Door: Mucike
Datum: 06-07-2025 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 1696
Lengte: Lang | Leestijd: 28 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Lang | Leestijd: 28 minuten | Lezers Online: 1
Onbekend Terrein
Proloog
Een man. Een vrouw. Een onverwachte nacht in Brussel. Wat begint als een vergissing, wordt een confrontatie met alles wat tussen mensen in kan staan: functie, reputatie, regels, en het oordeel van buitenaf. In een tijd waarin #metoo, te scherp feminisme en wokisme de verhoudingen op scherp zetten, onderzoekt deze miniserie de broze ruimte tussen aantrekken en afstoten, tussen eerlijkheid en rolverwarring.
Interne zaken vertelt hoe twee mensen elkaar naderen op een moment dat professioneel had moeten blijven, zonder te weten wie de ander is, of wat ze voor elkaar betekenen. Niet uit berekening, niet uit rebellie, maar omdat het menselijk is. En omdat mensen nooit zwart-wit zijn.
Onbekend terrein
Het was eind oktober, een druilerige donderdagavond in Brussel. Buiten stond er een gure wind langs de gevels van de statige panden rond het Place du Grand Sablon, het plein dat er nat en verlaten bij lag. In het plaveisel spiegelden de lichtgele schijnsels van lantaarns en etalages, vervormd door regendruppels die eerder die avond als een gelijkmatige sluier waren gevallen.
Bij de stoplichten kwamen auto’s langzaam op gang, ruitenwissers veegden in een monotoon ritme de natte voorruiten droog, en de klanken van een blaffende hond of een te luide brommer verstomden zodra de deuren van het hotel zich achter je sloten.
De stad ruiste op achtergrondniveau, zoals dat alleen in oude steden gebeurt: zacht, niet stil, maar met een zekere eerbied voor de stenen waarop men liep. Marck stak het plein schuin over op weg naar zijn hotel. De regen was net opgehouden, maar het plaveisel glansde nog. Op de hoeken stonden bronzen lantaarns met een ouderwetse sierkrul in het metaal, hun licht als vaag goud tegen de vroege schemer.
Links van hem lagen de etalages van antiekwinkels, rechts de gevels van oude patriciërshuizen, nu chocolatiers, galerieën en restaurants. Alles rook naar vocht, steen en iets zoets, misschien gebak, misschien een geur van cacao uit een open deur verderop. Hier en daar een toerist, een ambassadewerknemer, een vrouw op hoge hakken met een papieren zakje van Pierre Marcolini.
Marck voelde zich er niet thuis, maar viel ook niet uit de toon. Dit was geen wijk waar je werkt, dit was een wijk waar je je laat zien. De grandeur was subtiel en zat hem in de stilte achter de vitrines. De cafés hadden hun terrassen opgeborgen. Binnen zaten mensen aan wijn of espresso, met open laptops of gesloten blikken. Alles ademde rust, maar met een ondertoon van vergane glorie.
Toen hij na zijn wandeling het Corinthia Grand Hotel Astoria Brussels aan de Koningsstraat binnenstapte, hoorde hij de stad als het ware dichtvallen. De deuren sloten zich geruisloos achter hem. Binnen: dempend tapijt, zachte stemmen, een lichte geur van boenwas en citrus. Brussel had hem opgeslokt, maar even was er alleen dit: een tussenruimte, een ander tempo, een plek waar de tijd nagenoeg tot stilstand leek te zijn gekomen.
Binnen, op de tweede verdieping van het hotel, was het warm. In de grote salon, die tijdelijk was ingericht als borrelruimte, hing een laag geroezemoes waarin de klanken van Engels, Vlaams, Frans en Duits door elkaar liepen. Een tweetal obers bewoog zich met zekere precisie langs de statafels, een zilveren blad in de ene hand, een linnen doek over de andere. Het tapijt dempte de voetstappen, de kroonluchters straalden zachtgeel licht over het hoge stucplafond. Op de tafels stonden ronde schalen met kleine amuses van kaas, vlees en vis, die eerder als verplicht decor dan als uitnodiging fungeerden. Er werd gedronken, voorzichtig gelachen, mensen namen elkaar op, peilden de sfeer of zochten naar bekende gezichten of veilige openingen. De dag zat erop maar het werk nog niet.
Marck Driessen stond met een glas rode wijn in zijn hand bij het raam op enige afstand van de groepjes die zich aan het vormen waren. Zijn lichaam stond recht, maar losjes; zijn schouders ontspannen, zijn blik alert. Hij bewoog niet veel, dronk traag en observeerde.
Hij was 47, gescheiden, woonde in Breda en werkte al vijftien jaar voor het concern, een Nederlandse multinational in technische dienstverlening waarvan hij de laatste vijf jaar operationeel directeur was voor de West-Europese tak.
Het hoofdkantoor stond in Rotterdam maar daar was hij zelden. Het bedrijf had meer dan tienduizend medewerkers in vestigingen in acht landen. De meeste contacten verliepen digitaal: video calls, memo’s en dashboards. Namen kende hij alleen als hij ze in de lift was tegengekomen. HR vormde binnen het bedrijf een eigen zuil, met aparte communicatielijnen en belangen, en kwam zelden op zijn netvlies, hooguit bij een reorganisatie of een rapportage die zijn handtekening ergens voor nodig had.
Zijn functie bracht hem vaker dan hem lief was achter laptops en spreadsheets, maar hij deed zijn werk uit plichtsbesef. Zijn agenda dicteerde zijn weken, zijn lichaam paste zich eraan aan. Vaste sportsessies op dinsdag- en vrijdagochtend, een paar keer per maand naar de kapper en altijd dezelfde maat overhemden. Hij hield van structuur en herhaling, niet uit gemak, maar omdat het ruimte gaf voor observatie. Niet alleen beweging viel hem op, maar stilte ook.
Brussel was hem vertrouwd. Hij kwam er een paar keer per jaar, meestal voor bijeenkomsten als deze, waar internationale collega’s en partners elkaar ontmoetten. Het Corinthia Grand Hotel Astoria Brussels had zijn voorkeur: een vijfsterrenhotel met discrete service en degelijke kamers, ver van elke hipheid, maar met een lobby waar je in stilte kon zitten zonder raar aangekeken te worden. De sfeer was behoudend, het meubilair zwaar, de service nauwkeurig maar onpersoonlijk, precies goed. Het hotel was onmiskenbaar chic, met hoge plafonds, licht marmer en goudkleurige accenten die een gevoel van grandeur moesten oproepen. Alles was onberispelijk ingericht, maar op hem werkte het steriel. Té afgemeten. Té bewust stijlvol. Té koud. Té afstandelijk. Typisch Brussel.
Hij keek naar buiten, waar de regen weer in een fijne, gelijkmatige sluier neerviel, en overwoog of hij zich zou voegen bij een groepje Franse collega’s. Die stonden dicht bij de centrale statafel, hun glas al een paar keer bijgevuld en hun lichaamstaal uitgelaten. Hij had eerder die dag een kort gesprek met een van hen gevoerd, iets over importstromen, iets met technische implicaties, maar het was blijven hangen in algemeenheden. Hij had daar geen behoefte aan, niet nu.
Hij dronk zijn glas leeg, zette het neer, draaide zich iets opzij en keek de zaal rond. De meeste aanwezigen waren mannen, grijze pakken, blauwe overhemden met een loshangende badge om de nek of speld op de revers. Vrouwen waren in de minderheid en bewogen zich anders. Zakelijk, dat wel, maar met meer beheerste precisie en terughoudendheid, ten minste als zij niet uit Nederland kwamen. Hij zag haar meteen, nog voor hij begreep wat hem opviel.
