeld in haar mond.

Als dit haar antwoord is dan moet het wel een volmondig ja zijn.

Met haar beider handen ontknoopt ze het jurkje en laat het naar beneden glijden op het hoogpolig tapijt. Ze wipt haar schoenen aan de kant en dan staat ze in slechts haar slipje voor me.

Ik bewonder haar slanke gespierde lichaam, haar smalle middel en haar brede heupen, haar zongebruinde lichaam met hun kleine stevige borstjes, haar prachtige krullende zwarte haren. Oh mijn god wat houd ik van haar.

Ik neem haar hoofd in mijn beide handen en kus haar. Terwijl ze de knoopjes van mijn overhemd losmaakt. Dan trekt ze mijn colbert van mijn lichaam en daarna het overhemd. Ik sta voor haar in mijn ontblote borstkas. Dan zakt ze door haar knieën en maakt mijn broek los en trekt die samen met mijn onderbroek naar beneden. Mijn zwellende penis wipt naar voren en drukt tegen haar lippen. Plagerig komt ze omhoog en kijkt me met een schalkse blik aan. Dan drukt ze zich tegen me aan en haar borstjes drukken tegen mijn borstkas. Haar harde tepels priemen in mijn huid. Dan kust ze me. Ik trap mijn broek en onderbroek uit en neem haar in mijn armen en werp haar op het bed. Er gaat een rilling door haar heen als ze contact maakt met het koele donkerblauwe dekbed van echte zijde.

Ik bekijk haar, haar lange krullende zwarte haren uitgewaaierd over de koele zijde, haar smalle aristocratische gezichtje. Haar glinsterende bruine ogen met hun wellustige blik. Ik zie het vuur van haar liefde branden in haar ogen.

Dan kruip ik naar beneden en trek haar slipje naar beneden en kus haar. Ik kus haar schaamlippen en stimuleer zachtjes haar vochtige clitoris.

Ze kreunt zacht.

Ik ga er mee door en ze begint onder me te kronkelen van genot.

‘Neem me, neem me dan’, fluistert ze.

Maar ik ga door, met het puntje van mijn tong bewerk ik haar clitoris die hevig opzwelt.

Ze hijgt van genot.

‘Neem me nou’, commandeert ze mij.

Maar ik ga door. Ik bewerk haar vulva en lik haar clitoris en houd die vochtig met mijn speeksel.

‘Ik houd het niet meer’, kreunt ze

En dan krijgt ze plotseling haar orgasme, ze ejaculeert het vocht tegen mijn lippen. Het lekkerste drankje dat ik ooit heb geproefd.

Dan plopt er een kogel in het kussen. Het dons dwarrelt door de kamer. Suzanne maakt een katachtige sprong naar de deur. De loop van een pistool met een geluiddemper steekt door de deur. Ze trapt met geweld de deur dicht. De hand van de schutter komt klem te zitten. Plop, plop, plop hij vuurt een aantal keren zijn pistool af maar het heeft geen effect. Suzanne trekt de deur een eindje open en slaat hem dan met al haar kracht weer dicht. De schutter brult het uit van de pijn en laat het pistool vallen.

Ik trek de deur open en sla de man met m’n vuist in zijn gezicht. De man staat even beduusd te kijken maar slaat dan op de vlucht. Hij vlucht naar de trap en ik ren hem achterna. Trap na trap naar beneden tot ik er bijna duizelig van word ren ik naar beneden in het trappenhuis. Via de nooduitgang rent de man de straat op. Ik ren hem achterna. Ik begin hem in te halen. Maar dan slaat de man linksaf en verdwijnt in een steegje. Ik kom de hoek om en de schutter is weg. Geen idee waar hij is gebleven in deze doolhof van steegjes. Verdomt nog eens aan toe, ik ben hem kwijt. Ik loop terug naar het hotel. Suzanne staat in de deuropening van de nooduitgang op me te wachten.

We lopen terug naar onze kamer.

‘Dit hotel is niet veilig’, zegt ze tegen me.

‘Morgenvroeg zoeken we een andere.’

‘De schutter had een keycard.’

‘De receptioniste van de ABA-bank maar ook de receptionist van hotel Vaakuna zitten in het complot. Ik bel morgen met Fred.’

‘Morgen kopen we telefoons en vier Glock negentien pistolen en een auto.’

‘Glock negentien?’

‘Ja, Oostenrijkse pistolen, op aarde is er altijd oorlog, nergens vindt je betere pistolen.

‘Oh.’

‘Durf je nog te gaan slapen?’

‘Ga maar lekker slapen Suzanne, ik waak wel over je.’

‘Dank je wel, maar maak me over vier uurtjes maar wakker dan mag jij.’

‘Oké, doen we.’

Die ochtend verlaten we het hotel via een dienstuitgang. Een steegje loopt naar een smal straatje en via een doolhof van steegjes komen we uiteindelijk weer op de grote weg. We verlaten ‘Pacific High Town.’ En komen in een buurt met kleine hotels, restaurantjes en kleine winkeltjes. Het is halfacht in de ochtend en een winkeltje die tweedehandskleding verkoopt is al geopend. Ik duw Suzanne het winkeltje binnen.

‘Kom, we gaan ons omkleden.’

Even later staat Suzanne voor me. Ze draagt een verschoten zwarte jeans die als een tweede huid om haar billen en benen kleeft. Ze heeft een eigeel topje met een rood hart met daaronder de tekst “I love you” aangetrokken die haar perfect staat. Daarover heen draagt ze een oud ruimvallend bruin leren jack.

Mijn god wat ziet mijn Suzanne er lekker uit, ze is om op te vreten.

Ik kijk haar aan en glimlach. Ik neem haar in mijn armen en kus haar.

‘En ik houd van jou Suzanne.’

‘Kom, we hebben wapens nodig.’

Ze neemt me via een hele reeks steegjes mee naar een louche wapenwinkeltje.

Een ongelofelijk dikke man met een wilde ruige baard en lang vet haar staat achter de toonbank. Hij draagt een ruim zittende bluejeans die opgehouden wordt door een leren riem met een gesp die een doodshoofd voorstelt. Hij draagt een strakzittend T-shirt die net niet tot zijn navel rijkt met de tekst “Fuck You”.

‘En schat, wat kan ik voor je doen.’

Hij pakt een klein blaffertje.

‘Elke hoer heeft er zo een schat. Is dat je pooier?’

‘Vier Glock negentiens.’

De man kijkt verbaasd.

Oh La La schatje, het echte werk?

