Door: Jefferson
Datum: 07-10-2025 | Cijfer: 8.9 | Gelezen: 766
Lengte: Lang | Leestijd: 18 minuten | Lezers Online: 7
Lengte: Lang | Leestijd: 18 minuten | Lezers Online: 7
Vervolg op: Dat Ene Avondje - 1: Het Spel
Wit-heet
We gaan akkoord. Niet zomaar achteloos, maar met een mengeling van spanning en verwarring. Alsof we alle vier voelen dat dit een grensmoment is, een punt waarachter alles anders gaat worden. Maddy zit er zichtbaar ongemakkelijk bij. Haar handen friemelen aan de zoom van haar trui, haar blik schiet heen en weer tussen ons en de kaarten alsof ze zich afvraagt of ze dit écht wil. Ze wil eigenlijk niet, dat voel ik aan alles. Haar ademhaling is te snel, haar lippen geperst, haar knieën strak tegen elkaar gedrukt. Maar Liza, die zich zelden door twijfel laat leiden, leunt net iets dichter naar haar toe. Fluistert zachtjes, haast op een toon die niet alleen Maddy maar ook wij horen: “Kom op, het is maar een spel. We zouden het toch proberen?” En ik vraag me op dat moment af: wiens idee wás dit nou eigenlijk? Van Liza? Of had Maddy zelf ooit iets laten vallen, iets wat Liza nu groter maakt dan ze bedoeld had? Misschien was het mijn eigen verbeelding, maar in die spanning voelde het alsof de rollen niet meer helder waren. Wat stond er eigenlijk te gebeuren? Wat hadden we onszelf beloofd?
Liza neemt het woord alsof ze altijd al de leiding had. Ze zegt dat we allemaal een opdracht moeten doen van elke kleur. Geen uitzonderingen. Geen uitvluchten. Wie weigert, valt af. Haar ogen glanzen terwijl ze dat zegt, bijna te hard, alsof ze de regels niet alleen uitlegt, maar afdwingt. Ik vang Dave’s blik op. Zijn lippen krullen in die typische grijns van hem, half sarcastisch, half berekenend. Ik ken hem goed genoeg om zijn gedachten te kunnen raden: laat mij er dan maar snel uitvliegen, dan zijn we hier vanaf. Slim is hij, slimmer dan wij allemaal, denk ik. Hij doorziet waarschijnlijk sneller dan ik dat dit spel helemaal niet om winnen of verliezen gaat, maar om iets anders. Om macht misschien, om spanning, om iets wat ons alle vier ongemakkelijk maakt. Zodra hij weigert, is het klaar. Toch?
Toch gaat het door. Liza vraagt wie wil beginnen, maar wacht het antwoord niet af. Alsof ze geen seconde risico wil lopen dat haar eigen regel doorbroken wordt. Ze pakt de kaarten vast, terwijl Dave ze nog een keer nadrukkelijk schudt. Zijn vingers bewegen secuur, maar ik zie hoe zijn ogen zoeken naar een vorm van controle. Hij vertrouwt het niet. Ik voel bijna hoe de kaarten ritselen in de stilte die valt, elke beweging scherper dan nodig. Dan legt hij ze neer, en Liza trekt er één uit. Ze kijkt ernaar, haar mondhoeken trekken breed omhoog in een grijns die alles behalve geruststellend is.
Ze leest het voor. Haar stem helder, bijna plechtig, maar de woorden klinken toch als iets dat veel te intiem is om hardop te zeggen. Tot onze verbazing voert ze het ook daadwerkelijk uit. Geen spoor van twijfel in haar bewegingen, geen ironie behalve die grijns. Het is alsof ze met elke seconde die verstrijkt duidelijker maakt dat dit misschien wel méér is dan spel. Of minder — misschien gewoon pesten, maar op een nieuwe, onverwachte manier. Het idee alleen al laat mijn maag draaien.
Haar opdracht is simpel, maar zo geladen dat de kamer ervan lijkt te krimpen: Ga achter iemand staan. Breng je mond tot vlak bij zijn of haar oor. Zeg niets. Blijf zo vijf seconden in stilte en loop dan langzaam weg. Ze staat op. Zonder aarzelen kiest ze Dave. Ik zie hoe zijn schouders opspannen, hoe hij zijn gezicht probeert neutraal te houden, maar zijn ogen verraden hem. Hij weet zich geen houding te geven. Ze staat vlak achter hem, haar adem zo dichtbij dat ik bijna zelf het gevoel krijg dat ik haar warmte in mijn nek voel. Vijf seconden lijken oneindig lang. Ik tel ze mee, voel de spanning stijgen bij iedere tel. Dan, traag, bijna sierlijk, stapt ze achteruit en loopt weg. Nog altijd die grijns, alsof zij als enige de werkelijke regels begrijpt, en wij slechts pionnen zijn in een spel waarvan we niet eens zeker weten of het nog wel een spel ís. Iets knapt in Dave. Ik ziet het. Hij wil dit niet. En toch doet hij mee.