Een vrouw in een donkerrood mantelpak liep langzaam langs de statafels aan de zijkant van de zaal. Haar pas was niet gehaast, haar rug recht, haar armen losjes langs haar zij. Ze droeg haar donkerblonde haar in een verzorgde knot, laag en strak genoeg om professioneel te ogen, maar zonder hardheid. Haar houding had iets kalms, iets gefocusts, alsof ze niet zocht maar observeerde. Geen badge of telefoon, geen blik op de klok. Ze week op een onbestemde manier af van wat gebruikelijk was op dit soort bijeenkomsten.
Hij volgde haar onbewust met zijn ogen terwijl ze zich naar de bar begaf. Ze wisselde kort een paar woorden met een ober, knikte, nam haar glas aan en draaide zich toen weer om. Haar blik gleed langs de ruimte, traag, zonder urgentie, en bleef even hangen bij het raam waar hij stond. Geen knik, geen teken van herkenning, maar ook geen ontwijken.
Toen ze zich opnieuw van hem afwendde en langzaam naar een rustiger hoek van de zaal liep, merkte hij dat hij zijn adem had ingehouden. Hij zette zich af van het raam en liep in haar richting, niet snel, niet opzichtig. Gewoon als iemand die toevallig bij de bar iets wilde halen.
Bij de bar stond het even stil. Een oudere Duitser met een badge van Siemens stond op gedragen toon over ESG-rapportage te praten tegen een jonge vrouw die haar blik afwisselend op zijn mond en haar glas hield. Een ober onderbrak waar hij mee bezig was, maakte zich los en boog zich licht naar Marck toe. Hij bestelde rode wijn voor zichzelf. Zijn blik gleed even naar haar. Misschien wilde ze iets, misschien ook niet. Hij besloot niets op te dringen.
Ze stond aan het uiteinde van de bar, haar glas in één hand, de andere losjes over haar pols gelegd. Haar houding was ogenschijnlijk ontspannen, maar Marck herkende de precisie in haar stand: hoe haar voeten net iets naar buiten wezen, hoe haar schouders recht onder haar hoofd stonden, hoe ze haar glas vasthield zonder eraan te nippen. Hij herkende het omdat hij het zelf ook kon, ogenschijnlijk toevallig ergens staan, maar bewust van alles wat er om je heen gebeurt.
Toen hij dichterbij kwam, keek ze hem aan. Niet verrast, niet afwerend, maar onderzoekend, alsof ze even wilde zien of ze hem zich moest herinneren. Hij glimlachte. Zij ook.
‘Nederlands?’ vroeg hij.
Ze knikte. ‘Ja. En jij?’
‘Ook. Althans, voornamelijk.’
Ze glimlachte kort. ‘Dat is een antwoord waar een verhaal achter zit.’
‘Een kort verhaal,’ zei hij. ‘Geboren in Den Bosch, opgegroeid in Breda. Maar een paar jaar gewerkt in Frankrijk. Dus ik ben een beetje ontregeld.’
Ze stak haar hand uit. ‘Sophie.’
‘Marck.’
Haar handdruk was beslist, zonder nadruk. Hij voelde geen sieraad of kou, alleen warmte, droog en aanwezig. Ze liet zijn hand los met een korte, exacte beweging en nam een slok van haar drank.
‘Ook hier voor de Compliance dagen?’ vroeg hij.
‘Ja. Tweede keer. De vorige keer was het in Frankfurt. Het is veel van hetzelfde.’
‘Je klinkt niet enthousiast.’
‘Ach, zo lang de regelgeving niet wezenlijk wijzigt, ligt de nadruk bij dit soort evenementen vooral op bewustwording’ zei ze met een glimlach. ‘En dat is minder interessant.’
Haar stem was laag, iets hees, met een vloeiend timbre dat aan niets specifiek herinnerde en zich daardoor juist vastzette in zijn hoofd. Ze articuleerde zuiver, met een lichte nadruk op de eerste lettergrepen. Hij herkende het als taal van mensen die veel vergaderen in meerdere talen. Mensen die zichzelf niet hoeven bewijzen, alleen verstaanbaar willen blijven.
‘Zullen we ergens gaan zitten?’ vroeg ze.
Hij knikte. ‘Dat lijkt me prima.’
Ze liep voor hem uit naar de zijkant van de zaal, waar een paar lage fauteuils stonden in een iets donkerder hoek. Ze koos de stoel met haar rug naar de zaal en ging zitten zonder om te kijken. Hij volgde haar en ging tegenover haar zitten.
De stoelen zaten laag, comfortabel, maar dwongen tot voorover leunen. Dat was geen toeval. In zulke ruimtes was niets toeval. De verlichting viel schuin van opzij, net te zwak om iets te lezen, net voldoende om gezichten te zien.
‘Werk je in Brussel?’ vroeg hij.
‘Niet exclusief. Benelux. Maar vooral Vlaanderen en Wallonië.’
‘Geen Nederland?’
‘Alleen als het moet.’
Ze zei het zonder bitterheid, eerder met iets ironisch.
‘En jij?’
‘Ik beweeg me tussen landen. Vandaag België, morgen Frankrijk, volgende week Polen. Maar thuis is Breda.’
‘Je klinkt niet ontevreden.’
‘Ik klaag dan ook niet, daar is geen reden toe.’
Ze keek hem aan. Haar blik was rustig, niet uitdagend, maar ook niet ontwijkend. Hij merkte dat hij haar lichaamstaal begon te spiegelen, zonder dat hij zich er ongemakkelijk bij voelde. Hij leunde iets verder naar voren, zijn knieën richting de hare. Haar benen waren gekruist, haar handen rustten losjes op haar bovenste knie. Ze bewoog nauwelijks, maar iets in haar aanwezigheid hield hem scherp.
‘Heb je hier een kamer?’ vroeg ze.
‘Ja. Jij?’
‘Ook. Op de vierde. Uitkijk op het plein.’
‘Zelfde verdieping. Ik kijk uit op een muur.’
Ze glimlachte. ‘Klinkt als een passende metafoor.’
Hij trok een wenkbrauw op. ‘Voor wat?’
‘Voor iemand die veel ziet, maar zelf weinig prijsgeeft.’
Ze had gelijk. Hij glimlachte, maar zei niets en keek haar iets langer aan dan nodig. Was dit puur intuïtie of wist ze meer?
Ze keek hem nog steeds aan, haar hoofd iets schuin, haar houding nog even ontspannen.
‘Voor welk bedrijf werk je eigenlijk?’ vroeg ze.
‘In dezelfde sector als jij, gok ik.’
‘Dat is een ontwijkend antwoord.’
‘Een afgewogen antwoord,’ zei hij. ‘Je hebt geen badge zichtbaar.’
‘Jij ook niet.’
‘Dan zijn we op gelijke voet begonnen.’
Ze liet haar vingers langs de rand van haar glas glijden.
‘Weet je zeker dat we elkaar niet kennen?’
‘Tamelijk zeker.’
‘Waarom tamelijk?’
‘Omdat ik me niet alles herinner wat ik zou moeten onthouden.’
‘En je denkt dat ik belangrijk genoeg ben om je dat kwalijk te nemen?’
‘Ik denk dat jij belangrijk genoeg bent om dat niet te laten merken.’
Ze glimlachte. Langzaam, gecontroleerd. Niet gespeend van waardering.
‘Jij bent niet op je mond gevallen.’
‘Dat zou kunnen. Maar ik spreek niet vaak zo direct.’
