Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Jefferson
Datum: 29-07-2025 | Cijfer: 8.4 | Gelezen: 7848
Lengte: Lang | Leestijd: 20 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Kantoor, Oudere Vrouwen,
Plek Om Te Leren
Ik ben een stagiair. Jong nog, te jong volgens sommigen. En dat zie je. Verlegen, stil. Niet omdat ik niks te zeggen heb, maar omdat het veiliger is om te kijken, te luisteren. Mijn naam is Jamie. Ik wil van alles. Maar meestal komt het niet verder dan verlangen. Niet uit luiheid, eerder omdat het me niet lukt om mezelf naar voren te schuiven.

Ik werk. Braaf. Onopvallend. Het liefst alleen. In stilte. Geen rumoer, geen mensen die over m’n schouder hangen of vragen stellen die me dwingen mezelf uit te leggen. Laat mij maar gewoon verdwijnen in m’n taken. Op de achtergrond, onzichtbaar bijna. Dat past me beter.

Na een paar maanden op het kantoor te hebben rondgezworven van bureau naar bureau, tussen vreemden die me nauwelijks aankeken of alleen zagen als hulpje, werd ik verplaatst. Ze noemden het een eigen plek. Een beetje alsof ik promotie had gekregen. Maar ik wist wel beter.

Het was een klein hokje. Net groot genoeg voor een bureau, een stoel en een kast waar de deur maar half open kon. Aan de zijkant van het gebouw, vlak naast de nooduitgang. En die kwam uit op de rokersplek. Een vierkante lap tegels tussen de gevel en de haag, waar mensen zich verzamelden om te roken, te lachen, te klagen. En ik? Ik zat daar vlak naast. Gescheiden door een dun wandje en een smal raam met een half naar beneden gerold rolgordijn.

Het was geen ideale plek. Maar het was wél van mij. En ik was er alleen.

Het is tijdens de lunch, ergens halverwege de week. De rest van het kantoor trekt naar buiten, naar broodjeszaken en koffietenten. Ik blijf zitten. Zoals meestal. Mijn scherm gloeit nog zacht na, maar ik doe niks meer. Ik luister.

Buiten hoor ik stemmen. Vrouwenstemmen. Lichter, vrijer dan normaal, met dat tintje van ontspanning dat bij pauzes hoort. Rokersstemmen ook — iets hees, iets ongefilters. En ik herken ze. Hila. En Erin.

Hila is 27. Ze heeft iets moderns. Iets hips, maar stevig. Marokkaanse roots, maar haar stijl is Europees. Ze is blond — dat zie je niet aankomen. Haar haar heeft een losse slag, grover bovenin, zachter bij haar kaak. Er zitten donkere tonen onder, alsof het blond maar een laagje is, een filter. Ze draagt een azuurblauwe jumpsuit die aan haar middel samenkomt met een dun lint. Haar silhouet is strak. Elegant, met die vanzelfsprekende zelfverzekerdheid die alleen echt knappe vrouwen hebben.

Erin is jonger. 21. Meer een meisje, bijna. Maar ook niet meer. Haar blonde haar valt sluik langs haar gezicht, en haar huid is melkwit. Ze draagt een simpele spijkerbroek, maar dat valt nauwelijks op naast haar top: pastel oranje, mouwloos, zo strak dat je haar tepels bijna zou kunnen aanwijzen als het wat kouder was. Het zit als gegoten om haar slanke bovenlijf, en elk woord dat ze uitspreekt, trilt als het ware mee in de stof. Ze lijkt onschuldig, maar ik weet beter. Of ik hoop dat ik beter weet.

Ik kijk. Zoals ik wel vaker doe. Even, door het kiertje onder het rolgordijn, net groot genoeg om een glimp op te vangen van hun bewegingen, hun houdingen, hun mondhoeken als ze lachen. Ze praten over Peter, die vieze blikken werpt. Ze lachen. Ze zeggen dat ze gaan stoppen met roken — binnenkort. Ze maken plannen voor het weekend.

En ik? Ik luister. Kijk. Fantaseer.

Mijn hart klopt trager, dieper. Alsof ik hen inadem.

Ze zijn om van te dromen.

"Over blikken gesproken," hoor ik Hila zeggen. Haar stem klinkt anders. Niet luchtig meer, maar met die vertraagde nadruk van iemand die iets sappigs gaat brengen. "Die Jamie..."

Ik voel mijn naam vallen nog voor ze hem uitspreekt. Mijn lichaam spant zich aan, als een dier dat iets aan voelt komen.

"Daar krijg ik echt de kriebels van."