Stiekem vind ik dit leuk. Interessant zelfs. Terwijl ik zogenaamd rustig blijf zitten, voel ik in mezelf een opwinding die ik niet verwacht had. Het spel is vreemd, ongemakkelijk, misschien zelfs pijnlijk, maar er zit ook iets in dat me aantrekt. Dave daarentegen wordt alleen maar argwanender. Ik zie het aan zijn blik, aan de manier waarop zijn mondhoeken strak naar beneden trekken. Hij kijkt rond alsof hij elk moment een valstrik verwacht. Hij heeft minder interesse in meisjes dan ik, dat weet ik al jaren. En nu zie ik het nog duidelijker. Waar ik in Liza’s opdrachten een soort spel van spanning ontdek, ziet hij alleen gevaar. Hij wil nu al stoppen. Zijn lichaamstaal schreeuwt het bijna uit. Maar komt er niet mee weg.
Want ook hij moet nu een opdracht doen, vindt Liza. Haar stem klinkt beslist, geen ruimte voor uitvluchten. En dus doet hij dit. Met een zucht bijna, een vorm van tegenzin die zichtbaar is in de manier waarop hij langzaam overeind komt. Liza pakt een kaart en leest het voor. Ze leest het smeuïg voor, met een nadruk die het ongemak alleen maar groter maakt: “Draai iemand langzaam één keer om zijn of haar as — zonder hem of haar aan te raken. Kijk alsof je je iets voorstelt wat je niet mag zeggen.” De woorden hangen in de lucht, kleverig en beladen. Ik zie Dave zijn kaken op elkaar klemmen. Met heel veel tegenzin doet hij dit. Er is geen enkele vonk van enthousiasme in hem te vinden.
Hij mag kiezen wie. Even lijkt dat een kans, maar eigenlijk is het nog erger: de druk van de keuze maakt hem alleen maar stijver. Hij kijkt kort naar mij, dan naar Maddy, maar zegt niets. De stilte rekt zich uit. En als hij niet kiest, grijpt Liza in. Met een haast triomfantelijk gebaar wijst ze Maddy aan. Zij zit er net zo min op zit te wachten. Ik zie hoe ze haar armen even kruist, haar lippen opeengeperst, maar toch gehoorzaamt ze. Ze schuift van bed naar achter en komt overeind, bijna mechanisch, alsof ze zich er met tegenzin bij neerlegt. En ik maar denken dat het haar idee was.
Ik zit, verstopt. Voel me onzichtbaar. Alsof ik in een schaduw besta die niemand ziet. Toch glijden mijn ogen geen moment weg. Ik kijk hoe Maddy voor Dave gaat staan. Hij beweegt zijn hand, een klein, aarzelend handgebaar waarmee hij aangeeft dat ze zich moet omdraaien. Ze doet het. Langzaam draait ze zich om, haar haar zwaait mee in een vloeiende beweging. Dave kijkt. Maar niet alsof hij zich iets voorstelt wat hij niet mag zeggen. Zijn ogen blijven leeg, te geforceerd neutraal. Het is eerder pijnlijk dan spannend.
Het voelt vernederend voor Dave. Zijn onvermogen om de opdracht overtuigend uit te voeren maakt hem klein, kwetsbaar. Maar ook voor Maddy is het niet beter. Zij voelt zich nog net niet beledigd dat Dave dit niet kan of wil. Want elke jongen kijkt toch naar haar?! Het is een vanzelfsprekendheid die voor haar op dit moment ineens doorbroken wordt. Ik zie het in haar gezicht: een flits van gekrenkte trots, een ongemak dat ze niet kan verbergen.