Ze liet haar hand van het glas zakken en legde het op haar dij. Haar vingers bewogen even, maakten een klein gebaar alsof ze iets rechtlegde wat niet zichtbaar was. Hij keek naar haar zonder zich af te wenden. Alles aan haar houding was functioneel, professioneel, maar met een openheid die net geen uitnodiging was. Ze gaf ruimte, maar geen toestemming.
‘Waarom ben jij hier alleen?’ vroeg ze.
‘Ben ik dat?’
‘Je staat apart. Je praat niet veel. Je kijkt wel veel.’
‘Ik kijk om niet te hoeven praten.’
‘Dan ben je vanavond wel goed bezig.’
Een stilte viel. Niet ongemakkelijk, maar afwachtend. Hij voelde hoe zijn lichaam iets naar voren bewoog, zonder het bewust te doen. Zij bewoog niet, maar haar blik bleef op hem gericht. Toen stond ze langzaam op.
‘Ik denk dat ik ga,’ zei ze.
‘Nu al?’
‘Het is niet beleefd om te blijven hangen als je niets meer komt halen of brengen.’
Ze draaide zich om, liep langzaam richting de uitgang van de zaal en keek pas bij de deur nog één keer om. Haar blik was kort, maar bleef hangen. Hij stond op. Liet zijn lege glas achter. Volgde haar met rustige passen. Geen haast. Geen besluit. Alleen het ingaan op een onuitgesproken uitnodiging.
De gang op de begane grond was bekleed met tapijt dat geluid dempte en stappen verdoezelde. De wandverlichting was zacht en laag, het soort verlichting dat bedoeld is om rust te bevestigen, niet om iets zichtbaar te maken. Ze liepen naast elkaar, zonder elkaar aan te raken. Hun bewegingen waren rustig, gecontroleerd, alsof de sfeer van het hotel hen voorschreef om alles met mate te doen.
Toen ze bij de lift aankwamen, drukte hij op de knop. Ze zei niets. Haar blik was gericht op de deuren, haar armen gekruist voor haar buik, haar tasje in haar handen. In het spiegelende liftpaneel zag hij hun silhouetten naast elkaar, bijna identiek in houding. Twee mensen in ruststand, afwachtend, maar met een energie die niet van buitenaf kwam.
De liftdeur schoof open. Ze stapten in, hij volgde. Hij drukte op de knop voor hun verdieping. Ze stond iets dichter bij hem dan nodig was. Niet nadrukkelijk, niet toevallig. De lift zoefde omhoog zonder hapering, de cijfers boven de deur telden traag op. Hij keek opzij, zij niet. Haar gezicht was kalm, haar lippen gesloten, haar blik op de cijfers.
Op de gang was het stiller dan beneden. Ze liepen langzaam, met kleine verschillen in tempo die zich vanzelf op elkaar afstemden. Bij zijn kamerdeur bleef hij stilstaan, haalde zijn pas uit zijn jasje en hield hem tegen het slot. Het lampje sprong groen. Hij duwde de deur open en hield hem voor haar vast.
Alsof vanzelfsprekend was, liep ze zonder aarzeling naar binnen. Hij volgde, liet de deur zacht dichtvallen en draaide het veiligheidshaakje om. Ze stond al bij het raam, schoof de gordijnen een stukje open en keek naar buiten. De ruiten waren beslagen aan de onderrand. Buiten was het plein leeg, nat, glimmend van de straatverlichting. Binnen was het stil. Hij deed alleen de schemerlamp aan boven het bureau. Het licht was warm, dof, en liet de hoeken van de kamer met rust.
Ze draaide zich naar hem om, haar silhouet half tegen het raam. Ze zei niets. Hij hing zijn colbert over de stoel, zette zijn tas op het tafeltje en liep naar haar toe. Op twee passen afstand bleef hij staan. Zij hield zijn blik vast, zonder beweging. Toen ging hij dichterbij staan en stak zijn hand uit. Hij raakte haar heup aan, licht, zonder te duwen. Ze bewoog niet weg.
Zijn andere hand volgde de lijn van haar taille, zijn vingers traag en vlak. Zij legde haar hand op zijn bovenarm, zacht, steunend maar niet leidend. Haar ogen bleven op de zijne gericht. Ze stond recht, haar ademhaling ondiep maar regelmatig. Hij boog zich iets voorover, zijn mond dicht bij haar hals, rook haar huid, schoon, warm, met de neutrale geur van zeep en iets dat alleen aan haar toebehoorde.
Toen zijn lippen het plekje net onder haar oor raakten, sloot ze haar ogen. Niet lang, alleen als teken van toestaan. Hij kuste haar langzaam, verlegde zijn mond naar haar hals, haar kaaklijn, haar sleutelbeen. Ze legde haar andere hand in zijn nek, haar vingers licht gekruld, haar duim tegen zijn huid.
Ze bewoog zich nog steeds nauwelijks, maar haar spieren onder haar blouse voelden gespannen, alert. Hij streelde haar rug, zocht met zijn andere hand de sluiting van haar jasje. Ze draaide zich een fractie, haar armen licht optillend, en liet hem het jasje van haar schouders glijden. Hij hing het over de rugleuning van de stoel. Ze stond nu in blouse en rok, haar handen losjes langs haar zij.
Hij boog zich opnieuw naar haar toe, kuste haar mond. Ze opende haar lippen zonder terughoudendheid, haar tong zocht de zijne, traag, zonder aandrang. Ze kusten lang, niet gretig, niet afwachtend, maar alsof ze elkaar aan het leren kennen waren zonder iets te vragen. Haar handen vonden zijn zij, haar vingers sloten zich om zijn overhemd.
Hij trok zijn schoenen uit, één voor één, en zette ze keurig naast de kast. Zij deed hetzelfde, zonder woorden, haar hakken op een lijn, haar voeten klein, haar enkels dun. Ze keek op, haar gezicht half in de schaduw. Hij stapte dichter naar haar toe, legde zijn hand in haar nek en trok haar tegen zich aan.
Haar lichaam volgde direct, borst tegen borst, buik tegen buik. Ze ademde diep in en liet haar hoofd kort rusten tegen zijn schouder. Toen richtte ze zich op, keek hem aan, en zei:
‘Wil je dat ik blijf?’
‘Ja,’ zei hij. Zijn stem klonk iets lager dan normaal.
‘Zeg het dan.’
‘Ik wil dat je blijft.’
Ze knikte kort. Niet als bevestiging, maar als erkenning. Daarna liep ze langzaam naar het bed, draaide zich om en begon de knoopjes van haar blouse los te maken. Hij bleef staan, keek naar haar handen, haar vingers precies, haar bewegingen rustig. Geen aarzeling, geen haast. Alleen controle.
Toen haar blouse op de stoel lag, maakte ze haar rok los en liet die langzaam zakken. Ze stapte eruit, tilde hem op, vouwde hem dubbel en legde hem op haar blouse. Ze stond daar in haar lingerie: zwarte beha, bijpassend slipje. Niets opzichtigs, geen kant, geen frivoliteit. Functioneel, strak en vrouwelijk.
Ze keek hem aan. Haar blik was niet op zoek, niet uitnodigend. Alleen aanwezig.
Hij kwam langzaam naar haar toe, stap voor stap, zijn blik op haar lichaam gericht zonder schaamte, zonder drang. Ze bewoog niet, maar haar ademhaling was hoorbaar nu. Niet zwaar, niet onrustig, alleen dieper. Toen hij voor haar stond, legde hij zijn handen op haar heupen. Haar huid voelde warm onder de dunne stof van haar slipje. Ze legde haar hand op zijn borst, vlak onder het sleutelbeen. Haar hand bleef daar liggen, als een meting.