Het is alsof iemand mijn borstkas indrukt. Alsof ik plots kleiner word dan m’n stoel. Ik durf niet te ademen. Erin lacht ongemakkelijk.

"Joh, laat hem toch. Op zijn leeftijd..." probeert ze, alsof ze me begrijpt, of me in bescherming wil nemen. Maar het komt niet overtuigend over. Ze klinkt net iets te jong om echt volwassen te klinken. Haar stem is dun, zoekend.

Ik zie haar inhaleren. Een trek van haar sigaret zoals Hila dat net deed — alsof ze het nadoet. Alles aan haar lijkt een poging tot iets zijn.

Hila reageert niet meteen. Schudt haar hoofd. Draait met haar ogen, theatraal.

"Weet je wat ik hoorde?" Haar stem zakt. Zachter nu. Lager. Spanning sijpelt naar binnen.

Erin wordt nieuwsgierig. Ik ook.

"Stille wateren..." zegt Hila alleen. En dan niets. Ze laat het hangen.

Ik frons. Snap het niet. Erin blijkbaar ook niet. "Wat bedoel je?" vraagt ze, haar toon lichtelijk nerveus, maar hongerig naar roddel.

Hila tikt haar as af, langzaam, en kijkt om zich heen alsof ze zeker wil weten dat niemand meeluistert. Ze leunt iets naar voren.

"Ik hoorde dat hij nogal een geheim met zich meedraagt."

Ik voel mijn hart sneller kloppen. Er is geen zuurstof meer in het hokje.

"O ja?" Erin laat zich meeslepen, haakt erin als een vis.

Hila knijpt haar ogen een beetje samen. Speelt het spel volledig. "Hij schijnt nogal… groot te zijn."

Er valt een stilte. Een echte. Alsof zelfs de buitenlucht het even niet weet.

"Niet?!" Erin’s stem slaat iets over. Ze giechelt. Een ongecontroleerde reflex. Als een schoolmeisje. Hila lacht mee. Ze zijn nu meisjes onder elkaar. Geen collega’s meer.

"Huh, hoe weet je dat dan?" vraagt Erin. Precies wat ik ook wil weten.

Hila neemt nog een trek. Blaast langzaam uit. "Elise."

Alles in mij verstijft.

"Die heeft hem gehoord. En gezien."

"Elise," zegt Hila, alsof die naam alles verklaart.

Erin schrikt zichtbaar. "Wat? Hoe bedoel je — gezien?"

"Die viespeuk trekt zichzelf dus op kantoor af," zegt Hila terwijl ze haar sigaret tussen twee vingers ronddraait, alsof ze het over iemand op het nieuws heeft. "Elise heeft hem gehoord. En ook een keertje gezien, zei ze."

Mijn hart slaat op tilt. Niet omdat het compleet uit de lucht komt vallen… maar omdat het niet helemaal gelogen is.

Erin kijkt haar aan, afwisselend gechoqueerd en opgewonden. "Wacht even. Echt?"

"Ja. Gewoon daar. Op kantoor."

Mijn keel voelt droog. Elise. Ze is een van de stilere, maar bloedmooie meisjes op kantoor. Bruin haar in een lange, hoge paardenstaart. Strakke blouse, altijd netjes — maar haar heupen tekenen zich altijd zichtbaar af in die strakke rokken. En blijkbaar… kijkt ze meer dan ik dacht.

Ik voel mezelf warm worden. Niet van trots. Van schaamte. Want ja, ik heb het wel eens gedaan. Mezelf aangeraakt, daar. In stilte. Laat op de dag, als het hele kantoor leeg leek en de zon al laag hing. Altijd snel, altijd voorzichtig. Ik dacht: niemand merkt het. Niemand ziet het.

Maar Elise dus wel.

"Bah," hoor ik Erin zeggen, haar stem iets hoger. "Serieus? Op z'n werkplek?"

"Dat zei ik toch," grinnikt Hila, maar er zit iets in haar stem. Iets minder afkeurend dan je zou verwachten. "Maar…" ze leunt iets naar Erin, alsof ze een geheim deelt, "ze zei óók dat hij dus wel echt… groot is."

Die opmerking knalt er harder in dan de rest. Mijn gezicht brandt. Maar mijn pik… reageert anders. Ik voel het al groeien, tegen m’n broek, pijnlijk onpraktisch en veel te echt. Zij zei dat? Elise?

"Serieus?" Erin’s afkeer lijkt te smelten in nieuwsgierigheid.

"Ze heeft het alleen tegen mij gezegd hoor. Dus mondje dicht."

