Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Leen
Datum: 05-02-2022 | Cijfer: 9.4 | Gelezen: 3263
Lengte: Lang | Leestijd: 20 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Dagboek, Dating, Tiener, Verlangen,
Liefdesverhaal Met Recept
Er woont een specht in mijn hoofd en die is druk bezig met het slaan van een gat in mijn schedel. Ik kreun ellendig, een geluid dat meer dierlijk dan menselijk is, en draai me op mijn zij. Ik dwing mijn ogen open. Fout. Grote fout. Mijn slaapkamerraam, normaal een bron van zacht ochtendlicht, is vandaag een portaal naar de hel, een meedogenloze schijnwerper die elke stof- en spijtmolecuul in de kamer verlicht. Ik krimp ineen. “Au.” Ik duw de palmen van mijn handen tegen mijn bonzende voorhoofd en kijk dan naar de wekker die naast mijn bed staat. De rode cijfers branden in mijn netvlies. Bijna twaalf uur ’s middags. “Shit.”

Langzaam, alsof elke beweging een marathon is, ga ik overeind zitten. Ik haal even diep adem, een poging om de misselijkheid die in mijn keel opborrelt te onderdrukken, en stap dan mijn bed uit. Ik slof naar de badkamer en werp een blik in de spiegel. De persoon die terugkijkt is een vreemde. Twee bloeddoorlopen ogen staren me aan vanuit een bleek, gezwollen gezicht. Mijn blonde haar ziet eruit als een vogelnest na een orkaan; enkele kleverige slierten plakken aan mijn wang. Ik pak een borstel en begin er ruw doorheen te kammen, de pijn op mijn hoofdhuid is een welkome afleiding. Ik pak een elastiekje en probeer de chaos in een staart te dwingen, maar mijn haar is zo zwaar en onwillig dat er meteen grote plukken losschieten. Ik zucht verslagen en trek het elastiekje er weer uit. Waarom kan niets, zelfs mijn eigen haar niet, ooit eens doen wat ik wil?

Ik laat mijn slaapkleedje op de grond vallen, neem mijn fles kokosdouchegel vast en stap de douche in. Ik draai de warme kraan wijd open en laat het water als een waterval op mijn schouders neerkomen. De glazen deuren van de douchecabine beslaan onmiddellijk, de wereld buiten wordt een waas. De bonkende pijn in mijn hoofd zakt langzaam naar een draaglijker, zeurend niveau. Het warme water spoelt de plakkerige herinneringen aan gemorst bier en de geur van rook uit mijn haar. Even is er alleen maar leegte, begeleid door het kletterende geluid van het water en de sensatie van mijn opwarmende lichaam.

Die heerlijke, zalige leegte duurt precies één minuut. Dan komen de gedachten op me afrazen, een frontale aanval. Gedachten over gisteren: mijn jaloerse, kinderachtige uithaal naar Els. Het drama dat daarna volgde. En dan… die onbezonnen, roekeloze, wanhopige pijpbeurt die ik Carl heb gegeven in dat donkere, stinkende portaal. Fuck. Fuck. Fuck. Kan het nog erger? De schaamte brandt heter dan het water op mijn huid.

Vijf minuten later storm ik de trap af, mijn haar in een natte handdoek gewikkeld. “Leen!” hoor ik mijn moeder vanuit de keuken roepen. “Moet je nu elke keer een aardbeving veroorzaken als je de trap afkomt?”
“Ma, overdrijf niet.”
Een zacht gelach klinkt. “Ik vroeg me al af of je vandaag nog wakker zou worden.”
Mijn gekwelde blik schiet door de deuropening. Ze staat bij het aanrecht, een kop koffie in haar hand, en kijkt me geamuseerd aan.
Ze lacht weer. “Heb je je gisteren een beetje laten gaan?”
“Ja,” mopper ik. Mijn mond smaakt naar de verkeerde keuzes die ik de voorbije nacht heb gemaakt.
Mijn moeder loopt naar de koelkast en haalt er een flesje ijskoud sinaasappelsap uit. Ze zet dit neer op de keukentafel naast een doosje aspirines. “Hier. Dat helpt tegen je kater.”
“Als dit werkt, eet ik mijn schoen op.” Ik slik de pillen droog door en neem een flinke slok van het sap.
“Je overleeft het wel, dramaqueen.”
“Het is klote.” Ik duw mijn hand tegen mijn hoofd.
“Hé, je hebt ten minste niet gekotst in de gang. Dat is al een overwinning.”
“Da’s waar.” Ik knijp mijn ogen dicht tegen een nieuwe pijnscheut.
“Dus… het was leuk gisteren?”