Hij boog zich naar haar toe, kuste haar opnieuw. Haar lippen waren zacht, haar mond warm en uitnodigend. Ze zoende met aandacht, met besef van ritme. Hij voelde hoe haar vingers langzaam zijn knopen losmaakten, van boven naar beneden, één voor één, alsof ze zich zijn lichaam eerst als vorm wilde herinneren voor ze het zou zien.
Toen zijn overhemd open was, streek ze met haar handen over zijn borst, zijn buik, zijn zij. Geen haast, geen aarzeling. Ze keek hem even aan, pakte toen zijn riem en maakte die los. Haar vingers werkten de gesp soepel los, daarna de knoop en de rits. Ze trok zijn broek iets omlaag, hielp hem met afstappen. Zijn boxershort kwam mee.
Zijn penis was al half stijf. Ze keek er even naar, zonder reactie, zonder oordeel. Ze hurkte, nam hem in haar hand, bewoog hem een paar keer traag, precies en gaf een paar zachte kusjes op zijn eikel. Daarna ging ze staan, streelde zijn dij nog één keer met vlakke hand en fluisterde: ‘Bed.’
Hij knikte, trok het dekbed deels opzij, stapte erin. Zij liep naar het voeteneinde, maakte haar beha los, liet hem op de stoel glijden, en stapte uit haar slipje. Ze kwam bij hem, ging naast hem liggen, haar huid tegen de zijne. Geen woorden, alleen lichaamswarmte en contact.
Zijn hand gleed over haar buik, naar haar borst. Ze ademde iets sneller. Hij streelde haar tepel, cirkelde er met zijn duim omheen. Haar hand lag op zijn borst, zijn ribben volgend tot aan zijn heup. Ze trok hem half op zich, haar dij over zijn been, haar buik tegen zijn lies. Hun hoofden lagen dicht bij elkaar. Ze keken elkaar aan. Zijn hand gleed naar beneden, tussen haar benen. Haar dijen weken uiteen, zonder uitnodiging, zonder verweer. Ze was nat. Warm. Hij streek langs haar schaamlippen, cirkelde rond haar clitoris, voelde haar bekken kort opveren.
Ze fluisterde iets wat hij niet verstond. Of niet wilde verstaan. Ze trok hem dichter naar zich toe, haar handen op zijn rug, haar knieën omhoog. Hij gleed met zijn eikel langs haar opening, vond de juiste hoek, en drong langzaam in haar. Haar mond ging open, haar ogen sloten zich kort. Hij gleed verder, centimeter voor centimeter, tot hij volledig in haar was.
Ze lagen even stil. Toen begon hij te bewegen, langzaam, diep. Zij bewoog haar bekken mee, sloeg haar benen om zijn onderrug. Haar vingertoppen gleden over zijn schouderbladen, haar ademhaling versnelde. Ze zuchtte zacht bij elke stoot. Niet luid, niet Amerikaans theatraal, alleen voelbaar.
Hun lichamen vonden een ritme. Geen haast, geen honger. Alleen de logica van aanraking en reactie. Hij kuste haar hals, haar schouder, haar borst. Zij liet haar hoofd naar achteren vallen, haar mond open, haar handen nu in zijn haar.
Toen haar lichaam zich aanspande en haar bekken kort trilde, voelde hij het eerst in haar dijen. Ze trok hem dieper in zich, hield hem vast met een kracht die van binnenuit kwam. Hij versnelde iets, voelde zijn climax naderen, wachtte nog, vertraagde.
Toen zij haar hoogtepunt bereikte, kreunde ze diep vanuit haar keel, haar handen stevig in zijn rug. Hij volgde kort daarna, liet zich gaan, zijn gezicht begraven in haar hals, zijn adem hortend, zijn hele lichaam gespannen.
Daarna bleven ze liggen, stil, hun lichamen nog tegen elkaar, naakt, warm, zweterig. Geen bedekking, geen beweging. Alleen ademhaling. Haar hand lag op zijn achterhoofd, zijn wang tegen haar sleutelbeen.
Er werd niets gezegd.
Ze lagen nog steeds dicht tegen elkaar, haar huid plakte nog licht tegen de zijne, hun ademhaling zakte langzaam terug naar rust. De kamer was stil. Alleen de airco zoemde zacht op de achtergrond. Buiten tikte de regen onregelmatig tegen het raam, maar zonder ritme.
Marck voelde haar hartslag tegen zijn borst. Hij had zijn arm onder haar schouder, zijn hand op haar bovenarm. Zij lag half op haar zij, haar gezicht naar hem toe, haar ogen gesloten, haar lippen net iets van elkaar. Ze was niet in slaap gevallen, dat wist hij. Haar lichaam was nog te gespannen, haar adem te bewust.
Hij bewoog zich niet. Zijn blik gleed langs het plafond, langs het gordijn dat nauwelijks licht doorliet. De kamer rook naar haar, een combinatie van huid, warmte en de onvermijdelijke geur van seks. Niet overheersend, niet opdringerig. Alleen het bewijs van wat er net gebeurd was.
Zijn gedachten dwaalden kort af naar het moment bij de bar, hoe ze daar had gestaan, hoe vanzelfsprekend haar stem had geklonken toen ze zich had voorgesteld. Sophie. Alleen een voornaam. Geen uitleg, geen context. Hij had dat toen niet vreemd gevonden. Maar nu, met haar naakt tegen hem aan, voelde het als een weglating met betekenis. Of misschien wilde hij dat zo zien.
Ze opende haar ogen, langzaam, en keek hem aan. Er zat geen vraag in haar blik. Geen verwachting. Alleen een stille aanwezigheid.
‘Gaat het?’ vroeg ze zacht.
Hij knikte. ‘Ja.’
‘Je denkt veel.’
‘Dat is een slechte gewoonte.’
‘Niet altijd.’
Ze streelde met haar vingertoppen over zijn zij, van zijn ribben naar zijn heup. Haar aanraking was kalm, niet gericht op iets. Hij keek naar haar gezicht, hoe haar wangen iets roder waren dan daarvoor, hoe haar haar aan één kant losgeraakt was uit haar knot.
‘Was je verbaasd dat ik meeging?’ vroeg ze.
Hij aarzelde. ‘Nee. Ik was verbaasd dat we niets vroegen.’
‘Dat had ik al begrepen.’
Ze legde haar hoofd terug op het kussen, haar blik naar het plafond gericht. Hij voelde haar schouder tegen zijn borst. Er zat niets vrijblijvends in haar nabijheid, maar ook geen belofte. Alles aan haar bleef precies gedoseerd. Niet afstandelijk, niet koud. Alleen beheerst.
Hij wilde iets zeggen, maar besloot te wachten. De stilte tussen hen had geen spanning, maar ook geen vertrouwdheid. Ze bevonden zich ergens tussen twee werkelijkheden: de fysieke nabijheid die net had plaatsgevonden, en de betekenis die dat mogelijk nog moest krijgen.
Ze legde haar hand op zijn borst, haar duim precies op de rand van zijn borstbeen.
‘Ik ga zo naar mijn kamer,’ zei ze.
‘Ja.’
‘Maar ik blijf nog heel even liggen, als je dat goed vindt.’
‘Natuurlijk.’
Ze sloot haar ogen opnieuw. Hij deed hetzelfde. Nog geen drie minuten later voelde hij hoe haar ademhaling gelijkmatiger werd, haar spieren zich ontspanden. Misschien was ze toch in slaap gevallen. Of deed ze alsof.
Hij bleef liggen, zijn hoofd half tegen haar slaap, zijn gedachten onder de oppervlakte. Hij wilde haar niet analyseren, niet op dit moment. Maar iets in hem maakte onwillekeurig al een inventaris. Van wat ze had gezegd. Wat ze niet had gezegd. En van wat hij zelf had laten gebeuren.
