Door: Jefferson
Datum: 30-10-2025 | Cijfer: 9.3 | Gelezen: 1909
Lengte: Lang | Leestijd: 32 minuten | Lezers Online: 15
Lengte: Lang | Leestijd: 32 minuten | Lezers Online: 15
 Daan & Karlijn
We hebben in ons dorp een paar verenigingen, niet veel, maar genoeg om iets te worden als je nergens meer bij hoort. Kort nadat ik hier was komen wonen met mijn vader, om in te trekken bij de vrouw die zijn nieuwe liefde was geworden en bij haar dochter — die later ook mijn stiefzus zou zijn — ben ik bij één van die verenigingen gegaan. Dat heeft me gered, hoe groot of klein dat ook klinkt. Ik kende hier niemand, had geen vrienden, geen routine, en sport verbindt, dat weet iedereen. Zo werd ik dus volleyballer. Niet omdat ik daar aanleg voor had, niet omdat ik droomde van kampioenschappen of medailles, maar gewoon omdat het iets was om te doen. En omdat ik lang was. Dat hielp. Een beetje. We wonnen bijna nooit. We hadden altijd het kleinste team, met jongens die vaak vergaten te trainen en een coach die zich daar zichtbaar aan ergerde. Maar voor ons maakte het niet uit. Daar ging het niet om. Het spel was een excuus om ergens te zijn, met elkaar, in beweging, bezig. Vanaf mijn zestiende draaide het al lang niet meer om de sets of de standen, maar om wat erna kwam: de wedstrijden die zich afspeelden in de kantine, met bier, harde muziek, en verhalen die niemand zich de volgende dag nog precies herinnerde. Bier drinken konden we allemaal beter dan volleyballen.
Het waren mijn vrienden, die jongens. De enigen die ik had. Want op school lukte het niet. In dat ene, laatste jaar dat ik op een nieuwe school moest afronden, kende ik niemand. En toen ik bleef zitten, nog een keer niet. Twee keer een klas vol vreemden, twee keer opnieuw beginnen, twee keer dat gevoel van achterstand. De volleybalclub werd daardoor mijn tweede thuis, en soms zelfs mijn eerste. Thuis liep het niet meteen soepel; de nieuwe gezinsconstructie moest zich nog zetten, en ik wist niet goed wat mijn plek was in dat geheel. Dus was ik vaker daar. In de sporthal, tussen de echo’s van de ballen, het piepen van de schoenen en de geur van zweet.
Ik hielp ook graag bij andere teams, bracht water, zette netten op, luisterde naar coaches die er soms echt verstand van hadden. Soms trainde ik met de oudere jongens, soms alleen, eindeloos herhalend wat niet vanzelf ging. Ik werd beter. Nooit goed, maar beter. En dat wilde ik ook. Moest ik ook, op een manier die ik toen nog niet helemaal begreep. Want na de verhuizing voelde het alsof ik niets meer was. Alles wat ik in mijn jeugd had opgebouwd — de vanzelfsprekende dingen, vrienden, gewoontes, een gevoel van thuis — was verdwenen. En ik had iets nodig om voor te vechten, iets wat mij weer vorm gaf, hoe klein ook. Dus dat werd het: de sport. Het ritme van training, het getik van de bal, het zwijgen tussen de oefeningen door. Dat werd mijn leven. En mij leven zou door deze vereniging bepaald worden.
Nu ben ik achttien, alweer vier jaar lid van de club. De meesten kennen me inmiddels wel; ik ben die vriendelijke jongen die er bijna altijd is, die niet opvalt maar ook niet ontbreekt. Altijd bereid om te helpen, nooit degene die moeilijk doet. Dat maakte dat ik werd gevraagd mee te doen aan een project voor de komende zomervakantie. We hebben best wat teams bij de vereniging, sommige meer voor de gezelligheid dan voor de competitie, en er worden geregeld uitjes georganiseerd — vaak vanuit de teams zelf, omdat het toch meestal vrienden en vriendinnen onder elkaar zijn. Zo ook bij het team van mijn stiefzus Karlijn.
Karlijn is twee jaar ouder dan ik, en eerlijk gezegd: ze oogt niet als een volleybalster. Ze is niet lang, een beetje zacht van postuur, met een bril die haar iets studerends geeft. Ze zit liever met haar neus in de boeken dan in het zand, maar vergis je niet: ze is slim, en als ze eenmaal in een wedstrijd zit, komt er energie vrij die niemand had zien aankomen. Alleen slaat diezelfde energie vaak om in zenuwen; ze wil te veel, denkt te veel, en dan lukt het niet. Ik neem haar dat niet kwalijk. Ik ben geen haar beter — alleen langer.
Haar team had het plan opgevat om in de zomer op trainingskamp te gaan. De helft van de meiden haakte meteen af: geen tijd, geen zin, vakantie al vol. Maar de vereniging vond het idee interessant en wilde helpen nadenken. Zulke initiatieven werden vaker gesteund, zolang het niet te duur werd. En dus kwamen Karlijn, haar hoofdcoach en een paar overgebleven speelsters met een voorstel dat op z’n minst gewaagd te noemen was: een kamp in Polen, aan de Oostzee. Het klonk absurd en avontuurlijk tegelijk. De kosten vielen mee, en daardoor kregen ze verrassend snel groen licht.
Ik lachte erom toen ik het hoorde. Polen? Wat hadden ze daar nou te zoeken? Een pokke-eind rijden om ergens in het buitenland te trainen, tussen de dennenbomen en de kou? Maar goed, het was niet aan mij om het te begrijpen. Dat weerhield me er niet van Karlijn ermee te plagen. Onze relatie was… lastig te omschrijven. Niet slecht, niet goed. We deden vriendelijk tegen elkaar, beleefd, maar er zat iets onwennigs tussen ons in. Geen ruzie, nooit echt spanning, maar ook geen gesprek dat verder ging dan wat losse opmerkingen bij het avondeten. We probeerden normaal te doen, alsof dat vanzelf kwam, maar het kwam nooit vanzelf.
Misschien lag dat aan mij. Ik was nog niet helemaal uit mijn puberteit geklommen en zij had die leeftijd al achter zich gelaten. Ze had vaak vriendinnen over de vloer — leuke meiden, soms opvallend knap — en ik betrapte mezelf er regelmatig op dat ik hen net iets te aandachtig bekeek. Onder hen zaten er ook uit haar team. Dat maakte het niet eenvoudiger om me volwassen te gedragen. Karlijn zat al veel langer op volleybal, kende iedereen, hoorde bij de vereniging, en ik — ik bleef altijd een beetje de bijfiguur, de jongen die via haar was binnengerold.
De laatste tijd betrap ik mezelf er wel eens op dat ik ook naar háár te lang kijk. Dat wil ik niet, dat mag niet, en toch gebeurt het. Het is niets wat ik van plan ben, niets wat ik zou durven, maar het gebeurt gewoon, zonder aankondiging. Ze is niet lelijk. Integendeel. Ze heeft dat lange, golvende rode haar dat altijd net iets te los valt, die zachte groene ogen die eerder denken dan spreken, en een lichaam dat meer zegt dan zij ooit zou durven. En die bril — die verlegen, nerveuze manier van doen — maakt het alleen maar erger, omdat het juist haar menselijkheid benadrukt.
Niet dat ik iets voor haar voel. Dat mag ook niet. En toch, ergens in een hoek van mijn hoofd, sluimert iets wat ik niet wil benoemen, iets dat ik liever weg lach maar dat zich soms even laat zien in de manier waarop ze kijkt, of in hoe ze haar haar achter haar oor schuift zonder te merken dat ik oplet.
