Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 27-10-2025 | Cijfer: 9.9 | Gelezen: 915
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 60 minuten | Lezers Online: 8
Vervolg op: Mini - 396
Maandagochtend begon prima. Met een kop koffie op bed en een lachende blonde vrouw die het bracht. “Goeiemorgen Kees. Had je superbenzine getankt gisteravond? Je motorkettingzaag loeide op hoog vermogen vannacht!” Ze kuste me. “Ik heb je op een gegeven moment maar een por in je rug gegeven… Toen werd het rustig en kon ik ook weer in slaap vallen.”
“Sorry schat. Waarschijnlijk lag ik op m’n rug en ja, dan is de beer los. Maar dank je wel dat je, ondanks mijn herrie, tóch koffie voor me hebt gemaakt. Lekker.” Joline kroop naast me in bed en giebelde. “We zullen maar zeggen dat er andere, aangenamer dingen tegenover stonden, meneer Jonkman.” “Dus… die moeten vanaf nu, elke avond gebeuren? Afzien hoor…”
Een sceptische blik was haar antwoord, toen begon Joline aan haar koffie. En na twee slokken zei ze: “Ja. Elke dag mooi blazen en een diepgaand gesprek met een kersverse weduwe en haar kinderen, nou goed? Gék…” Ik genoot van de koffie en bedankte Joline met een zoen. “Hé mooie vrouw… Had ik je al eens verteld dat ik helemaal gek op je ben?” “Ja. Meerdere malen. En ondanks dat ik dat weet: je mag het me steeds weer vertellen, Kees. En laten voelen. Maar nu niet; we moeten er uit. Jij moet je uniform nog even nakijken, dan maak ik het ontbijt wel. Húp, aan de slag.”

Ze sloeg het dekbed open en zuchtend ging ik er maar uit. Wassen, scheren, aankleden… Ik haalde mijn nette uniform uit de kast en inspecteerde het. Alle batons netjes op hun plek? Gevechtsinsigne, scherpschuttersspeld, rode koord, naamplaatje? Baretembleem netjes, zonder witte restjes koperpoets? Schoenen glimmend? Smartcard bij me? Een paar kleine dingen herstelde ik nog even, toen verdween het pak weer in de hoes en die hing ik in de gang op, schoenen er onder.
Ontbijten, Mocca uitlaten en in de auto richting Gorinchem, m’n nette pak achterin. Joline droeg al haar oranje/blauw combinatie, die hoefde zich niet om te kleden. Wél had ik een elektrisch scheerapparaat meegenomen; ’s avonds was mijn baardgroei meestal nogal zichtbaar.
In Gorinchem ging de dag snel.
Toen we de hal binnen liepen liep Irene nét richting koffiehoek. “Hee… Het knapste echtpaar van Veldhoven is niet mee in de zak naar Spanje? Dat valt me mee, Joline! Ik had gedacht dat die echtgenoot van je wel een boardingpas zou krijgen voor de stoomboot…” Joline knikte. “Met al zijn ondeugden? Ja, zeker weten. Gelukkig voor hem had hij een nogal goeie advocaat. Misschien ken je haar? Joline Jonkman. Die heeft de goede Sint vrij snel omgepraat. Gewoon door te zeggen dat het niet verstandig was om meneer Jonkman mee te nemen naar Spanje. Slecht voor de gemoedsrust van alle vrouwelijke hulp-Pieten…”
Irene gniffelde. “Ja, daar heb ik wel beeld bij…” Zuchtend liep ik naar m’n bureau en hing m’n pak op. Koffie, even kletsen en het weekend doornemen, en vervolgens bonjourde ik alle piraten, én Marion én Fred richting groepsruimte. Eerst de knelpunten van de ziekenhuizen doorspreken en oplossingen verzinnen. Dat duurde tot een uur of twaalf.
Toen rennen onder leiding van Fred. Hij deed het kalm aan. “Al die banketstaven en boterletters moet je niet meteen door de war gooien. Dus een simpel loopje van drie kilometer op eigen tempo, mensen. Vanaf DT naar de paardenwei, daar rechtsaf, om de wei heenlopen, en via het zandpad weer terug. Bekende route.” Een paar lui deden het inderdaad bijzonder rustig aan; toen ik als vierde weer bij DT aankwam was de achterhoede nog niet te zien. Ik mopperde tegen Rogier: “Wát een drukkers… Die mogen straks een rondje extra lopen, als het aan mij ligt!”
Hij schudde zijn hoofd. “Niet doen, Kees. Fred leidt de training vandaag. Jij niet. Hou je koest.” Ik bromde wat, maar Rogier had wel gelijk.

Dus ik gaf geen commentaar op Klaas, die als laatste aankwam, samen met Denise. Fred wél. “En vanwaar dit gebrek aan loopconditie, meneer van Ommeren en mevrouw Torensma?” Denise wees naar Klaas. “Pijn aan z’n milt. Ik ben maar even bij hem gebleven. Na een minuutje kon Klaas weer verder, zij het rustig aan.” Fred knikte. “Prima Denise, dank je wel. Klaas, gaat ’t weer?” Die knikte. “Gisteravond iets te copieus gedineerd. We hadden wat te vieren: we zijn vandaag twintig jaar getrouwd.” Theo begon te klappen en dat namen we over.
Daarna zei hij: “En vandaag is je trouwdag? Wat doe je dan nog hier, idioot? Ga douchen, kleed je aan en stap in de auto richting vrouw en kinderen. Tenminste… Is je vrouw thuis?” Klaas knikte. “Die werkt niet op maandag.” “Nou, hopsakee dan. Team 1 kan wel een half dagje zonder jou. En je vrouw heeft ook wel een compliment verdiend. Twintig jaar met jou getrouwd zijn… Ik zou het niet kunnen!”
We schoten in de lach en verdwenen toen naar binnen. Douchen! Een kwartiertje later druppelden de eersten onze gemeenschappelijke ruimte binnen, waar team 2 en een deel van Klaas z’n team al zat. “Zo… Lekker uitgelaten?” Eén van de groepsleden van Team 2, Arnold, keek me aan en ik knikte. “Ja. Lekker gelopen. En Fred deed het kalm aan, voor de afwisseling. En nu: lunch!”

Na de lunch liet ik de Piraten rustig hun gang gaan met het uitwerken van de oplossingen voor de ziekenhuizen. Daarbij hoefde ik ze niet op hun vingers te kijken, dat konden ze prima zonder Kees. Ik belde nog even naar de KMA en liet me doorverbinden naar de manager van Paresto, de organisatie die de eetzaal onder beheer had.