Een korte stilte.

"Hoe groot dan?" vraagt Erin. Haar stem is bijna zacht. Alsof het antwoord belangrijker is dan ze wil toegeven.

"Ik heb het altijd al een rare gevonden," mompelt ze er snel achteraan, alsof ze daarmee de opwinding in haar stem moet compenseren.

Hila lacht droog. "Je geilt op hem."

"Niet!"

"Je zit eraan te denken. Dat zie ik gewoon."

Erin lacht nu ook, maar verbergt haar mond achter haar hand. "Doe normaal, joh..."

Maar ze stoppen niet. Ze praten zachtjes door. Over mij. Over hoe groot ik dan zou zijn. Hoe Elise het had gezien, en of dat écht klopte. Hun stemmen worden giechelig, meisjesachtig. Alsof ze weer zestien zijn. Maar ik hoor de toon. Die sluimerende spanning. En ik — opgesloten in dat hokje — voel mijn eigen opwinding als een golf door mijn onderbuik trekken.

En ergens… vraag ik me af: heb ik dan echt zo’n grote?

"Dan vragen we het haar zelf," zegt Hila plots, met zo'n achteloze directheid dat het lijkt alsof ze het meent. Ik hoor Erin nog net een adem inhouden.

Mijn hart bonkt in mijn hals.

"Hey meiden," klinkt het dan.

Elise. Haar stem is rustig, misschien iets onzeker. Ik hoor het zachte klik van een aansteker. Een seconde later ruik ik de sigaret. Ze is erbij komen staan. Zonder dat iemand erop had gerekend.

Ik schuif iets naar achteren in m’n stoel, ademloos, en kijk langs het smalle strookje daglicht onder het rolgordijn.

Ze draagt een kokerrok vandaag. Donkergrijs, hoog aangesloten. En erboven een wit overhemd dat strak over haar borsten valt, de bovenste knoop los, net genoeg om haar sleutelbeenderen te zien. Haar haar — bruin, dik — zit in een hoge, lange staart. Ze steekt perfect recht omhoog voor het langs haar rug omlaag valt. Ze lijkt zelfverzekerd. Maar iets aan haar ogen verraadt dat ze voelt dat er iets speelt.

Het wordt stil. Doodstil. Alsof niemand weet hoe dit moet.

"O, sorry," zegt ze dan, haar blik zoekend tussen hen. "Stoor ik?"

"Nee, nee," zegt Hila meteen, haar toon opvallend vrolijk. Bijna… plagerig. "Erin vroeg zich wat af."

Erin bloost. Haar gezicht loopt rood aan als een stoplicht. Ze weet dat Hila dit expres doet. En ik zie het gebeuren — zie hoe Elise haar aankijkt, en precies begrijpt wat hier aan de hand is.

"Heb je het gezegd?!" Elise’s stem slaat nét niet over. Haar ogen schieten van Hila naar Erin. Ze schrikt echt. Niet gespeeld. Niet berekend.

Hila lacht hardop. Ze geniet ervan.

Erin en Elise kijken elkaar aan, alsof ze kinderen zijn die betrapt zijn tijdens een geheim spel.

"Maar het is waar hè?" zegt Hila vervolgens, schijnheilig onschuldig, met datzelfde geamuseerde venijn. "Hoe groot zei je ook alweer?"

Er valt een korte stilte waarin zelfs de wind lijkt te wachten op antwoord.

"Serieus, Hila..." Elise zucht, zacht, bijna vermoeid. Maar ze lacht erbij. Ongemakkelijk. Niet afkeurend.

"Jij begon ermee," zegt Hila droog. Ze neemt een trek van haar sigaret en blaast langzaam uit. Haar ogen blijven gericht op Elise, uitdagend.

"Nee," protesteert Elise, haar stem iets scherper nu. "Ik heb dat tegen jou gezegd. Niet voor... iedereen."

"Wij zijn niet iedereen," zegt Hila. Erin zegt niets. Ze lijkt kleiner geworden, haar blik schiet nerveus van Elise naar de grond. "En je weet best dat je het wilde delen."

Elise rolt met haar ogen. "Jullie zijn erg, echt."

"Kom op dan," dringt Hila aan. "Je hebt hem gehoord. En gezien. Hoe groot was-ie nou echt?"

Elise schudt haar hoofd, maar ik zie haar wangen kleuren. Een bijna onmerkbare glimlach speelt rond haar lippen. Ze werpt een snelle blik naar het gebouw, richting het raam — míjn raam — en zegt dan zachter:

"Ik ga dit straks zó erg vinden."

"Maar?" vraagt Hila.