‘Wat ga jij eigenlijk doen deze zomer?’ vroeg Karlijn een keer tijdens het eten, een paar weken voor de vakantie. Ik keek op van mijn bord, dacht even na en zei kort: ‘Uhm, niks.’ Meer niet. Ik keek haar niet eens aan. Maar daarna werd het stil aan tafel — een van die ongemakkelijke stiltes die meteen iets aankondigen. Mijn vrienden van het team hadden allemaal al plannen: sommigen gingen met hun ouders weg, anderen met hun vriendin of hun werk. Ik had niets geregeld, geen idee wat ik zou doen. Waarschijnlijk hetzelfde als altijd: een beetje thuis rondhangen, wat gamen, misschien mee als mijn vader nog iets plande. Rustig, voorspelbaar. Dat leek me prima.
Maar de stilte duurde te lang. Mijn vader keek op van zijn bord, slikte, en zei toen met een stem die net iets te luchtig probeerde te klinken: ‘We willen niet dat je de hele zomer thuis zit. Gamen… en…’ Hij liet de zin openvallen. En ja, wat deed ik verder eigenlijk nog? Niet veel. ‘We willen eigenlijk samen op vakantie,’ ging hij verder, en zijn blik gleed even naar mijn stiefmoeder. ‘Een keertje.’ Er hing een soort voorzichtigheid in de lucht waar ik meteen kriebelig van werd. Iedereen woog zijn woorden, alsof we op glad ijs stonden.
‘O-kay…’ zei ik langzaam, niet overtuigd, meer om te horen waar dit heen ging. En toen, in een reflex: ‘Wacht. Ik ga niet met háár mee!’ floepte het eruit, nog voordat iemand iets had voorgesteld. De gedachte alleen al — dat ik mijn zomer met biologische moeder zou moeten doorbrengen — joeg me op de kast. Maar dat idee werd meteen weggesust. Drie stemmen tegelijk haastten zich om me gerust te stellen: nee, dat bedoelden ze niet, natuurlijk niet. Iedereen wist dat dat geen optie was.
Tot Karlijn zelf sprak. ‘Ga je met mij mee dan?’ vroeg ze.
‘Naar Polen? Wat doen?’ reageerde ik scherp, bijna beledigd, zonder reden.
‘Het leek ons een goed idee,’ zei ze, iets te rustig. ‘Je moeder zei dat de coaches nog vrijwilligers zochten voor wat activiteiten. Zo heb je iets te doen, en zit je niet de hele zomer thuis. En je houdt van volleybal.’ zegt m'n vader.
Karlijn knikte. Mijn stiefmoeder glimlachte voorzichtig, alsof het plan al vaststond. Ik voelde irritatie opkomen, vooral toen mijn vader haar wéér “je moeder” noemde. Dat deed hij steeds vaker. Ik beet mijn tong stuk om er niets van te zeggen. Ook zij deed haar best, dat wist ik best, maar het bleef wringen.
‘Ja, maar niet met meisjes. Kom op,’ viel ik uit, zonder precies te weten waarom. Misschien uit pure weerstand. Feit was dat volleyballen met meiden niet echt iets voor mij was. Ja, een beetje gluren kon leuk zijn, maar verder… sportief gezien was het niks.
‘Wie gaan er nog meer mee dan?’ vroeg ik uiteindelijk, meer uit verweer dan uit interesse.
‘Miley, Jinte, Hanne en Renske,’ zei Karlijn.
‘Meer niet?’ lachte ik, half spottend. ‘Wie wil er nou naar Polen? Niemand dus.’
‘Makkelijk,’ zei ze droog. ‘Past in één auto.’
‘Wordt lekker trainen dan,’ mompelde ik cynisch, maar niemand reageerde.
‘Het is gewoon vakantie,’ zei mijn vader rustig. ‘Ga gewoon mee. Doe je eigen ding. Help waar nodig. Dat doe je toch altijd al?’
Ik zuchtte. Ze keken me alle drie aan, serieus, bijna bezorgd. Alsof er iets mis met me was dat opgelost moest worden met een reis.
‘En wie van de trainers gaan mee?’ vroeg ik nog.
‘Livia en Sofie,’ zei Karlijn snel.
‘Hmm,’ mompelde ik, en dacht even na. ‘Sofie is wel chill.’ Dat was waar; haar kende ik een beetje, daar liep ik soms mee mee. Livia was de hoofdcoach, lief maar nerveus, te lief misschien. Eigenlijk snapte ik wel waarom ze haar hadden overgehaald — die liet zich makkelijk overtuigen, zeker door die meiden.
‘Tja, uh… oké dan,’ zei ik uiteindelijk. ‘Ik heb toch geen keuze, of wel?’
‘Wordt vast leuk,’ zei mijn stiefmoeder.
Ik knikte beleefd. Meer niet.
‘Wie weet,’ lachte mijn vader. ‘Kan alleen maar meevallen, als ik je zo hoor.’
‘Ja, ja…’ bromde ik. Maar ik voelde de spanning in de kamer wegebben. Blijkbaar hadden ze er tegenop gezien dit met mij te bespreken. En dat was ook weer typisch: die voorzichtige, half gespannen toon, dat ongemak dat overal doorheen sijpelde. We hadden het allebei niet van vreemden — Karlijn en ik.
''Wat ga jij eigenlijk doen deze zomer?'' vroeg ze een keer tijdens het eten, een paar weken voor de vakantie. ''Uhm, niks.'' zei ik kort, en keek haar niet eens aan. Maar het werd stil aan tafel. Mijn vrienden van het team hadden al plannen, gingen bijna allemaal nog mee met hun ouders, wat ik waarschijnlijk ook zou gaan doen. En zo niet, dan vond ik het ook best om thuis te blijven. Lekker rustig. Maar de stilte aan tafel werd verbroken door de aarzelende woorden van mijn vader. ''We willen niet dat je heel de zomer thuis zit. Gamen... en...'' En ja, wat deed ik nog meer als ik thuis was. Niet veel dus. ''En wij willen eigenlijk samen op vakantie. Een keertje.'' brengt hij voorzichtig en kijkt daarbij m'n stiefmoeder aan. Iedereen doet heel voorzichtig nu. En dat bevalt me niks. ''O-kay...'' laat ik vallen omdat ik meer wil horen. Waar gaat dit naartoe? ''Wacht! Ik ga niet naar haar!'' schrik ik opeens wakker als dit als enige optie naar boven komt. Maar dat idee wordt meteen in drievoud gesust. Iedereen weet dat dat geen optie is. ''Ga je met mij mee?'' vraagt Karlijn dan weer. ''Naar Polen? Wat doen?'' reageer ik geschoffeerd. Onterecht. Want het is juist aardig bedoeld. ''Leek ons een goed idee. Je moeder zei dat de coaches nog vrijwilligers zochten voor bepaalde activiteiten. Nu heb je iets te doen en zit je niet thuis. En je houft van volleybal.'' kwamen de argumenten. Ik vond het vreselijk dat hij m'n stiefmoeder al m'n moeder noemde, maar goed. Ook zij deed haar best. ''Ja, maar niet met meisjes. Kom op.'' val ik weer fel uit. Ik weet niet eens waarom. Feit was dat volleyballen met meiden ook echt niet leuk was. Ja, beetje stiekem gluren is dan wel leuk, maar sportief gezien niet. ''Wie gaan er nog meer mee dan?'' vraag ik als ik merk dat ik niet echt een keuze heb. ''Miley, Jinte, Hanne en Renske.'' zegt Karlijn. ''Meer niet?'' lach ik. Want wie wil er nou naar Polen. Niemand dus. ''Makkelijk, pas in één auto.'' zegt ze nuchter. ''Wordt lekker trainen dan...'' blijf ik cynisch. ''Het is gewoon vakantie. Ga gewoon mee. Doe je eigen ding. Help waar nodig. Dat doe je toch altijd al?'' gaat mijn vader verder. Ik zucht. Ze kijken me alledrie zo ernstig aan. Alsof er iets mis met mij is. ''En wie van de trainers?'' vraag ik nog wel. ''Livia en Sofie.'' zegt ze weer snel. ''Hmm.'' twijfel ik. ''Sofie is wel chill.'' klinkt mijn oordeel. Daar liep ik vaker mee mee. Livia was ook echt hun coach. Een hoofdcoach. Al was ze daar eigenlijk te lief voor. Te nerveus. Vandaar dat ze haar vast zo ver gekregen hadden om wat ook hun vakantie was, mee te gaan naar Polen. ''Tja, uhh... Okay dan. Ik heb geen keuze of wel?'' geef ik dan maar toe. Had ook echt niks te doen deze zomer. ''Wordt vast leuk.'' zegt m'n stiefmoeder. Ik knik beleefd. Maar meer niet. ''Wie weet. Kan alleen maar meevallen, als ik je zo hoor.'' lacht mijn vader dan. Goed punt. ''Ja, ja...'' Ik voel de spanning van ieders schouders vallen. Blijkbaar vonden ze dit moeilijk mij voor te leggen. Nu hadden ik en Karlijn onze karakters ook niet van vreemden...