Ze gaan hierna weer snel zitten. Het gaat abrupt, alsof ze allebei dit moment zo snel mogelijk willen vergeten. De sfeer slaat bijna door. Er hangt spanning in de lucht, zwaar, kleverig, gevaarlijk dicht bij een explosie. Alleen Liza houdt er nog plezier in. Zij glimlacht, geniet zichtbaar van het ongemak dat ze veroorzaakt heeft. Ik weet zelf niet wat ik moet vinden. Ik voel een rare mengeling van opwinding en twijfel, alsof ik heen en weer geslingerd word tussen nieuwsgierigheid en schaamte. Tot nu toe slaat dit nergens op. Maar dat verandert niets aan het feit dat we er middenin zitten. En we waren nog maar halverwege het eerste kleurtje…
Hierna wil Dave stoppen. Hij kan er niet meer tegen. Het ongemak van net, dat pijnlijke moment met Maddy, heeft hem te veel gekost. Ik zie het in zijn gezicht: rood aangelopen, strak gespannen kaken, zijn handen tot vuisten gebald op zijn knieën. Hij voelt zich voor schut gezet. Alsof het hele spel speciaal was ontworpen om hém te vernederen. Hij ervaart het niet zoals ik, niet als een mengeling van spanning en nieuwsgierigheid, maar enkel als aanval. Hij wordt boos. Zijn stem trilt als hij roept dat dit belachelijk is, dat het nergens meer op slaat. Woorden buitelen over elkaar heen, half zinnen, felle uitroepen die meer zeggen over zijn gekwetstheid dan over de feiten. Hij voelt zich aangevallen en beledigd. Ik zie het in alles: zijn blik die geen rust meer vindt, zijn houding die zich steeds meer naar voren werpt. Hij slaat een beetje door in zijn ongemak.
En toch heb ik met hem te doen. Hij is mijn beste vriend, degene die altijd naast me stond, maar nu zie ik hem spartelen in een situatie waar hij geen uitweg vindt. Toch grijp ik niet in. Ik blijf zitten, mijn eigen adem zwaar, mijn hart in mijn keel. Iedereen schrikt. Liza’s ogen worden groot, Maddy’s lippen trekken in een frons, alsof dit harder aankomt dan ze had verwacht. De meiden voelen zich beledigd. Ik ben onder de indruk. Niet alleen van Dave’s felheid, maar ook van de manier waarop de spanning zich uitrekt tot het punt van scheuren. Maar het werkt, zowaar.
Want de meiden gaan akkoord. Het is alsof zijn woede de grens voor dit moment bepaalt. Ze besluiten hun stukje af te maken, zonder verder ophef. “We hebben meegedaan,” lijkt Liza te concluderen, al klinkt er een ondertoon van spot in haar stem. Ik en Dave staan al bij de deur, onze lichamen gespannen om weg te gaan. Hij buigt zich naar me toe en zegt mij nog snel weg te wezen hier. Zijn woorden zijn kort, snijdend: “Ze deugen niet.” Ik voel zijn overtuiging, zijn paniek bijna. Maar is het terecht?
Ik zie tegelijk hoe Liza luistert. Stiekem, haar hoofd iets gebogen, haar oren gespitst alsof ze elk woord van Dave wil opslaan. Terwijl zij en Maddy even snel wat op papier zetten, hun bewegingen haast routinematig. Ze hoeven het niet te verzinnen. Ze waren voorbereid. Dat besef komt als een koude rilling bij me binnen. Ook Maddy kookt bijna over. Ik voel haar chagrijn, zwaar als lood in de lucht. Ook zij is voor schut gezet, vindt ze. Haar ogen branden van woede, haar mond stijf gesloten. Maar daar hoeven wij ons niet druk over te maken, zegt Dave met zijn houding. Wij zijn zo weg…
Toch knaagt er iets. Maar… zijn we niet nieuwsgierig naar de rest van het spel? Het is Liza die de stilte doorbreekt. Ze lispelt vals, haar stem zacht maar scherp, als een mes dat net langs je huid snijdt. Terwijl ze de aangevulde map teruggeeft aan Dave, kijkt ze hem duivels aan. “Dit was nog maar het begin,” lijkt ze met haar ogen te zeggen. Ik voelde aan alles dat elk volgend kleurtje verder ging. Maar hoe ver? Ik was wel nieuwsgierig. Mijn maag draait erom, mijn hoofd suist, maar mijn hart klopt sneller bij de gedachte. Als we nu weglopen, komen we er nooit achter.
Dave wil er niks van weten. Hij praat voor mij en voor zijn beurt. Zijn woorden komen snel, resoluut: “We kappen ermee. Klaar.” Hij laat geen ruimte voor twijfel. Maar die twijfel is er wel. In mij. Hij is zo resoluut dat hij niet eens hoort dat ik misschien anders denk. En Liza ziet het. Ze ziet dat ik wel interesse heb. Haar blik blijft hangen bij mij, haar mondhoeken krullen in een glimlach die meer belooft dan ze zegt. Ze stelt mij de vraag, rechtstreeks, alsof Dave al niet meer bestaat. Zo vernietigend kan ze zijn: één zin, één blik, en hij is buiten spel gezet.