Elise ademt in, zucht uit, en zegt: "Ik had al een tijdje een vermoeden, oké? Hij was altijd zo stil. En bleef altijd net wat langer. Dus ik lette op."

"Je bent hem gaan bespioneren?" Hila klinkt geamuseerd, bijna trots.

"Niet expres." Elise probeert het recht te praten, maar ze hoort zelf ook hoe slap dat klinkt. "Echt niet. Maar toen hoorde ik het dus. Geluiden. Zacht, maar… herkenbaar."

Erin kijkt op, ogen groot. "En toen?"

"Toen ben ik dichterbij gaan staan." Elise haalt haar schouders op, alsof ze het nu maar gewoon vertelt. "En ja. Op een keer zag ik het. Niet helemaal, maar… genoeg."

"En?" vraagt Hila, zonder enige gene.

Elise kijkt haar even aan. En knikt dan. "Groot."

Er valt weer een stilte. Maar anders dan daarvoor. Dit is geen ongemakkelijke stilte. Dit is geladen. Vol beelden, vermoedens, iets dat ze zelf nauwelijks durven denken.

"Ik bedoel," voegt Elise eraan toe, wat zachter, "ik weet wat ik zag."

Erin zegt niets. Maar haar lippen staan iets open. En ik zie haar tong even langs haar tanden gaan, afwezig. Ze denkt na. Of voor zich uit. Of aan mij.

"Maar wacht," zegt Elise, haar toon ineens anders. Serieus. Zachter. "Jullie mogen écht niks zeggen..."

Hila en Erin kijken haar aan. Verwachtingsvol, maar ook alert. De sfeer wordt stroever. Alsof iedereen ineens begrijpt dat dit niet zomaar een roddel is.

"Dat kan me m’n baan kosten," voegt Elise eraan toe, haar stem een tikje hees.

"Want?" vraagt Hila meteen, zonder aarzeling.

"Huh, hoezo?" zegt ook Erin, iets voorzichtiger.

Elise aarzelt. Haar blik schiet kort naar de grond en dan weer terug naar Hila.

"Ik ben één keer iets verder gegaan."

Hila's wenkbrauwen schieten omhoog. Erin houdt haar sigaret stil in de lucht. Het blijft even doodstil. Zelfs de vogels zijn stil, lijkt het.

"...Verder?" vraagt Hila dan langzaam.

Elise knikt. Langzaam. "Ik had hem al vaker gehoord. Wist een beetje wanneer hij bleef hangen aan het eind van de dag. Dus ik wachtte. En toen het weer zover was, ben ik gaan kijken."

"Je bedoelt... écht kijken?" vraagt Erin, haar stem klein.

Elise knikt opnieuw. "Ja. Ik stond bij die kier. Hij zat half gedraaid. Ik zag het. Zijn hand. Zijn broek open. Alles."

"En toen?" fluistert Erin.

"Toen keek hij op. Naar mij. Hij keek me recht aan. En ik dacht: nu schrikt hij, stopt hij. Maar dat deed hij niet. Hij keek even. En toen draaide hij zijn stoel nog iets verder weg, alsof hij me toestemming gaf."

Mijn hart bonkt.

"En jij?" vraagt Hila, ademloos.

"Ik ben naar binnen gelopen," zegt Elise.

Er valt een nieuwe stilte. Zwaarder dan alle vorige.

"En ik ben achter hem gaan staan. Eerst heb ik getwijfeld. Maar... ik kon het gewoon niet laten. Hij zat daar. Nog steeds half bezig. Alsof hij het voor mij deed."

"Wat deed je toen?" vraagt Erin, haar stem nu schor.

Elise ademt diep in. "Ik heb mijn hand in zijn schoot gelegd. Over zijn hand heen. En toen heb ik het overgenomen."

Niemand zegt iets.

"Ik heb hem afgetrokken. Langzaam. Hij was... hard. Warm. Groot. Echt groot."

Erin slikt hoorbaar. Hila bijt kort op haar lip.

"Hoe lang duurde het?" vraagt Hila dan, bijna gefascineerd.

"Niet lang. Hij kreunde zacht, maar bleef stil. En toen... spoot hij. Over zijn buik. Zijn hand. Een beetje op zijn overhemd ook." Elise glimlacht nu schuin. "En toen draaide hij zich pas echt om. We keken elkaar aan. Geen woord. Helemaal niks. En ik ben gewoon weggelopen."

Niemand durft adem te halen.

"Daarom," zegt Elise dan. "Daarom mogen jullie het écht niet verder vertellen."

