Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Jefferson
Datum: 11-10-2025 | Cijfer: 8.6 | Gelezen: 3169
Lengte: Lang | Leestijd: 18 minuten | Lezers Online: 1
De Overgang
Hij lag op zijn zij, half op een bed van natte bladeren, half op de gladde stenen van wat ooit een vloer moest zijn geweest. Het mos onder hem was zacht, maar koud en onverschillig, alsof het hem gedoogde zonder hem werkelijk te dragen. Alles aan deze plek voelde oud. Niet op de manier waarop een kerk oud is, of een boom in een park, maar op een manier die zich niets meer herinnerde van wat het ooit was. Overwoekerde stenen staken als gebroken ribben uit de grond, bespannen met wortels en klimplanten. De lucht was zwaar van vocht, alsof de nacht zelf op zijn borst lag.

Hij lag daar, Jesper. Kaal van boven, de spieren op zijn rug strak van de kou. Alleen zijn zwarte trainingsbroek bood een schrale barrière tegen de kille adem van het woud. Zijn huid plakte aan de natte ondergrond, zweet of dauw, hij wist het niet. De nevel hing als een sluier in de lucht, dik en bewegingsloos, maar oplichtend waar de maan door het bladerdak brak. Die maan—veel te groot, veel te helder—leek boven hem te zweven als een waakzaam oog. Dichterbij dan hij ooit had gezien, met een zilveren gloed die zich vastklampte aan de randen van de ruïne.

Zijn vingers trilden toen hij zich langzaam opduwde, de kou had zich inmiddels als water in zijn gewrichten genesteld. Hij voelde zijn borst, zijn buik, zijn armen—alles intact. Geen bloed, geen pijn. Alleen het beangstigende besef dat hij hier lag, in een wereld die hij niet kende. Hij ademde diep in. Het rook naar nat hout, naar aarde, naar iets dat herinnerde aan de geur van herfst en schimmel, maar intenser. Echt. Alles voelde te echt.

Jesper knipperde met zijn ogen. De mist zweefde in dikke slierten tussen de boomstammen door, die hoog en breed en lelijk oud waren. Geen rechte lijnen, geen paden. Alleen kronkelende vormen, schaduwen en stilte. De stilte viel op. Er waren geen insecten, geen vogels, zelfs geen vallende takken. Alleen in de verte, haast onwerkelijk ver weg, klonk het ritmische kabbelen van water. En daaroverheen, fluisterzacht, de ritseling van een wind die nauwelijks bewoog.

Hij kwam overeind, langzaam, en zijn knieën knakten als takjes. De kou beet nu werkelijk in zijn lijf. Zijn voeten, naakt en vuil, vonden geen houvast op de gladde stenen. Hij stond daar, bibberend, met zijn armen over elkaar geslagen, terwijl hij rondkeek naar… iets. Een reden. Een antwoord.

“Ik was gewoon thuis,” mompelde hij onzeker. Bezig met dingen waar hij nu niet aan wil denken. De overgang kon niet groter zijn. Zijn stem klonk vreemd dof in deze lucht, alsof de mist zijn woorden opat voordat ze konden weerkaatsen. “Ik was gewoon… thuis. Achter m’n scherm.” zegt hij nog een keer tegen zichzelf. Ongeloof. Verwarring.

En nu? Nu was hij hier. Niet in een droom, daarvoor voelde alles te scherp. Te zintuiglijk. De kou trok tot in zijn botten. Zijn adem was zichtbaar, wervelend in de zilveren lichtbundels die door de bomen braken. Hij voelde zijn hart kloppen, iets te snel, zijn huid trekken van de spanning. Zijn ogen zochten naar houvast. Maar het enige wat bewoog was de nevel zelf, in trage, lijzige spiralen, alsof die hem bestudeerde.

Hij had altijd gedacht dat zijn eerste keer anders zou zijn. Iets met huid op huid, een zucht, misschien zelfs een trilling door het hele lichaam. Maar in plaats daarvan lag hij hier, zijn tenen koud in de modder, zijn borst besmeurd met bladeren, terwijl de kilte zich vastbeet in de spieren van zijn onderrug. Jesper. De jongen zonder vrienden, zonder echte gesprekken, zonder aanraking. De jongen van achter het scherm. Met zijn blik op pixels en zijn hand op zichzelf. Hij had nooit iemand verteld wat hij allemaal zag, wat hij voelde als hij zijn favoriete filmpjes opende, vaak met het geluid net te hard, zijn oordopjes diep in de oren gedrukt, alsof hij zich letterlijk wilde verstoppen in een andere wereld.