Even later hoorde ik een damesstem. “Goede middag, met Leonie.”
“Dag mevrouw. U spreekt met Kees Jonkman. Mevrouw, vanavond kom ik samen met mijn echtgenote en een collea op de Academie voor een lezing over leiderschap. En wij willen graag vooraf nog een hapje eten in uw restaurant. Maar… Wij hebben een hulphond-in-opleiding bij ons; wij zijn gastgezin voor Hulphond Nederland. Mag de hond mee naar binnen, uw waarschijnlijk smetteloos mooie eetzaal in?”
Een lachje klonk. “Meneer, als uw hond netjes opgevoed is, is daar geen enkel bezwaar tegen.”
“Mocca, zo heet de hond, is een bijzonder braaf dier. Behalve dat hij je aankijkt met uiterst smekende ogen als je zit te eten, hebben we hem op nog geen enkele ondeugd kunnen betrappen.”
“Mooi. Dan is de hond van harte welkom. Misschien kan hij sommige cadetten nog wat leren. Maar… een vraag: wat voor hond is het? Een blindegeleidehond? Een ADL-hond of een PTSS-hond?”
“Mocca is nog in opleiding, mevrouw. Woont bij ons thuis; wij voeden hem netjes op en socialiseren hem. De feitelijke opleiding en selectie geschiedt in Herpen, bij Hulphond Nederland. Hij is formeel dus nog geen Hulphond en heeft die status ook niet. Vandaar mijn telefoontje om toestemming.”
“Aha… Da’s netjes, meneer… Jonkman, zei u? Bent u één van de sprekers vanavond? Ik heb uw naam op de aankondiging zien staan. Samen met een andere majoor… Even kijken… van Laar. En de commandant van het OOCL.”
“Ik hoor dat de afdeling Communicatie van de KMA grondig werk doet, mevrouw.”
Weer een lachje. “Die worden er ook goed voor betaald, meneer Jonkman… Of wilt u met majoor aangesproken worden?”
Ik grinnikte. “Nu nog niet, mevrouw. Ik zit in burger achter mijn bureau; ik ben slechts reservist. Vanmiddag trek ik mijn DT pas aan.”
“De term ‘slechts reservist’ is valse bescheidenheid, majoor. We hebben reservisten nodig. Ik zie u vanavond; ik ben één van de toehoorders. De lezingen van commandant OOCL zijn zeer de moeite waard.”
“Goed om te horen mevrouw. Dan hoop ik dat het deeltje wat wij verzorgen net zo de moeite waard is. Tot vanavond en dank voor de bereidwilligheid.”
“Tot vanavond, majoor.” Ze verbrak de verbinding. Mooi, ook geregeld…

Ik kon me nu verdiepen in de warmtewisselaars van het lasbedrijf in Geldrop, het bedrijf waar ‘Tante Truus’ de scepter in de kantine zwaaide. Binnenkort zou men daar gaan beginnen met de installatie en ik had op de tekeningen nog ruimte gezien voor een paar kleine verbeteringen. Die moest ik snel verwerken zodat de monteurs deze meteen mee konden nemen. Monteurs onder leiding van meneer van Meel. Gelukkig. Die had ik vorige week nog even aan de telefoon gehad. Hij was blij met de klus en het was een komisch telefoontje.
“Jullie ontwerpen zitten goed in elkaar, meneer Jonkman. Mooi om daarmee te werken. We hebben er zin in!”
Ik had ‘m verteld dat Gerben en ik onze neus nog wel een paar keer zouden laten zien tijdens het werk.
“Da’s prima! Als u meneer van Wiers dan ook een paar dagen bij ons achterlaat… Hebben we een paar handjes extra voor het sjouwwerk.”
Hij grinnikte.
“Jaja… en de volgende dag is meneer van Wiers helemaal afgepeigerd en kan geen streep meer op papier krijgen zeker? Dan weet ik zeker dat jij de volgende dag bezoek krijgt: eerst ene Kees Jonkman en vervolgens ene Margot Boogman, de vriendin van meneer van Wiers. Kees komt zich beklagen vanwege het gebrek aan productie bij DT en Margot komt zich beklagen over het gebrek aan productie thuis. Ga je niet willen, meneer van Meel!”
Kortom: een leuk gesprekje met een vent die ik helemaal vertrouwde. En ik had ‘m op de hoogte gebracht van ‘Tante Truus’ en haar gewoonten. Daar was hij lekker nuchter onder.
“Dan hebben die dame en ik dezelfde inzichten, meneer Jonkman. Ik geef mijn mensen ook op hun flikker als ze met ongewassen poten aan hun boterhammen zitten. Je wilt niet weten met wat voor troep we af en toe te maken hebben.”
Ook op dat gebied kon ik gerust zijn. “En jullie werkvoorbereider, meneer van Meel? Hoe staat het daarmee?”
Hij bromde. “Vertel ik een andere keer wel, meneer Jonkman. De nieuwe werkvoorbereider doet ten minste z’n werk. Meer zeg ik er niet over.”
Oké, dat was duidelijk: de ‘ouwe’ werkvoorbereider was óf de laan uit gestuurd, óf deed nu ander werk. Prima. Geen last meer van een vent die Chinese rotzooi inkocht maar Duitse degelijkheid in rekening bracht…

“Kees! Hoe laat wil jij in Breda zijn?” Joline stak haar hoofd om de hoek van de deur. “Om 17:00 bij de ingang van de eetzaal, Jolien. Hoezo?” Ze tikte op haar horloge. “Dan wordt het tijd dat je je om gaat kleden… Majóór!” Ik keek op m’n horloge: shit! Al kwart voor vier. Ik liep de groepsruimte in. “Fred… Omkleden.” Ook hij schrok. “Time flies when you’re having fun… Sorry heren, Kees en ik gaan wat cadetten op de KMA opvoeden.” Ik hoorde Willem nog nét zeggen: “Nou, daar gaat het aanstaande Nederlands officierskorps… Compleet verziekt door Fred en Kees!”
Ik reageerde er niet op; dat kwam morgen wel. Hup, burgerkleren uit. Scheren, deo op, overhemd en broek aan, stropdas strikken en schoenen aan. Het jasje van het DT kwam in Breda wel. Baret op… In de gang kwamen Joline, Mocca en Fred nét uit het Backoffice. “Oké, laten we de KMA maar eens aan het schrikken maken, Kees.” Fred grinnikte en de Leopardtank dreunde door de gang. Theo keek op. “Oh, jullie gaan de boel in Breda op stelten zetten? We horen het wel op het nieuws, morgenochtend! Maak deze firma niet helemaal te schande, heren.”
Ik wees. “Joline is erbij, Theo.” Er kwam geen commentaar, dus Theo was gerustgesteld. Of niet, maar dat hield hij voor zichzelf.
We stapten in en ik reed achter Fred aan; zijn Landrover accelereerde wat minder snel dan de Volvo. En hij wist de weg in Breda beter.