Ik ging dus mee. Als hulpje of sloofje. Zo voelde het. Omdat het moest. Omdat ze me zielig vonden. Ergens kon ik het wel waarderen. Dat ze de moeite namen. Mij niet alleen achterlieten. Maar op het moment zelf voelde ik me vooral in de weg staan. Het hielp ook niet dat ik en Karlijn niet zo'n goeie band hadden. Ik vond het daardoor spannend. Ik kende haar niet helemaal. Vertrouwde haar wel, maar ze was zo anders dan ik. En dat gold eigenlijk ook voor haar vriendinnen en teamgenoten. Het waren geen vreemden voor mij. Ook voor dat team bleef ik wel eens om te helpen. Of om te kijken... Dit was een vriendenteam. Niet de typische atlethes die je bij profs verwacht. Normale meiden. Leuke meiden. Niet te serieuze meiden. Meiden misschien wel iets te knap voor het professionele, als ik het zo mag noemen. Niet dat ze echt doorhadden dat ik keek. Ik kon me zeer onnozel voordoen. Prima blenden op de achtergrond. Maar ook dit maakte het wel een beetje spannend. Ik was de enige jongen. Ik had dus wel iets om naar uit te kijken. Al was het nog maar de vraag of het zover zou komen. Want voordat ik het wist, kreeg ik al bepaalde reisrestricties opgelegd.
En dat had te maken met Karlijn, die meer doorhad dan ik toen begreep. In de aanloop naar de reis, verandert Karlijns gedrag. Thuis en op de vereniging. Nadat het besloten was, werd ze stiller. Thuis vooral. En dan vooral richting mij. Tegen het onvriendelijke aan. "Goedemorgen'' werd al niet beantwoord als zij zich vroeg aan het preppen was voor een dagje aan de studie. Ik hoefde me niet meer te preppen. Had m'n eindexamens gehad. Was nu wel geslaagd. Ik had al vakantie. En daar genoot ik best van. Ouders aan het werk. Alleen thuis. Beetje gamen. Beetje andere dingen doen... Jammer dat dit niet de hele zomer kon. Al zorgde Karlijn met haar afstandelijke gedrag er wel voor dat ik steeds minder zin kreeg in Polen aan zee deze zomer... Gek he?
Daarnaast was er nog een ander aspect in de relatie tussen mij en Karlijn dat het allemaal niet makkelijker maakte, misschien zelfs juist moeilijker dan ik zelf wilde toegeven. Er speelde steeds vaker een vraag in mijn hoofd of Karlijn mij eigenlijk wel mee wilde hebben op die reis, of dat het vooral was omdat het moest, omdat de situatie zo liep. In de laatste twee weken voor vertrek, wanneer de zomer zich al van haar heetste kant liet zien en de avonden eindeloos werden, kreeg ik van haar zulke wisselende signalen dat ik er niet wijs uit werd — en subtiel was ze bepaald niet. Het zat vooral in haar afstandelijkheid, iets wat misschien niet eens bewust was, maar wat tussen ons in bleef hangen, als een muur die je niet ziet maar steeds tegenkomt.
Ze was nooit echt mijn oudere zus geweest, ze had zich daar ook nooit naar gedragen, en dat zou ze ook nooit worden, zoveel was duidelijk. Ze hield de boel af. En of ik het nu wilde of niet, dat gegeven maakte het steeds makkelijker voor mijn hoofd — of voor wat daar in rondspookte — om andere, vreemdere associaties met haar te maken. Want als ze niet mijn zus is, wat is ze dan wel? Slechts een meisje waar ik mee samen woon? Toevallig een meisje dat heel aantrekkelijk is, en dat ik elke dag zie? Ik vond rood haar altijd al iets hebben, maar bij haar was het meer dan dat: hoe zij haar haar droeg, vaak losjes langs haar gezicht of hoog opgestoken in een staart, liet iets nonchalants en tegelijk iets intiems zien. Haar gezicht — mooi, scherp, vriendelijk — achter die grote, ronde brillenglazen, altijd met die stijl die haar ouder deed lijken dan ze was.
De tijd van truitjes die net iets te strak zaten omdat haar borsten er vol inzaten, was inmiddels voorbij. Laatst betrapte ik mezelf erop dat ik haar in een tanktopje had gezien toen ze dacht dat ze alleen thuis was, liggend in de tuin, een tijdschrift opengeslagen op haar schoot, haar blote schouders in de zon. Niks bijzonders, voor haar waarschijnlijk, maar ik stond met open mond vanachter het raam te kijken. En dan werd mijn eigen kleding ineens ook strakker, de opwinding zo direct aanwezig dat ik nauwelijks nog kon doen alsof het iets anders was. Ik begon makkelijker over haar te fantaseren, juist nu ze zich zo afstandelijk opstelde, en het ontbreken van iedere echte familiaire band maakte dat alleen maar simpeler voor mezelf.
Ze was gewoon een meisje, zou je denken — maar niet zomaar een meisje. Meer een soort droombeeld waar ik ongemerkt in huis mee mocht samenleven, waar ik naar kon kijken wanneer ik wilde, waarover ik kon fantaseren zonder dat iemand er ooit iets van zou weten. Het werd iets stiekems, iets dat ik niet tegenhield. Als ik in bed lag, was het vaak haar aan wie ik dacht, haar beeld dat bleef hangen achter mijn gesloten ogen. Hoe afstandelijker ze deed, hoe makkelijker het werd om haar tot onderwerp van mijn fantasieën te maken.
Ze negeerde me soms zo hard dat ik het gevoel kreeg onzichtbaar te zijn. Ik kon naar haar kijken zonder dat ze het leek te merken, kon luisteren naar haar als ze zacht neuriënd onder de douche stond, als ze zichzelf waste en zich nergens van bewust leek. Als ze vriendinnen op haar kamer had, hoorde ik haar lachen, giechelen als een tienermeisje. Eén keer, toen haar deur op een kier stond, keek ik mee hoe ze iets voor de spiegel paste; zag hoe ze haar topje uittrok, haar beha naar de grond liet vallen. Ik zag alleen haar silhouet, de rondingen van haar flanken, niet te groot, maar mooi vol en rond — zo kan ik haar borsten het beste omschrijven zonder ze ooit echt goed gezien te hebben. Meestal droeg ze kleding die alles juist verhulde, maar altijd wel met een push-up, leek het. Ze wist het wel, gokte ik. Maar deze weken deed ze minder moeite het te verbergen. Een vriendje had ze niet; ze ging zo ook de straat op. Soms hoopte ik maar dat niemand haar zou inpalmen, gewoon om het idee dat ze nog vrij was, onaangeraakt.