Een man. Een vrouw. Een onverwachte nacht in Brussel. Wat begint als een vergissing, wordt een confrontatie met alles wat tussen mensen in kan staan: functie, reputatie, regels, en het oordeel van buitenaf. In een tijd waarin #metoo, te scherp feminisme en wokisme de verhoudingen op scherp zetten, onderzoekt deze miniserie de broze ruimte tussen aantrekken en afstoten, tussen eerlijkheid en rolverwarring.
Interne zaken vertelt hoe twee mensen elkaar naderen op een moment dat professioneel had moeten blijven, zonder te weten wie de ander is, of wat ze voor elkaar betekenen. Niet uit berekening, niet uit rebellie, maar omdat het menselijk is. En omdat mensen nooit zwart-wit zijn.
Onbekend terrein
Het was eind oktober, een druilerige donderdagavond in Brussel. Buiten stond er een gure wind langs de gevels van de statige panden rond het Place du Grand Sablon, het plein dat er nat en verlaten bij lag. In het plaveisel spiegelden de lichtgele schijnsels van lantaarns en etalages, vervormd door regendruppels die eerder die avond als een gelijkmatige sluier waren gevallen.
Bij de stoplichten kwamen auto’s langzaam op gang, ruitenwissers veegden in een monotoon ritme de natte voorruiten droog, en de klanken van een blaffende hond of een te luide brommer verstomden zodra de deuren van het hotel zich achter je sloten.
De stad ruiste op achtergrondniveau, zoals dat alleen in oude steden gebeurt: zacht, niet stil, maar met een zekere eerbied voor de stenen waarop men liep. Marck stak het plein schuin over op weg naar zijn hotel. De regen was net opgehouden, maar het plaveisel glansde nog. Op de hoeken stonden bronzen lantaarns met een ouderwetse sierkrul in het metaal, hun licht als vaag goud tegen de vroege schemer.
Links van hem lagen de etalages van antiekwinkels, rechts de gevels van oude patriciërshuizen, nu chocolatiers, galerieën en restaurants. Alles rook naar vocht, steen en iets zoets, misschien gebak, misschien een geur van cacao uit een open deur verderop. Hier en daar een toerist, een ambassadewerknemer, een vrouw op hoge hakken met een papieren zakje van Pierre Marcolini.
Marck voelde zich er niet thuis, maar viel ook niet uit de toon. Dit was geen wijk waar je werkt, dit was een wijk waar je je laat zien. De grandeur was subtiel en zat hem in de stilte achter de vitrines. De cafés hadden hun terrassen opgeborgen. Binnen zaten mensen aan wijn of espresso, met open laptops of gesloten blikken. Alles ademde rust, maar met een ondertoon van vergane glorie.
Toen hij na zijn wandeling het Corinthia Grand Hotel Astoria Brussels aan de Koningsstraat binnenstapte, hoorde hij de stad als het ware dichtvallen. De deuren sloten zich geruisloos achter hem. Binnen: dempend tapijt, zachte stemmen, een lichte geur van boenwas en citrus. Brussel had hem opgeslokt, maar even was er alleen dit: een tussenruimte, een ander tempo, een plek waar de tijd nagenoeg tot stilstand leek te zijn gekomen.
Binnen, op de tweede verdieping van het hotel, was het warm. In de grote salon, die tijdelijk was ingericht als borrelruimte, hing een laag geroezemoes waarin de klanken van Engels, Vlaams, Frans en Duits door elkaar liepen. Een tweetal obers bewoog zich met zekere precisie langs de statafels, een zilveren blad in de ene hand, een linnen doek over de andere. Het tapijt dempte de voetstappen, de kroonluchters straalden zachtgeel licht over het hoge stucplafond. Op de tafels stonden ronde schalen met kleine amuses van kaas, vlees en vis, die eerder als verplicht decor dan als uitnodiging fungeerden. Er werd gedronken, voorzichtig gelachen, mensen namen elkaar op, peilden de sfeer of zochten naar bekende gezichten of veilige openingen. De dag zat erop maar het werk nog niet.
Marck Driessen stond met een glas rode wijn in zijn hand bij het raam op enige afstand van de groepjes die zich aan het vormen waren. Zijn lichaam stond recht, maar losjes; zijn schouders ontspannen, zijn blik alert. Hij bewoog niet veel, dronk traag en observeerde.
Hij was 47, gescheiden, woonde in Breda en werkte al vijftien jaar voor het concern, een Nederlandse multinational in technische dienstverlening waarvan hij de laatste vijf jaar operationeel directeur was voor de West-Europese tak.
Het hoofdkantoor stond in Rotterdam maar daar was hij zelden. Het bedrijf had meer dan tienduizend medewerkers in vestigingen in acht landen. De meeste contacten verliepen digitaal: video calls, memo’s en dashboards. Namen kende hij alleen als hij ze in de lift was tegengekomen. HR vormde binnen het bedrijf een eigen zuil, met aparte communicatielijnen en belangen, en kwam zelden op zijn netvlies, hooguit bij een reorganisatie of een rapportage die zijn handtekening ergens voor nodig had.
Zijn functie bracht hem vaker dan hem lief was achter laptops en spreadsheets, maar hij deed zijn werk uit plichtsbesef. Zijn agenda dicteerde zijn weken, zijn lichaam paste zich eraan aan. Vaste sportsessies op dinsdag- en vrijdagochtend, een paar keer per maand naar de kapper en altijd dezelfde maat overhemden. Hij hield van structuur en herhaling, niet uit gemak, maar omdat het ruimte gaf voor observatie. Niet alleen beweging viel hem op, maar stilte ook.
Brussel was hem vertrouwd. Hij kwam er een paar keer per jaar, meestal voor bijeenkomsten als deze, waar internationale collega’s en partners elkaar ontmoetten. Het Corinthia Grand Hotel Astoria Brussels had zijn voorkeur: een vijfsterrenhotel met discrete service en degelijke kamers, ver van elke hipheid, maar met een lobby waar je in stilte kon zitten zonder raar aangekeken te worden. De sfeer was behoudend, het meubilair zwaar, de service nauwkeurig maar onpersoonlijk, precies goed. Het hotel was onmiskenbaar chic, met hoge plafonds, licht marmer en goudkleurige accenten die een gevoel van grandeur moesten oproepen. Alles was onberispelijk ingericht, maar op hem werkte het steriel. Té afgemeten. Té bewust stijlvol. Té koud. Té afstandelijk. Typisch Brussel.
Hij keek naar buiten, waar de regen weer in een fijne, gelijkmatige sluier neerviel, en overwoog of hij zich zou voegen bij een groepje Franse collega’s. Die stonden dicht bij de centrale statafel, hun glas al een paar keer bijgevuld en hun lichaamstaal uitgelaten. Hij had eerder die dag een kort gesprek met een van hen gevoerd, iets over importstromen, iets met technische implicaties, maar het was blijven hangen in algemeenheden. Hij had daar geen behoefte aan, niet nu.
Hij dronk zijn glas leeg, zette het neer, draaide zich iets opzij en keek de zaal rond. De meeste aanwezigen waren mannen, grijze pakken, blauwe overhemden met een loshangende badge om de nek of speld op de revers. Vrouwen waren in de minderheid en bewogen zich anders. Zakelijk, dat wel, maar met meer beheerste precisie en terughoudendheid, ten minste als zij niet uit Nederland kwamen. Hij zag haar meteen, nog voor hij begreep wat hem opviel.