Om twintig voor vijf reden we de poort van ‘Het Kasteel’ door. Ik parkeerde de auto op de grote parkeerplaats en trok m’n jasje aan. Joline liep met Mocca even de berm in om een plasje te doen. De grotere boodschap had de hond al in Gorinchem achtergelaten. Baret op, USB-stick in m’n zak met de paar plaatjes die we nodig hadden: een paar foto’s van Fred en mij samen, van onze groep in Afghanistan, een foto van Fred in Mali, van mij met m’n Accuracy in Bosnië en twee tactische tekeningen. Joline had er vandaag nog een foto van het Backoffice van DT aan toegevoegd: alle dames netjes uitgedost en Fred op de achterste rij, met een brede grijns er bovenuit stekend. Die foto zou wel wat hilariteit opwekken…
“Hé ouwe, ben je eindelijk zover?” bromde Fred toen hij naast me stond. “Oh, je zat natuurlijk weer te hannesen met dat rode koord van je…” “Jaloers, majoor van Laar?” snauwde Joline. “Nee hoor”, zei hij met een uitgestreken gezicht. “Bij mij had het toch niet gepast. Mijn biceps zijn wat dikker dan die van jouw echtgenoot, zeg maar. Wilma is er wel blij mee, dus dat rode koord laat ik dan wel voor wat het is.”
Joline proestte en ik had ook wat moeite om m’n lachen in te houden. “Kom lui, volgen. We kunnen Ivo z’n kroketten ten slotte niet koud laten worden.”
Met Fred voorop liepen we naar het ‘Kasteel’, waar ook de eetzaal was. En bij de ingang stond de vrouwelijke kapitein, de ‘officier toegevoegd’ van Ivo ons op te wachten. “Ha, de majoors van Laar en Jonkman… Welkom op het kasteel! En mevrouw Jonkman ook? Leuk dat u ook mee kon, mevrouw. En die mooie hond… Maar die is aan het werk, zie ik.” Ze gaf ons een hand.
“De generaal is nog even bij de Gouverneur naar binnen, hij zou hier om 17:00 zijn.” En met een blik op Joline: “De gouverneur is de commandant van de KMA, mevrouw.” Joline knikte. “Mijn broer heeft vier jaren hier doorgebracht, kapitein, dus ik ken de gebruiken van de KMA wel een beetje. Tenminste… dat denk ik. Voor hetzelfde geld heeft hij alleen maar leugens en sterke verhalen lopen te vertellen thuis.”
Ze keek nieuwsgierig. “En hoe heet uw broer, mevrouw?” “Ton Boogers. Maar hij is Infanterist, geen logistiekeling, zoals u.” Ze keek nadenkend. “Ik denk dat ik ‘m wel ken. Lang, nogal breed, donkerbruin haar, behoorlijk sportief. En nu u het zegt: dezelfde lach als u heeft. Hij zat twee jaar onder mij. Ik ben overigens Christien voor vrienden.”
“Ik ben Joline, en die twee hier naast me zijn Fred en Kees. Maar dat wist je waarschijnlijk al.” Christien knikte. “Ik ben getuige geweest van wat telefoongesprekken tussen Commandant OOCL en de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, waar onder andere deze heren onderwerp van gesprek waren.” Ze grinnikte. “Héél leerzaam, moet ik zeggen…” Ik keek Fred aan. “Nou, daar ging onze reputatie. Down the drain, makker.” Christien keek ons aan. “Dat dacht ik niet… Kees. Mag ik Kees zeggen?” Ik knikte en ze vervolgde: “Ik hoorde een paar rechtstreekse complimenten uit de mond van een drie-sterren-generaal. En die gingen over jullie.”
Toen grinnikte ze. “En van een verrassingsbezoek van de IGK op jullie bevordering. ‘Om de gasten te vertellen wat voor pains in the ass jullie nu écht waren’. Fred zuchtte. “Je had gelijk, Kees. Over onze reputatie. Nog even en de hele KMA weet ervan.” Ik zag Ivo aankomen. “Fred…” We namen de houding aan. “Plaats rust, heren. Welkom op de Academie.” We kregen een hand, Joline een charmante kushand.
“Ik zal u maar niet met ‘juffrouw’ aanspreken, mevrouw Jonkman.” “Doe maar niet, generaal", grijnsde Fred. "Mevrouw Jonkman ontbijt graag met gepocheerde majoors. Een gebakken generaal kan ze dan ook wel aan.” Joline keek me boos aan. “Lomperd… Ik heet Joline, generaal.” “Mooi. En ik ben Ivo, maar dat wist je al. En dat je ook generaals aankon, heb ik in Den Bosch gemerkt. Met je ‘U mag mij aanspreken met mevrouw Jonkman, generaal’. Heren, dames, ik ben hier als gast, niet officieel, dus ik ga gewoon in de rij staan, net als dertig jaar geleden. Geen protocol graag.”

We liepen naar binnen en sloten aan in de rij voor het buffet. Een eerstejaars cadet kreeg bijna een hartverkleppering toen hij omkeek en een generaal achter zich zag staan. We grinnikten. Het menu bestond uit aardappelen, rode kool met appeltjes óf lasagne. Ik koos de rode kool. Een flesje appelsap erbij en een puddinkje, daarmee zou ik de avond wel door kunnen komen. Na het afrekenen gingen we aan een tafel zitten, waar al vier cadetten zaten. “Mogen we aanschuiven, dame en heren?” Ook die schrokken, maar Ivo stelden hen snel gerust. “Ook een generaal moet eten, hoor. En liefst in goed gezelschap, dus… jullie zijn ervan!”
Een ontspannen gesprek volgde, tussen het eten door. Ik had geen spijt van mijn keuze: de rode kool, samen met een runderlapje, smaakte prima. En ondertussen keek ik rond. De hele zaal ademde geschiedenis en traditie. Ondanks dat ik best wel gewend was geraakt aan ‘decorum’ maakte het geheel toch behoorlijk indruk op mij. Als je hier als eerstejaars cadet voor het eerst naar binnen liep, zou deze zaal een onuitwisbare indruk op je maken… Ik grinnikte. Zeker als je er net een twee weken durend introductiebivak op had zitten. In boogtenten, met norse instructeurs voor wie het allerbeste nét goed genoeg was en behoorlijk wat fysieke en mentale inspanning…

“Wat zit jij gemeen te gniffelen, majoor Jonkman? Jij denkt aan iets smerigs!” Fred z’n stem scheurde mijn gedachten aan diggelen. “Ik zat te denken hoe je hier als piepjong cadet voor het eerst binnenkomt. Na je introductiebivak… Dan maakt deze zaal denk ik best wel indruk.” Ivo knikte. “Zeker weten! Maar… laat één van deze jongelui dat maar eens vertellen.” Hij wees een cadet-korporaal aan en die knikte. “Zeker weten, majoor. Ik kwam hier voor het eerst vrijdagmiddag na het intro-bivak. En dacht: ‘Héhé… Eindelijk weer eens gewoon eten. Van een bord. En met normaal bestek. Nou, dat ging even anders: we kregen ook hier les. In tafelmanieren, etiquette, hoe om te gaan met je tafelgenoten enzovoort, enzovoort. En oh ja, in de tussentijd, als je goed oplette, kon je ook nog snel wat eten naar binnen werken… Maar majoor… Dat heeft u toch ook meegemaakt?”
Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Ik ben twaalf jaar geleden opgekomen als gewoon soldaat bij een schoolbataljon. Drie jaar later ging ik als sergeant de dienst uit, ging studeren aan de TU Eindhoven. En na mijn afstuderen daar als academisch docent lesgeven. En uiteindelijk werken als teamleider bij een Ingenieursbureau in Gorinchem. En via-via werden wij, majoor van Laar en ik, gevraagd om terug te komen bij Defensie. Als reservist specifieke deskundigheid. Hij als IT-er, ik als elektrotechnisch ingenieur. Tja, en daar hoorde de rang van majoor bij…” De cadetten knikten en één van hen zei aarzelend: “Bent u vanavond toevallig één van de sprekers, naast de generaal?” Fred knikte. “Ja. En niet alleen wij, maar ook mevrouw Jonkman. ten slotte moet zo’n lezing niet alleen leerzaam, maar ook visueel interessant zijn…”

Verder kwam hij niet, Joline explodeerde. “Fred van Laar! Gedraag je of je ligt weer eens op de grond! En dat je je nette uniform draagt: het zal me een biet zijn!” Haar stem knálde boven het geroezemoes uit, een blaf van Mocca volgde en het werd stil. Fred keek haar alleen maar grijnzend aan, Ivo, Christien en ik zaten te stikken van het lachen en Joline kreeg een kop als een boei. De cadetten hielden zich duidelijk in; een beleefd lachje kon er nét af.
Ik boog me naar de cadetten toe. “De lezing vanavond gaat over leiderschap. Jullie kregen net een demonstratie hiervan.” Een boze blik van Joline was mijn beloning. “Jou krijg ik ook nog wel, majoor Jonkman! Met je ‘humor-tussen-aanhalingstekens’.” Ze keek Ivo aan. “Sorry, Ivo, maar sóms…” Die knikte. “Ik begrijp je helemaal, Joline. Wil je straks een demo geven hoe je Fred op de grond krijgt of…Tenslotte zei Fred dat het visueel ook interessant moest zijn. Ben ik wel benieuwd naar.” Joline keek boos. “Visualiseer dat maar je in je eigen tijd, verdorie!
Ze keek de cadetten aan en snauwde: “En dat geldt ook voor jullie!”
Vier brede grijnzen werden zichtbaar, maar ze gaven geen commentaar. Ik knipoogde alleen maar naar hen. “Tot zover het lesje ‘leiderschap’ van mevrouw Jonkman”, zei Christien droogjes. “Interessant, dat zeker.”
Ivo humde. “Ja. En dat krijgt HQ OOCL morgenochtend tijdens de koffie zeker te horen, Christien?” “U brengt me op ideeën, generaal…” Hij bromde. “Laat ik het niet merken! Iedereen uitgegeten?”
Fred wees op zijn bord. “Nog niet helemaal, Ivo.” Er lag nog een redelijke hoeveelheid lasagne, maar die verdween in een vlot tempo. En zijn pudding ook. “Zo. Ik kan er weer even tegen.” Christien schudde haar hoofd. “Fred, als ik zoveel moest eten, was twee uur nog niet genoeg.” Hij haalde zijn schouders op. “Ik heb een nogal agressieve spijsvertering. Mag ook wel met al die sport…” Ivo maakte er een eind aan.