‘Ja’, zegt Suzanne op vinnige toon.

De man pakt de Glock negentien uit de toonbank samen met een patroonhouder met kogels. Hij legt ze op de toonbank. De andere drie moet hij uit het magazijn halen.

Suzanne grijpt het wapen en schuift de patroonhouder naar binnen en spant het wapen. Ze doet het zo snel alsof ze dit al jaren doet.

Ze kijkt de man recht aan en zet hem de loop van het wapen op zijn voorhoofd.

‘Ik ben geen hoertje schatje.’

‘Heb ik me gelegitimeerd schatje.’

‘Eh, nee, ja, nou ja, je bent een priesteres van Azelfafage, dus ja.’

‘Mooi, regel jij het papierwerk.’

‘Oké.’

‘Dan nog vier schouderholsters, twee linker en twee rechter, acht extra patroonhouders en tien doosjes met patronen. En oh ja vier van die lekkere dolken.’

We lopen de winkel uit. Suzanne heeft haar jack dicht geritst. Ze draait een pirouette voor me. Mijn god wat is ze toch een stoot.

‘Niets te zien hè, maar wel zwaar bewapend.’

‘Waarom schoot die man mis Suzanne.’

‘Omdat hij niet kan schieten.’

‘Dat denk je toch zelf niet, op zo’n korte afstand?’

‘Een waarschuwing?’

‘Ja, maar waarvoor en voor wie?’

‘Geen idee, al die gasten willen de reiziger doodmaken is nooit anders.’

‘Oké, maar voor wie was de kogel bedoelt?’

‘Je bedoelt dat iemand mij wil waarschuwen?’

‘Ja.’

‘Maar waarom dan en waarvoor?’

‘Omdat je met me meegaat naar de aarde.’

‘Oké, maar dat mag volgens de regels wel.’

‘Het is vreemd.’

‘Ja, maar we leven allebei nog, kom we gaan naar een autodealer. Hoeveel geld heb je bij je?

‘Honderdtwintig flappen van duizend.’

‘Daar krijgen we een nieuwe voor.’

‘Ik koop nooit nieuw, altijd een met de kop eraf.’

‘We gaan voor een Leotard X5. Een wolf in schaapskleren. Onopvallend maar met een dikke motor en niet te vergeten zelfbesturing.’

‘Zelfbesturing?’

‘Ja, op Azelfafage hoef je geen rijbewijs te hebben. Je vertelt de boordcomputer het adres waar je naar toe wil en de auto brengt je ernaartoe. Tenzij je zelf wilt rijden heb je geen rijbewijs nodig. De meeste mensen hier hebben geen rijbewijs.’

‘En jij wel, alleen heb je je rijbewijs niet bij je.

‘Hoeft ook niet ik schakel de automaat uit met mijn tattoo.’

‘Oké, maar dan laat je een spoor achter in een systeem en dan kunnen we gevonden worden.’

‘Ja, maar als dat gebeurt dan zit het verraad in de hoogste bestuurlijke regionen van de planeet. Vlak onder regeringsniveau.’

‘En dat risico gaan we nemen?’

‘Ja, ik denk niet dat het verraad op zo’n hoog niveau zit.’

‘En als dat wel het geval is dan worden we straks van de weg gereden door een stelletje gangsters.’

‘Maar dan bellen we Fred.’

‘En wat kan die eraan doen?’

‘Naast bankier is Fred ook senator. Hij is een van de machtigste mannen van de verenigde zeven planeten van het sterrenbeeld de zwaan.’

‘En de kerk?’

‘De hoogste priesteres is de geestelijk leidster.’

‘Dus ze heeft geen macht?’

‘Oh jawel, haar macht vloeit voort uit de onmetelijke rijkdom van de kerk. Geld is macht.’ Net als op aarde, kijk maar naar Elon Musk. Maar vergeleken met de rijkdom van de kerk van Azelfafage is Elon een armoedzaaier.’

‘Mooi Suzanne, fijn dat je me wegwijs maakt in de situatie op deze planeet.’

‘Kijk daar is de garage van de dealer.’

We lopen de toonzaal van de garage binnen. Een verkoper in maatkostuum treedt ons tegemoet.

‘En wat kan ik voor jullie betekenen’, vraagt de verkoper.’

‘We zoeken een X5 waar de kop van af is. Maar met niet te veel kilometers.’

‘Voor de X5 heeft u een rijbewijs nodig, heeft u die?’

‘Ik niet maar Suzanne wel’, en ik wijs naar mijn vrouw.

‘Ik heb precies wat jullie zoeken. Een mooie goed onderhouden antracietgrijze X5. De kleur is een beetje saai maar als dat geen bezwaar is dan is hij ideaal voor jullie. Bouwjaar 4183 en dus goed twee jaar oud. Als nieuw, nog geen 2000 kilometer op de teller.’

‘Laat maar zien dan’, zegt Suzanne.

Met z’n drietjes lopen we naar de Leotard X5. De auto staat op z’n landingsgestel en het portier aan de bestuurderskant staat open.

‘Lekker stuurtje hè, hij staat in de handmatige stand, de vorige eigenaar reed altijd zelf.’

De auto ziet er prachtig uit, hij is glimmend gepoetst en de binnenruimte geurt fris en dat heeft hij niet van zichzelf.

‘Wat vraagt u ervoor’, vraagt Suzanne.’

‘Negenentachtigduizend Cinti.’

‘Dat is best prijzig, kan er niet wat vanaf?’

‘Als u contant betaald.’

‘Wat kost hij dan?’

‘Zesentachtig?’, vraagt de verkoper.

‘Dacht meer aan negenenzeventig.’

‘Ach nee mevrouw dat kan echt niet, kijk dan wat voor een mooie auto.’

‘Zullen we middelen dan?’

‘Vierentachtig?’, we zien de verkoper denken.

‘Ja?’

‘Nou goed dan, verkocht.’

‘Geweldig, krijgen we hem gelijk mee?

‘Dat kan als u zich bij de dienst rijvaardigheidsbewijzen aanmeldt en toestemming krijgt mag hij gelijk mee.’

Ik betaal de auto, terwijl Suzanne plaatsneemt achter het stuur. Ik ga naast haar zitten.

Inloggen: Ja/Nee

‘Ja’, zegt ze.

Nieuwe bestuurster, 48 kilo ongekleed, 169cm.

Pedalen, stuur en bestuurdersstoel instellen: Ja/Nee

‘Ja’

De onderdelen stellen zich optimaal in.