Hij was niet dom. Wist best dat het niet normaal was om drie, soms vier keer per dag klaar te komen. Maar wat moest hij anders? Niemand keek naar hem. Niet op school. Niet in de supermarkt. Zelfs de meisjes die met zachte stem ‘hoi’ zeiden, keken daarna meteen weg, alsof ze zich vergist hadden. En dus keerde hij steeds weer terug naar die andere plekken. Naar werelden waar vrouwen met gloeiende ogen en lange benen hem aankeken alsof hij bestond. 3D-geanimeerde vrouwen, naakt of half in harnas, met dikke lippen en dijen die knapten van de gespannen spieren. Hij herkende ze allemaal. Sylvanas. D.Va. Cortana. Ze kreunden zijn naam niet, maar hij wist zeker dat ze het zouden doen als ze hem echt zouden leren kennen.

Hij wist zeker dat hij wist wat vrouwen nodig hadden. Niet zomaar een jongen die stoer deed in de klas of een kerel die aan hun kont zat op een feestje. Hij had gekeken. Geleerd. Nagedacht. Geanalyseerd. Hij zag meisjes om zich heen, echte meisjes, op school, in de tram, in filmpjes. Altijd onrustig. Altijd zoekend. En hij wist: als hij eenmaal de kans kreeg, zou hij het goed doen. Zacht. Vastberaden. Geduldig. Hard waar nodig. Hij had het zich honderd keer voorgesteld. Duizend.

En nu... lag hij hier.

Het was gebeurd op een moment van pure focus. Hij had achterover geleund in zijn stoel, zijn broek naar beneden getrokken tot de knieën, het elastiek strak om zijn lendenen gespannen. Zijn pik stond recht overeind, glanzend en ongeduldig, zijn hand ritmisch bewegend. Op het scherm: een gefantaseerde scène tussen een Night Elf en een mens. Niet zomaar porno – een complete animatie. Fluisterende stemmen, suggestieve camera’s, diepe kleuren. Zijn ademhaling was kort, zijn onderlichaam gespannen. Hij wist: nog drie bewegingen, misschien vier. En dan... klaar.

Maar dat kwam niet. In plaats daarvan kwam er iets anders. Een vreemd gevoel, alsof de kamer even kantelde. Alsof het licht zich terugtrok in zichzelf. Zijn stoel gleed onder hem vandaan. Zijn scherm verdween. Zijn ademhaling stokte. Alles werd donker, koud, stroperig. Een suizend vacuüm om zijn hoofd, de grond verdween, en in plaats van de gebruikelijke ontlading – het moment waarop zijn spieren zich ontspanden en hij zijn vingers liet rusten op zijn eigen buik – werd hij opgeslokt.

Hij herinnerde zich geen pijn. Geen geluid. Alleen het intense besef dat het gebeurde op precies dat ene moment: zijn meest kwetsbare, zijn meest seksuele, zijn meest zichzelf. Alsof iemand of iets precies dáár op had gewacht.

Nu, terugkijkend, voelde het als straf. Of als grap. Een perverse wending van het lot. Hij, Jesper, op het punt van klaarkomen, opgeslokt in een wereld waar alles kouder, vochtiger, echter was. Was dit wat hij had verdiend? Voor al die uren, al die dagen, al die eenzame sessies waarin hij zich overgaf aan dingen die geen enkele andere jongen durfde toe te geven? Zijn hand gleed over zijn borst. Kippenvel. Geen zaad. Geen climax. Alleen een natte huid en de nasmaak van iets wat niet voltooid was.

Hij schudde zijn hoofd, wreef zijn handen langs zijn armen en keek omhoog naar de maan. Die hing daar nog steeds, onwerkelijk groot, als een oog dat alles had gezien. Alsof het hem betrapt had. Of geroepen. Hij wist niet wat erger was. Zijn benen trilden. Zijn schouders voelden strak. Hij was koud, moe, verward. En toch… ergens, diep vanbinnen, was er ook iets anders. Iets wat hij niet durfde te benoemen.

Was dit zijn kans?

Er was een wereld, ver weg van alles wat iemand als Jesper ooit voor mogelijk had gehouden. Een wereld zonder horizon, want niemand had haar ooit in haar geheel gezien. Sylvaran strekte zich uit als een ademhaling die nooit eindigde—een regenwoud zo diep, zo oud, dat zelfs de lucht tussen de bladeren vol herinnering hing. De bomen torenden als pilaren van een vergeten godsdienst boven het levende mos uit, en hun wortels vormden een netwerk dat niet alleen onder de grond liep, maar door alles heen. Licht vond hier zelden vrije doorgang; wat de zon niet tegenhield, werd door de mist geabsorbeerd. Maar alles leefde. Alles voelde. Van het kleinste insect tot de meest onaanraakbare reuzen — elk wezen in Sylvaran bezat iets wat men in andere werelden bewustzijn zou noemen. Alleen was het hier… gelaagder. Dieper. Niet zoals een mens zou begrijpen, maar net genoeg om het verschil te merken wanneer een blad op de verkeerde manier werd aangeraakt, of een pad werd betreden dat geen pad mocht zijn.