Ze hint erop dat het alleen maar verder gaat dan wat we nu al gedaan hebben. Haar woorden hangen loom in de lucht, lokkend en dreigend tegelijk. En als ze zegt dat we ook met z’n drieën verder kunnen, voel ik het: dit is de verleiding waartegen ik geen weerstand heb. Ik weet het al. Ik wil niet weg. Ik wil wel weten wat er nog volgt. Ook al is het misschien een val, misschien zelfs een vernedering net als bij Dave. Mijn nieuwsgierigheid brandt feller dan mijn angst.
Dave trekt me mee naar buiten. Zijn hand grijpt mijn pols stevig vast, harder dan nodig is, alsof hij bang is dat ik anders terugval in de kamer. We stappen de donkere gang op. Het licht uit de slaapkamer valt in een smalle streep langs de deur naar buiten, maar hier, in de schemering van de gang, voelt het plots kil en vijandig. Zijn stem is laag maar fel, geladen met woede en wantrouwen: hij waarschuwt me. Ze deugen niet. De woorden blijven hangen in de stilte, nadrukkelijk, alsof ze me moeten doordringen tot in mijn botten.
Maar ik voel het anders. We krijgen ruzie. Fel en hard. De spanning van het spel heeft zich opgehoopt, en nu barst het uit ons los. Hij verwijt mij dingen, dingen die ik niet eerlijk vind. Dat ik me laat meeslepen, dat ik hen vertrouw, dat ik naïef ben. Zijn ogen fonkelen van woede, zijn ademhaling snel en kort. Hij voelt zich verraden omdat ik niet net als hij meteen de deur uit wil stormen. Het doet pijn, juist omdat hij mijn beste vriend is. Maar het is ook oneerlijk. Hij begrijpt niet wat er in mij omgaat.
Want ik vind Liza al zo lang leuk. Meer dan leuk. Het gaat niet alleen om haar uiterlijk, niet alleen om hoe sexy ze is. Er is iets in haar houding, haar zelfverzekerdheid, haar manier van kijken. Ik voel dat al tijden, maar ik durf het Dave niet te zeggen. Hoe zou hij reageren als hij wist dat ik niet alleen nieuwsgierig ben, maar eigenlijk hoop dat dit moment iets opent? In mijn hoofd gonst een andere gedachte: ik hoop dat Maddy er ook klaar mee is, dat zij straks afhaakt. En dat ik en Liza samen overblijven. Dat zou toch mooi zijn. Niet dat ik Liza iets te bieden heb, dat weet ik ook wel. In mijn ogen is ze onbereikbaar, een klasse apart. Maar ik wil het wel zien. Al is het maar even, al is het maar om te weten hoe het voelt.
Ik zeg hem dat ik blijf. Meer niet. De woorden klinken zachter dan ik wil, maar resoluut genoeg. Dave verstijft. Zijn lippen persen op elkaar, zijn ogen vernauwen. Hij wil er niks van weten. Hij draait zich om, zijn schouders strak, en zonder nog iets te zeggen laat hij mijn arm los. Ik blijf. Mijn hart bonst als ik hem hoor weglopen.
Ik loop terug naar de kamer. Elke stap voelt zwaar, mijn benen trillen. Ik ben banger dan ik ooit geweest ben. Niet voor het spel zelf, maar voor wat het met mij gaat doen. Voor wat ik misschien niet meer kan terugdraaien. Liza zit daar, en als ze me ziet terugkomen, lijkt ze verheugd. Haar ogen glanzen, haar mondhoeken trekken omhoog in een triomfantelijke glimlach. Beneden hoor ik de voordeur dichtvallen, een echo van Dave’s vertrek.
Liza wil verder met het spel. Ze wacht niet, ze laat zich niet afremmen. Maddy twijfelt. Ik zie het aan de frons in haar voorhoofd, de manier waarop ze haar haren achter haar oren strijkt alsof ze tijd probeert te rekken. Ze buigt zich naar Liza en fluistert haar iets toe. Onaardige dingen. Hard genoeg dat ik het kan horen. De woorden prikken in mijn oren, pijnlijk, ongemakkelijk. Alsof ik even niet meer besta, behalve als mikpunt.
