Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Datum: 13-07-2025 | Cijfer: 9.2 | Gelezen: 5060
Lengte: Lang | Leestijd: 16 minuten | Lezers Online: 1
Een kort verhaal

Ze waren zo goed als tegelijk op de wereld gezet, amper drie straten van elkaar vandaan, in huizen die naar koeien roken in de zomer en naar natte jassen in de winter. Isa en Mare. Mare en Isa. Een tweeling zonder bloedband, maar met een ziel die aan elkaar vastgehaakt zat. Vanaf hun vijfde was het begonnen: het optrekken, het wedijveren, het stoken. Wie als eerste het klimrek op durfde. Wie het langste in het ijskoude slootje kon blijven staan zonder te janken. Wie meester Joost voor de gek kon houden zonder betrapt te worden.

Nu waren ze zestien, en Heetveld lag als een te klein jasje om hun schouders. Het was nog steeds dat gehucht tussen Zwartsluis en Vollenhove, waar de wind het erf opsloeg als een oude boer met haast, en waar op zondagen de kerkklok de stilte bijna uit elkaar liet spatten. Maar de meiden waren veranderd. Hun spelletjes ook.

Op een warme vrijdagavond in juni, je kent dat soort avonden wel, waar de zon blijft hangen alsof hij stiekem wil zien wat de jeugd allemaal uitvreet, zaten ze op het lage stenen muurtje bij het voetbalveldje.

Mare had haar voeten op de bal gelegd, laknagels felrood, haar witte shirtje net een tikje te strak. Ze droeg een kort roze met wit 'Anne-Fleur'-rokje. Haar slippers lagen naast haar in het gras. De bal voelde koel aan onder haar voeten.

Isa droeg haar oude spijkerjack, dat nog naar het kampvuur van vorige week rook. Daaronder haar favoriete zwarte topje dat enkel haar bh bedekte. Haar buik was slank en bruin en stak mooi af tegen het korte jeansshortje dat ze vorige week nog korter had geknipt. Met trots had ze toen haar billen aan Mare getoond. Die drukte toen voor de grap met haar vingers in het veel te grote stuk bil dat onder het broekje uitkwam.

Isa keek met half dichtgeknepen ogen naar het pad langs het veld, waar de jongens van het plaatselijke elftal langzaamaan binnendruppelden.

Ze telden de blikken. Zoals altijd. “Vier,” zei Mare zacht. “Zes,” antwoordde Isa, zonder haar hoofd te draaien. “En nummer zeven is net uit de auto gestapt.” “Ja, maar die keek naar mijn benen.” “Nee,” zei Isa. “Die keek naar mijn borsten.”

Mare grinnikte, maar haar ogen knepen zich even tot spleetjes. Dat was wat ze deden. Elkaar uitdagen, aftasten, in een onuitgesproken wedstrijd die nooit echt een winnaar kende. Of misschien juist twee.

“Wedstrijdje?” vroeg Mare. Ze had die blik weer. Die blik die Isa altijd opwond én waarschuwde. “Altijd,” zei Isa.

Ze stonden op en liepen langzaam richting het hek van het veld. Alsof ze toevallig passeerden. Alsof hun wereld niet draaide om het vangen van aandacht, het stelen van ogen zonder dat iemand begreep wat er gestolen werd.

De jongens lachten luid, gooiden waterflessen naar elkaar, trokken shirts uit alsof de zomer hun spieren meer recht gaf op bestaan. Een van hen, een nieuwe, denkelijk, ze herkenden zijn gezicht niet, liet zijn blik iets te lang op Isa rusten. En toen ook op Mare. Toen weer op Isa.

“Die is van mij,” fluisterde Mare. Isa glimlachte. “Dan moet je hem wel pakken voordat ik hem verveel.”

Het begon als een spelletje. Het begon altijd als een spelletje.

Ze hadden al eens lipgloss gestolen uit de Kruidvat in Zwartsluis. Later een zakje chocoladebonbons uit het winkeltje van bakker Heins, waar het altijd rook naar vers deeg en oud zaagsel. Ze hadden één keer zelfs een fles wijn uit de garage van Isa’s vader gepakt, achter de coniferen opgedronken, en daarna gelachen tot hun buiken pijn deden.