Mijn ogen worden groter. De beelden van gisteren flitsen weer voorbij. Ik krijg het plotseling heel koud, ondanks de warme douche. Mijn maag draait zich om. “Ging wel,” antwoord ik, en ik probeer zo nonchalant mogelijk te klinken.
Haar blik wordt scherper. Ze kent me te goed. “Is er iets gebeurd?”
Een herinnering aan Carls pik in mijn mond schiet door mijn hoofd. De smaak, de textuur, de macht, de schaamte. Is dit hoe zulke dingen gaan? Ik bloos en mijn hart begint sneller te slaan. “Wat bedoel je?”
“Je maakt je duidelijk ergens zorgen over. Je hebt die blik.”
Ik zucht. Ik kan haar niet de waarheid vertellen. Nooit. Dus vertel ik haar een deel van de waarheid. “Ik heb me als een jaloerse, bezitterige vriendin gedragen. Carl heeft met andere meisjes gedanst en… dat vond ik niet zo leuk.”
Tot mijn verbazing schatert mijn moeder het uit.
Ik kijk haar verontwaardigd aan. “Nou, merci.”
“Ach kind, zo erg is dat toch niet? Het toont gewoon aan dat je gek op hem bent.”
“Ja, maar misschien heb ik het daardoor wel verkloot.”
“Zo snel gaat een jongen als Carl echt niet lopen, hoor.”
“Denk je?”
“Tuurlijk. En als ik je een tip mag geven: stop met piekeren over elk klein ding. Dat is nergens voor nodig.”
“Ik denk dat het in mijn aard zit om te piekeren.”
“Natuurlijk is dat zo,” zegt ze met een knipoog. “Je bent een vrouw.”
Ik zucht. “Wat moet ik nu doen, mam?”
“Ga naar hem toe. Praat met hem. Doe iets leuks samen.”
“Je laat het zo eenvoudig klinken.”
“Dat is het ook, Leen. Jij maakt het gewoon moeilijker dan het hoeft te zijn.”
Ik besef dat ze, op haar eigen, simpele manier, gelijk heeft. “Merci, ma.” Ik geef haar een snelle zoen op haar wang. Dan draai ik me om, de felle pijnscheut tussen mijn slapen negerend, en snel het huis uit. Ik weet wat ik moet doen.

Niet veel later sta ik bij Carl voor de deur, mijn hart bonzend in mijn keel, een mix van angst, hoop en de nasmaak van sinaasappelsap.
“Goeiemiddag mevrouw, ik kom voor Carl.” De woorden komen eruit als een ingestudeerd, stijf zinnetje, mijn stem een octaaf te hoog.
De vrouw die de deur opendoet, is onmiskenbaar de moeder van Carl. Ze heeft hetzelfde donkerblonde haar, dat los en een beetje warrig over haar schouders valt. Haar ogen zijn warmbruin en make-up-loos, en wanneer ze me een brede, ongedwongen glimlach schenkt, verschijnen er kleine kraaienpootjes in haar ooghoeken. Ze draagt een comfortabele spijkerbroek en een veel te wijde, grijze sweater met een vage vlek op de voorkant.
“En jij bent?” vraagt ze, haar stem is vriendelijk en nieuwsgierig.

Mijn zenuwen gieren door mijn lijf. Ik heb het gevoel dat ik op het punt sta een hartaanval te krijgen, hier op haar deurmat. “Ik… ik… ik ben Leen,” stotter ik. “Ik ben een… euh… de vriendin van Carl.” De laatste woorden zijn een gefluister, een bekentenis die ik nauwelijks durf uit te spreken.
Haar glimlach wordt breder, warmer. “Dus jij bent het liefje van Carl?”
Ik knik verlegen, mijn blik op de grond gericht, en voel mijn wangen gloeien.
“Ik wist wel dat er iemand was,” zegt ze op een samenzweerderige toon. “Hij gedroeg zich de laatste tijd anders. Vrolijker, maar ook meer afgeleid. Maar mij iets vertellen, ho maar, dat doet hij niet. Hij is nogal gesloten, weet je. Op dat vlak is hij net zijn pa.”