Een vrouw in een donkerrood mantelpak liep langzaam langs de statafels aan de zijkant van de zaal. Haar pas was niet gehaast, haar rug recht, haar armen losjes langs haar zij. Ze droeg haar donkerblonde haar in een verzorgde knot, laag en strak genoeg om professioneel te ogen, maar zonder hardheid. Haar houding had iets kalms, iets gefocusts, alsof ze niet zocht maar observeerde. Geen badge of telefoon, geen blik op de klok. Ze week op een onbestemde manier af van wat gebruikelijk was op dit soort bijeenkomsten.
Hij volgde haar onbewust met zijn ogen terwijl ze zich naar de bar begaf. Ze wisselde kort een paar woorden met een ober, knikte, nam haar glas aan en draaide zich toen weer om. Haar blik gleed langs de ruimte, traag, zonder urgentie, en bleef even hangen bij het raam waar hij stond. Geen knik, geen teken van herkenning, maar ook geen ontwijken.
Toen ze zich opnieuw van hem afwendde en langzaam naar een rustiger hoek van de zaal liep, merkte hij dat hij zijn adem had ingehouden. Hij zette zich af van het raam en liep in haar richting, niet snel, niet opzichtig. Gewoon als iemand die toevallig bij de bar iets wilde halen.
Bij de bar stond het even stil. Een oudere Duitser met een badge van Siemens stond op gedragen toon over ESG-rapportage te praten tegen een jonge vrouw die haar blik afwisselend op zijn mond en haar glas hield. Een ober onderbrak waar hij mee bezig was, maakte zich los en boog zich licht naar Marck toe. Hij bestelde rode wijn voor zichzelf. Zijn blik gleed even naar haar. Misschien wilde ze iets, misschien ook niet. Hij besloot niets op te dringen.
Ze stond aan het uiteinde van de bar, haar glas in één hand, de andere losjes over haar pols gelegd. Haar houding was ogenschijnlijk ontspannen, maar Marck herkende de precisie in haar stand: hoe haar voeten net iets naar buiten wezen, hoe haar schouders recht onder haar hoofd stonden, hoe ze haar glas vasthield zonder eraan te nippen. Hij herkende het omdat hij het zelf ook kon, ogenschijnlijk toevallig ergens staan, maar bewust van alles wat er om je heen gebeurt.
Toen hij dichterbij kwam, keek ze hem aan. Niet verrast, niet afwerend, maar onderzoekend, alsof ze even wilde zien of ze hem zich moest herinneren. Hij glimlachte. Zij ook.
‘Nederlands?’ vroeg hij.
Ze knikte. ‘Ja. En jij?’
‘Ook. Althans, voornamelijk.’
Ze glimlachte kort. ‘Dat is een antwoord waar een verhaal achter zit.’
‘Een kort verhaal,’ zei hij. ‘Geboren in Den Bosch, opgegroeid in Breda. Maar een paar jaar gewerkt in Frankrijk. Dus ik ben een beetje ontregeld.’
Ze stak haar hand uit. ‘Sophie.’
‘Marck.’
Haar handdruk was beslist, zonder nadruk. Hij voelde geen sieraad of kou, alleen warmte, droog en aanwezig. Ze liet zijn hand los met een korte, exacte beweging en nam een slok van haar drank.
‘Ook hier voor de Compliance dagen?’ vroeg hij.
‘Ja. Tweede keer. De vorige keer was het in Frankfurt. Het is veel van hetzelfde.’
‘Je klinkt niet enthousiast.’
‘Ach, zo lang de regelgeving niet wezenlijk wijzigt, ligt de nadruk bij dit soort evenementen vooral op bewustwording’ zei ze met een glimlach. ‘En dat is minder interessant.’
Haar stem was laag, iets hees, met een vloeiend timbre dat aan niets specifiek herinnerde en zich daardoor juist vastzette in zijn hoofd. Ze articuleerde zuiver, met een lichte nadruk op de eerste lettergrepen. Hij herkende het als taal van mensen die veel vergaderen in meerdere talen. Mensen die zichzelf niet hoeven bewijzen, alleen verstaanbaar willen blijven.
‘Zullen we ergens gaan zitten?’ vroeg ze.
Hij knikte. ‘Dat lijkt me prima.’
Ze liep voor hem uit naar de zijkant van de zaal, waar een paar lage fauteuils stonden in een iets donkerder hoek. Ze koos de stoel met haar rug naar de zaal en ging zitten zonder om te kijken. Hij volgde haar en ging tegenover haar zitten.
De stoelen zaten laag, comfortabel, maar dwongen tot voorover leunen. Dat was geen toeval. In zulke ruimtes was niets toeval. De verlichting viel schuin van opzij, net te zwak om iets te lezen, net voldoende om gezichten te zien.
‘Werk je in Brussel?’ vroeg hij.
‘Niet exclusief. Benelux. Maar vooral Vlaanderen en Wallonië.’
‘Geen Nederland?’
‘Alleen als het moet.’
Ze zei het zonder bitterheid, eerder met iets ironisch.
‘En jij?’
‘Ik beweeg me tussen landen. Vandaag België, morgen Frankrijk, volgende week Polen. Maar thuis is Breda.’
‘Je klinkt niet ontevreden.’
‘Ik klaag dan ook niet, daar is geen reden toe.’
Ze keek hem aan. Haar blik was rustig, niet uitdagend, maar ook niet ontwijkend. Hij merkte dat hij haar lichaamstaal begon te spiegelen, zonder dat hij zich er ongemakkelijk bij voelde. Hij leunde iets verder naar voren, zijn knieën richting de hare. Haar benen waren gekruist, haar handen rustten losjes op haar bovenste knie. Ze bewoog nauwelijks, maar iets in haar aanwezigheid hield hem scherp.
‘Heb je hier een kamer?’ vroeg ze.
‘Ja. Jij?’
‘Ook. Op de vierde. Uitkijk op het plein.’
‘Zelfde verdieping. Ik kijk uit op een muur.’
Ze glimlachte. ‘Klinkt als een passende metafoor.’
Hij trok een wenkbrauw op. ‘Voor wat?’
‘Voor iemand die veel ziet, maar zelf weinig prijsgeeft.’
Ze had gelijk. Hij glimlachte, maar zei niets en keek haar iets langer aan dan nodig. Was dit puur intuïtie of wist ze meer?
Ze keek hem nog steeds aan, haar hoofd iets schuin, haar houding nog even ontspannen.
‘Voor welk bedrijf werk je eigenlijk?’ vroeg ze.
‘In dezelfde sector als jij, gok ik.’
‘Dat is een ontwijkend antwoord.’
‘Een afgewogen antwoord,’ zei hij. ‘Je hebt geen badge zichtbaar.’
‘Jij ook niet.’
‘Dan zijn we op gelijke voet begonnen.’
Ze liet haar vingers langs de rand van haar glas glijden.
‘Weet je zeker dat we elkaar niet kennen?’
‘Tamelijk zeker.’
‘Waarom tamelijk?’
‘Omdat ik me niet alles herinner wat ik zou moeten onthouden.’
‘En je denkt dat ik belangrijk genoeg ben om je dat kwalijk te nemen?’
‘Ik denk dat jij belangrijk genoeg bent om dat niet te laten merken.’
Ze glimlachte. Langzaam, gecontroleerd. Niet gespeend van waardering.
‘Jij bent niet op je mond gevallen.’
‘Dat zou kunnen. Maar ik spreek niet vaak zo direct.’
Ze liet haar hand van het glas zakken en legde het op haar dij. Haar vingers bewogen even, maakten een klein gebaar alsof ze iets rechtlegde wat niet zichtbaar was. Hij keek naar haar zonder zich af te wenden. Alles aan haar houding was functioneel, professioneel, maar met een openheid die net geen uitnodiging was. Ze gaf ruimte, maar geen toestemming.