Lang voor deze tijd had er een beschaving bestaan die de grenzen van Sylvaran had overstegen. Ze bouwden met steen en magie, hun steden verzonken in muziek en wetmatigheid, hun torens als draden tussen aarde en hemel gespannen. Wat er van hen overbleef waren ruïnes, half verzwolgen door de grond, half vastgegrepen door wortels die niets vergaten. Mensen spraken er nauwelijks over. Wie ernaar vroeg, kreeg halve antwoorden. Wie erin ging, kwam soms niet terug. De wereld zelf leek zich niet te schamen voor het verleden, maar het ook niet te willen delen. Alsof het geheugen van Sylvaran bewust poreus was — beschermend, verstopt.

En zoals in alle werelden waar herinnering wordt onderdrukt, bestond er ook hier een waarheid met twee gezichten. Ieder verhaal had zijn tegenverhaal. Elke wet had zijn uitzondering, iedere held zijn spiegel. Alleen… niet zoals Jesper het zich ooit had kunnen voorstellen. Want de wetten hier werden niet in boeken geschreven of met stemmen besloten; ze hingen in de lucht, tastbaar en onzichtbaar tegelijk. Ze stonden in het sap van planten, in de trillingen van het water, in de stilte tussen twee ademhalingen. En onder alles lag een waarheid die niemand hardop uitsprak: dit was een wereld waarin vrouwen iets tekortkwamen. Iets wat zelfs de meest welmenende man niet kon of wilde benoemen.

Wat Jesper thuis als zijn gebrek had gevoeld—zijn overdaad aan lust, zijn onvervulde verlangen—zou hier wel eens iets kunnen zijn wat hem redde. Of vernietigde. Want als hij al dacht dat hij wist wat een vrouw nodig had, zou deze wereld hem op elke denkbare manier testen. Niet met logica, niet met woorden, maar met lijven, met grenzen, met macht. Want ook hier, net als thuis, werd seks niet gevierd. Het werd verboden. Onderdrukt. Verstopt onder rituelen, verantwoordelijkheden, en valse verhalen over bescherming. De vrouwen van Sylvaran waren niet vrij, al leek het soms van wel. Ze droegen geen kettingen. Ze hadden geen meesters. Maar ergens, onder hun huid, droegen ze een leegte die zorgvuldig gecultiveerd werd door krachten die zich progressief voordeden, maar diep vanbinnen slechts geïnteresseerd waren in controle.

Er was geen goed en geen kwaad in deze wereld. Niet écht. Maar er was wel een ordening. Een systeem dat zichzelf in stand hield, ondersteund door een kracht die zichzelf groter achtte dan alle anderen—zonder naam, zonder gezicht, maar voelbaar in de manier waarop dingen niet mochten, niet konden, niet gezegd werden. Iedereen leek ermee te leven. Alsof het de prijs was voor rust. Alsof onderdrukking een vorm van balans kon zijn, zolang het maar onzichtbaar genoeg bleef.

Seks was verboden, niet omdat het slecht was, maar omdat het macht gaf. Aan wie? Aan vrouwen. En dus was het gevaarlijk. Niet vanwege zonde, maar vanwege potentie. Het mocht niet bestaan, omdat het de onderliggende hiërarchie zou breken. Dus werd het weggelachen. Genegeerd. Taboe verklaard. Gestript van zijn betekenis. Alleen zij die het nooit hadden ervaren, konden volhouden dat het nergens goed voor was.

En in een wereld waar niemand meer wist hoe het voelde om écht begeerd te worden—niet om bezit, niet om nut, maar om het rauwe, menselijke verlangen—kon alleen iemand van buiten die waarheid opnieuw aanwakkeren. Iemand die niet was opgegroeid met die leugen. Iemand die zijn schaamte had meegedragen als een last, maar zijn honger altijd had gevoeld als iets dat ertoe deed. Voor zover men wist, was er nog nooit zo iemand geweest. Tot nu.