“Is hij er niet?” probeer ik voorzichtig, de teleurstelling is een koude steen in mijn maag.
“Ik moet je teleurstellen, jonge dame, je hebt hem net gemist.” Ze moet de geknakte hoop op mijn gezicht hebben gezien, want ze voegt er snel aan toe: “Hij is even naar de winkel, hij is zo terug. Als je wilt, mag je binnen op hem wachten.”
“Bedankt, mevrouw.”
“Je mag me Monique noemen, hoor. Dat doet iedereen.” Ze legt een arm om mijn schouders en knijpt er even in. “En ik heb graag gezelschap. Ik ben bezig met het bakken van een appeltaart. Misschien heb je zin om me wat te helpen?”
“Ik heb nog nooit…”
“Oh, maar dat geeft niet! Ik leer het je wel. En dan kunnen we intussen een beetje bijpraten.” God, die vrouw is een echte spraakwaterval. Haar energie is overweldigend, maar op een goede manier. Ze trekt me zachtjes mee naar binnen.

Mijn ogen worden groot wanneer we de keuken inlopen. Het is een georganiseerde chaos. Er staat een open pak bloem op het aanrecht, een paar eierschalen liggen naast de gootsteen, en er hangt een heerlijke, huiselijke geur van kaneel en koffie. Het ziet eruit alsof erin geleefd wordt. Het is het tegenovergestelde van ons huis, waar alles altijd netjes opgeruimd en bijna steriel is.
“Ik heb verse koffie, als je wilt.”
De geur is een verleiding die ik niet kan weerstaan. “Graag. En wat melk, als dat kan.” Ik glimlach, en voor het eerst voelt het een beetje oprecht.
“Carl houdt niet echt van koffie.” Op het moment dat ik de woorden eruit flap, bloos ik al. Het klinkt zo… intiem. Alsof ik hem door en door ken.
Zijn moeder doet net of ze mijn rode hoofd niet ziet. “Dat klopt. Cola daarentegen…”
Ik huiver. “Hij drinkt zelfs cola bij zijn ontbijt. Dat is zo smerig.”
Monique lacht terwijl ze me een grote mok koffie aangeeft. “De sleutel tot het begin van elke goede relatie is dat je onthoudt wat de ander graag drinkt.”

Ik krijg een knoop in mijn maag bij het woord ‘relatie’. Zwijgend staar ik naar de bloem, suiker, eieren en melk die op het aanrecht liggen uitgestald.
“Het is helemaal niet moeilijk,” zegt Monique. “Maar ik vind het prima als je me enkel gezelschap wilt houden.”
“Nee, ik kan wel helpen. Zeg maar wat ik moet doen.”
Er verschijnt een brede glimlach op haar gezicht. Ze wijst naar een grote, blauwe kom. ”Het enige wat je moet doen, is de bloem, de suiker, het ei en de melk mengen. Dan schil ik intussen de appelen.”
Ik rol mijn mouwen op en begin aan de klus. Ik doe alle ingrediënten in de kom en duw mijn handen in de kleverige, koude massa. Grijnzend zeg ik: “Dit voelt wel raar aan.”
“Zeker,” lacht ze. “Maar jij stopt het ten minste niet in je mond.”
“Rauw deeg?”
“Ja. Carl zou proberen het rauw op te eten.”
Ik trek een vies gezicht.
“Toen hij klein was, at hij meer deeg dan koekjes.”
Ik gniffel. Het beeld van een kleine Carl, met zijn gezicht vol deeg, is onweerstaanbaar.

Monique kijkt me glimlachend aan terwijl ze een appel schilt. “Ik mag je wel. Je ziet er een lief meisje uit. Een meisje naar mijn hart.”
Weer bloos ik. “Dank u.”
“Je bent hier altijd welkom, Leen.”
Ik mompel een dankjewel, mijn hart voelt plotseling een stuk lichter.
Ik hoor een kuchje achter me. Wanneer ik me omdraai, mijn handen nog vol deeg, zie ik Carl net buiten de keuken staan, leunend tegen de deurpost. Ik heb geen idee hoelang hij daar al staat. Hij heeft een zachte, bijna tedere uitdrukking op zijn gezicht. Onze ogen ontmoeten elkaar en ik krijg een raar, warm, fladderend gevoel in mijn borst. Een brede lach verspreidt zich over zijn gezicht, waardoor er een kuiltje in zijn wang zichtbaar wordt. Hij knipoogt naar mij, en mijn eigen glimlach wordt breder.