Handmatig rijden default geblokkeerd: Ja/Nee

‘Nee’

‘Identificatie verplicht. Hoe wilt u zich identificeren?

‘Met Tattoo’

‘Van?’

‘Priesteres van Azelfafage.’

‘Kijk in de camera.’

‘Akkoord, handmatige besturing vrijgegeven, veel plezier.’

Suzanne geeft gas en we draaien de snelweg op. Ze gaat omhoog naar level twee en geeft meer gas.

‘Gaan we nu naar een hotel’, vraag ik haar.

‘Ja.’

‘Waar?’

‘In de haven.’

We vliegen naar het havenkwartier. En parkeren onze auto aan de kade. Dan lopen we langs de kade naar een oude klipper waaraan onderhoud wordt gepleegd.

Een van de matrozen houdt de wacht bij de loopplank. Als we de loopplank opkomen houdt hij ons tegen.

‘En wat komen jullie hier doen?’

‘Ik zoek kapitein Leo Stuiter.’

‘Oké, loop maar door, de kap. Is in zijn hut.’

We lopen naar het achterschip en gaan via een trapje naar beneden. We kloppen aan.

‘Binnen’, horen we hem brommen.

Suzanne stapt naar binnen.

‘Suzanne wat doe jij hier en wie is die man?’

‘Ik begeleid de reiziger Leo, hij is mijn man.’

‘Dus je hebt je onsterfelijkheid opgegeven voor hem?’, en hij wijst naar mij.

‘Ja Leo.’

Leo kijkt me aan en monstert me.

‘Ben je een goede matroos reiziger?’

‘Ja Leo, maar alleen met catamarans.’

Leo kijkt me aan en geeft me een pets op de schouder.

‘Dat zit dan wel goed jongen, zeevaarder hè.’

‘Ja Leo.’

‘Zeg jongens, wat willen jullie van me?’

‘Je schip ligt hier voor groot onderhoud?’

‘Ja helaas wel en ik kan pas over vijf weken terecht in het dok. We vernieuwen de zeilen en de tuigage, schuren de planken van het dek en poetsen de messingen relingen. Normaal een klusje van goed een week maar nu…’

‘Zeg Leo je slaapt ’s nachts toch bij je vrouw aan de wal?’

‘Ja natuurlijk, hoezo?’

‘Kunnen we je kajuit een paar weekjes huren Leo?’

‘Denk je dat dat goedkoper is dan een hotel Suzanne?’

‘Nee, maar wel veiliger’, en ze vertelt hem het hele verhaal.

‘Wat moet een kapitein met zo’n breed bed Suzanne.’

‘Leo is een oude kapitein, zijn kinderen zijn al uit huis dus zijn vrouw gaat vaak mee op zijn reizen, is immers veel gezelliger.’

‘En voor wie is dat derde kussen dan?’

‘Stamt uit z’n wilde jonge jaren toen hij nog niet getrouwd was. Dan lag hij met twee geile wijven in bed.’

‘Zo, zo.’

‘Wat nou zo, zo, een van die geile wijven werd zijn vrouw.’

‘En dat andere wijf?’

‘Stapte over naar een andere klipper en gleed in bed met een andere kapitein.’

‘En dat zijn de zeden van Azelfafage?’

‘De lust of de liefde of allebei, seks is lekker.’

Ik sluit Suzanne in mijn armen en kus haar.

‘Zeg Suzanne, waar waren we ook alweer gebleven?’

Suzanne legt haar hand op haar poesje, ze kijkt me verlekkerd aan.

‘Nog een keer?’

‘Oh ja ja’, zucht ze.

Ik maak de knoop van haar jeans los, trek de ritsluiting naar beneden en begin de jeans van haar billen af te stropen.

‘Godver, de godver. Suzanne een jurkje is echt gemakkelijker hoor’, terwijl ik de pijpen van haar jeans over haar enkels sleur.

‘Dat is een geil slipje, waar heb je die zo gauw gekocht?’

‘Bij de tweedehands kledingwinkel.’

‘Gadver. een tweedehands slip?’

‘Ondergoed wordt niet tweedehands verkocht hoor, dit is een nieuwe.’

‘Had dat maar gezegd, ik loop al een hele tijd in een onderbroek van Fred.’

‘Je hebt toch ogen, ze stonden in een rek achter de toonbank.’

‘Oh.’

‘Nou wordt het nog wat?’

Ik neem haar bij de heupen en smijt haar op het bed. Ze spreidt haar benen voor me.

Ik sta voor haar aan het bed, kleed me uit en sta voor haar met mijn zwellende penis. Ik begin te heupwiegen en hij zwengelt lekker heen en weer.

Suzanne ligt er verlekkerd naar te kijken.

‘Nou wordt het nog wat?’, kreunt ze terwijl ze met haar hand over haar vochtige poesje wrijft. Haar vingertoppen glimmen van het vocht.

Suzanne is nat en geil.

Dan wip ik op het bed en penetreer haar.

‘Hé, ik dacht…’

‘Jij hebt gisteravond je deel al gehad, nu wil ik het mijne.’

‘Ook goed hoor.’

Dan begin ik haar lekker te neuken en al gauw ligt ze onder me te kronkelen en te kreunen van genot.

Ik kijk in haar ogen, ik zie haar geilheid maar ook haar liefde, ik kus haar en ze kust me terug.

‘Even over het gebruik van de telefoons. Altijd uitzetten en nooit gebruiken in de kajuit of in de buurt van dit schip en na elk belletje een nieuwe simkaart plaatsen.’

Ik kijk haar verbijsterd aan.

‘Ja, dat moest ik gewoon even kwijt.’

‘Had je straks toch kunnen zeggen.’

‘Weet ik wel maar…’, kreunt ze.

Ik begin haar harder te stoten.

‘Oh ja, doorgaan nog harder’, kreunt ze.

Even later spuit ik haar vol terwijl ze luidruchtig klaarkomt.

Als we ’s morgensvroeg wakker worden stappen we samen onder de douche. Het is er erg krap met zijn tweetjes en we staan dan ook intiem tegen elkaar aangedrukt.

‘Ah, nee echt, dat water is ijskoud.’

‘Zeewater’, zegt Suzanne.

‘Dat kun je toch ook warm maken.’

‘Kom, kom, ben je nou een echte kerel’, terwijl ze m’n rug afsopt.

Ik draai me om en pak de fles met shampoo en begin haar lange zwarte haren in te zepen met allebei mijn handen.