“Mocca: mee naar het auditorium, spullen klaar zetten. En je mag Joline, Fred en Kees menemen.” En richting cadetten: “Jongelui, smakelijke voortzetting; wij moeten nog wat voorbereiden.” De cadetten knikten. “Ben benieuwd, generaal. En mevrouw.” Borden en bestek wegzetten, daarna liepen we richting auditorium.
Een grote zaal, ook weer imposant ingericht. Groot podium met daarboven een scherm. Iemand van de facilitaire dienst liep er al rond. De beamer ging aan en Ivo drukte een USB-stick in de computer. Powerpoint werd gestart en even later keken we tegen de koppen van Montgomery en Erwin Rommel aan. “Dat hadden die twee nooit gedacht, Ivo. Samen op één scherm.” Ivo trok wat met een mondhoek. “Ze hadden best wel respect voor elkaar, Fred. Ondanks dat het elkaars tegenpolen waren, waren het allebei vaklui. Maar ze voerden hun vak op een hele andere manier uit. Enfin, dat zal ik vanavond proberen over te brengen. Ehhh… Ik kopieer mijn presentatie naar het netwerk hier. Geen risico dat als mijn USB-stick sneuvelt, ik met m’n mond vol tanden sta. Knopen jullie je presentatie er maar meteen aan vast.” Dat was snel gebeurd en de dia’s vlogen even later in sneltreinvaart over het scherm. Dat was in orde.
“Jullie spiekbriefjes, dame en heren?” Ik pakte twee post-its uit mijn borstzak. “That’s it, Ivo.” Fred wees op zijn hoofd. “Ik hoef niet al mijn vloeken en verwensingen richting Kees op een papiertje te zetten, Ivo. Die ken ik nog wel uit m’n hoofd.” “En anders help ik je wel om ze te herinneren, lomperd”, grijnsde ik. “En Joline?” Die haalde een A4tje uit haar tasje. “De vloeken en krachttermen heb er maar uitgelaten, anders had ik vier blaadjes nodig, Ivo.” Die keek wat ongerust. “Houden we het wel een beetje beschaafd, dame en heren? Geen zin in dat het hele cadettencorps van de KMA geen dienst wil nemen bij het OOCL. Ik heb nogal wat vacatures in de lagere officiersrangen…” Toen grinnikte hij. “Ik ben benieuwd heren. En dame. En nu even ontspannen; het is half zeven. Om half acht begint dit circus; de koffie staat klaar bij de Gouverneur. Jullie zijn ook uitgenodigd. Volgen.”

Naar buiten, twee hoeken om en een trap op. Een dikke eikenhouten deur door… potdorie, dit ademde écht ‘cachet’! “Zo Ivo… Vertel eens: wie heb jij op sleeptouw genomen?” Een luchtmachtgeneraal stond in de gang. “Marcel, mag ik je voorstellen aan de drie mede-sprekers van vanavond? Mevrouw Jonkman, haar echtgenoot majoor Jonkman en zijn bud, majoor van Laar. En aanstaand Hulphond Mocca.” We gaven hem een hand en stelden ons voor. De gouverneur ging ons voor naar zijn kantoor: een zeer ruime kamer met uitzicht op de gracht rond de KMA. “Ga zitten, mensen. Welkom op de Academie.” Joline keek op. “Mag Mocca even loslopen, generaal? Hij is netjes opgevoed, maar wil wel graag even kennismaken.” “Mijn naam is Marcel, Joline. Tutoyeren werkt wederzijds. En ja, die mooie bruine Lab mag best even snuffelen, hoor.”
Joline maakte Mocca los, die meteen op verkenning ging. Eerst naar Christien, toen naar Ivo en als laatste, een beetje aarzelend nog, naar Marcel. Maar die aarzeling was snel voorbij; Mocca ging netjes zitten en keek hem aan, ogen in de stand: ‘Toeoeoe… Ik ben zo braaf…’ “Heb jij wellicht ook een hond thuis, Marcel? Deze blik reserveert Mocca alleen maar voor mensen die iets lekkers in hun zak hebben…” Hij lachte. “Ik heb een Hollandse herder thuis. Prima hond uit een goed nest. Een goedzak voor mijn vrouw en pubers, maar waag het niet om ongenood binnen te komen, want dan wil je maar één ding: zo snel mogelijk weer er uit.”
Hij keek Joline aan. “Ik ben heel veel weggeweest. Missies, opleidingen in Amerika, buitenlandplaatsingen… Mijn echtgenote heeft meer dan 75 procent van de opvoeding van onze twee kinderen gedaan. En ik wilde dat mijn gezin veilig was als ik weg was. Dus vanaf dat we getrouwd waren was er een hond in huis. Speelkameraadje voor de kinderen, gezelschap voor mijn vrouw en een hele effectieve portier. En alle vier de honden die we gehad hebben waren familie van elkaar. Een bijzonder mooie stamboom. Maar… Mag ik deze schooier iets geven?” Joline knikte en Marvel stak een hand uit. “Mocca: poot.” Geen reactie. “Probeer het eens met ‘Shake hands’, Marcel. Mocca is een talenwonder.” Hij keek op. “Engels? Nou, maak me gek… Mocca: shake hands.”
Nu kwam de rechterpoot keurig omhoog. “Goed zo! Brave hond hoor! Kijk eens…” Een forse hondenbrok verdween in de zwarte diepte van de Labradormaag en na een kwispel ging Mocca wéér zitten, ogen in de stand: ‘Je hebt vast nog meer…’ “Mocca, ready!” Joline liet de hond merken dat hij moest stoppen met bedelen. En dus zocht de hond een lekker plekje op: bij mijn voeten. Plof…

“Er moét iets defect zijn aan zijn neus, Kees. Kan niet anders. Als een levend wezen gaat liggen maffen vlak bij jouw voeten…” Fred keek me aan. “Luister makker: gelukkig is niet ieder levend wezen behept met jouw tere geur-receptoren. Gelukkig maar.” Marcel, Ivo en Christien keken vragend. “Als Kees in Afghanistan z’n gevechtslaarzen uittrok, was dat genoeg reden voor de Taliban om zich een dagje koest te houden. En ik sliep met hem in dezelfde container…” Fred keek zielig. En werd uitgelachen.
Joline snoof. “Je bent, ondanks al je stoere verhalen, gewoon een watje, Fred van Laar. Een watje met een gevoelig neusje.” We dronken rustig de koffie op, toen werd Ivo praktisch. “Heren… en dame natuurlijk. Ik zal jullie aan het begin van mijn verhaal voorstellen. Daarna mag je weer gaan zitten. Mijn hoofdthema is ‘Leiderschap: vertrouwen of micro-management?’ En dat werk ik uit aan de hand van twee markante figuren: Erwin Rommel enerzijds, Bernhard Montgomery anderzijds. Twee tegenpolen. Daar ben ik een uurtje mee bezig. Dan is er een pauze. Daarna leid ik jullie in: leiderschap op het uitvoerend niveau. Niet omdat dat minder belangrijk is, maar juist omdat dát het leiderschap is waarmee de jonge officier geconfronteerd wordt. Wat hij tot in zijn haarvaten moet kennen. Anders faalt hij. Of zij. En dan komen jullie. Wie eerst?”
Fred wees op ons samen. “Kees en ik hebben afgesproken dat we om en om spreken. Hij als mijn groepscommandant, ik als simpel MAGschutter en buddy. Vertellen elk ons eigen verhaal over dezelfde actie. En dat zijn twee gevechtsacties tegen Taliban en een knokpartijtje tegen de Australische SAS. Er moet ook wat te lachen zijn, ten slotte. En vervolgens neemt Jo het over: leiderschap in de civiele sector, bij het bedrijf waar wij werken. Ons bedrijfsmotto en hoe dat in de praktijk uitpakt. En Ivo: als wij op het podium staan, zit of ligt Mocca schuin achter ons. Als laatste willen wij Hulphond Nederland even promoten, als dat mag.” Ivo keek naar zijn Luchtmachtcollega. “Natuurlijk mag dat. Als Peter van Uhm hier op bezoek komt, doet hij dat ook. Een van zijn voorwaarden om ergens op te komen draven: even zendtijd voor ‘zijn’ Hulphonden.” Ik knikte. “Mooi. Eerlijk gezegd: we hebben het ook van hem afgekeken. Een mooie vent. Oók een voorbeeld van Leiderschap met een hele grote L…”