Maar nu... nu draaide het om andere soorten buit. Om blikken, aanrakingen, suggesties. En niemand in Heetveld had daar woorden voor, laat staan wapens.

De avond zonk langzaam over het voetbalveld, en de lucht kleurde koper en violet. De lampen van het trainingsveld hadden zo ongeveer een half uur terug al aan moeten springen. Maar de meiden wisten dat ze al sinds het voorjaar kapot waren.

'Het feest gaat beginnen.' Fluisterde Mare

En Isa dacht, heel even maar:

Hoe ver kunnen we gaan, voordat het geen spelletje meer is?

Maar toen keek Mare haar aan, met die grijns, met dat vonkje in haar ogen, en Isa voelde weer dat oude, heerlijke, kriebelende gevoel. Het gevoel van iets beginnen dat je niet meer kunt stoppen.

Mare had altijd de ideeën. Niet de gewone, niet de veilige. Ze waren nooit van “zullen we een keertje een extra rondje fietsen” of “durf jij die leraar na te doen?” Nee. Mare wilde verder. Hoger. Rauwer. En Isa, Isa ging altijd mee. Niet omdat ze bang was om nee te zeggen, maar omdat het spel pas echt leuk werd als het randje scherp genoeg was om jezelf aan open te halen.

Ze hadden op hun dertiende een keer voor het raam van meneer De Vries gestaan. De oud-leraar Engels die altijd met een dubbele knoop zijn badjas dichtdeed, ook in juli. Ze hadden hun shirtjes omhoog getrokken, zacht giechelend, en waren blijven staan, precies binnen het licht van de vensterbanklamp. Hij had de gordijnen pas dichtgetrokken toen Mare haar tong tussen haar tanden had gestoken en zwaaide als een missverkiezing.

Isa had gewonnen. Ze had dertig seconden langer gestaan. Dertig seconden waarin de stilte in de straat haast hoorbaar was geworden. Sindsdien wist ze dat er een soort kracht zat in blijven staan. In blijven kijken.

Nu zaten ze weer op het muurtje. De jongens gingen de kleedkamers binnen, achterop het veld. Tassen met stinkende kleren, vochtige sokken, deo met Axe-geur en net iets te hard gegooide grapjes. De deur viel dicht.

Mare draaide haar hoofd, traag, alsof ze het al wist voordat ze het vroeg. “Durf je zo maar binnen te lopen?” Haar stem was laag, bijna lief. Maar haar ogen, die hadden die tinteling weer. Die blik waarmee ze Isa al sinds hun zesde op scherp zette.

Isa voelde haar hartslag versnellen, alsof iemand daarbinnen een trommeltje begon te slaan. “Wat dan?” vroeg ze, maar ze kende het antwoord al. “Gewoon. Naar binnen lopen. Alsof je daar moet zijn. Alsof het niks is.”

"En dan?”

Mare grijnsde. “Dan kijken we hoe ver jij durft.”

De lucht trilde zacht van de warmte. Het was half negen, maar nog altijd broeierig. Er hing een geur van gras, rubber en zweet. De kleedkamerdeuren stonden op een kier, heel even maar. Een van de jongens had zijn shirt op het hek gehangen. Een zwart, nat ding met het rugnummer 11, flinterdun in de wind.

Isa stond op. “Oké,” zei ze. “Echt?” Mare’s ogen fonkelden. “Je doet het?”

“Alleen als jij telt.” Lisa deed al een eerste stap richting de kleedkamers.

“Ik zal tot dertig tellen,” zei Mare. “Of totdat je terugkomt.”

Isa stak het pad over. haar stappen voelden zeker. handen in de zakken van haar spijkerjack. Alsof ze het al honderd keer had gedaan. Alsof ze de coach was, of iemands zus, of iemand die recht had op wat dan ook achter die deur.

De geur kwam haar meteen tegemoet. Zweet, goedkope shampoo, natte tegels. Gelach, ergens verderop. Iemand floot een melodietje. Iemand anders zei iets over een meisje met “echt sikke tieten” en lachte daarna te hard. Ze waren nog niet aangekleed.