Hij had gedacht dat stilte het koudst kon zijn. Maar dat was een misvatting. Stilte kon warm zijn. Elektrisch, zelfs. De hitte kwam niet van de lucht, maar van iets dat zijn ruggengraat beklom met een zekerheid die niet de zijne was. Iets wat hem vond voordat hij zelf iets gevonden had. Zijn adem stokte. Zijn lichaam bleef roerloos staan, maar vanbinnen schreeuwde alles om actie. Hij voelde zijn hart bonken in zijn borst, in zijn slapen, in zijn vingertoppen. Alles in hem zei: gevaar. Weg hier. Maar zijn voeten bleven staan alsof ze in de aarde gegoten waren. Want waar kon hij heen? Zijn blik scande de mist. Niets bewoog. En toch wist hij het zeker—er was iets. Iemand.

De lucht werd zwaarder. Niet kouder. Zwaarder. Alsof hij met elke inademing iets binnentrok dat niet van hem was. En toen hoorde hij het: het zachte, onmiskenbare spannen van een boog. Geen twijfel. Niet uit ervaring, maar uit de duizenden keren dat hij het in games had gehoord, in films had gezien, in zijn hoofd had nagespeeld. Het droge knarsen van de pees, het lichte tikje van vingers die zich rond een pijl vouwen. Zijn borst trok samen, zijn buik spande. Dit was geen illusie. Geen droomlogica. Geen symboliek.

Hij ademde niet. De stilte dreef in zijn longen als water. Zijn blik bleef rusten op het duister tussen de bomen—en daar, nauwelijks zichtbaar, bewoog iets. Een contour. Een schaduw onder de schaduwen. Lang, slank, recht. Ze stond daar alsof ze het recht had dat hij miste. En dat had ze ook. Alles aan haar straalde het uit. Niet door wat ze deed, maar door hoe het voelde dat ze keek. Een aanwezigheid zo scherp dat het pijn deed. Hij zag slechts fragmenten: de kromming van een heup, de lijnen van haar benen, een arm die gestrekt bleef, beheerst. En haar ogen.

Ze gloeiden niet echt. Maar ze leken te gloeien. Alsof de maan haar speciaal had uitgekozen om te verraden. De rest van haar lichaam verdween in het donker, maar haar ogen bleven hangen. Wijd. Wit. Onmenselijk mooi in hun afwezigheid van kleur. Als spiegels. Als licht zonder warmte. Ze keken niet naar hem—ze keurden hem. En dat oordeel voelde Jesper door zijn hele lijf trekken.

Toen kwam de stem. Niet luid. Niet schreeuwend. Maar helder, laag en bevelend, als een mes dat dwars door zijn twijfel sneed.

“Stil blijven. Geen stap verder.” Ze sprak met die zangerige traagheid van een taal die eeuwen had overleefd, elk woord helder als kristal en scherp als de rand van een mes.

De woorden sneden door de mist alsof die gemaakt was van zijde. Haar stem was niet mooi in de klassieke zin, maar iets in de klank sneed door zijn huid heen. Die stem wist dingen. Die stem was niet verbaasd hem te zien—die stem herkende iets aan hem. En dat was misschien wel het engste van alles.

Hij wilde antwoorden, maar zijn mond bleef droog openstaan. Alsof zijn tong vergeten was hoe taal werkte. Zijn benen beefden lichtjes, maar hij weigerde toe te geven aan de drang om te knielen, te vluchten, te verdwijnen. Iets hield hem recht. Misschien was het domheid. Of trots. Of iets wat hij nog niet kende.

Hij slikte. De pijl was nog steeds gericht. Hij voelde het. Niet aan de wind, niet aan het geluid—aan zijn huid. Alsof zijn borst het middelpunt van een vizier was. En toch, vreemd genoeg, was het niet de pijl waar hij het meest voor vreesde.

Het was zij.

Haar stem. Haar stilte. De manier waarop ze daar stond, half zichtbaar, maar absoluut. Ze was niet bang. Niet aarzelend. Niet nieuwsgierig. Ze wist wie hij was, of in elk geval wat hij op dat moment was: een indringer. Een overtreding. Iets dat zich in deze wereld had gewrongen zonder toestemming. En toch voelde hij iets wat hij niet kon plaatsen. Herkenning. Alsof hij haar al kende. Alsof haar silhouet al eerder in zijn dromen was verschenen, in de hoek van zijn kamer had gestaan als hij net tussen waken en slapen zweefde.

En dat was het moment waarop hij het besefte: dit was echt. Niet een droom met randen van bewustzijn. Niet een psychotische uitbraak van een oververhit brein. Dit was vlees, lucht, dreiging. Dit was een wereld waarin boogpezen echt spanden en waar je kon sterven door de stem van een vrouw die geen genade in haar toon nodig had om gezag uit te stralen.

Jesper opende zijn mond, eindelijk. Geen idee wat hij wilde zeggen.

Toen hoorde hij hoe de pees verder werd aangespannen.

Een fractie.

Een keuze.

-
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...