Daarna zeep ik haar lichaam in en kom bij haar tepels die door het koude water al ferm naar voren priemen. Ik neem er een in mijn mond en zuig eraan.

Dan trekt ze me hard aan mijn haren.

‘Au, au, waarom doe je dat.’

‘Niet zitten te klieren, je hebt gisteren seks genoeg gehad. We moeten naar “Pacific High Town” en Marianne zoeken.’

‘Daarom kunnen we tijdens het douchen toch nog wel een beetje lol maken.’

‘Nee’, zegt ze vinnig, ‘opschieten nou.’

‘Maar wanneer kunnen we Marianne tegenkomen? Is ze zo vroeg in de ochtend al in de weer? Lijkt me toch onwaarschijnlijk. Ik zit meer aan de avonduren te denken.’

‘Juist niet, ze opereert in de ochtenduren. Juist wat jij onwaarschijnlijk vindt is juist het meest waarschijnlijk.’

‘Vrouwenlogica Suzanne?’

Suzanne ergert zich aan mijn praat.

‘Kom je nou nog mee.’

Ik trek mijn beide schouderholsters aan steek de twee Glock negentiens erin en trek mijn jas aan.

“Aye, Aye Captain.”

We lopen met z’n tweetjes naar de auto en stappen in. Suzanne geeft een enorme peut gas. We vliegen in een sneltreinvaart naar level drie en dan gaat ze pas echt los. De teller tipt al snel de driehonderd aan en ik betwijfel of het aardse kilometers zijn. Ik zit met angst en beven op de bijrijdersstoel. Ik kijk naar Suzanne maar ze geeft geen krimp. In geen tijd zijn we in “Pacific High Town” en parkeert Suzanne de auto bij het Palazzo Venetië, een chic restaurant die op dit vroege uur al geopend is.

We lopen naar binnen en gaan op een strategisch punt in het restaurant zitten. Al gauw komt de Maitre d' naar hun tafeltje die hun het menu brengt. We kiezen voor het Italiaans ontbijt. Een ober brengt hun een cappuccino met zoete croissants en een brioche gevuld met een crème vulling van pistache en een schaal met vers fruit. Terwijl we zitten te ontbijten houdt Suzanne de zaak goed in de gaten. Er komt een knappe jonge vrouw binnen. Suzanne laat niets blijken maar ze herkent de vrouw als Marianne. De twee vrouwen kijken elkaar heel even aan. Hun gezichten zijn uitdrukkingsloos maar ze hebben elkaar herkend. De vrouw gaat aan een tafeltje zitten en besteld ook een ontbijt maar besteed verder geen aandacht meer aan ons. We blijven rustig genieten van ons ontbijt en bestellen nog een cappuccino.

‘Kom’, zegt Suzanne.

We lopen de zaak uit en gaan naar onze auto. Suzanne start en vliegt naar een steegje naast het restaurant. Marianne komt de zaak uit lopen en komt naar onze auto en stapt achterin.

‘Weg hier’, zegt ze tegen Suzanne.

Suzanne vliegt naar level drie en geeft gas, met duizelingwekkende vaart vliegt ze terug naar onze klipper.

Gedrieën lopen we naar de klipper. De matroos die op wacht staat kijkt Marianne vreemd aan maar zegt niets.

We lopen gedrieën naar de kajuit en sluiten de deur achter ons.

‘En Marianne, waar is de meesteres van aankomst?’

‘Je bent wel heel direct hè reiziger.’

‘Misschien dat dat zo is Marianne maar eigenlijk is het de enige vraag die ik aan je heb.’

‘Dat begrijp ik, ze is nu in de catacomben van de ruïnes van slot Atreides maar morgen gaat ze weer ergens anders heen en ik weet nog niet waarheen.’

‘Dan gaan we er nu toch meteen naar toe.’

‘Liever niet, het slot staat in een groot publiek park en wordt overdag druk bezocht.’

‘Heb je enig idee door wie er op de meesteres van aankomst wordt gejaagd Marianne?’

‘Er wordt al ruim veertig jaar op haar gejaagd. Het is gewoon om te voorkomen dat de reiziger haar weet te bereiken. Het is al veertig jaar geen reiziger gelukt haar te bereiken ze zijn allemaal gestorven.’

‘Leuk om te horen Marianne en ik ben de volgende?’

‘Ja, ik vrees van wel.’

‘Maar wij gaan zo naar haar toe en wie gaat ons tegenhouden?’

Als ’s avonds de schemering zijn intrede doet lopen we naar de auto en stappen in. Suzanne geeft Marianne een Glock negentien en vraagt haar of ze er mee overweg kan.

Marianne bevestigt dit door het wapen professioneel door te laden en schietklaar te maken.

We rijden de duisternis in en vliegen met hoge snelheid richting het park. Er verschijnen koplampen van twee auto’s die ons lijken te volgen. Suzanne probeert ze af te schudden maar dat lukt niet. Plotseling klinkt het knetterende geluid van pistoolmitrailleurs. Een kogel slaat door het glas van de achterruit. Het is bittere ernst.

De twee achtervolgers vliegen naast elkaar op level drie met hoge snelheid. Ik richt mijn twee Glocks op de bestuurder van de linker auto en schiet twee magazijnen leeg. Hij wordt dodelijk getroffen door meerdere kogels uit mijn wapens, maakt een rare slinger en komt in botsing met de andere achtervolger. De twee auto’s storten naar beneden en klappen op de grond neer en vliegen in brand. Nu we zijn verlost van onze achtervolgers kunnen we rechtstreeks naar de catacomben van Atreides.

We parkeren onze auto op de parkeerplaats van het park. We lopen naar de ruïne en Marianne opent daar een deur die naar de catacomben leidt. Het blijkt een ingewikkeld stelsel van gangen met aan weerzijden grafnissen afgedekt met marmeren platen voorzien van teksten die iets vertellen over de overledene. Marianne blijkt de weg goed te kennen. Ze leidt ons door het gangenstelsel en komt dan bij een deur. Ze stapt door de deur naar binnen. We komen in een soort aankomsthal. De vloer is gemaakt van marmer en de beeltenissen van een zwerm vliegende zwanen zijn op kunstige wijze aangebracht.

Er zijn drie andere deuren in deze ruimte. Twee mannen bewapent met pistoolmitrailleurs springen tevoorschijn uit de linker deur.

‘Handen omhoog’, zeggen ze.

Mijn Glocks zitten in hun holsters en ik kan ze nooit snel genoeg trekken dus ik doe maar wat er van me gevraagd wordt.