Zomerjurkjes, sandalen, zonnend in bikini in de tuin, topjes met dunne bandjes, shirts die haar buik bloot lieten, korte rokjes — het was nooit ordinair, nooit sletterig. Maar voor mij was het altijd uitdagend, altijd voer voor gedachten. En dat maakte het vooruitzicht van de reis zoveel moeilijker. Soms had ik moeite mijn erectie in toom te houden, zelfs aan tafel, als zij tegenover me zat. Hoe moest dat straks, op dat kamp, met haar, met die vriendinnen, ik als enige jongen? Mijn fantasie sloeg al op hol als ik eraan dacht, en dus deed ik het vaker, trok me vaker af, zodat het misschien niet zo ongemakkelijk werd straks.
Twee keer was ik bijna door haar betrapt. De eerste keer kwam ze de badkamer inlopen terwijl ik stond te douchen, denkend dat ik alleen thuis was; ze wendde haar blik af, ik stond al met mijn rug naar haar toe, maar in mijn hand had ik iets wat weinig te raden overliet. Ik ben ervan overtuigd dat ze niets gezien heeft, al moet ik toegeven dat een deel van mij misschien wilde dat ze het wel zag. Ook toen was het zij waar ik aan dacht.
Twee dagen later lag ik midden in de nacht in bed, uur of drie, kon niet slapen. In mijn ene hand mijn stijve, in de andere mijn telefoon, haar Instagram open — geen ordinaire foto's, daar niet van, maar dat was inmiddels ook niet meer nodig. Toen hoorde ik ineens haar stem: ‘Daan?’ Heel zacht. Ik schrok me kapot. Wij slapen allebei op de tussenverdieping, onze ouders op zolder. Het was Karlijn. Ik hield me stil, drukte mijn telefoon onder de dekens, zette het licht uit. Mijn hart bonkte in mijn keel. Zij zei ook niets meer. Ik hoorde haar zachtjes terug naar haar kamer sloffen. Wat een opluchting. Wat een vragen achteraf. Wat kwam ze doen? Hoorde ze me? Is er een reden dat ze zo afstandelijk doet? Zoals ook ik eigenlijk mij heel afstandelijk naar haar opstel...
Het bracht ons in een situatie die bijna niet meer te dragen was; alles wat tussen Karlijn en mij ooit nog normaal of vanzelfsprekend had kunnen zijn, was verdwenen onder een deken van stilte en ontwijking. We zeiden niets meer tegen elkaar als we samen waren, geen achteloos grapje, geen losse opmerking, zelfs geen praktische mededeling als het niet hoefde. Ik durfde haar nauwelijks nog aan te kijken, omdat ik telkens het idee had dat ze alles wist: hoe ik haar zag, hoe ik over haar nadacht, hoe ver mijn gedachten soms afdwaalden — naar plekken waar ze absoluut niet mochten komen. En telkens als ik erbij was, leek ze ook net iets meer kleding aan te trekken; snel een truitje aan, haar armen gekruist voor haar borst of haar buik, alsof ze zich probeerde te beschermen tegen mijn blik, tegen de dingen die ze dacht dat ik van haar wilde, tegen wat ze misschien wel wist. Maar tegelijk, als ik er niet was, liep ze door het huis in die luchtige zomerjurkjes of te korte topjes, alsof mijn aanwezigheid geen enkel gewicht had, alsof ik lucht was. Ik begreep er niks van: was ze zich bewust van mijn verlangen, of hield ze zichzelf juist voor dat het er niet was?
En dan besefte ik dat zij met haar twee jaar ouder, hoe onhandig en nerveus soms ook, uiteindelijk de meest volwassen van ons tweeën was. De koffers stonden half ingepakt op de gang, de stapel kleding groeide per dag, en hoewel ik nog steeds van plan was om gewoon mee te gaan, merkte ik dat mijn zin met de dag minder werd. Ook dat leek ze door te hebben; ik kon me niet voorstellen dat zij het zo wel leuk vond, deze sfeer, deze lading tussen ons in die alles blokkeerde.
‘Daan?’ vroeg ze ineens, onverwacht, terwijl ik op mijn kamer mijn zwembroek in mijn tas probeerde te proppen, mijn gedachten afgeleid door de fantasie van hoe de anderen straks in bikini zouden rondlopen op het strand — geen stijve nu, maar wel volledig afwezig in de werkelijkheid. Haar stem haalde me terug. Ik slikte, draaide me langzaam om, voelde me toch betrapt ook al had ik niks misdaan. Ze stond in de deuropening, haar blik bezorgd, haar houding afwachtend. Kleding wel subtiel nu.
‘Kunnen we heel even praten?’ vroeg ze zacht, bijna voorzichtig. Ik knikte, probeerde nonchalant te blijven, deed alsof er niets aan de hand was. ‘Ja, zeg het maar,’ zei ik, luchtig, al voelde het helemaal niet zo. Maar zij nam haar tijd, slikte, bleef met haar handen friemelen, liet duidelijk merken dat het haar moeite kostte. ‘Het is nogal ongemakkelijk tussen ons,’ begon ze, direct, zoals ik haar kende, maar haar stem was fragiel, alsof één verkeerde toon haar zou doen breken. Ze had erover nagedacht, zoveel was duidelijk, maar ze zocht nog naar de juiste woorden, naar de vorm die alles niet erger zou maken.
‘Die spanning…’ zei ze uiteindelijk, zonder het uit te spreken, zonder te benoemen wat er dan tussen ons speelde. ‘Ik wil niet dat dat een rol gaat spelen straks.’ Ze zette een stap dichterbij, stond nu midden in de kamer, haar blik laag, haar stem nog zachter. Ze wilde dat ik het begreep, echt begreep, maar ik wist niet of dat mogelijk was. Ja, die spanning was er. Maar voor mijn gevoel zat die vooral aan mijn kant.
‘Je moet me beloven er niks mee te doen. Je moet gewoon… je koest houden,’ zei ze, bijna dwingend nu, alsof ze dacht dat ik grootse plannen had, of mezelf niet in de hand zou kunnen houden. Ik lachte even, luchtig, maar niet overtuigend. De waarheid was: ik wist niet precies waar ze op doelde, of ik het moest opvatten als een waarschuwing of als een uitnodiging om haar gerust te stellen. Ik ben niet bepaald een jongen die makkelijk meisjes versiert, dat wist zij ook wel. Maar ik begreep dat, áls er iets zou gebeuren, het ongemakkelijk kon worden — met haar vriendinnen, met haar, misschien zelfs met mijzelf. Toch stond ze daar, in haar onzekerheid, te wachten op een antwoord dat niet alleen haar gerust moest stellen, maar ook mijzelf.
‘Er is daar niemand, natuurlijk,’ zei ze toen, haar stem nauwelijks meer dan een fluistering. ‘Niemand om het in de gaten te houden. Dus geen gekke dingen doen,’ voegde ze eraan toe, haar blik weer even op zoekend naar de mijne. Het klonk bijna alsof ze zichzelf toesprak, alsof zij net zo goed bang was voor wat er zou kunnen gebeuren, wat ze niet wilde, niet kon toelaten.
Ik stond daar en voelde mijn hart bonzen, wist niet goed wat ik moest zeggen. Het was alsof ze alles op scherp zette, de sfeer, de stilte, de grenzen die we allebei liever niet onder ogen zagen. Ik dacht aan die nacht, toen ze opeens aan mijn deur stond, aan al die onuitgesproken dingen die daar in het donker tussen ons hingen.
Maar toen ik de eerste opwelling voorbij liet gaan, drong het tot me door dat het haar menens was. ‘Nee, doe ik niet. Dat doe ik nooit,’ zei ik uiteindelijk, met een grijns om mezelf te relativeren. Ik knikte, meer naar mezelf dan naar haar, en besloot op dat moment dat ik me daar aan zou houden, zonder het nog verder uit te spreken. Ze leek het te begrijpen, ontspande een beetje, alsof ze de controle weer terugpakte.