Maar Liza zet juist door. Ze kijkt me aan, haar blik scherp en glinsterend. Ik weet niet waar te kijken. Mijn handen voelen klam, mijn keel droog. Ze laat een korte stilte vallen, en dan lispelt ze weer vals: “Wordt leuk.” Haar stem kruipt onder mijn huid. Voor haar is dit spel zowel interessant als irritant. Ze lijkt zich te voeden aan de spanning, maar tegelijk stoort Maddy’s tegenstribbelen haar zichtbaar. Voor Maddy is het vooral irritant. Haar blik is zuur, haar houding gespannen.
En ik? Ik ben vooral verward. Ik weet niet meer welke kant ik op wil, of ik nog kan terugkeren, of ik al te diep zit. Wat doe ik hier? Is dit een fout? De vraag galmt door mijn hoofd, zonder antwoord.
-
Liza neemt het woord alsof ze altijd al de leiding had. Ze zegt dat we allemaal een opdracht moeten doen van elke kleur. Geen uitzonderingen. Geen uitvluchten. Wie weigert, valt af. Haar ogen glanzen terwijl ze dat zegt, bijna te hard, alsof ze de regels niet alleen uitlegt, maar afdwingt. Ik vang Dave’s blik op. Zijn lippen krullen in die typische grijns van hem, half sarcastisch, half berekenend. Ik ken hem goed genoeg om zijn gedachten te kunnen raden: laat mij er dan maar snel uitvliegen, dan zijn we hier vanaf. Slim is hij, slimmer dan wij allemaal, denk ik. Hij doorziet waarschijnlijk sneller dan ik dat dit spel helemaal niet om winnen of verliezen gaat, maar om iets anders. Om macht misschien, om spanning, om iets wat ons alle vier ongemakkelijk maakt. Zodra hij weigert, is het klaar. Toch?
Toch gaat het door. Liza vraagt wie wil beginnen, maar wacht het antwoord niet af. Alsof ze geen seconde risico wil lopen dat haar eigen regel doorbroken wordt. Ze pakt de kaarten vast, terwijl Dave ze nog een keer nadrukkelijk schudt. Zijn vingers bewegen secuur, maar ik zie hoe zijn ogen zoeken naar een vorm van controle. Hij vertrouwt het niet. Ik voel bijna hoe de kaarten ritselen in de stilte die valt, elke beweging scherper dan nodig. Dan legt hij ze neer, en Liza trekt er één uit. Ze kijkt ernaar, haar mondhoeken trekken breed omhoog in een grijns die alles behalve geruststellend is.
Ze leest het voor. Haar stem helder, bijna plechtig, maar de woorden klinken toch als iets dat veel te intiem is om hardop te zeggen. Tot onze verbazing voert ze het ook daadwerkelijk uit. Geen spoor van twijfel in haar bewegingen, geen ironie behalve die grijns. Het is alsof ze met elke seconde die verstrijkt duidelijker maakt dat dit misschien wel méér is dan spel. Of minder — misschien gewoon pesten, maar op een nieuwe, onverwachte manier. Het idee alleen al laat mijn maag draaien.
Haar opdracht is simpel, maar zo geladen dat de kamer ervan lijkt te krimpen: Ga achter iemand staan. Breng je mond tot vlak bij zijn of haar oor. Zeg niets. Blijf zo vijf seconden in stilte en loop dan langzaam weg. Ze staat op. Zonder aarzelen kiest ze Dave. Ik zie hoe zijn schouders opspannen, hoe hij zijn gezicht probeert neutraal te houden, maar zijn ogen verraden hem. Hij weet zich geen houding te geven. Ze staat vlak achter hem, haar adem zo dichtbij dat ik bijna zelf het gevoel krijg dat ik haar warmte in mijn nek voel. Vijf seconden lijken oneindig lang. Ik tel ze mee, voel de spanning stijgen bij iedere tel. Dan, traag, bijna sierlijk, stapt ze achteruit en loopt weg. Nog altijd die grijns, alsof zij als enige de werkelijke regels begrijpt, en wij slechts pionnen zijn in een spel waarvan we niet eens zeker weten of het nog wel een spel ís. Iets knapt in Dave. Ik ziet het. Hij wil dit niet. En toch doet hij mee.