Een van de mannen ontwapend ons terwijl de andere met zijn wapen klaar staat voor het geval we iets zouden willen proberen. Dan haalt hij ty-raps tevoorschijn uit zijn jaszak en knevelt ons. Dan slaat hij ons met de kolf van zijn pistoolmitrailleur buiten westen.

Als we bij bewustzijn komen liggen we in een kleine ruimte samen met een andere vrouw.

‘Suzanne, wat doe jij hier’, zegt de vrouw.

‘Ik ben hier samen met mijn man de reiziger Cathelijne.’

‘Dus je hebt je onsterfelijkheid opgegeven voor die man.’

‘Ik houd van hem.’

‘Oh, de liefde.’

Ik kruip door de ruimte op zoek naar een mogelijkheid om de ty-rap door te snijden en me zelf te bevrijden. Ik vind een lege wijnfles en pak de hals van de fles met m’n samengebonden handen. Ik kom omhoog en laat de fles dan vallen. De hals breekt van de fles af en er ontstaat een scherpe stomp. Even later heb ik de ty-rap doorgesneden en komen mijn handen vrij. De ty-rap om mijn benen kost me slechts een moment. Ik help de andere vrouwen bevrijden. Suzanne en Marianne komen soepel omhoog maar Cathelijne heeft al te lang geboeid gelegen en komt maar moeizaam omhoog.

‘Oké, wachten we tot er iemand binnenkomt en overvallen we hem dan?’, vraag ik.

‘Ja, zegt Suzanne, jij bij de deuropening en ik achter de deur.’

We moeten uren wachten voordat eindelijk de deur opengaat.

Een man komt naar binnen. Hij is niet eens gewapend zo zeker is hij blijkbaar van zichzelf.

Ik geef hem een harde stomp midden in zijn gezicht. Hij krijst het uit van de pijn. Met de volgende stomp gaat hij buiten westen.

Zijn collega komt met getrokken wapen naar de deur. We smakken de deur voor zijn neus dicht en even later klinkt het tetterend geluid van zijn pistoolmitrailleur. Kogelgaten verschijnen in de deur en de houtspaanders vliegen in het rond.

‘Ik denk dat we een probleem hebben’, zegt Suzanne.

‘Ja, ik denk dat hij hulp gaat inroepen’, zeg ik

‘Ja, maar bellen zal niet gaan, we zitten hier te diep onder de grond, er is hier geen bereik, daarvoor moet hij omhoog. En daar maken wij gebruik van door via een andere tunnel weg te vluchten’, zegt Cathelijne

Cathelijne kent het gangenstelsel op haar duimpje en leidt ons naar een van de andere uitgangen.

‘Kom, ga mee we nemen de metro naar een van mijn andere schuilplaatsen.’

We lopen naar het metrostation en nemen de metro naar “Pacific High Town.”

Op een tussenstation stappen we uit.

Cathelijne brengt ons naar een service deur van de vervoersmaatschappij en haalt een sleutel uit haar zak en opent de deur. Het is stil en verlaten op het station en niemand heeft ons gezien. We stappen naar binnen en Cathelijne sluit de deur achter zich en doet hem weer op slot. Een andere deur leidt naar een tunneltje. Aan het einde van de lange tunnel is er weer een deur. Cathelijne pakt een andere sleutel en opent de deur. We stappen naar binnen. Cathelijne doet het licht aan en meteen zien we dat dit een ruimte is die gewijd is aan de kerk van Azelfafage.

‘Gefeliciteerd reiziger, je bent de eerste in drieënveertig jaar die mij bereikt heeft.

‘Dank u wel, heeft u enig idee wie hierachter zit?’

‘Ja, een van de drie toezichthouders van de ABA-bank heeft veertig miljard Cinti verduisterd. Hij heeft dat op een slimme wijze verwerkt in de boeken. Ik weet niet wie van de drie maar er is nog maar een van hen in functie, de andere twee zijn met pensioen. Ik heb drieënveertig jaar lang geprobeerd dit te melden maar het is me nooit gelukt. Ik moest steeds onderduiken, kon nooit een telefoon bemachtigen en Fred bellen Ik kan me op straat niet laten zien of ik word meteen bedreigd. Marianne en Ik zijn diverse keren doodgeschoten. Maar omdat we onsterfelijk zijn komen we steeds weer terug.’

‘En Fred kan uitzoeken wie van de drie de dader is?’

‘Oh ja, je kunt niet zomaar zoveel geld laten verdwijnen of het is terug te vinden en het leidt onherroepelijk ook naar de dader.’

‘En wij moeten dit melden aan Fred?’

“Ja, jij in je eentje moet naar de ABA-bank gaan en het aan Fred melden. Suzanne is wel bekend maar jij niet.’

‘Oké, maar heb je ook een wapen voor me, dat voelt veiliger.

‘Is een Glock negentien goed?’

‘Eentje maar?’

‘Ik heb er helaas maar een.’

Cathelijne pakt het wapen uit een la, het zit in een schouderholster.

‘Reiziger, het is maar één metrostation verder en dan nog vijf minuten lopen binnen een kwartier kun je er zijn, het is het beste dat je nu meteen gaat.’

Ik meld me bij de receptioniste, het is dezelfde als de eerste keer dat we hier waren.

‘Goede avond, wilt u mij aanmelden bij Fred.’

Ze kijkt me nogal zenuwachtig aan.

‘Fred is er niet’, zegt ze

Ik kijk haar indringend aan. ‘Dat is niet waar, je liegt.’

‘Nee hoor, hij is er echt niet’, zegt ze angstig.

‘Ik denk het wel, vierentwintigste verdieping is het niet, meld me maar aan.’

Ik loop naar de lift.

Dan klinkt er een schot en ik word getroffen in mijn schouder.

Ze staat bevend met een revolver in haar hand naar me te kijken.

Ik loop naar haar terug en pak het wapen uit haar hand.

‘Stom meisje, dat had je nou niet moeten doen.’

Ze begint te huilen. Snikkend zakt ze in haar stoel. ‘Ik moest wel.’

‘Van wie moest je wel, laat me eens raden een van de toezichthouders?’

‘Hoe weet u dat?’

‘Ik weet meer als je denkt meisje, welke toezichthouder was het?’

‘Ik kan niet…’

‘Kom we gaan met z’n tweetjes naar boven en dan vertel je Fred wie het is, het komt zo wie zo uit of je het nu vertelt of niet dat is slechts een kwestie van tijd.’