Beide generaals knikten, toen stond Ivo op. “Dames, heren, hondebeest… We gaan eens die kant uit.” Hij grijnsde. “De KMA op stelten zetten…” “Haal het niet in je hoofd, Ivo. Anders slaap je wéér achter de wacht!” Marcel keek dreigend en Ivo verklaarde: “Met een paar maten was ik een avond gaan stappen tijdens de opleiding hier. En dat liep een beetje uit de hand; we kwamen redelijk dronken bij de poort aan. Die werd toen nog bewaakt door Cadetten. En Marcel was de wachtcommandant; hij liep één jaar op mij voor. Kort en goed: we werden nogal hardhandig in de kraag gegrepen toen we lallend richting legering liepen. En hij zette ons gewoon ‘achter de wacht’, de lomperik.” Joline keek vragend en Marcel verklaarde minzaam: “In de cel, mevrouw. Achter slot en grendel. Betonnen brits, één deken, een emmer om in te pissen en dat was het. Prima manier om nuchter te worden voor kleine eerstejaars cadetjes.”
Ivo knikte. “Ja. En een paar uur later, om half zes ’s ochtends werden we gewekt, moesten de cellen spic en span schoonmaken en om kwart over zes werden we weer vrijgelaten. Geen Marechaussee, geen jaarcommandant die vragen stelde, gewoon een paar uur je dronken zonden overdenken. Alsnog dank je wel, Marcel.” “Je bent er een beetje laat mee, Ivo, maar goed: in dank aanvaard.” Joline keek van de een naar de ander. “Volgens mij zijn jullie ook buds van elkaar… Of heb ik het mis?”
Beide generaal lachten. “Ze heeft ons door, Ivo. Klopt, Joline. Ivo is mijn ‘zeun’, ik ben zijn ‘pa’. We houden elkaar in de gaten. En nu eruit; ik leidt jullie in en mijn motto is ‘op tijd is…’ Verder kwam hij niet: Joline vulde aan. ‘… vijf minuten voor tijd!’ Die wordt bij ons thuis ook nogal rigoureus gehanteerd.” Even later liepen we buiten, Mocca pal naast Joline.

Bij de ingang werden we opgewacht door een cadet-vaandrig die ons naar onze stoelen leidde. Voor in de zaal. Mocca plofte bij Joline neer, kop op zijn voorpoten. Die vond allemaal best. Exact om half acht klom Marcel het podium op en het werd stil in de zaal. “Cadetten, dames en heren genodigden en gasten: welkom op de Koninklijke Militaire Academie. En welkom bij onze maandelijkse historische lezing. Vandaag hebben we niet één spreker, maar vier, misschien wel vijf. Onderwerp is ‘Leiderschap onder vuur’. Iemand die daar heel veel over kan vertellen is de commandant van het OOCL begenadigd amateur-historicus. Ivo…” Hij wenkte en Ivo stond op, liep het podium op. Marcel ging verder. “Wellicht denken en aantal van jullie nu: “Wat weet een generaal nou van leiderschap onder gevechtsomstandigheden?” Ik kan jullie verklappen dat C-OOCL zijn kennis niet alleen uit de boeken heeft. Als pelotonscommandant in Bosnië, als contingentscommandant in Irak én als logistieke duizendpoot in Afghanistan weet hij een en ander ook in de praktijk. En hij heeft nóg een paar mensen meegenomen… Fred, Kees en Joline, komen jullie ook even hier? En Mocca natuurlijk…” Ook wij stonden even later op het podium. Ik keek de zaal in; op de derde rij zat, breed grijnzend, Ton. En verdomme… iets verder naar achteren Derk en Greet. Het moest niet veel gekker worden… Ivo had ondertussen het woord genomen.
“…en ik heb een paar lui meegenomen die als geen ander weten wat ‘leiderschap onder vuur’ inhoudt. De reserve majoors Kees Jonkman en Fred van Laar. En mevrouw Joline Jonkman, de echtgenote van majoor Jonkman, die het leiderschap thuis nogal frequent toepast. En op haar werk ook, heb ik begrepen. Inclusief het op de grond smijten van reserve-majoors.” Fred en ik keken zielig en de zaal schoot in de lach. “Joline en Kees hebben hun hulphond-in-opleiding meegenomen; die bruine schurk naast Joline is Mocca. Daar wordt straks ook iets over verteld. Tot zover mijn inleiding; dame, heren jullie mogen weer gaan zitten.”

Eenmaal weer in mijn stoel keek ik tegen de gezichten van Erwin Rommel en Bernhard Montgomery aan. En Ivo herhaalde mijn woorden van een uur daarvoor: “Die twee zullen nooit gedacht hebben om samen op één scherm te staan. Verbeten tegenstanders, zowel in de woestijn van Noord-Afrika als later in Frankrijk. Twee complete tegenpolen, niet alleen omdat ze Duits en Engels waren en dus elkaars vijanden, maar ook vanwege hun persoonlijkheid en leiderschapsmentaliteit…” Hij ontleedde de achtergronden van beide generaals: afkomstig uit de ‘middenklasse’; Rommel vader was onderwijzer, Monty’s vader was dominee. Hun militaire loopbaan verschilde nogal.
Daar waar Rommel in de Eerste wereldoorlog zich onderscheidde door met slechts twee compagnieën bijna een complete Italiaanse brigade gevangen te nemen, was Monty, na gewond te zijn geraakt, vooral in staffuncties te vinden.
Rommel weigerde om naar de hogere militaire vorming te gaan vanwege diepgeworteld wantrouwen jegens de legerleiding.
Monty doorliep echter het ‘ideale militaire traject’ qua opleiding en vorming.
Uiterst interessant om de carrières van beiden naast elkaar te zien! Ivo moest daar heel veel tijd in hebben gestoken…

Ook hun stijl van leidinggeven kon niet meer verschillen.
Erwin Rommel was zo veel als mogelijk in de voorste linies te vinden.
In zijn SdKfz 250/3 halftrack met de naam 'Greif' reed hij rond en leidde het gevecht bijna net als Napoleon: zicht op het gevechtsveld zodat hij meteen kon reageren als de vijand ergens een zwakke plek vertoonde.
En als hij nóg meer overzicht wilde, stapte hij in zijn Fieseler FI 156 'Storch' verkenningsvliegtuig en bekeek het gevechtsveld van bovenaf. Dáár lag zijn kracht. En meteen zijn zwakke punt: hij verwaarloosde soms zijn logistiek en dat brak hem op, totdat hij een goeie logistieke officier in zijn staf kreeg.
En Rommel was fervent aanhanger van de 'Auftragstaktiek'. Vertel de eenheden wát ze moeten doen, maar vertel ze niet hoé ze het moeten doen. Dat is hun eigen expertise.