‘Waarom ben jij hier alleen?’ vroeg ze.
‘Ben ik dat?’
‘Je staat apart. Je praat niet veel. Je kijkt wel veel.’
‘Ik kijk om niet te hoeven praten.’
‘Dan ben je vanavond wel goed bezig.’
Een stilte viel. Niet ongemakkelijk, maar afwachtend. Hij voelde hoe zijn lichaam iets naar voren bewoog, zonder het bewust te doen. Zij bewoog niet, maar haar blik bleef op hem gericht. Toen stond ze langzaam op.
‘Ik denk dat ik ga,’ zei ze.
‘Nu al?’
‘Het is niet beleefd om te blijven hangen als je niets meer komt halen of brengen.’
Ze draaide zich om, liep langzaam richting de uitgang van de zaal en keek pas bij de deur nog één keer om. Haar blik was kort, maar bleef hangen. Hij stond op. Liet zijn lege glas achter. Volgde haar met rustige passen. Geen haast. Geen besluit. Alleen het ingaan op een onuitgesproken uitnodiging.
De gang op de begane grond was bekleed met tapijt dat geluid dempte en stappen verdoezelde. De wandverlichting was zacht en laag, het soort verlichting dat bedoeld is om rust te bevestigen, niet om iets zichtbaar te maken. Ze liepen naast elkaar, zonder elkaar aan te raken. Hun bewegingen waren rustig, gecontroleerd, alsof de sfeer van het hotel hen voorschreef om alles met mate te doen.
Toen ze bij de lift aankwamen, drukte hij op de knop. Ze zei niets. Haar blik was gericht op de deuren, haar armen gekruist voor haar buik, haar tasje in haar handen. In het spiegelende liftpaneel zag hij hun silhouetten naast elkaar, bijna identiek in houding. Twee mensen in ruststand, afwachtend, maar met een energie die niet van buitenaf kwam.
De liftdeur schoof open. Ze stapten in, hij volgde. Hij drukte op de knop voor hun verdieping. Ze stond iets dichter bij hem dan nodig was. Niet nadrukkelijk, niet toevallig. De lift zoefde omhoog zonder hapering, de cijfers boven de deur telden traag op. Hij keek opzij, zij niet. Haar gezicht was kalm, haar lippen gesloten, haar blik op de cijfers.
Op de gang was het stiller dan beneden. Ze liepen langzaam, met kleine verschillen in tempo die zich vanzelf op elkaar afstemden. Bij zijn kamerdeur bleef hij stilstaan, haalde zijn pas uit zijn jasje en hield hem tegen het slot. Het lampje sprong groen. Hij duwde de deur open en hield hem voor haar vast.
Alsof vanzelfsprekend was, liep ze zonder aarzeling naar binnen. Hij volgde, liet de deur zacht dichtvallen en draaide het veiligheidshaakje om. Ze stond al bij het raam, schoof de gordijnen een stukje open en keek naar buiten. De ruiten waren beslagen aan de onderrand. Buiten was het plein leeg, nat, glimmend van de straatverlichting. Binnen was het stil. Hij deed alleen de schemerlamp aan boven het bureau. Het licht was warm, dof, en liet de hoeken van de kamer met rust.
Ze draaide zich naar hem om, haar silhouet half tegen het raam. Ze zei niets. Hij hing zijn colbert over de stoel, zette zijn tas op het tafeltje en liep naar haar toe. Op twee passen afstand bleef hij staan. Zij hield zijn blik vast, zonder beweging. Toen ging hij dichterbij staan en stak zijn hand uit. Hij raakte haar heup aan, licht, zonder te duwen. Ze bewoog niet weg.
Zijn andere hand volgde de lijn van haar taille, zijn vingers traag en vlak. Zij legde haar hand op zijn bovenarm, zacht, steunend maar niet leidend. Haar ogen bleven op de zijne gericht. Ze stond recht, haar ademhaling ondiep maar regelmatig. Hij boog zich iets voorover, zijn mond dicht bij haar hals, rook haar huid, schoon, warm, met de neutrale geur van zeep en iets dat alleen aan haar toebehoorde.
Toen zijn lippen het plekje net onder haar oor raakten, sloot ze haar ogen. Niet lang, alleen als teken van toestaan. Hij kuste haar langzaam, verlegde zijn mond naar haar hals, haar kaaklijn, haar sleutelbeen. Ze legde haar andere hand in zijn nek, haar vingers licht gekruld, haar duim tegen zijn huid.
Ze bewoog zich nog steeds nauwelijks, maar haar spieren onder haar blouse voelden gespannen, alert. Hij streelde haar rug, zocht met zijn andere hand de sluiting van haar jasje. Ze draaide zich een fractie, haar armen licht optillend, en liet hem het jasje van haar schouders glijden. Hij hing het over de rugleuning van de stoel. Ze stond nu in blouse en rok, haar handen losjes langs haar zij.
Hij boog zich opnieuw naar haar toe, kuste haar mond. Ze opende haar lippen zonder terughoudendheid, haar tong zocht de zijne, traag, zonder aandrang. Ze kusten lang, niet gretig, niet afwachtend, maar alsof ze elkaar aan het leren kennen waren zonder iets te vragen. Haar handen vonden zijn zij, haar vingers sloten zich om zijn overhemd.
Hij trok zijn schoenen uit, één voor één, en zette ze keurig naast de kast. Zij deed hetzelfde, zonder woorden, haar hakken op een lijn, haar voeten klein, haar enkels dun. Ze keek op, haar gezicht half in de schaduw. Hij stapte dichter naar haar toe, legde zijn hand in haar nek en trok haar tegen zich aan.
Haar lichaam volgde direct, borst tegen borst, buik tegen buik. Ze ademde diep in en liet haar hoofd kort rusten tegen zijn schouder. Toen richtte ze zich op, keek hem aan, en zei:
‘Wil je dat ik blijf?’
‘Ja,’ zei hij. Zijn stem klonk iets lager dan normaal.
‘Zeg het dan.’
‘Ik wil dat je blijft.’
Ze knikte kort. Niet als bevestiging, maar als erkenning. Daarna liep ze langzaam naar het bed, draaide zich om en begon de knoopjes van haar blouse los te maken. Hij bleef staan, keek naar haar handen, haar vingers precies, haar bewegingen rustig. Geen aarzeling, geen haast. Alleen controle.
Toen haar blouse op de stoel lag, maakte ze haar rok los en liet die langzaam zakken. Ze stapte eruit, tilde hem op, vouwde hem dubbel en legde hem op haar blouse. Ze stond daar in haar lingerie: zwarte beha, bijpassend slipje. Niets opzichtigs, geen kant, geen frivoliteit. Functioneel, strak en vrouwelijk.
Ze keek hem aan. Haar blik was niet op zoek, niet uitnodigend. Alleen aanwezig.
Hij kwam langzaam naar haar toe, stap voor stap, zijn blik op haar lichaam gericht zonder schaamte, zonder drang. Ze bewoog niet, maar haar ademhaling was hoorbaar nu. Niet zwaar, niet onrustig, alleen dieper. Toen hij voor haar stond, legde hij zijn handen op haar heupen. Haar huid voelde warm onder de dunne stof van haar slipje. Ze legde haar hand op zijn borst, vlak onder het sleutelbeen. Haar hand bleef daar liggen, als een meting.