Ik trek haar mee naar de lift en duw haar naar binnen en dan gaan we samen naar boven.

De lift pingt en de deuren schuiven open.

Er klinkt een schot en het meisje stort met een kogelgat in haar voorhoofd neer tussen de lift deuren.

Een dikke oude man gekleed in een donkerblauw maatkostuum met een bordeauxrode stropdas wenkt me met zijn pistool voorzien van geluiddemper. Het zweet staat op zijn voorhoofd en hij beweegt een beetje houterig.

Hij richt nadrukkelijk zijn pistool op me.

‘Vooral niets proberen reiziger, ik weet dat je bewapend bent. Haal ze maar tevoorschijn maar voorzichtig.’

Ik trek mijn leren jas op en haal mijn Glock negentien tevoorschijn en gooi hem voor hem op de vloer.

‘Je hebt er twee, waar is de andere?’

Ik kijk hem vreemd aan. ‘Welke andere, ik heb er maar één.’

‘Niet tegen me liegen reiziger, jij en Suzanne hebben vier Glocks gekocht bij dat wapenzaakje, dus je hebt er twee.’

‘Kan zijn maar nu heb ik er maar één bij me, fouilleer me maar.’

‘Ik kijk wel uit, ga voor me lopen reiziger we gaan naar Fred.’

We lopen de gang af en wil op de deur kloppen.

‘Gewoon naar binnen lopen reiziger’, bijt hij me toe.

Ik open de deur van Freds kantoor en stap naar binnen. De dikke man stapt eveneens het kantoor binnen en richt zijn pistool op Fred.

Fred kijkt de dikke man geschrokken aan.

‘Wat heeft dat te betekenen Johan.’

‘Hou je bek Fred, de reiziger komt je vermoorden Fred en pleegt daarna zelfmoord, ja zo gaat het gebeuren.’

Johans gezicht is bezweet en de druppels lopen langs zijn wang. Hij haalt een zakdoekje tevoorschijn en wil dan gaan zitten. Maar hij struikelt dan over een paar schoenen en valt hard op de grond. Het pistool gaat af en een kogel slaat vlak bij Fred in de muur. Ik werp me op Johan en trek het wapen uit zijn hand. De man is niet fit en is geen partij voor me ook al heb ik een kogelwond in mijn schouder.

Fred grijnst, ‘Is dat even een geluk dat ik nieuwe schoenen heb die nog onaangenaam knelden.’

Hij kijkt Johan aan, ‘Wat heeft dit te betekenen Johan?’

Johan zwijgt.

‘Drieënveertig jaar geleden heeft Johan veertig miljard Cinti verduisterd en dit op een slimme manier verwerkt in de boeken. De meesteres van aankomst heeft daar kennis van en daarom maakt Johan al die tijd al jacht op haar om te voorkomen dat de waarheid aan het licht komt. Dat is wat je Fred wil vertellen Johan?’

Johan zwijgt.

‘Dat is een ernstige beschuldiging reiziger.’

‘Dat is zo Fred, maar zoals Cathelijne al zei, je kunt niet zomaar veertig miljard Cinti verduisteren zonder dat dat niet terug te vinden is in de boeken.’

‘Klopt reiziger.’

Fred belt met de bewaking en algauw komen er twee potige mannen Freds kantoor binnen lopen.’

‘Goede avond Arnold’, zegt Fred tegen de oudste bewaker. Nemen jullie Johan mee naar beneden en bellen jullie dan de politie. Johan wordt verdacht van fraude en de politie moeten hem in voorarrest nemen tot de boeken zijn gecontroleerd.’

‘Oké Fred, ga je vrijwillig met ons mee Johan?

Johan staat met enige moeite op en waggelt dan met de twee bewakers mee.

‘Tja reiziger, Johan hoorde bij het meubilair van de ABA-bank en dan dit!’

‘Ja tragisch Fred.’

‘Jullie zijn al bij de meesters van aankomst geweest dus nu moet de hoogste priesteres jullie in de echt verbinden. Zal ik de bruiloft voor jullie regelen?’

‘Dat is fantastisch Fred, heel erg bedankt.’

‘Mooi, mooi en dan trakteert de ABA-bank jullie op een reisje naar Iota2 Cygni.’

‘Waarom dat dan.’

‘Daar zijn veertig miljard goede redenen voor reiziger.’

Een week later in de vroege ochtend rijdt een limousine ons naar de kathedraal van Azelfafage. We rijden door de geopende poorten van het imposante poortgebouw. Daarna werpen we een blik op de prachtig gebeeldhouwde kathedraal met zijn twee naar de hemel reikende torens. De boogpoorten van de kathedraal zijn geopend. Marianne neemt me bij de hand en begeleidt me als bruidegom het gebouw binnen. De blauwe zon van Azelfafage werpt zijn licht door het prachtige gebrandschilderde roosvenster en het interieur van het wel honderdvijftig meter lange schip wordt getooid met sprookjesachtige kleureffecten. Aan het einde van de hal achter het transept en op het hoofdaltaar voor het reusachtige orgel staat de hoogste priesteres van Azelfafage. Ze is gekleed in een eenvoudige lange witte jurk. Haar lange krullende blonde haren hangen zonder enige versieringen vrij over haar schouder. Enkel de diamanten ring aan haar linker ringvinger vertellen ons wie zij is.

Fred die Suzanne naar het hoofdaltaar begeleidt draagt ook een eenvoudige lange witte jurk. Maar er is een zwaan op het nevel dunne witte stof van de jurk geborduurd. De kop van de zwaan met zijn gele snavel en zwarte knobbel ligt over Suzannes linkerschouder en de zwaan heeft haar vleugels over haar borsten en om haar smalle middel geslagen waardoor het toch een zedige jurk is geworden. Het is een ontwerp van een van Azelfafages beroemdste couturiers en heeft een godsvermogen gekost. Maar Fred gaf geen krimp toen hij de prijs hoorde. Ik draag een eenvoudige maar smaakvolle zwarte smoking.

En dan staan we voor de hoogste priesteres van Azelfafage.

‘Suzanne meisje, liefde!’, dat zijn haar eerste woorden en daarna maakt ze een gebaar met haar handen die dat weer geeft.

‘Welkom allemaal, het is me een groot genoegen om twee mensen te mogen ontmoeten die elkaar liefde hebben geschonken en die dat willen bevestigen in het huis van god.’

God is liefde en de kerk van Azelfafage is liefde. Liefde is enige dat echt telt.