“Mag ik mijn meisje weer terug, ma?” Carl komt de keuken in, loopt achter me staan en slaat zijn armen om mijn middel. Hij drukt een warme, zachte kus in mijn nek. “Ik wil haar mijn slaapkamer tonen.”
Ik krijg een knalrode kop.
“Niet zo verlegen,” fluistert hij in mijn oor, zijn adem kietelt mijn huid.
Monique schudt lachend haar hoofd. “Laat je je mama weer alleen achter met al het werk?”
“Ik wil met haar praten,” zegt Carl. “En daar heb ik liever geen pottenkijkers bij.”
“Alleen maar praten?” plaagt ze.
“Ma!”
“Met zo’n mooi meisje alleen maar praten, dan doe je iets verkeerd, zoon.”
Ik glimlach van oor tot oor terwijl ik me langzaam in zijn armen omdraai. Hij ziet eruit alsof hij zijn moeder wel kan wurgen.
“Kom maar snel mee,” mompelt hij, “voordat ze me helemaal voor schut zet.”
Ik giechel terwijl hij me aan mijn hand met zich meetrekt, de klodders deeg negerend. “Ik vind je ma leuk,” fluister ik.
“Zal ik jullie straks wat cola en chips brengen?” horen we zijn moeder achter ons roepen.
“Als we iets nodig hebben, kom ik het wel halen!” roept Carl terug. “We willen niet gestoord worden!”

Boven in zijn kamer laat hij mijn hand los en doet de deur zachtjes dicht. Het geluid van de klikkende klink sluit de rest van de wereld buiten. We zijn alleen. De kamer is verrassend netjes, op een stapel kleren over een stoel na. Aan de muur hangen posters van rockbands die ik niet ken en een grote, ingelijste landkaart. Carl kijkt me recht in de ogen, en een grote, onweerstaanbare glimlach trekt aan zijn lippen. Hij reikt tussen ons in en pakt opnieuw mijn hand, zijn vingers verstrengelen zich met de mijne.
“Sorry van gisteren,” mompel ik, en ik sla mijn ogen neer naar onze verbonden handen.
“Waarom?” Zijn stem is zacht. “Het was het fijnste, meest onverwachte wat me ooit is overkomen. Ik wist alleen niet dat je zoveel gedronken had.”

De sombere, bijna schuldige toon in zijn stem doet me opkijken.
“Ik wist wat ik deed, Carl. Ik wou het. Misschien was het niet zo’n slim idee om…”
“Daar ben ik het niet mee eens,” onderbreekt hij me. Zijn ogen glinsteren even met een donkere, intense vlam. “Het was prachtig.” Hij laat mijn hand los om met de rug van zijn vingers zachtjes mijn wang te strelen. Zijn gelaatsuitdrukking wordt dromerig. “…maar als ik had geweten hoe dronken je was, had ik je tegengehouden. Niet omdat ik het niet wilde, Leen. Maar omdat ik wil dat je het je de volgende dag niet betreurt.”
Ik kantel mijn hoofd en laat zijn woorden op me inwerken, laat de warmte ervan de laatste restjes twijfel wegsmelten.
“Ik heb er geen spijt van,” fluister ik. “Ik zou het zo opnieuw doen.”

“God, Leen. Wat doe je toch met mij?” Hij duwt zijn voorhoofd zachtjes tegen het mijne, en ik haal schokkerig adem omdat hij zo dichtbij is. Zijn geur, zijn warmte, alles aan hem overspoelt me. “Maar volgende keer,” fluistert hij, zijn lippen strijken bijna langs de mijne, “volgende keer blijf ik niet zo passief. Dan trek ik ook jouw broek naar beneden. En dan wil ik mijn handen en mijn tong gebruiken om je te verwennen. Daar zou ik mee beginnen.”
Mijn wangen branden. De directheid van zijn woorden stuurt een golf van pure lust door mijn onderbuik. “Ik zou je niet tegenhouden,” hijg ik.
Hij sluit zijn ogen en er klinkt een laag, grommend geluid uit zijn keel. Ik kantel mijn hoofd de laatste millimeter zodat onze monden op één lijn komen. En dan kust hij me. Een voorzichtige druk van zijn lippen op de mijne. Een aanraking die zo licht is, maar die op een of andere manier meer doet dan alle andere, meer gepassioneerde kussen. Dit is een kus vol belofte.