En toch ging ik op reis met een stiefzus die misschien niet alleen te knap, maar ook te nieuwsgierig was — en met haar vriendinnen, allemaal net zo aantrekkelijk, allemaal vol verwachting. Als enige jongen. Wat kon er misgaan?
-
	Het waren mijn vrienden, die jongens. De enigen die ik had. Want op school lukte het niet. In dat ene, laatste jaar dat ik op een nieuwe school moest afronden, kende ik niemand. En toen ik bleef zitten, nog een keer niet. Twee keer een klas vol vreemden, twee keer opnieuw beginnen, twee keer dat gevoel van achterstand. De volleybalclub werd daardoor mijn tweede thuis, en soms zelfs mijn eerste. Thuis liep het niet meteen soepel; de nieuwe gezinsconstructie moest zich nog zetten, en ik wist niet goed wat mijn plek was in dat geheel. Dus was ik vaker daar. In de sporthal, tussen de echo’s van de ballen, het piepen van de schoenen en de geur van zweet.
Ik hielp ook graag bij andere teams, bracht water, zette netten op, luisterde naar coaches die er soms echt verstand van hadden. Soms trainde ik met de oudere jongens, soms alleen, eindeloos herhalend wat niet vanzelf ging. Ik werd beter. Nooit goed, maar beter. En dat wilde ik ook. Moest ik ook, op een manier die ik toen nog niet helemaal begreep. Want na de verhuizing voelde het alsof ik niets meer was. Alles wat ik in mijn jeugd had opgebouwd — de vanzelfsprekende dingen, vrienden, gewoontes, een gevoel van thuis — was verdwenen. En ik had iets nodig om voor te vechten, iets wat mij weer vorm gaf, hoe klein ook. Dus dat werd het: de sport. Het ritme van training, het getik van de bal, het zwijgen tussen de oefeningen door. Dat werd mijn leven. En mij leven zou door deze vereniging bepaald worden.
Nu ben ik achttien, alweer vier jaar lid van de club. De meesten kennen me inmiddels wel; ik ben die vriendelijke jongen die er bijna altijd is, die niet opvalt maar ook niet ontbreekt. Altijd bereid om te helpen, nooit degene die moeilijk doet. Dat maakte dat ik werd gevraagd mee te doen aan een project voor de komende zomervakantie. We hebben best wat teams bij de vereniging, sommige meer voor de gezelligheid dan voor de competitie, en er worden geregeld uitjes georganiseerd — vaak vanuit de teams zelf, omdat het toch meestal vrienden en vriendinnen onder elkaar zijn. Zo ook bij het team van mijn stiefzus Karlijn.
Karlijn is twee jaar ouder dan ik, en eerlijk gezegd: ze oogt niet als een volleybalster. Ze is niet lang, een beetje zacht van postuur, met een bril die haar iets studerends geeft. Ze zit liever met haar neus in de boeken dan in het zand, maar vergis je niet: ze is slim, en als ze eenmaal in een wedstrijd zit, komt er energie vrij die niemand had zien aankomen. Alleen slaat diezelfde energie vaak om in zenuwen; ze wil te veel, denkt te veel, en dan lukt het niet. Ik neem haar dat niet kwalijk. Ik ben geen haar beter — alleen langer.
Haar team had het plan opgevat om in de zomer op trainingskamp te gaan. De helft van de meiden haakte meteen af: geen tijd, geen zin, vakantie al vol. Maar de vereniging vond het idee interessant en wilde helpen nadenken. Zulke initiatieven werden vaker gesteund, zolang het niet te duur werd. En dus kwamen Karlijn, haar hoofdcoach en een paar overgebleven speelsters met een voorstel dat op z’n minst gewaagd te noemen was: een kamp in Polen, aan de Oostzee. Het klonk absurd en avontuurlijk tegelijk. De kosten vielen mee, en daardoor kregen ze verrassend snel groen licht.
Ik lachte erom toen ik het hoorde. Polen? Wat hadden ze daar nou te zoeken? Een pokke-eind rijden om ergens in het buitenland te trainen, tussen de dennenbomen en de kou? Maar goed, het was niet aan mij om het te begrijpen. Dat weerhield me er niet van Karlijn ermee te plagen. Onze relatie was… lastig te omschrijven. Niet slecht, niet goed. We deden vriendelijk tegen elkaar, beleefd, maar er zat iets onwennigs tussen ons in. Geen ruzie, nooit echt spanning, maar ook geen gesprek dat verder ging dan wat losse opmerkingen bij het avondeten. We probeerden normaal te doen, alsof dat vanzelf kwam, maar het kwam nooit vanzelf.
Misschien lag dat aan mij. Ik was nog niet helemaal uit mijn puberteit geklommen en zij had die leeftijd al achter zich gelaten. Ze had vaak vriendinnen over de vloer — leuke meiden, soms opvallend knap — en ik betrapte mezelf er regelmatig op dat ik hen net iets te aandachtig bekeek. Onder hen zaten er ook uit haar team. Dat maakte het niet eenvoudiger om me volwassen te gedragen. Karlijn zat al veel langer op volleybal, kende iedereen, hoorde bij de vereniging, en ik — ik bleef altijd een beetje de bijfiguur, de jongen die via haar was binnengerold.
De laatste tijd betrap ik mezelf er wel eens op dat ik ook naar háár te lang kijk. Dat wil ik niet, dat mag niet, en toch gebeurt het. Het is niets wat ik van plan ben, niets wat ik zou durven, maar het gebeurt gewoon, zonder aankondiging. Ze is niet lelijk. Integendeel. Ze heeft dat lange, golvende rode haar dat altijd net iets te los valt, die zachte groene ogen die eerder denken dan spreken, en een lichaam dat meer zegt dan zij ooit zou durven. En die bril — die verlegen, nerveuze manier van doen — maakt het alleen maar erger, omdat het juist haar menselijkheid benadrukt.
Niet dat ik iets voor haar voel. Dat mag ook niet. En toch, ergens in een hoek van mijn hoofd, sluimert iets wat ik niet wil benoemen, iets dat ik liever weg lach maar dat zich soms even laat zien in de manier waarop ze kijkt, of in hoe ze haar haar achter haar oor schuift zonder te merken dat ik oplet.
‘Wat ga jij eigenlijk doen deze zomer?’ vroeg Karlijn een keer tijdens het eten, een paar weken voor de vakantie. Ik keek op van mijn bord, dacht even na en zei kort: ‘Uhm, niks.’ Meer niet. Ik keek haar niet eens aan. Maar daarna werd het stil aan tafel — een van die ongemakkelijke stiltes die meteen iets aankondigen. Mijn vrienden van het team hadden allemaal al plannen: sommigen gingen met hun ouders weg, anderen met hun vriendin of hun werk. Ik had niets geregeld, geen idee wat ik zou doen. Waarschijnlijk hetzelfde als altijd: een beetje thuis rondhangen, wat gamen, misschien mee als mijn vader nog iets plande. Rustig, voorspelbaar. Dat leek me prima.
Maar de stilte duurde te lang. Mijn vader keek op van zijn bord, slikte, en zei toen met een stem die net iets te luchtig probeerde te klinken: ‘We willen niet dat je de hele zomer thuis zit. Gamen… en…’ Hij liet de zin openvallen. En ja, wat deed ik verder eigenlijk nog? Niet veel. ‘We willen eigenlijk samen op vakantie,’ ging hij verder, en zijn blik gleed even naar mijn stiefmoeder. ‘Een keertje.’ Er hing een soort voorzichtigheid in de lucht waar ik meteen kriebelig van werd. Iedereen woog zijn woorden, alsof we op glad ijs stonden.