Suzanne meisje, wil jij tot je nemen tot je wettige echtgenoot de reiziger en wat is daarop je antwoord?

Suzanne knielt en buigt voorover en kust de prachtige van geometrische patronen voorziene marmeren vloer van het hoofdaltaar. Dan staat ze op en zegt zonder enige aarzeling, ‘Ja.’

Reiziger wil jij tot je nemen tot je wettige echtgenoot Suzanne gewezen priesteres van Azelfafage en wat is daarop je antwoord?

Zonder enige aarzeling zeg ik, ‘Ja.’

‘Dan verklaar ik jullie bij deze tot man en vrouw.’

Reiziger je kunt het trouwboekje straks afhalen op het stadhuis van de gemeente Oldambt in Winschoten.

Marianne treedt naar voren, op een kussentje draagt ze twee gegrafeerde ringen met de tekst, liefde, tot de dood ons scheidt.

Als we elkaar kussen klinkt er plotseling een schot.

De hoogste priesteres kijkt geschrokken op en heft haar rechterhand.

Alles om me heen verstilt en ik kan me niet meer bewegen. Ik kan wel zien maar m’n ogen niet bewegen. Het is alsof de tijd stil staat. De hoogste priesteres wandelt rustig naar een plek waar een kogel stil hangt in de lucht. De kogel zou Suzanne hebben getroffen. De hoogste priesters legt haar hand onder de kogel en die draait honderdtachtig graden. Dan keert de tijd terug. Geschrokken kijk ik naar het roosvenster waarachter een sniper met een geweer staat. De loop steekt door een gat in het venster. Juist als hij de trekker voor de tweede keer overhaalt keert de eerste kogel terug in de loop, waar de twee kogels elkaar ontmoeten. De loop spat uit elkaar en de schutter valt door het prachtige roosvenster neer op de marmeren vloer van de kathedraal, een regen van gekleurd glas klettert over de vloer van het schip.

‘Dit is heiligschennis, vervloekte gangsters’, zegt de hoogste priesteres.

En zo stappen we in de limousine die ons naar de ruimtehaven brengt voor ons reisje naar Iota2 Cygni.’

Als we aankomen op de ruimtehaven en uitstappen zien we een zwarte vrouw staan, ze draagt een sexy kort jurkje die haar billen amper afdekken. Een diep decolleté tonen haar volle borsten. Wie is die geile meid?

‘Goede morgen Suzanne’, zegt ze.

‘Goede morgen Agnes.’

‘En met wie heb ik het genoegen Agnes’, vraag ik.

‘Ik ben de meesteres van afscheid reiziger en ik ga met jullie mee op reis, dan hoeven jullie niet terug naar Azelfafage.’

‘Ik zie dat je er al helemaal op gekleed bent Agnes, heb je onze kleding meegebracht?

‘Zeg hè, wat hebben jullie allemaal achter mijn rug om geregeld?’, vraag ik.

Agnes pakt haar tas en haalt er een zeevaarders broekje uit. ‘Die is voor jou reiziger.’

Voor Suzanne pakt ze een zeevaarders lendendoekje met een lei.

‘Die zijn voor jou Suzanne, de lei is net echt maar toch weer niet en verwelkt niet.’

‘Dank je wel Agnes.’

‘Kom op nou jongen en meisje, omkleden.’

‘Hier zomaar midden in het publiek?’, vraag ik.

‘Je bent hier op Azelfafage en niet op aarde.’

Even later zijn we in zeevaarders tenue.

‘Stop die smoking maar in die vuilnisbak, maar die jurk neem ik mee naar aarde voor als mijn dochter ooit trouwt, het is een echte Gianni Versace’, zegt Suzanne.

De ruimtependel van de Karel Doorman staat klaar op platform elf en brengt ons naar de ontzagwekkend grote ruimtekruiser die ons naar Iota2 Cygni zal brengen. Duizenden mensen maken een vakantiereisje naar de planeet van strand, zee, seks en lust.

Na de tijdsprong van de ruimtekruiser duurt het slechts een ogenblik als we aankomen bij de planeet die om Iota2 Cygni draait.

De planeet ziet eruit als onze aarde. De ruimtependel brengt ons naar de ruimtehaven van de planeet. Een hele horde priesteressen van Azelfafage staan bij ons platform klaar met bloemenkransen. De meisjes dragen enkel geile g-string slipjes en tonen hun grote volle borsten vol trots. Heupwiegend met hun wulpse zongebruinde lichamen komen ze op ons af. Ze hangen ons een bloemenkrans om. ‘Liefde’, is wat ze zeggen. Vervolgens maken ze een buiging voor ons en met hun handen maken ze het gebaar dat liefde voorstelt. Een rij taxi’s staat langs de straatkant op ons te wachten. We houden er een aan.

‘We moeten naar het amrâth grand hotel de l'empereur, kunt u ons daarnaartoe brengen’, vraagt Agnes de chauffeur.

De chauffeur is een jonge man, goed verzorgd, haar netjes geknipt, old spice als aftershave. Hij draagt een kleurig aloha overhemd met korte mouwen en een nette korte broek. Agnes ziet de jonge man wel zitten.

‘Maar natuurlijk mevrouw, stappen jullie maar in.’ De chauffeur stapt uit en loopt om de auto heen en opent de portier voor Agnes. ‘En u mag wel naast me komen zitten.

Agnes is wel onder de indruk van deze gentleman.

Agnes kijkt de man een beetje verliefd aan.

‘Wat zou je ervan denken om de komende twee weken onze privéchauffeur te zijn.’

‘Wel ik moet van mijn baas dagelijks een bepaald bedrag verdienen en als ik dat bereikt heb dan mag ik naar huis. De ene keer verdien ik dat binnen acht uur, de andere keer nog niet binnen twaalf uur.’

‘Oké, ik betaal je vijfentwintig procent boven dat bedrag. En met alle bijkomende voordeeltjes voor jezelf. En die zijn gratis.’

‘En wat voor voordeeltjes zijn dat?’

‘Nou we gaan straks fijn met z’n viertjes lunchen in het sterrenrestaurant “Ciel Bleu” en daarna breng je ons naar het strand waar we lekker gaan knuffelen en vannacht slaap je in mijn bed, wat dacht je daarvan.’

‘Lijkt me wel.’

‘Mooi, geregeld dan, kom op, karren maar met die bak.’

‘Trouwens, wat is je naam?’

‘Mijn naam is Carlo.’

‘Oké Carlo, vanaf nu ben je mijn Carlo.’