Even later is de pauze voorbij. Hila drukt haar sigaret uit tegen de metalen rand van de asbak. Erin veegt een pluk haar achter haar oor. Elise zegt iets zachts dat ik niet kan horen. En dan verdwijnen ze, één voor één, terug het gebouw in.

Mijn stijve blijft achter.

Ik blijf zitten, onbeweeglijk, terwijl de lucht in mijn hokje langzaam weer stilvalt. Maar in mij raast het. Alles in mijn lijf is gespannen. Mijn adem zit hoog. Mijn broek knelt.

Het liefst zou ik nu opstaan, de deur op slot draaien, mezelf vastpakken en het eruit trekken. Alles wat zich heeft opgebouwd — hun stemmen, hun gelach, die beelden — ik voel het gieren door m’n lijf. Maar ik doe het niet. Ik durf het niet. Alsof Elise elk moment kan terugkomen. Of erger nog: alsof ze toekijkt.

In plaats daarvan blijf ik zitten. Verstijfd. Vol twijfel.

Want... het is niet gebeurd.

Niet zoals zij het net vertelde.

Ze zei dat ik het elke dag deed. Dat is onzin. Een keer per week misschien. Soms twee. Niet als er mensen in de buurt zijn. Altijd pas als het gebouw halfleeg is, als de stilte dik is en ik zeker weet dat niemand me ziet.

Maar Elise… wist het dus. Ze had het gehoord. Misschien vaker dan ik dacht. En ze zei dat ze me had gezien.

Daar twijfel ik aan.

Ik heb haar nooit betrapt. Nooit iets gehoord. Ze is nooit binnengekomen. Niet toen ik bezig was. Niet ooit.

En ze heeft me dus ook niet afgetrokken.

Maar zoals ze het vertelde... zo gedetailleerd... zo zeker... het klonk alsof het echt gebeurd was. Alsof zíj het herbeleefde terwijl ze het zei.

Ik voelde het in m’n buik. In m’n keel. In m’n kruis.

Was het maar zo.

Dat doet me afvragen waarom ze dit vertelde. Elise.

Wilde ze me beschermen? Of verstopte ze zich achter haar eigen woorden? Was het een manier om het kleiner te maken?

Of juist groter?

En… had ze het dan echt gezien? Of was het fantasie? Iets dat ze zichzelf wijsgemaakt heeft — of mij wilde laten geloven?

Mijn hoofd maalt. En ondertussen voel ik het kloppen. Harder dan net. Mijn stijve is nog steeds aanwezig, heviger zelfs, alsof mijn lijf de waarheid wil geloven, of hem alsnog wil maken.

Dan: een klop op de deur.

Te laat. Want zonder te wachten opent hij al.

Zij.

Elise.

Ze draagt dezelfde kokerrok. Hetzelfde overhemd. Dezelfde paardenstaart. Maar nu is haar gezicht anders. Zakelijker, geforceerd neutraal.

"Heb nog wat voor je," zegt ze, met een paar mappen in haar hand. Haar stem is vlak. Te vlak.

Ze loopt naar binnen. Doet precies wat ik zou doen als ik haar verhaal kende.

En dat doe ik.

Ze loopt achter me langs. Stil. En ik voel haar aanwezigheid. Warm, dichtbij. Zoals zij het net vertelde. Mijn rug strekt zich automatisch, mijn adem hapert.

Mijn stijve zit tegen m’n ondergoed gedrukt, pijnlijk, maar onzichtbaar. Geen vouw in mijn broek verraadt wat er speelt. Maar ík weet het. En zij misschien ook.

Ze legt de mappen neer. Draait zich langzaam om. Haar wangen zijn rood. Niet fel, maar warm. Levendig. En ze kijkt me niet aan. Niet écht. Haar ogen blijven hangen bij het raam.

Ze ziet de kier. De smalle strook daglicht onder het rolgordijn.

Precies die plek.

Ze zegt niks.

Dan draait ze zich om, haar hakken tikken zacht over het linoleum. En ze loopt de kamer weer uit.

De deur valt zacht dicht.

En ik heb alleen maar méér vragen.

*

Dit was hoofdstuk 1 van Ongehoord.

De volledige novelle (vier hoofdstukken) is nu beschikbaar op Kindle. Waarom? Omdat ik het verhaal zorgvuldig heb opgebouwd en het verdient om in zijn geheel gelezen te worden.

Door het boek te kopen steun je mijn schrijven en maak je meer van dit soort werk mogelijk. Dank je wel — en veel leesplezier.*

➤ Lees verder op Kindle voor (maar) €2,69.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...