Bernhard Montgomery was veel meer de stafofficier. Alle operaties uiterst grondig voorbereiden, tot in het kleinste detail. Gebruikmaken van misleiding. Geen risico's willen nemen. De Amerikanen smaalden wel eens: 'Monty wil in de verdediging de oorlog winnen.' Dat was ook een van zijn karaktertrekken waardoor hij regelmatig in comflict kwam met George Patton, de flamboyante Amerikaanse tankgeneraal. Maar áls Monty in de aanval ging, ging dat ook grondig.
De slag om El Alamein was daar een voorbeeld van: Diepe verdedigingslinies en door middel van een grootschalige misleidingsoperatie in het zuiden de Duitsers de indruk geven dat de grote aanval dáár vandaan zou komen, zodat ze hun verdediging meer naar het zuiden richtten. En toen de Engelse aanval tóch uit het oosten kwam, stonden de Duitsers al met 3-0 achter... Een van de mindere eigenschappen van Monty was dat hij zich met het kleinste detail bemoeide. tot en met de kleur van de hoofddeksel van de SAS aan toe. Tegenwoordig zouden we hem een 'micromanager' noemen.
De enige operatie die hij niét tot in alle details voorbereidde was operatie 'Market Garden'. Die werd binnen een week in elkaar geflanst. Reden? Monty wilde Patton en de Russen voor zijn door via Arnhem door te stoten naar het Ruhrgebiet. Ive zei en passant: "Als Mongomery hier, op de KMA, een aantal college's had gevolgd, had Market Garden er heel anders uitgezien.'
Voor de oorlog was een van de opdrachten van de Hogere Krijgsschool geweest: 'Maak een plan om vanuit Brabant de Veluwe te bereiken.' En telkens liepen die plannen vast in... de Betuwe, waar de tanks niet van de wegen af konden omdat ze dan weg zoudden zakken in de zompige Betuwe klei...

Voor dat ik het wist was er ruim een uur voorbij en tijd voor een pauze. Ivo liep naar beneden en werd meteen bestormd door cadetten. Tijd voor koffie had hij waarschijnlijk niet, dus toen ik bij de koffie-uitgifte stond haalde ik meteen een kop voor hem. Ik had gezien hoe hij z’n koffie dronk: zwart met een piepklein scheutje melk er in. Toen ik weer bij hem in de buurt was, kon ik er nauwelijks doorkomen, dus… “Dames, heren… Personeel! Heet water met een kleurtje!” Mijn stem iets harder dan normaal.
“Generaal… een bak koffie. Hard nodig, schat ik zo.” Hij keek op. “Fijn, Kees. Daar was ik wel aan toe.” “Ik zag het. Geniet ervan.” En weer terug door de menigte.
“Solliciteer jij nou naar mijn functie, Kees?” Christien kwam met twee koppen koffie bij de counter vandaan. “Nou… ehh, nee. Ik heb al moeite om m’n eigen agenda op orde te houden, laat staan die van een generaal. Wees niet bang, Christien. Maar was een van die kopjes voor Ivo?" Ze knikte. "Nou geef mij die dan maar; C-OOCL is al voorzien.” Na even kletsen met Christien werd zij aangesproken door een andere kapitein.
Ik keek rond, op zoek naar Greet en Derk. Die stonden in een hoekje met Ton, Fred en Joline te kletsen. Mooi. Vijf voor de prijs van één. Nou ja, met Mocca erbij vijf en een half. Ik liep er naar toe. “Goede avond samen! Vermaken jullie je een beetje?” Greet keek op. “Tot nu toe wel, Kees. Maar het is de vraag of dat zo blijft na de pauze.” “Je blijft af en toe een krengetje, Opperwachtmeester. Derk: voed die aanstaande schoonzus van je eens een beetje op!”
Derk schudde meewarig zijn hoofd. “Dat probeer ik al een aantal jaren, Kees. Kansloos. Daarom was ik blij te horen dat jullie die taak een beetje gaan overnemen, nu ze in jullie vriendenclub zit.” Greet bitste: “Niemand voedt mij meer op, overste. Nou ja, behalve mijn liefje dan. Maar daarom is het dan ook mijn liefje; die mag dat.” Ton keek me aan. “Ik dacht dat Greet na een Sinterklaasweekend wel zou dimmen. Maar ik geloof dat ik dat een beetje heb onderschat.” “Het werkwoord ‘dimmen’ kent ze niet, Ton. Hooguit van autorijles, maar daarna houdt het wel op. Ik ken haar niet anders.” Derk grinnikte.
Ik vond het tijd om in te grijpen. “Hé, jullie staan mijn meer dan briljante bugeldocente zwaar in de maling te nemen! Kappen daarmee, of ik stuur Mocca op je af!” De kop van de hond ging meteen verwachtingsvol omhoog. “Mocca… Bengel was al zo corrupt als wat, maar die verbleekt bij de ‘gevoeligheid voor brokjes’ van Mocca.” Ton klonk smalend. Hij bleek wel gelijk te hebben: op het woord ‘brokjes’ ging een bruine kop meteen naar hem toe en een even bruine staart enthousiast heen en weer. Ton wees. “Zie je wel? De gemiddelde Zuid-Amerikaanse president kan er nog wat van leren…” “Kom maar bij Greet, hoor Mocca. Die luitenant is al net zo’n koppig type als die beide majoors hier. Allemaal lompe Infanteristen…”
“Hoho Opper, even dimmen graag."De stem van Fred donderde zoals gewoonlijk weer. "Weliswaar draag ik het baretembleem van de Limburgse Jagers, maar mijn Infanterietijd ligt héél ver achter mij. De laatste acht jaar van mijn tijd als ‘beroeps’ heb ik me enkel en alleen met verbindingen en cyber bezig gehouden. Reden: daar krijg je ten minste niet zulke vieze klauwen van.”
Ik keek hem aan. “Oh? En wie oh wie vertelde bij zijn sollicitatiegesprek bij DT dat hij de verbindingskabels in Mali zélf had ingegraven, mooie cybergoeroe? Of stond je toen een potje te jokken? Dan meld ik dat morgen even aan Theo.” Fred keek me open mond aan. “Verdomme, jij onthoudt ook alles… Nee Joline, ik ga me hier niet opdrukken. Slecht voor mijn mooie pak.” Greet giebelde: “En je imago natuurlijk…”

Een bel klonk en het publiek liep weer naar zijn of haar zitplaats. “Nou ouwe… wij mogen zo…” Ik keek Fred aan. “Weet je de verdeelsleutel nog? Ik vertel en jij vloekt en tiert. Oké?” Fred gromde. “Ik kan ze hier ook vertellen wat voor een oetlul jij soms kan zijn, vriend. Denk er om!” Joline greep me bij een hand. “Dan vertel ik wel iets over jouw capriolen bij DT, majoor van Laar. Denk er om!” Ze keek dreigend en hoorde een nauwelijks hoorbaar ‘verdomme’ bij Fred vandaan komen.
“Dames en heren…” Ivo stond alweer op het podium en het werd stil in de zaal. “Ik heb u net een uur lang verveeld met verhalen over twee ouwe veldmaarschalken. Knap dat u niet in slaap bent gedonderd. Daar krijgt u de tweede helft van deze avond sowieso geen kans voor, want dan wordt u nogal hardhandig wakker gemaakt. Ik heb drie gasten meegenomen die u mee gaan meenemen in de wereld van ‘leiderschap in de harde praktijk’. Fred en Kees, kunnen jullie hier komen staan?” Even later stonden we weer op het podium. Naast Joline zag ik Mocca een beetje worstelen.
“Eén moment, Ivo… Mocca, kóm!” Joline liet de hond los en die sprintte de trap op en ging naast me zitten. Ivo keek het nadenkend aan. “Ehh… Kees: ik had graag gewild dat je iets zou zeggen over leiderschap over ménsen. Zo’n demo is leuk, maar…” Ik grijnsde. “Wacht maar af, generaal…” Fred zuchtte demonstratief en de zaal gniffelde. Fred en ik kregen een microfoon. “We zullen ons eerst eens netjes voorstellen, dames en heren. Fred: leef je uit.” Hij had de microfoon nauwelijks nodig: zijn bas dreunde zo al door de zaal.