“Carl?”
“Ja, liefje?”
“Sorry.”
Hij trekt een beetje terug en kijkt me aan. “Ik zei toch net dat ik het zalig vond?”
“Dat bedoel ik niet.”
“Wat wel?”
“Ik had gisteren niet zo op je mogen uitvliegen. En zo kwaad mogen weglopen.”
“Sttt.” Carl drukt een vinger zachtjes op mijn lippen.
“Ik had je moeten vertrouwen,” fluister ik tegen zijn vinger.
“Het is oké. Ik begrijp het.” Hij haalt zijn vinger weg. “Ik was een klootzak. Deels.”
“Ik weet dat ik niet jaloers mag zijn,” zeg ik snel, “maar ik vind het niet leuk om keer op keer te zien hoe Els je probeert te versieren. Ze probeert me pijn te doen, en als jij daarop ingaat…”
“Het is ook mijn fout,” zegt hij, en hij klinkt oprecht schuldbewust. “Volledig mijn fout. Ik had haar duidelijk moeten maken dat ze te ver ging. Dat ze niet zomaar haar gang kan gaan. Maar dat heb ik niet gedaan. Ik genoot van de aandacht, als een of andere idioot. En ik besefte niet eens hoe erg dat voor jou was, hoeveel pijn het je deed. Het spijt me echt, Leen. Dit laat ik niet weer gebeuren. Beloofd.”

Ik voel me opgelucht, een immens gewicht valt van mijn schouders. Blij omdat ik voor het eerst het gevoel heb dat ik bij hem terechtkan met mijn zorgen en problemen. Blij omdat ik voel dat hij me echt begrijpt. Ik duw mijn lippen tegen de zijne, vol dankbaarheid en liefde. Ik nip aan zijn lippen, drink van zijn mond. De kus gaat een eeuwigheid door terwijl ik hem proef en verken. Het is een zachte, slepende kus die me voorbij het fysieke leidt. Het is een kus die bestaat uit liefde en andere tedere, onnoembare dingetjes. Wanneer we uiteindelijk onze lippen van elkaar halen, verwacht ik dat hij me aanraakt. Mijn borsten voelen gezwollen en pijnlijk, puur omdat zijn hand dichtbij is, maar hij doet niets.

Ik draai mijn hoofd naar hem toe en hij kreunt intens. “Als je me zo blijft aankijken,” hijgt hij, zijn stem schor, “scheur ik de kleren van je lijf en kruip ik zo diep in je dat ik er nooit meer uit kom.”
Mijn lichaam spant zich aan terwijl ik antwoord: “Ik zie niet wat daar mis mee is.”
Hij maakt weer dat lage, sexy, grommende geluid en ik krijg het warm. “Je maakt het me verdomd moeilijk, Leen.”
“Doe ik dat?” Ik reik naar beneden en laat mijn vingers over de voorkant van zijn broek glijden, maar hij pakt mijn pols vast, zijn greep is zacht maar onwrikbaar. Ik kijk hem verward aan. Een flits van de oude angst. Gaat hij me weer wegduwen?
Carl knijpt zijn ogen dicht. “Wacht even,” perst hij eruit. “Ik heb een verrassing voor je. Iets wat je al zo lang wilt.”
Mijn borst knijpt samen van de pure, overweldigende liefde die ik op dat moment voor hem voel.
“Sluit je ogen, liefje.”
Ik gehoorzaam. Ik hoor hem rommelen, het geluid van een lade die opengaat, een zachte klik.

En voor ik besef wat er gebeurt, hoor ik de eerste, onmiskenbare gitaarakkoorden van Bon Jovi door de kamer galmen. Mijn ogen vliegen open. Bed of Roses. Carl staat in het midden van de kamer, zijn hand uitgestoken, een kleine, nerveuze maar hoopvolle glimlach op zijn gezicht. Hij heeft de pijnlijke herinnering van de fuif genomen en verandert die nu in iets dat alleen van ons is. “Wil je met me dansen?” vraagt hij.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...