‘O-kay…’ zei ik langzaam, niet overtuigd, meer om te horen waar dit heen ging. En toen, in een reflex: ‘Wacht. Ik ga niet met háár mee!’ floepte het eruit, nog voordat iemand iets had voorgesteld. De gedachte alleen al — dat ik mijn zomer met biologische moeder zou moeten doorbrengen — joeg me op de kast. Maar dat idee werd meteen weggesust. Drie stemmen tegelijk haastten zich om me gerust te stellen: nee, dat bedoelden ze niet, natuurlijk niet. Iedereen wist dat dat geen optie was.
Tot Karlijn zelf sprak. ‘Ga je met mij mee dan?’ vroeg ze.
‘Naar Polen? Wat doen?’ reageerde ik scherp, bijna beledigd, zonder reden.
‘Het leek ons een goed idee,’ zei ze, iets te rustig. ‘Je moeder zei dat de coaches nog vrijwilligers zochten voor wat activiteiten. Zo heb je iets te doen, en zit je niet de hele zomer thuis. En je houdt van volleybal.’ zegt m'n vader.
Karlijn knikte. Mijn stiefmoeder glimlachte voorzichtig, alsof het plan al vaststond. Ik voelde irritatie opkomen, vooral toen mijn vader haar wéér “je moeder” noemde. Dat deed hij steeds vaker. Ik beet mijn tong stuk om er niets van te zeggen. Ook zij deed haar best, dat wist ik best, maar het bleef wringen.
‘Ja, maar niet met meisjes. Kom op,’ viel ik uit, zonder precies te weten waarom. Misschien uit pure weerstand. Feit was dat volleyballen met meiden niet echt iets voor mij was. Ja, een beetje gluren kon leuk zijn, maar verder… sportief gezien was het niks.
‘Wie gaan er nog meer mee dan?’ vroeg ik uiteindelijk, meer uit verweer dan uit interesse.
‘Miley, Jinte, Hanne en Renske,’ zei Karlijn.
‘Meer niet?’ lachte ik, half spottend. ‘Wie wil er nou naar Polen? Niemand dus.’
‘Makkelijk,’ zei ze droog. ‘Past in één auto.’
‘Wordt lekker trainen dan,’ mompelde ik cynisch, maar niemand reageerde.
‘Het is gewoon vakantie,’ zei mijn vader rustig. ‘Ga gewoon mee. Doe je eigen ding. Help waar nodig. Dat doe je toch altijd al?’
Ik zuchtte. Ze keken me alle drie aan, serieus, bijna bezorgd. Alsof er iets mis met me was dat opgelost moest worden met een reis.
‘En wie van de trainers gaan mee?’ vroeg ik nog.
‘Livia en Sofie,’ zei Karlijn snel.
‘Hmm,’ mompelde ik, en dacht even na. ‘Sofie is wel chill.’ Dat was waar; haar kende ik een beetje, daar liep ik soms mee mee. Livia was de hoofdcoach, lief maar nerveus, te lief misschien. Eigenlijk snapte ik wel waarom ze haar hadden overgehaald — die liet zich makkelijk overtuigen, zeker door die meiden.
‘Tja, uh… oké dan,’ zei ik uiteindelijk. ‘Ik heb toch geen keuze, of wel?’
‘Wordt vast leuk,’ zei mijn stiefmoeder.
Ik knikte beleefd. Meer niet.
‘Wie weet,’ lachte mijn vader. ‘Kan alleen maar meevallen, als ik je zo hoor.’
‘Ja, ja…’ bromde ik. Maar ik voelde de spanning in de kamer wegebben. Blijkbaar hadden ze er tegenop gezien dit met mij te bespreken. En dat was ook weer typisch: die voorzichtige, half gespannen toon, dat ongemak dat overal doorheen sijpelde. We hadden het allebei niet van vreemden — Karlijn en ik.
''Wat ga jij eigenlijk doen deze zomer?'' vroeg ze een keer tijdens het eten, een paar weken voor de vakantie. ''Uhm, niks.'' zei ik kort, en keek haar niet eens aan. Maar het werd stil aan tafel. Mijn vrienden van het team hadden al plannen, gingen bijna allemaal nog mee met hun ouders, wat ik waarschijnlijk ook zou gaan doen. En zo niet, dan vond ik het ook best om thuis te blijven. Lekker rustig. Maar de stilte aan tafel werd verbroken door de aarzelende woorden van mijn vader. ''We willen niet dat je heel de zomer thuis zit. Gamen... en...'' En ja, wat deed ik nog meer als ik thuis was. Niet veel dus. ''En wij willen eigenlijk samen op vakantie. Een keertje.'' brengt hij voorzichtig en kijkt daarbij m'n stiefmoeder aan. Iedereen doet heel voorzichtig nu. En dat bevalt me niks. ''O-kay...'' laat ik vallen omdat ik meer wil horen. Waar gaat dit naartoe? ''Wacht! Ik ga niet naar haar!'' schrik ik opeens wakker als dit als enige optie naar boven komt. Maar dat idee wordt meteen in drievoud gesust. Iedereen weet dat dat geen optie is. ''Ga je met mij mee?'' vraagt Karlijn dan weer. ''Naar Polen? Wat doen?'' reageer ik geschoffeerd. Onterecht. Want het is juist aardig bedoeld. ''Leek ons een goed idee. Je moeder zei dat de coaches nog vrijwilligers zochten voor bepaalde activiteiten. Nu heb je iets te doen en zit je niet thuis. En je houft van volleybal.'' kwamen de argumenten. Ik vond het vreselijk dat hij m'n stiefmoeder al m'n moeder noemde, maar goed. Ook zij deed haar best. ''Ja, maar niet met meisjes. Kom op.'' val ik weer fel uit. Ik weet niet eens waarom. Feit was dat volleyballen met meiden ook echt niet leuk was. Ja, beetje stiekem gluren is dan wel leuk, maar sportief gezien niet. ''Wie gaan er nog meer mee dan?'' vraag ik als ik merk dat ik niet echt een keuze heb. ''Miley, Jinte, Hanne en Renske.'' zegt Karlijn. ''Meer niet?'' lach ik. Want wie wil er nou naar Polen. Niemand dus. ''Makkelijk, pas in één auto.'' zegt ze nuchter. ''Wordt lekker trainen dan...'' blijf ik cynisch. ''Het is gewoon vakantie. Ga gewoon mee. Doe je eigen ding. Help waar nodig. Dat doe je toch altijd al?'' gaat mijn vader verder. Ik zucht. Ze kijken me alledrie zo ernstig aan. Alsof er iets mis met mij is. ''En wie van de trainers?'' vraag ik nog wel. ''Livia en Sofie.'' zegt ze weer snel. ''Hmm.'' twijfel ik. ''Sofie is wel chill.'' klinkt mijn oordeel. Daar liep ik vaker mee mee. Livia was ook echt hun coach. Een hoofdcoach. Al was ze daar eigenlijk te lief voor. Te nerveus. Vandaar dat ze haar vast zo ver gekregen hadden om wat ook hun vakantie was, mee te gaan naar Polen. ''Tja, uhh... Okay dan. Ik heb geen keuze of wel?'' geef ik dan maar toe. Had ook echt niks te doen deze zomer. ''Wordt vast leuk.'' zegt m'n stiefmoeder. Ik knik beleefd. Maar meer niet. ''Wie weet. Kan alleen maar meevallen, als ik je zo hoor.'' lacht mijn vader dan. Goed punt. ''Ja, ja...'' Ik voel de spanning van ieders schouders vallen. Blijkbaar vonden ze dit moeilijk mij voor te leggen. Nu hadden ik en Karlijn onze karakters ook niet van vreemden...