“Dank je, Kees. Dames, heren: ik ben Fred van Laar. Kees en ik hebben een gezamenlijk verleden. Hij was mijn plaatsvervangend groepscommandant toen ik nog een simpele MAGschutter was. En binnen twee weken Afghanistan was het uit met dat simpele leven: Kees werd groepscommandant en ik mocht die klere-MAG aan iemand anders overdragen. Ik werd plaatsvervangend groepscommandant. Minder sjouwen, minder slaap en als laatste eten, verdorie… Enfin, na Afghanistan ging ik op aanraden van Kees naar de KMS en tot iets meer dan een jaar geleden was ik sergeant-majoor bij het Cybercommando. Wanneer ik adjudant zou gaan worden wist alleen onze lieve Heer. En de personeelsdienst van Defensie. Ondanks dat ik ondertussen een Master had op cybergebied.
Kort en goed: ik was er wel een beetje klaar mee en verliet de dienst. Ging werken bij DT. Een klein maar uiterst deskundig ingenieursbureau in Gorinchem. Waar mijn ouwe Afghanistanbud Kees de scepter zwaaide over een stel knotsgekke ingenieurs. Beviel prima.
Maar ja: op een gegeven moment werden wij in ons nekvel gegrepen door een niet nader te noemen recruiter van Defensie en voor dat we het wisten waren we weer terug in uniform, nu als reservist. Kees als de elektrotechnisch ingenieur die hij nu eenmaal is, ik als Ingenieur IT- en Cyber. En daar hoort een bepaalde rang bij, dus dit voorjaar vond er een nogal zeldzame ceremonie plaats bij het Cimic-bataljon: de bevordering van een sergeant-majoor en een sergeant b.d. tot majoor. Er is een zekere luitenant in de zaal die daar nogal jaloers op schijnt te zijn…”
Ik zag Ton z’n gezicht vertrekken en Greet, naast hem, gniffelen. “Tot zover mijn intro. Kees: jouw beurt.”

"Merci. Dames, heren ik ben Kees Jonkman. Als jullie me aanspreken met ‘majoor’ kan het zijn dat ik niet meteen reageer; die aanspreektitel zit nog niet helemaal in m’n systeem. Behalve als mijn bugeldocente of mijn lieve echtgenote me zo aanspreekt; dan weet ik dat ik op m’n flikker ga krijgen. Leiderschap en zo. Maar daar kom ik nog wel op terug.
Twaalf jaar geleden ging ik als 18-jarige in dienst. Niet hier op de academie, maar als gewoon soldaat. Ik werd YPR-chauffeur van een Infanteriegroep in Oirschot, lekker technisch. Lid van een team. Kameraadschap. Enfin, na een half jaar stapte soldaat der eerste klasse Jonkman in Sarajevo uit een vliegtuig en begon m’n eerste missie: SFOR in Bosnië. Op eigen verzoek deed ik daar de opleiding tot SLA: Schutter Lange Afstand. Op 1.100 meter de rode ster uit een blikje Heineken schieten. En als SLA heb ik meegeholpen om een aantal oorlogsmisdadigers op te pakken en hun lijfwachten te elimineren. Maar ook, samen met mijn groepscommandant, de toenmalig sergeant Loermans, een gewond Romajochie uit een mijnenveld gehaald. Vandaar dit rode koord.
Terug uit Bosnië werd ik plaatsvervanger. Dingen regelen op groepsniveau, de commandant ontlasten. En een jaar later gingen we, inclusief een nieuwe en nogal uit de kluiten gewaasen MAGschutter weer op missie: ditmaal naar Afghanistan. En binnen twee weken was ik groepscommandant. Onze groepscommandant slikte een behoorlijk aantal scherven van een Taliban handgranaat tijdens ons eerste vuurgevecht daar. Ik nam het gevecht over, samen met Fred. Kortom: een week later had ik de strepen van sergeant Grad Dekker op mijn schouders en Fred mijn ouwe korporaalsstrepen.
En zo gingen we verder als 22B, de Bravogroep van het 2e peloton van de Bravocompagnie. Na Afghanistan ging ik de dienst uit. Geen wrok; ik had er enorm veel geleerd, maar ik wilde verder de techniek in. Dus: de masterstudie elektrotechnisch ingenieur op de TU Eindhoven. En nadat ik m’n bul haalde werd ik gevraagd als academisch docent. Moest ik ook ‘nog even’ m’n onderwijsbevoegdheid halen. Dat lag niet helemaal in m’n DNA, maar goed… En na twee prima jaren daar solliciteerde ik naar de functie van Teamleider bij Developing Technics in Gorinchem en werd aangenomen. Wéér groepscommandant dus, maar nu van een stelletje eigenheimers met academische titel. En na wat… ahum… opstartproblemen liep het team als een sneltrein.
En als prettige bijkomstigheid liep ik daar de vrouw van mijn dromen tegen het lijf: Joline. Waarmee ik ondertussen een half jaar getrouwd ben. En samen zijn wij sinds kort gastgezin voor Hulphond Nederland en mogen wij Mocca, deze bruine lab, opvoeden tot hij gereed is om de feitelijk opleiding tot Hulphond in te gaan. Da’s over een maand of drie het geval; dan moeten we afscheid nemen van deze mooie hond.” Ik viste een brokje uit mijn zak. “Mocca: zit.” De hond kwam overeind en het brokje ging er in. “Zo, die is ook weer tevreden. Mocca: zoek Joline!”