Stiekem vind ik dit leuk. Interessant zelfs. Terwijl ik zogenaamd rustig blijf zitten, voel ik in mezelf een opwinding die ik niet verwacht had. Het spel is vreemd, ongemakkelijk, misschien zelfs pijnlijk, maar er zit ook iets in dat me aantrekt. Dave daarentegen wordt alleen maar argwanender. Ik zie het aan zijn blik, aan de manier waarop zijn mondhoeken strak naar beneden trekken. Hij kijkt rond alsof hij elk moment een valstrik verwacht. Hij heeft minder interesse in meisjes dan ik, dat weet ik al jaren. En nu zie ik het nog duidelijker. Waar ik in Liza’s opdrachten een soort spel van spanning ontdek, ziet hij alleen gevaar. Hij wil nu al stoppen. Zijn lichaamstaal schreeuwt het bijna uit. Maar komt er niet mee weg.
Want ook hij moet nu een opdracht doen, vindt Liza. Haar stem klinkt beslist, geen ruimte voor uitvluchten. En dus doet hij dit. Met een zucht bijna, een vorm van tegenzin die zichtbaar is in de manier waarop hij langzaam overeind komt. Liza pakt een kaart en leest het voor. Ze leest het smeuïg voor, met een nadruk die het ongemak alleen maar groter maakt: “Draai iemand langzaam één keer om zijn of haar as — zonder hem of haar aan te raken. Kijk alsof je je iets voorstelt wat je niet mag zeggen.” De woorden hangen in de lucht, kleverig en beladen. Ik zie Dave zijn kaken op elkaar klemmen. Met heel veel tegenzin doet hij dit. Er is geen enkele vonk van enthousiasme in hem te vinden.
Hij mag kiezen wie. Even lijkt dat een kans, maar eigenlijk is het nog erger: de druk van de keuze maakt hem alleen maar stijver. Hij kijkt kort naar mij, dan naar Maddy, maar zegt niets. De stilte rekt zich uit. En als hij niet kiest, grijpt Liza in. Met een haast triomfantelijk gebaar wijst ze Maddy aan. Zij zit er net zo min op zit te wachten. Ik zie hoe ze haar armen even kruist, haar lippen opeengeperst, maar toch gehoorzaamt ze. Ze schuift van bed naar achter en komt overeind, bijna mechanisch, alsof ze zich er met tegenzin bij neerlegt. En ik maar denken dat het haar idee was.
Ik zit, verstopt. Voel me onzichtbaar. Alsof ik in een schaduw besta die niemand ziet. Toch glijden mijn ogen geen moment weg. Ik kijk hoe Maddy voor Dave gaat staan. Hij beweegt zijn hand, een klein, aarzelend handgebaar waarmee hij aangeeft dat ze zich moet omdraaien. Ze doet het. Langzaam draait ze zich om, haar haar zwaait mee in een vloeiende beweging. Dave kijkt. Maar niet alsof hij zich iets voorstelt wat hij niet mag zeggen. Zijn ogen blijven leeg, te geforceerd neutraal. Het is eerder pijnlijk dan spannend.
Het voelt vernederend voor Dave. Zijn onvermogen om de opdracht overtuigend uit te voeren maakt hem klein, kwetsbaar. Maar ook voor Maddy is het niet beter. Zij voelt zich nog net niet beledigd dat Dave dit niet kan of wil. Want elke jongen kijkt toch naar haar?! Het is een vanzelfsprekendheid die voor haar op dit moment ineens doorbroken wordt. Ik zie het in haar gezicht: een flits van gekrenkte trots, een ongemak dat ze niet kan verbergen.
Ze gaan hierna weer snel zitten. Het gaat abrupt, alsof ze allebei dit moment zo snel mogelijk willen vergeten. De sfeer slaat bijna door. Er hangt spanning in de lucht, zwaar, kleverig, gevaarlijk dicht bij een explosie. Alleen Liza houdt er nog plezier in. Zij glimlacht, geniet zichtbaar van het ongemak dat ze veroorzaakt heeft. Ik weet zelf niet wat ik moet vinden. Ik voel een rare mengeling van opwinding en twijfel, alsof ik heen en weer geslingerd word tussen nieuwsgierigheid en schaamte. Tot nu toe slaat dit nergens op. Maar dat verandert niets aan het feit dat we er middenin zitten. En we waren nog maar halverwege het eerste kleurtje…
Hierna wil Dave stoppen. Hij kan er niet meer tegen. Het ongemak van net, dat pijnlijke moment met Maddy, heeft hem te veel gekost. Ik zie het in zijn gezicht: rood aangelopen, strak gespannen kaken, zijn handen tot vuisten gebald op zijn knieën. Hij voelt zich voor schut gezet. Alsof het hele spel speciaal was ontworpen om hém te vernederen. Hij ervaart het niet zoals ik, niet als een mengeling van spanning en nieuwsgierigheid, maar enkel als aanval. Hij wordt boos. Zijn stem trilt als hij roept dat dit belachelijk is, dat het nergens meer op slaat. Woorden buitelen over elkaar heen, half zinnen, felle uitroepen die meer zeggen over zijn gekwetstheid dan over de feiten. Hij voelt zich aangevallen en beledigd. Ik zie het in alles: zijn blik die geen rust meer vindt, zijn houding die zich steeds meer naar voren werpt. Hij slaat een beetje door in zijn ongemak.