Ik ging dus mee. Als hulpje of sloofje. Zo voelde het. Omdat het moest. Omdat ze me zielig vonden. Ergens kon ik het wel waarderen. Dat ze de moeite namen. Mij niet alleen achterlieten. Maar op het moment zelf voelde ik me vooral in de weg staan. Het hielp ook niet dat ik en Karlijn niet zo'n goeie band hadden. Ik vond het daardoor spannend. Ik kende haar niet helemaal. Vertrouwde haar wel, maar ze was zo anders dan ik. En dat gold eigenlijk ook voor haar vriendinnen en teamgenoten. Het waren geen vreemden voor mij. Ook voor dat team bleef ik wel eens om te helpen. Of om te kijken... Dit was een vriendenteam. Niet de typische atlethes die je bij profs verwacht. Normale meiden. Leuke meiden. Niet te serieuze meiden. Meiden misschien wel iets te knap voor het professionele, als ik het zo mag noemen. Niet dat ze echt doorhadden dat ik keek. Ik kon me zeer onnozel voordoen. Prima blenden op de achtergrond. Maar ook dit maakte het wel een beetje spannend. Ik was de enige jongen. Ik had dus wel iets om naar uit te kijken. Al was het nog maar de vraag of het zover zou komen. Want voordat ik het wist, kreeg ik al bepaalde reisrestricties opgelegd.
En dat had te maken met Karlijn, die meer doorhad dan ik toen begreep. In de aanloop naar de reis, verandert Karlijns gedrag. Thuis en op de vereniging. Nadat het besloten was, werd ze stiller. Thuis vooral. En dan vooral richting mij. Tegen het onvriendelijke aan. "Goedemorgen'' werd al niet beantwoord als zij zich vroeg aan het preppen was voor een dagje aan de studie. Ik hoefde me niet meer te preppen. Had m'n eindexamens gehad. Was nu wel geslaagd. Ik had al vakantie. En daar genoot ik best van. Ouders aan het werk. Alleen thuis. Beetje gamen. Beetje andere dingen doen... Jammer dat dit niet de hele zomer kon. Al zorgde Karlijn met haar afstandelijke gedrag er wel voor dat ik steeds minder zin kreeg in Polen aan zee deze zomer... Gek he?
Daarnaast was er nog een ander aspect in de relatie tussen mij en Karlijn dat het allemaal niet makkelijker maakte, misschien zelfs juist moeilijker dan ik zelf wilde toegeven. Er speelde steeds vaker een vraag in mijn hoofd of Karlijn mij eigenlijk wel mee wilde hebben op die reis, of dat het vooral was omdat het moest, omdat de situatie zo liep. In de laatste twee weken voor vertrek, wanneer de zomer zich al van haar heetste kant liet zien en de avonden eindeloos werden, kreeg ik van haar zulke wisselende signalen dat ik er niet wijs uit werd — en subtiel was ze bepaald niet. Het zat vooral in haar afstandelijkheid, iets wat misschien niet eens bewust was, maar wat tussen ons in bleef hangen, als een muur die je niet ziet maar steeds tegenkomt.
Ze was nooit echt mijn oudere zus geweest, ze had zich daar ook nooit naar gedragen, en dat zou ze ook nooit worden, zoveel was duidelijk. Ze hield de boel af. En of ik het nu wilde of niet, dat gegeven maakte het steeds makkelijker voor mijn hoofd — of voor wat daar in rondspookte — om andere, vreemdere associaties met haar te maken. Want als ze niet mijn zus is, wat is ze dan wel? Slechts een meisje waar ik mee samen woon? Toevallig een meisje dat heel aantrekkelijk is, en dat ik elke dag zie? Ik vond rood haar altijd al iets hebben, maar bij haar was het meer dan dat: hoe zij haar haar droeg, vaak losjes langs haar gezicht of hoog opgestoken in een staart, liet iets nonchalants en tegelijk iets intiems zien. Haar gezicht — mooi, scherp, vriendelijk — achter die grote, ronde brillenglazen, altijd met die stijl die haar ouder deed lijken dan ze was.
De tijd van truitjes die net iets te strak zaten omdat haar borsten er vol inzaten, was inmiddels voorbij. Laatst betrapte ik mezelf erop dat ik haar in een tanktopje had gezien toen ze dacht dat ze alleen thuis was, liggend in de tuin, een tijdschrift opengeslagen op haar schoot, haar blote schouders in de zon. Niks bijzonders, voor haar waarschijnlijk, maar ik stond met open mond vanachter het raam te kijken. En dan werd mijn eigen kleding ineens ook strakker, de opwinding zo direct aanwezig dat ik nauwelijks nog kon doen alsof het iets anders was. Ik begon makkelijker over haar te fantaseren, juist nu ze zich zo afstandelijk opstelde, en het ontbreken van iedere echte familiaire band maakte dat alleen maar simpeler voor mezelf.
Ze was gewoon een meisje, zou je denken — maar niet zomaar een meisje. Meer een soort droombeeld waar ik ongemerkt in huis mee mocht samenleven, waar ik naar kon kijken wanneer ik wilde, waarover ik kon fantaseren zonder dat iemand er ooit iets van zou weten. Het werd iets stiekems, iets dat ik niet tegenhield. Als ik in bed lag, was het vaak haar aan wie ik dacht, haar beeld dat bleef hangen achter mijn gesloten ogen. Hoe afstandelijker ze deed, hoe makkelijker het werd om haar tot onderwerp van mijn fantasieën te maken.
Ze negeerde me soms zo hard dat ik het gevoel kreeg onzichtbaar te zijn. Ik kon naar haar kijken zonder dat ze het leek te merken, kon luisteren naar haar als ze zacht neuriënd onder de douche stond, als ze zichzelf waste en zich nergens van bewust leek. Als ze vriendinnen op haar kamer had, hoorde ik haar lachen, giechelen als een tienermeisje. Eén keer, toen haar deur op een kier stond, keek ik mee hoe ze iets voor de spiegel paste; zag hoe ze haar topje uittrok, haar beha naar de grond liet vallen. Ik zag alleen haar silhouet, de rondingen van haar flanken, niet te groot, maar mooi vol en rond — zo kan ik haar borsten het beste omschrijven zonder ze ooit echt goed gezien te hebben. Meestal droeg ze kleding die alles juist verhulde, maar altijd wel met een push-up, leek het. Ze wist het wel, gokte ik. Maar deze weken deed ze minder moeite het te verbergen. Een vriendje had ze niet; ze ging zo ook de straat op. Soms hoopte ik maar dat niemand haar zou inpalmen, gewoon om het idee dat ze nog vrij was, onaangeraakt.
Zomerjurkjes, sandalen, zonnend in bikini in de tuin, topjes met dunne bandjes, shirts die haar buik bloot lieten, korte rokjes — het was nooit ordinair, nooit sletterig. Maar voor mij was het altijd uitdagend, altijd voer voor gedachten. En dat maakte het vooruitzicht van de reis zoveel moeilijker. Soms had ik moeite mijn erectie in toom te houden, zelfs aan tafel, als zij tegenover me zat. Hoe moest dat straks, op dat kamp, met haar, met die vriendinnen, ik als enige jongen? Mijn fantasie sloeg al op hol als ik eraan dacht, en dus deed ik het vaker, trok me vaker af, zodat het misschien niet zo ongemakkelijk werd straks.
Twee keer was ik bijna door haar betrapt. De eerste keer kwam ze de badkamer inlopen terwijl ik stond te douchen, denkend dat ik alleen thuis was; ze wendde haar blik af, ik stond al met mijn rug naar haar toe, maar in mijn hand had ik iets wat weinig te raden overliet. Ik ben ervan overtuigd dat ze niets gezien heeft, al moet ik toegeven dat een deel van mij misschien wilde dat ze het wel zag. Ook toen was het zij waar ik aan dacht.