Isa liep reg verder, sensitivity, de klink onder haar vingers moths koud en roestig. De deur piepte niet. Daar was ze bijna teleurgesteld over. Ze duwde hem open, stapte naar binnen. Het licht in de gang was flets en blauw, tl-balken die zoemden als boze vliegen.

Ze hoorde water druppelen. Douchegel schuimen. Jongensstemmen die elkaar uitdagen, maar haar nog niet zagen.

Isa stond daar.

En ze voelde het in haar buik, die spanning. Die vreemde opwinding die net zo veel te maken had met macht als met durf. De wetenschap dat ze hier niet hoorde te zijn, maar er toch stond.

Ze dacht aan Mare. Buiten. Tikkend op haar horloge misschien. Of glimlachend, omdat ze wist dat Isa niet terug zou deinzen.

“Hey—” zei ineens een stem, vlakbij. “Wat doe jij hier?”

Isa draaide zich om, langzaam, met een halve glimlach. In haar hoofd hoorde ze Mares stem fluisteren: Blijven kijken. Niet weg. Blijf kijken.

“Ik zoek m’n broer,” loog ze zacht. “Mag dat niet?”

De jongen, handdoek om zijn middel, voeten nat, keek haar aan. Zijn blik ging van haar gezicht naar haar benen, naar haar gezicht terug. Verbaasd. Niet boos. Nog niet.

En Isa voelde het weer. De spanning. De tinteling. De blikken. Het mes tussen spel en iets anders. Ze draaide zich om, liep terug. De geur, de warmte, het druppelen van water – het bleef in haar poriën hangen.

Buiten stond Mare met haar armen over elkaar, rug tegen het hek. “Twintig seconden,” zei ze.

Isa knikte. Haar hoofd was rood aangelopen.

“En, hoe was het?” Mare keek haar vol verwachting aan. Isa trok haar mondhoeken op, maar het was geen glimlach. “Jij bent nu,” zei ze. “Durf jij het ook?”

Mare had Isa nauwelijks laten uitspreken, of ze liep al. Haar stappen waren kort, snel, alsof ze haar eigen spanning niet wilde laten bezinken. Isa voelde haar adem nog in haar borstkas kleven, die rare mengeling van opwinding en iets wat verdacht veel op angst leek. Niet voor Mare. Mare was nergens bang voor. Maar voor wat daarbinnen op haar wachtte.

“Hoe lang deed jij er nou over?” vroeg Mare zonder om te kijken.

“Twintig seconden.” Lisa hoorde haar stem over het veld glijden en terugkaatsen door de oude hoge bomen die vol blad zaten in deze tijd van het jaar.

“Dan doe ik het in vijfendertig.” Isa trok haar wenkbrauwen op. “Dat is langer.” Riep ze Mare achterna. Mare draaide zich om Edn keek haar heel even aan over haar schouder. “Maar ik blijf ook verder staan.”

En toen liep ze. Het grind knarste onder haar sneakers. Haar lange blonde haren dansten zachtjes in het avondbriesje. De broeirigheid gaf haar wat zweetdruppeltjes op haar rug, of was het van de spanning? Ze liep niet alsof ze een missie had, maar alsof het al gebeurd was. Alsof ze een scène betrad waarin de rest van de wereld alleen maar figuranten waren.

De deur van de kleedkamer stond nog steeds op een kier. Een enkele mug danste traag in het tegenlicht van de ganglamp.

En de jongens wáchten.

Mare had het eerst niet door. Ze had het moeten weten. Eigenlijk had ze het aan de stilte moeten horen. Geen geroep meer, geen grappen of fluittonen. Alleen het zachte tikken van water op beton, en een geladen rust, als voor een onweer.

Ze stapte naar binnen. Ze deed het met flair, met de schouders iets naar achter, kin iets omhoog. Alsof ze de lucht in de ruimte opeiste.

“Zoek je ook je broer?” vroeg een stem. Lacherig. Spottend.