Terwijl Agnes en Carlo met elkaar in de weer zijn zitten Suzanne en ik op de achterbank. Ik sla m’n arm om haar heen en trek haar tegen me aan. Dan kus ik haar. Ik voel haar harde blote tepels tegen mijn borstkas en ik word een beetje opgewonden. Ik neem een van haar tepels in mijn mond en ik voel hem nog harder worden in mijn mond. Suzanne kreunt zachtjes. Suzanne is geil.

Agnes draait zich om en kijkt over haar bijrijdersstoel naar ons.

‘Zeg dame en heer, waar zijn we mee bezig.’

‘Voor je kijken Agnes, en Carlo kijk niet steeds zo raar in die binnenspiegel van je, let op het verkeer en niet op ons.’

Carlo moet lachen. ‘Dat is best lastig Suzanne.’

‘Je kijkt maar naar Agnes, ze heeft geen slipje aan.’

Carlo moet nog harder lachen. ‘Dat was me al opgevallen maar daarnaar kijken is tijdens het vliegen dan weer gevaarlijk. Trouwens we zijn er, amrâth grand hotel de l'empereur.’

‘Zet de auto maar in de parkeergarage Carlo, het hotel is al geboekt. Hier is het parkeerkaartje, dan gaat het poortje open.’

We lopen daarna naar de receptie en melden Carlo als extra gast aan voor de komende twee weken. Met mijn ring betaal ik.

Agnes geeft Carlo zijn keycard en slaat haar arm om Carlo.

‘Kom Carlo we gaan onze kamer bekijken en kijken of het bed goed veert.’

Ze hebben echt een mooie kamer een kleine badkamer met een douchecabine en een wastafel. Maar wel een fijne grote regendouche.

“Kom jongen, niet zo verlegen, uit de kleren.’ Agnes heeft weinig om uit te trekken. Het korte strapless jurkje dat eigenlijk alleen aan haar tepels bleef haken is met één beweging van haar hand uit. Agnes is een mooie meid, vol en rond. Ze heeft prachtig sluik gitzwart haar dat tot haar schouders reikt. Ze is niet slank maar ook niet te dik. En ze heeft prachtige grote borsten die niet van moeder natuur zijn want die maakt ze niet zo groot en stevig.

Carlo bewonderd de mooie vrouw.

‘Kom, laat me je even helpen.’

Agnes loopt op Carlo toe en begint de knoopjes van zijn overhemd los te knopen. Ze rukt het overhemd van zijn lijf en begint dan de knoop van zijn broek los te maken. Carlo heeft het dan wel begrepen en sjort de korte broek met onderbroek en al van zijn billen en staat dan naakt voor Agnes.

‘En, kan ik er mee door Agnes?’

‘Voor een taxichauffeur zie je er heel patent uit.’

‘Ik ben geen doorsnee taxichauffeur, ik studeer architectuur aan de technische hogeschool van Azelfafage en ga elke dag een uurtje naar de sportschool, taxichauffeurs met dikke buiken heb je al genoeg.’

‘Goed zo’, Agnes legt haar armen om Carlo en wipt op zijn heupen en klemt zich met haar benen aan hem vast.

‘Kom op jongen, gooi me op het bed, we gaan neuken.’

Hij wandelt in alle rust naar het bed en legt Agnes zachtjes neer op het bed.

Hij kijkt haar aan.

‘Voor een meesteres ben je een knappe meid Agnes’, en geeft haar een hartstochtelijke kus. Agnes kust hem terug. Dan drukt ze haar grote borsten met hun harde tepels omhoog tegen zijn borstkas.

‘Kom op, ik wil je in me voelen, neem me’, zucht ze wellustig.

Hij pakt haar grote borsten en kneed ze. Hij zuigt één van haar tepels naar binnen en knabbelt eraan.

Agnes wordt er gek van.

‘Hoe kom je toch aan zulke grote borsten, ik heb nog nooit zo grote gezien.’

‘Ik ben magiër jongen en als je nu niet opschiet…’

‘God verdomme, neuk me.’

‘Een meesteres van Azelfafage die godverdomme zegt, kan dat wel?’

‘Zeg Carlo, wil je me nou niet?’

‘Natuurlijk wil ik je Agnes.’

‘Nou dan, jens hem erin, raggen met die paal.’

Carlo moet glimlachen, hij is Agnes een beetje aan het plagen.

Dan penetreert hij haar plotseling en begint haar hard te neuken.

‘Oh ja, dat is het helemaal’, krijst ze van genot.

Het wordt een woeste rit vol hartstocht en vuur en eindigt met een gezamenlijk orgasme.

Terwijl Carlo uit hijgt van de inspanning trekt Agnes een nieuw spectaculair bikinietje aan.

‘Zijn ze er nog kleiner Agnes?’, vraagt hij haar.

‘Jawel hoor.’

‘Mag dat hier wel?’

‘Geen idee.’

Dan pakt ze een hemdje en trekt die aan. Het hemdje plakt als een tweede huid om haar lichaam en geeft een spectaculair zicht op haar grote volle borsten. Vervolgens trekt ze een superkort klokkend rokje aan.

‘Maar zo wel.’

‘Mijn god Agnes wat zie je er sexy uit.’

Agnes komt op hem toelopen en geeft hem een kus. Geeft hem vervolgens een pets op z’n billen. ‘Kom op, ik wil lunchen en dan naar het strand, aankleden.’

Na de lunch bij restaurant “Ciel Bleu” rijdt Carlo ons naar het prachtige witte zandstrand. De witte, hete ster Iota2 Cygni staat hoog aan de hemel. Je moet je lichaam insmeren met minimaal factor zeventig om ongeschonden een paar uurtjes te kunnen zonnen in het schijnsel van deze ster. Daarom liggen ze dan ook met z’n viertjes onder een grote parasol die hen beschermd.

‘Wel reiziger en Suzanne, ik ben de meesteres van afscheid en de enige eis die ik aan jullie heb is dat jullie seks met elkaar hebben gehad voor je naar huis kunt terug keren.’

‘We hebben vanmorgen al seks met elkaar gehad op onze hotelkamer.’

‘Ach, dat is nou jammer, het was zo leuk geweest hier aan het strand, nou ja wrijf dan maar over de ring.’

Het strand tooit zich in nevelen en dan schieten de sterren als schichten langs ons heen en wordt moeder aarde snel groter…

‘Thuis.’

Copyright © Reuel 2025
Trefwoord(en): Romantiek, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...