Twee dagen later lag ik midden in de nacht in bed, uur of drie, kon niet slapen. In mijn ene hand mijn stijve, in de andere mijn telefoon, haar Instagram open — geen ordinaire foto's, daar niet van, maar dat was inmiddels ook niet meer nodig. Toen hoorde ik ineens haar stem: ‘Daan?’ Heel zacht. Ik schrok me kapot. Wij slapen allebei op de tussenverdieping, onze ouders op zolder. Het was Karlijn. Ik hield me stil, drukte mijn telefoon onder de dekens, zette het licht uit. Mijn hart bonkte in mijn keel. Zij zei ook niets meer. Ik hoorde haar zachtjes terug naar haar kamer sloffen. Wat een opluchting. Wat een vragen achteraf. Wat kwam ze doen? Hoorde ze me? Is er een reden dat ze zo afstandelijk doet? Zoals ook ik eigenlijk mij heel afstandelijk naar haar opstel...
Het bracht ons in een situatie die bijna niet meer te dragen was; alles wat tussen Karlijn en mij ooit nog normaal of vanzelfsprekend had kunnen zijn, was verdwenen onder een deken van stilte en ontwijking. We zeiden niets meer tegen elkaar als we samen waren, geen achteloos grapje, geen losse opmerking, zelfs geen praktische mededeling als het niet hoefde. Ik durfde haar nauwelijks nog aan te kijken, omdat ik telkens het idee had dat ze alles wist: hoe ik haar zag, hoe ik over haar nadacht, hoe ver mijn gedachten soms afdwaalden — naar plekken waar ze absoluut niet mochten komen. En telkens als ik erbij was, leek ze ook net iets meer kleding aan te trekken; snel een truitje aan, haar armen gekruist voor haar borst of haar buik, alsof ze zich probeerde te beschermen tegen mijn blik, tegen de dingen die ze dacht dat ik van haar wilde, tegen wat ze misschien wel wist. Maar tegelijk, als ik er niet was, liep ze door het huis in die luchtige zomerjurkjes of te korte topjes, alsof mijn aanwezigheid geen enkel gewicht had, alsof ik lucht was. Ik begreep er niks van: was ze zich bewust van mijn verlangen, of hield ze zichzelf juist voor dat het er niet was?
En dan besefte ik dat zij met haar twee jaar ouder, hoe onhandig en nerveus soms ook, uiteindelijk de meest volwassen van ons tweeën was. De koffers stonden half ingepakt op de gang, de stapel kleding groeide per dag, en hoewel ik nog steeds van plan was om gewoon mee te gaan, merkte ik dat mijn zin met de dag minder werd. Ook dat leek ze door te hebben; ik kon me niet voorstellen dat zij het zo wel leuk vond, deze sfeer, deze lading tussen ons in die alles blokkeerde.
‘Daan?’ vroeg ze ineens, onverwacht, terwijl ik op mijn kamer mijn zwembroek in mijn tas probeerde te proppen, mijn gedachten afgeleid door de fantasie van hoe de anderen straks in bikini zouden rondlopen op het strand — geen stijve nu, maar wel volledig afwezig in de werkelijkheid. Haar stem haalde me terug. Ik slikte, draaide me langzaam om, voelde me toch betrapt ook al had ik niks misdaan. Ze stond in de deuropening, haar blik bezorgd, haar houding afwachtend. Kleding wel subtiel nu.
‘Kunnen we heel even praten?’ vroeg ze zacht, bijna voorzichtig. Ik knikte, probeerde nonchalant te blijven, deed alsof er niets aan de hand was. ‘Ja, zeg het maar,’ zei ik, luchtig, al voelde het helemaal niet zo. Maar zij nam haar tijd, slikte, bleef met haar handen friemelen, liet duidelijk merken dat het haar moeite kostte. ‘Het is nogal ongemakkelijk tussen ons,’ begon ze, direct, zoals ik haar kende, maar haar stem was fragiel, alsof één verkeerde toon haar zou doen breken. Ze had erover nagedacht, zoveel was duidelijk, maar ze zocht nog naar de juiste woorden, naar de vorm die alles niet erger zou maken.
‘Die spanning…’ zei ze uiteindelijk, zonder het uit te spreken, zonder te benoemen wat er dan tussen ons speelde. ‘Ik wil niet dat dat een rol gaat spelen straks.’ Ze zette een stap dichterbij, stond nu midden in de kamer, haar blik laag, haar stem nog zachter. Ze wilde dat ik het begreep, echt begreep, maar ik wist niet of dat mogelijk was. Ja, die spanning was er. Maar voor mijn gevoel zat die vooral aan mijn kant.
‘Je moet me beloven er niks mee te doen. Je moet gewoon… je koest houden,’ zei ze, bijna dwingend nu, alsof ze dacht dat ik grootse plannen had, of mezelf niet in de hand zou kunnen houden. Ik lachte even, luchtig, maar niet overtuigend. De waarheid was: ik wist niet precies waar ze op doelde, of ik het moest opvatten als een waarschuwing of als een uitnodiging om haar gerust te stellen. Ik ben niet bepaald een jongen die makkelijk meisjes versiert, dat wist zij ook wel. Maar ik begreep dat, áls er iets zou gebeuren, het ongemakkelijk kon worden — met haar vriendinnen, met haar, misschien zelfs met mijzelf. Toch stond ze daar, in haar onzekerheid, te wachten op een antwoord dat niet alleen haar gerust moest stellen, maar ook mijzelf.
‘Er is daar niemand, natuurlijk,’ zei ze toen, haar stem nauwelijks meer dan een fluistering. ‘Niemand om het in de gaten te houden. Dus geen gekke dingen doen,’ voegde ze eraan toe, haar blik weer even op zoekend naar de mijne. Het klonk bijna alsof ze zichzelf toesprak, alsof zij net zo goed bang was voor wat er zou kunnen gebeuren, wat ze niet wilde, niet kon toelaten.
Ik stond daar en voelde mijn hart bonzen, wist niet goed wat ik moest zeggen. Het was alsof ze alles op scherp zette, de sfeer, de stilte, de grenzen die we allebei liever niet onder ogen zagen. Ik dacht aan die nacht, toen ze opeens aan mijn deur stond, aan al die onuitgesproken dingen die daar in het donker tussen ons hingen.
Maar toen ik de eerste opwelling voorbij liet gaan, drong het tot me door dat het haar menens was. ‘Nee, doe ik niet. Dat doe ik nooit,’ zei ik uiteindelijk, met een grijns om mezelf te relativeren. Ik knikte, meer naar mezelf dan naar haar, en besloot op dat moment dat ik me daar aan zou houden, zonder het nog verder uit te spreken. Ze leek het te begrijpen, ontspande een beetje, alsof ze de controle weer terugpakte.
En toch ging ik op reis met een stiefzus die misschien niet alleen te knap, maar ook te nieuwsgierig was — en met haar vriendinnen, allemaal net zo aantrekkelijk, allemaal vol verwachting. Als enige jongen. Wat kon er misgaan?
-
	Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
	
	
Geef dit verhaal een cijfer:  
	
	
			
		
	
	5  
	6  
	7  
	8  
	9  
	10  
	

 
	
 Bezoek ook eens mijn profiel pagina om meer over mij te weten te komen, een overzicht te zien van mijn verhalen of om een berichtje achter te laten! Ook kun je jezelf aanmelden om een mail te ontvangen als ik een nieuw verhaal heb geplaatst!
Bezoek ook eens mijn profiel pagina om meer over mij te weten te komen, een overzicht te zien van mijn verhalen of om een berichtje achter te laten! Ook kun je jezelf aanmelden om een mail te ontvangen als ik een nieuw verhaal heb geplaatst! Samen Op Verkenning: Hoi, ik ben stijlvol, 56 jaar. Voel je ook dat dit verhaal nog een vervolg verdient? Kom naar mijn persoonlijke pagina en ontdek hoe onze verbeelding verdergaat, intiemer, spannender en steeds uitdagender...
Samen Op Verkenning: Hoi, ik ben stijlvol, 56 jaar. Voel je ook dat dit verhaal nog een vervolg verdient? Kom naar mijn persoonlijke pagina en ontdek hoe onze verbeelding verdergaat, intiemer, spannender en steeds uitdagender...