Ze stonden er met z’n vieren. Mannen met natte haren, ontbloot bovenlijf, hun ogen als knopen van zwart glas. Eén had zijn handdoek losjes om zijn heup geknoopt. Een ander had een fles douchegel in zijn hand, die hij tikkend opende en dichtdrukte. Ze stonden als jagers die al te lang hadden gewacht, die het spelletje hadden doorzien — en besloten hadden om de regels zelf te veranderen.

Isa zag het gebeuren, door de kier van de deur. Ze was niet weggelopen. Iets in haar keel trok samen.

“Mare,” fluisterde ze. Maar niemand hoorde dat. Niet echt.

“WAT denk je dat je komt doen?” vroeg er een. Zijn toon begon luid, maar zakte toen wat. Hij was de grootste. De keeper, waarschijnlijk. Je kon het zien aan zijn schouders, aan de manier waarop hij zijn lichaam gebruikte om ruimte te nemen.

Mare’s glimlach bleef even hangen. Ze had het spel een keer gespeeld. Maar nooit zo gedurfd. Nog nooit was er zoveel naakte huid en waren de verhoudingen zo uit balans.

“Misschien,” zei ze traag, “kom ik jullie vertellen wie van jullie het lekkerst ruikt.”

Een van hen lachte. Kort, snijdend.

“Misschien willen we dat ook wel van De ruimte werd krap. Kleiner dan ze was. De lucht dikker. Mare zette een stap achteruit.

“Sorry,” zei ze vragend, haar stem nog luchtig, maar er zat iets in haar klank dat Isa niet eerder gehoord had.

“Ben je nou ineens bang?” vroeg de jongen met het douchegelflesje.

Isa bewoog. Ze kon niet anders. Haar voeten deden het voor haar. Ze duwde de deur verder open, hard dit keer, en de klap tegen het stalen hek van de doucheruimte deed alle hoofden draaien.

“Ze komt me halen,” zei Mare meteen, bijna te snel. Alsof dat de verklaring was. De ontsnappingsroute. Isa keek ze allemaal aan, één voor één. Haar hart bonkte tegen haar ribben, maar haar blik was koel.

“Mare moet thuis zijn,” zei ze. “En haar broer zoekt haar.” Even, een fractie, gebeurde er niks. Toen ging het allemaal erg snel.

Vanuit het toilet kwam een van de andere mannen tevoorschijn. Alsof hij zich verschanst had en wachtte op het juiste moment. En blijkbaar was dat nu. Isa stond naast Mare. De mannen voor hen lieten hun ogen over de meiden glijden.

Vanuit haar ooghoek zag Isa hoe de man die van het toilet was gekomen nu bij de deur van de kleedkamer stond. "In de val," fluisterde ze naar Mare.

De deur ging langzaam dicht. En Mare en Isa stonden nu midden in de dampende ruimte. Inmiddels waren alle mannen erbij komen staan. Het geluid van de laatste douche was ongeveer een halve minuut geleden gestopt. De laatste druppels zakten nog van de douchekop en klaterden op de grond.

"Dus jullie kwamen een spelletje spelen." De keeper nam het woord weer. Hij deed een stap naar voren. Isa en Mare keken elkaar aan. Ze hadden het dus gehoord. "Het lijkt me niet meer dan logisch dat wij de jury worden van dat spelletje.

"Ik heb toch al gewonnen?" Mare ging brutaal met haar handen over elkaar staan. "Zo zo, heb jij gewonnen?" De keeper draaide zich om naar zijn teamgenoten: "Nou mannen, deze dame heeft gewonnen." Hij zette een stem op als een showmaster: "Laten we eens kijken naar haar prijs."

Gezamenlijk trekken de jongens hun handdoeken weg. De meiden staan met grote ogen te kijken. Isa slaakt een klein gilletje. Dan pakt ze de hand van Mare. Ze schieten weg. Langs de man en door de deur van de kleedkamer. Achter hen horen ze het schaterlachen van de mannen in de natte ruimte verdrinken. Ze blijven rennen. Tot voorbij het muurtje, dan houden ze in.

Isa en Mare kijken elkaar aan. "Wie heeft er gewonnen?" fluistert ze

Het begin van een serie?
Laat het me weten via email of Session
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...