En toch heb ik met hem te doen. Hij is mijn beste vriend, degene die altijd naast me stond, maar nu zie ik hem spartelen in een situatie waar hij geen uitweg vindt. Toch grijp ik niet in. Ik blijf zitten, mijn eigen adem zwaar, mijn hart in mijn keel. Iedereen schrikt. Liza’s ogen worden groot, Maddy’s lippen trekken in een frons, alsof dit harder aankomt dan ze had verwacht. De meiden voelen zich beledigd. Ik ben onder de indruk. Niet alleen van Dave’s felheid, maar ook van de manier waarop de spanning zich uitrekt tot het punt van scheuren. Maar het werkt, zowaar.
Want de meiden gaan akkoord. Het is alsof zijn woede de grens voor dit moment bepaalt. Ze besluiten hun stukje af te maken, zonder verder ophef. “We hebben meegedaan,” lijkt Liza te concluderen, al klinkt er een ondertoon van spot in haar stem. Ik en Dave staan al bij de deur, onze lichamen gespannen om weg te gaan. Hij buigt zich naar me toe en zegt mij nog snel weg te wezen hier. Zijn woorden zijn kort, snijdend: “Ze deugen niet.” Ik voel zijn overtuiging, zijn paniek bijna. Maar is het terecht?
Ik zie tegelijk hoe Liza luistert. Stiekem, haar hoofd iets gebogen, haar oren gespitst alsof ze elk woord van Dave wil opslaan. Terwijl zij en Maddy even snel wat op papier zetten, hun bewegingen haast routinematig. Ze hoeven het niet te verzinnen. Ze waren voorbereid. Dat besef komt als een koude rilling bij me binnen. Ook Maddy kookt bijna over. Ik voel haar chagrijn, zwaar als lood in de lucht. Ook zij is voor schut gezet, vindt ze. Haar ogen branden van woede, haar mond stijf gesloten. Maar daar hoeven wij ons niet druk over te maken, zegt Dave met zijn houding. Wij zijn zo weg…
Toch knaagt er iets. Maar… zijn we niet nieuwsgierig naar de rest van het spel? Het is Liza die de stilte doorbreekt. Ze lispelt vals, haar stem zacht maar scherp, als een mes dat net langs je huid snijdt. Terwijl ze de aangevulde map teruggeeft aan Dave, kijkt ze hem duivels aan. “Dit was nog maar het begin,” lijkt ze met haar ogen te zeggen. Ik voelde aan alles dat elk volgend kleurtje verder ging. Maar hoe ver? Ik was wel nieuwsgierig. Mijn maag draait erom, mijn hoofd suist, maar mijn hart klopt sneller bij de gedachte. Als we nu weglopen, komen we er nooit achter.
Dave wil er niks van weten. Hij praat voor mij en voor zijn beurt. Zijn woorden komen snel, resoluut: “We kappen ermee. Klaar.” Hij laat geen ruimte voor twijfel. Maar die twijfel is er wel. In mij. Hij is zo resoluut dat hij niet eens hoort dat ik misschien anders denk. En Liza ziet het. Ze ziet dat ik wel interesse heb. Haar blik blijft hangen bij mij, haar mondhoeken krullen in een glimlach die meer belooft dan ze zegt. Ze stelt mij de vraag, rechtstreeks, alsof Dave al niet meer bestaat. Zo vernietigend kan ze zijn: één zin, één blik, en hij is buiten spel gezet.
Ze hint erop dat het alleen maar verder gaat dan wat we nu al gedaan hebben. Haar woorden hangen loom in de lucht, lokkend en dreigend tegelijk. En als ze zegt dat we ook met z’n drieën verder kunnen, voel ik het: dit is de verleiding waartegen ik geen weerstand heb. Ik weet het al. Ik wil niet weg. Ik wil wel weten wat er nog volgt. Ook al is het misschien een val, misschien zelfs een vernedering net als bij Dave. Mijn nieuwsgierigheid brandt feller dan mijn angst.