Hij boog zich naar haar toe, kuste haar opnieuw. Haar lippen waren zacht, haar mond warm en uitnodigend. Ze zoende met aandacht, met besef van ritme. Hij voelde hoe haar vingers langzaam zijn knopen losmaakten, van boven naar beneden, één voor één, alsof ze zich zijn lichaam eerst als vorm wilde herinneren voor ze het zou zien.
Toen zijn overhemd open was, streek ze met haar handen over zijn borst, zijn buik, zijn zij. Geen haast, geen aarzeling. Ze keek hem even aan, pakte toen zijn riem en maakte die los. Haar vingers werkten de gesp soepel los, daarna de knoop en de rits. Ze trok zijn broek iets omlaag, hielp hem met afstappen. Zijn boxershort kwam mee.
Zijn penis was al half stijf. Ze keek er even naar, zonder reactie, zonder oordeel. Ze hurkte, nam hem in haar hand, bewoog hem een paar keer traag, precies en gaf een paar zachte kusjes op zijn eikel. Daarna ging ze staan, streelde zijn dij nog één keer met vlakke hand en fluisterde: ‘Bed.’
Hij knikte, trok het dekbed deels opzij, stapte erin. Zij liep naar het voeteneinde, maakte haar beha los, liet hem op de stoel glijden, en stapte uit haar slipje. Ze kwam bij hem, ging naast hem liggen, haar huid tegen de zijne. Geen woorden, alleen lichaamswarmte en contact.
Zijn hand gleed over haar buik, naar haar borst. Ze ademde iets sneller. Hij streelde haar tepel, cirkelde er met zijn duim omheen. Haar hand lag op zijn borst, zijn ribben volgend tot aan zijn heup. Ze trok hem half op zich, haar dij over zijn been, haar buik tegen zijn lies. Hun hoofden lagen dicht bij elkaar. Ze keken elkaar aan. Zijn hand gleed naar beneden, tussen haar benen. Haar dijen weken uiteen, zonder uitnodiging, zonder verweer. Ze was nat. Warm. Hij streek langs haar schaamlippen, cirkelde rond haar clitoris, voelde haar bekken kort opveren.
Ze fluisterde iets wat hij niet verstond. Of niet wilde verstaan. Ze trok hem dichter naar zich toe, haar handen op zijn rug, haar knieën omhoog. Hij gleed met zijn eikel langs haar opening, vond de juiste hoek, en drong langzaam in haar. Haar mond ging open, haar ogen sloten zich kort. Hij gleed verder, centimeter voor centimeter, tot hij volledig in haar was.
Ze lagen even stil. Toen begon hij te bewegen, langzaam, diep. Zij bewoog haar bekken mee, sloeg haar benen om zijn onderrug. Haar vingertoppen gleden over zijn schouderbladen, haar ademhaling versnelde. Ze zuchtte zacht bij elke stoot. Niet luid, niet Amerikaans theatraal, alleen voelbaar.
Hun lichamen vonden een ritme. Geen haast, geen honger. Alleen de logica van aanraking en reactie. Hij kuste haar hals, haar schouder, haar borst. Zij liet haar hoofd naar achteren vallen, haar mond open, haar handen nu in zijn haar.
Toen haar lichaam zich aanspande en haar bekken kort trilde, voelde hij het eerst in haar dijen. Ze trok hem dieper in zich, hield hem vast met een kracht die van binnenuit kwam. Hij versnelde iets, voelde zijn climax naderen, wachtte nog, vertraagde.
Toen zij haar hoogtepunt bereikte, kreunde ze diep vanuit haar keel, haar handen stevig in zijn rug. Hij volgde kort daarna, liet zich gaan, zijn gezicht begraven in haar hals, zijn adem hortend, zijn hele lichaam gespannen.
Daarna bleven ze liggen, stil, hun lichamen nog tegen elkaar, naakt, warm, zweterig. Geen bedekking, geen beweging. Alleen ademhaling. Haar hand lag op zijn achterhoofd, zijn wang tegen haar sleutelbeen.
Er werd niets gezegd.
Ze lagen nog steeds dicht tegen elkaar, haar huid plakte nog licht tegen de zijne, hun ademhaling zakte langzaam terug naar rust. De kamer was stil. Alleen de airco zoemde zacht op de achtergrond. Buiten tikte de regen onregelmatig tegen het raam, maar zonder ritme.
Marck voelde haar hartslag tegen zijn borst. Hij had zijn arm onder haar schouder, zijn hand op haar bovenarm. Zij lag half op haar zij, haar gezicht naar hem toe, haar ogen gesloten, haar lippen net iets van elkaar. Ze was niet in slaap gevallen, dat wist hij. Haar lichaam was nog te gespannen, haar adem te bewust.
Hij bewoog zich niet. Zijn blik gleed langs het plafond, langs het gordijn dat nauwelijks licht doorliet. De kamer rook naar haar, een combinatie van huid, warmte en de onvermijdelijke geur van seks. Niet overheersend, niet opdringerig. Alleen het bewijs van wat er net gebeurd was.
Zijn gedachten dwaalden kort af naar het moment bij de bar, hoe ze daar had gestaan, hoe vanzelfsprekend haar stem had geklonken toen ze zich had voorgesteld. Sophie. Alleen een voornaam. Geen uitleg, geen context. Hij had dat toen niet vreemd gevonden. Maar nu, met haar naakt tegen hem aan, voelde het als een weglating met betekenis. Of misschien wilde hij dat zo zien.
Ze opende haar ogen, langzaam, en keek hem aan. Er zat geen vraag in haar blik. Geen verwachting. Alleen een stille aanwezigheid.
‘Gaat het?’ vroeg ze zacht.
Hij knikte. ‘Ja.’
‘Je denkt veel.’
‘Dat is een slechte gewoonte.’
‘Niet altijd.’
Ze streelde met haar vingertoppen over zijn zij, van zijn ribben naar zijn heup. Haar aanraking was kalm, niet gericht op iets. Hij keek naar haar gezicht, hoe haar wangen iets roder waren dan daarvoor, hoe haar haar aan één kant losgeraakt was uit haar knot.
‘Was je verbaasd dat ik meeging?’ vroeg ze.
Hij aarzelde. ‘Nee. Ik was verbaasd dat we niets vroegen.’
‘Dat had ik al begrepen.’
Ze legde haar hoofd terug op het kussen, haar blik naar het plafond gericht. Hij voelde haar schouder tegen zijn borst. Er zat niets vrijblijvends in haar nabijheid, maar ook geen belofte. Alles aan haar bleef precies gedoseerd. Niet afstandelijk, niet koud. Alleen beheerst.
Hij wilde iets zeggen, maar besloot te wachten. De stilte tussen hen had geen spanning, maar ook geen vertrouwdheid. Ze bevonden zich ergens tussen twee werkelijkheden: de fysieke nabijheid die net had plaatsgevonden, en de betekenis die dat mogelijk nog moest krijgen.
Ze legde haar hand op zijn borst, haar duim precies op de rand van zijn borstbeen.
‘Ik ga zo naar mijn kamer,’ zei ze.
‘Ja.’
‘Maar ik blijf nog heel even liggen, als je dat goed vindt.’
‘Natuurlijk.’
Ze sloot haar ogen opnieuw. Hij deed hetzelfde. Nog geen drie minuten later voelde hij hoe haar ademhaling gelijkmatiger werd, haar spieren zich ontspanden. Misschien was ze toch in slaap gevallen. Of deed ze alsof.
Hij bleef liggen, zijn hoofd half tegen haar slaap, zijn gedachten onder de oppervlakte. Hij wilde haar niet analyseren, niet op dit moment. Maar iets in hem maakte onwillekeurig al een inventaris. Van wat ze had gezegd. Wat ze niet had gezegd. En van wat hij zelf had laten gebeuren.
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10