De hond sprong overeind, rende het trapje af naar Joline en ging daar lekker aan haar voeten liggen. “Zo. dat was de inleiding. Over onze verdere militaire loopbaan heeft Fred jullie al bijgepraat. En ondertussen zijn we samen weer terug geweest naar Bosnië, nu als ingenieurs in een groen pak met vlekken om de mogelijke aanleg van een nieuwe waterkrachtcentrale in Travnik, centraal Bosnië te verkennen. Als de heren in Travnik het er over eens zijn dat dat ding er moet komen, levert Nederland een stuk expertise. En het zou fijn zijn als hier een kan water stond met een paar glazen, want ik krijg een beetje last van m’n keel.”
Achterin sprong iemand op en even later werden er een grote kan water en twee glazen op de katheder neergezet door een cadet-sergeant. “Dank je wel, sergeant…” Ik keek op zijn naamplaatje. “…van der Kleij. Wat is je voornaam, sergeant?” “Josias, majoor.” Dank je wel, Josias.” Hij liep het podium weer af en ik wees. “Leiderschap, daar ging het vanavond over, toch? Eén van de eerste zaken die me opviel toen ik bij de parate Infanterie kwam: voornamen waren ‘not done’. Men werkte met achternamen. Uiterst onpersoonlijk en ik baalde er van als iemand me aansprak met ‘Jonkman’. Dan reageerde ik meestal met: “Ik heet Kees, hoor.” Ik ben er nog steeds allergisch voor.
Maar daar had men maling aan; op mijn naamplaatje stond ‘Jonkman’. Toen ik plaatsvervanger werd, heb ik de groep op een avond bij elkaar gehaald en gezegd hoe ik er over dacht. “Wij zijn één team: 22B. Moeten van elkaar op aan kunnen, want straks zitten we samen in die zandbak. Rangen zijn handig en zo, want dan weet je wie de baas is, maar het hanteren van voornamen doet daar in mijn optiek niets aan af. Dus vanaf nu graag de voornamen gebruiken, oké?”
En men was het daarmee eens. De volgende dag lichtte ik onze groepscommandnat, sergeant Dekker in. Die was not amused. “Moet ik iedereen nou bij de voornaam gaan aanspreken, Jonkman? Van de meesten ken ik die niet eens…” En ondanks dat sergeant Dekker een prima vent was, viel me dat tegen en dat zei ik ook tegen hem. En na een korte preek van mij keek hij me aan. “Ik ga het proberen… Kees. Morgen ken ik alle voornamen uit mijn hoofd. Maar als ik merk dat één van jullie daar misbruik van maakt…”
Kortom: vanaf dat moment gebruikten we voornamen. En dat werkte! Totdat onze pelotonscommandant er achter kwam. Die kwam nét van dit mooie instituut, ons peloton was zijn eerste commando. Hij ontstak in heilige woede. Het was ondenkbaar dat een soldaat zijn sergeant met de voornaam aansprak! En ik werd, als aanstichter van deze ‘rebellie’, bij hem op het matje geroepen. Wie ik wel niet dacht dat ik was? Hij bepaalde het beleid binnen het peloton, enzovoort, enzovoort. Onze OPC zat erbij en die vrat bijna zijn snor op van het lachen.
Enfin, ik liet de hele storm over me heen razen en heb hem toen de vraag gesteld: ‘Heeft u klachten over de werkwijze van de Bravogroep, luitenant? Zo ja, nú zeggen.’ Toen stond hij met z’n mond vol tanden, want een week voor hij het commando van het peloton overnam had de Bravogroep en groepswaardering ontvangen van de CC. ‘Het is niet in lijn met de krijgstucht, Jonkman’, was zijn antwoord.
En toen was het mijn beurt om pissig te zijn.
‘Het enige wat in strijd is met de krijgstucht, luitenant, is het feit dat u voorbij gaat aan het feit dat ik een rang heb. Voor het gemak vergeet u dat even. Of dat bewust is of niet: ik weet het niet, maar u mag mij aanspreken met ‘korporaal Jonkman’ of met ‘Kees’. U mag kiezen.”
Ik zweeg even en nam een slok water.
“Kortom: zie hier het dilemma waar jullie als jong officier straks moeten dealen. Je neemt het commando op je van een peloton mensen. Onervaren lui, nét van het schoolbataljon, maar ook ervaren lui, die Afghanistan en Mali al een paar keer gezien hebben. Die het gevechtsinsigne dragen en voor wie jij de zoveelste academisch geschoolde betweter bent…”
Ik keek rond. “Als ik iemand in deze zaal met die opmerking beledigd heb: sorry. Maar hou je vast: er gaan er nog meer komen.”

Ik liet bewust een stilte vallen en het geroezemoes in de zaal nam toe. “Dames en heren: ik pleit niét voor het negeren van de militaire omgangsvormen. Integendeel, die zijn een deel van onze militaire waarden. Waar ik wél voor pleit is, en dat gebeurt gelukkig op een aantal plaatsen al, bevrijding van het ‘schouderfixatiesyndroom’. Kijk éérst naar het naamplaatje van je gesprekspartner en dan pas naar zijn of haar rang. En verdiep je, zeker als leider, in de persoonlijkheden van het personeel waar jij de zorg voor hebt.
En ik zeg expres ‘de zorg voor hebt’ en gebruik niet de term ‘waar je het commando over voert’. Dat lijkt weliswaar best wel op elkaar, maar het accent ligt anders. Als ik het heb over ‘zorg voor je personeel’ houdt dat in dat je iedereen naar waarde inschat en zo ook inzet. Fred hier was eerst MAGschutter. Toen ik groepscommandant werd, werd hij plaatsvervanger en Tim werd de nieuwe MAGschutter. Maar Tim was een stuk tengerder dan Fred, dus op mijn verzoek droeg Fred tijdens de écht fysieke dingen, zoals lange marsen waarbij de kans op gevechtscontact klein was, tóch de MAG. Zodoende kreeg Tim wat meer lucht en Fred had z’n liefje weer een tijdje in z’n armen. Iedereen blij, toch?”
Ik keek Fred aan en die keek nijdig terug.
“Ja, alsnog dank je wel, Kees. Het is maar een geluk dat het CIMICbataljon geen MAGs in de bewapening heeft, anders had je me er vast weer mee opgescheept, verdomme…” Gelach in de zaal. Ik vervolgde: “Tot zover mijn inleiding, dames en heren. En als vragen zijn, dat was ik nog vergeten te vermelden, laat horen.” Christien stond op, de microfoon van commandant OOCL in haar handen. “Als je even je hand opsteekt als je een vraag hebt, kom ik met de microfoon naar je toe.”

Meteen stond er midden in de zaal een cadet op, hand omhoog. “Momentje…” Even later hoorde we: “Cadet John Aalbers, majoor. U kwam nét van school toen u in dienst ging. En tóch al die wijsheid… Hoe oud was u, toen u plaatsvervanger werd?” Ik grinnikte. “Je bent bijzonder diplomatiek, John. Binnen de groep waarmee ik in Bosnië werkte, ging een uitdrukking rond. 'Sergeant Loermans weet alles; soldaat I Jonkman weet alles beter.' Gelach uit de zaal.
Maar om op je vraag terug te komen: ik had er, toen ik plaastvervsanger werd, al een missie op zitten. Bosnië. En gezien in wat voor wereld je terecht kwam als je niet meer van je buren op aan kon. Ik ben daar in zes maanden tijd nogal snel volwassen geworden, John. Op het ene moment achter de sticks van de YPR door de bergen rijden met ‘black ice’ op de wegen, wetende dat je weliswaar ijsklauwen onder je tracks had, maar dat je YPR bij één verkeerde move van de sticks zonder pardon het ravijn in kon donderen. Met jou en je hele groep er in…
En op het andere moment door de scope van je Accuracy kijken naar de vent op het platte dak van een huis, wetende dat dat sjekkie wat hij nu opsteekt, zijn laatste is. Omdat hij én z’n mitrailleur een bedreiging vormt voor de aanvalsgroep die straks binnenvalt. Als het commando komt dat je die vent op het dak moet uitschakelen, moet dat gebeuren. Punt. Daar wordt je vrij snel volwassen van, John.
En men roept: 'leeftijd is slechts een getal'; ik was 19 toen ik in dienst ging. In Bosnië werd ik 20, in Afghanistan 21. Maar soms voelde ik me 80.”

“Ja, zo zag je er af en toe ook uit, Kees…” hoorde ik naast me.
Gelach. “Sorry lui, maar ik sta hier voor de vrolijke noot, om Kees z’n serieuze verhaal wat op te leuken…”

De stem van Christien kwam uit de zaal. “Jullie lijken anders ook aardig op die twee oudjes van de Muppetshow: Stadler en Waldorf.” Een lachsalvo ging door de zaal; Ik zag een enorm brede lach bij Joline en Greet stak twee duimen op. Fred en ik keken elkaar aan. “Nou moe… Kapitein: blijf gerust achter in de zaal staan; als u hier op het podium komt, zou u zomaar eens kunnen struikelen.” Ivo stak vermanend zijn vinger op en Fred nam het woord weer.
“Goed, tot zover het college ‘Leiderschap bij de Infanterie’ door ene Kees Jonkman. Nu de harde praktijk; een verhaal uit Afghanistan. Kees vertelt zijn verhaal, ik beschrijf mijn gevoelens en wat opmerkingen die ik uit onze groep hoorde. Kees, brand los: de rivieroversteek…”
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...