Dave trekt me mee naar buiten. Zijn hand grijpt mijn pols stevig vast, harder dan nodig is, alsof hij bang is dat ik anders terugval in de kamer. We stappen de donkere gang op. Het licht uit de slaapkamer valt in een smalle streep langs de deur naar buiten, maar hier, in de schemering van de gang, voelt het plots kil en vijandig. Zijn stem is laag maar fel, geladen met woede en wantrouwen: hij waarschuwt me. Ze deugen niet. De woorden blijven hangen in de stilte, nadrukkelijk, alsof ze me moeten doordringen tot in mijn botten.
Maar ik voel het anders. We krijgen ruzie. Fel en hard. De spanning van het spel heeft zich opgehoopt, en nu barst het uit ons los. Hij verwijt mij dingen, dingen die ik niet eerlijk vind. Dat ik me laat meeslepen, dat ik hen vertrouw, dat ik naïef ben. Zijn ogen fonkelen van woede, zijn ademhaling snel en kort. Hij voelt zich verraden omdat ik niet net als hij meteen de deur uit wil stormen. Het doet pijn, juist omdat hij mijn beste vriend is. Maar het is ook oneerlijk. Hij begrijpt niet wat er in mij omgaat.
Want ik vind Liza al zo lang leuk. Meer dan leuk. Het gaat niet alleen om haar uiterlijk, niet alleen om hoe sexy ze is. Er is iets in haar houding, haar zelfverzekerdheid, haar manier van kijken. Ik voel dat al tijden, maar ik durf het Dave niet te zeggen. Hoe zou hij reageren als hij wist dat ik niet alleen nieuwsgierig ben, maar eigenlijk hoop dat dit moment iets opent? In mijn hoofd gonst een andere gedachte: ik hoop dat Maddy er ook klaar mee is, dat zij straks afhaakt. En dat ik en Liza samen overblijven. Dat zou toch mooi zijn. Niet dat ik Liza iets te bieden heb, dat weet ik ook wel. In mijn ogen is ze onbereikbaar, een klasse apart. Maar ik wil het wel zien. Al is het maar even, al is het maar om te weten hoe het voelt.
Ik zeg hem dat ik blijf. Meer niet. De woorden klinken zachter dan ik wil, maar resoluut genoeg. Dave verstijft. Zijn lippen persen op elkaar, zijn ogen vernauwen. Hij wil er niks van weten. Hij draait zich om, zijn schouders strak, en zonder nog iets te zeggen laat hij mijn arm los. Ik blijf. Mijn hart bonst als ik hem hoor weglopen.
Ik loop terug naar de kamer. Elke stap voelt zwaar, mijn benen trillen. Ik ben banger dan ik ooit geweest ben. Niet voor het spel zelf, maar voor wat het met mij gaat doen. Voor wat ik misschien niet meer kan terugdraaien. Liza zit daar, en als ze me ziet terugkomen, lijkt ze verheugd. Haar ogen glanzen, haar mondhoeken trekken omhoog in een triomfantelijke glimlach. Beneden hoor ik de voordeur dichtvallen, een echo van Dave’s vertrek.
Liza wil verder met het spel. Ze wacht niet, ze laat zich niet afremmen. Maddy twijfelt. Ik zie het aan de frons in haar voorhoofd, de manier waarop ze haar haren achter haar oren strijkt alsof ze tijd probeert te rekken. Ze buigt zich naar Liza en fluistert haar iets toe. Onaardige dingen. Hard genoeg dat ik het kan horen. De woorden prikken in mijn oren, pijnlijk, ongemakkelijk. Alsof ik even niet meer besta, behalve als mikpunt.
Maar Liza zet juist door. Ze kijkt me aan, haar blik scherp en glinsterend. Ik weet niet waar te kijken. Mijn handen voelen klam, mijn keel droog. Ze laat een korte stilte vallen, en dan lispelt ze weer vals: “Wordt leuk.” Haar stem kruipt onder mijn huid. Voor haar is dit spel zowel interessant als irritant. Ze lijkt zich te voeden aan de spanning, maar tegelijk stoort Maddy’s tegenstribbelen haar zichtbaar. Voor Maddy is het vooral irritant. Haar blik is zuur, haar houding gespannen.
En ik? Ik ben vooral verward. Ik weet niet meer welke kant ik op wil, of ik nog kan terugkeren, of ik al te diep zit. Wat doe ik hier? Is dit een fout? De vraag galmt door mijn hoofd, zonder antwoord.
-
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10