Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Mucike
Datum: 30-05-2025 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 1084
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 44 minuten | Lezers Online: 1
Uitbreiding
De zondag was echt zo’n dag na de vorige dag. Waar de zaterdag vol zat met activiteit. spanning en verrassingen, verliep de zondag erg gezapig. Wat uitslapen, wat huishoudelijke klusjes doen en een begin maken met het voorbereiden van de studieweek. Het ging gewoon zijn normale gangetje.

Heel anders dan de zaterdag waar ook op de avond nog het nodige te beleven was. Sowieso kwamen Noor en Dré iets na zessen dolenthousiast terug van hun bezoek aan Diergaarde Blijdorp. En dat had het nodige tumult toegevoegd aan de toch al uitgelaten sfeer in huis. Het was voor mij een mooie gelegenheid om Soof en Suus wat beter te leren kennen. Het was goed te merken dat die met Hilde gewend waren om zich op luchtige en ontspannen wijze in grotere gezelschappen te bewegen.

Hilde had voor het hele gezelschap een rijsttafel besteld bij de afhaalchinees en die lieten we ons allemaal goed smaken. Voor Lieve en Anne was het eten een hele openbaring, omdat, naar wat later bleek, er in België en het het noorden van Nederland veel minder Chinees-Indische restaurants waren dan in het westen en zuiden van Nederland en ze daardoor niet met de Aziatische keuken in aanraking waren gekomen.

Al met al was de gezamenlijke maaltijd een goede afsluiting van een gedenkwaardige dag. De eerste bijeenkomst van Amor Omnia Vincit was bijzonder geslaagd en dat smaakte naar meer.

Rond tien uur waren de laatste gasten de deur uitgegaan en konden we ons opmaken om naar bed te gaan. Noor en Dré lagen al eventjes op één oor, het bezoek aan de dierentuin had ook hen veel kruim gekost en ze hadden zich daarom redelijk vroeg te ruste begeven.

De nacht verliep zonder een verstoring van welke aard dan ook, ook omdat Hilde, Nannie en ik zo moe waren dat we in ons eigen bed gingen slapen.

De volgende ochtend werd ik fris wakker, voelde me prima en had zin om wat dingen op mijn gemak aan te pakken. Voordat ik ging douchen liet ik Stein even in de tuin uit en gaf hem te eten. Hij had zich de gehele vorige dag keurig gedragen en had zich in de ochtend kunnen inhouden en was ook niet zoals de dag ervoor naar boven gekomen. Ik nam mij dan voor om later op de dag een heel eind met hem te gaan wandelen.

Na het douchen, waar ik mijn tijd voor nam, maakte ik mijn ontbijt klaar dat ik tijdens het lezen van de zaterdag krant verorberde.

Het was rustig in huis en van buitenuit klonken de slechts sporadische zondagse geluiden van een enkele auto of brommer. Ik was kennelijk niet de enige die behoefte had aan rust en kalmte.

Pas toen ik de laatste slok koffie had genomen en aanstalten maakte om mijn ontbijtspullen af te wassen, hoorde ik iemand de trap af lopen.

Het was inmiddels kwart voor elf geworden en meestal was Dré in het weekend dan al lang op.

Ik stond met mijn rug naar de deur toe mijn ontbijtbordje in de gootsteen af te spoelen, toen ik voelde dat iemand mij van achteren omhelsde en me een zoen in mijn nek gaf.

“Goedemorgen Moets! Lekker geslapen?” hoorde ik Hilde vragen. Ik wendde mijn gezicht naar haar toe en gaf haar een zoentje terug en zei: “Ja zeker! Ik was gisteravond bekaf en viel als een blok in slaap zodra ik mijn gezicht in mijn kussen begroef. Aan één stuk door geslapen. Ik had trouwens verwacht dat Dré wel al uit bed zou zijn en het verbaasd mij dat hij nog niet boven water is!”

“Ik heb net nog even in zijn kamer gekeken,” zei Hilde terwijl ze haar ontbijt klaarmaakte, “maar hij ligt nog steeds te pitten.”

“Dan moet hij gisteren wel erg moe zijn geweest!” zei ik, “het komt haast nooit voor dat ik eerder uit bed ben dan hij.”

“Ik laat hem nog maar even lekker uitslapen,” zei Hilde, die, omdat ze hoorde dat de keukendeur weer open ging, zich omdraaide om te zien dat op dat moment Nannie de keuken binnenstapte. Tegen haar gewoonte in had die laatste zich helemaal aangekleed om erop uit te gaan; de zondag was immers een relaxdag voor haar en meestal kwam ze dan nog in pyjama en kamerjas naar beneden.

“Goedemorgen, Nan! Ga je ergens naar toe?” zei ik op schalkse toon omdat ik donders goed wist wat er aan de hand was.

“Uh, ja, ik dacht met de hond te gaan wandelen om even een frisse neus te halen,” antwoordde ze op luchtige toon alsof er niets aan de hand was, “tenminste, als dat goed is?”

“Ik heb er geen probleem mee,” zei Hilde terwijl ze verder ging met het klaarmaken van haar ontbijt, “ maar moet je niet eerst wat eten voordat je de deur uitgaat?”

“Nee, hoor!” riep Nannie vanuit de bijkeuken waar ze ondertussen al naar toe was gelopen om de riem van Stein te pakken, die daardoor in de gaten kreeg dat hij eruit mocht. Kwispelend liep hij naar haar toe om te gaan zitten zodat ze de riem aan zijn halsband kon bevestigen.

“Tot straks!” riep ze nog bij het verlaten van de bijkeuken en met een zachte maar hoorbare klap viel de buitendeur weer in het slot.

“Als dat maar goed gaat,” verzuchtte Hilde, “ik kan me niet herinneren dat ze veel ervaring met honden heeft opgedaan in het verleden. Trouwens, vind jij ook niet dat ze nogal rap de deur uit was gegaan? En zonder ontbijt!”

“Volgens mij,” begon ik, “wilde ze op tijd in het park zijn om Wodan te ontmoeten!”

“Wodan!? Wie is Wodan?” vroeg Hilde met een frons op haar gezicht terwijl ze aan tafel ging zitten.

Om de spanning wat op te voeren schonk ik mezelf nog een kop koffie in en ging tegenover haar zitten.

“Nou, voor de draad ermee! Wie is Wodan?” vroeg Hilde nogmaals en nu op enigszins ongeduldige toon.

“Wodan is een hond waarmee Stein eergisteren in het park heeft lopen ravotten en die hadden het heel leuk samen!”

“Een hond!?” vroeg Hilde met een blik van ongeloof op haar gezicht.

“Ja, en die hond heeft een baasje en die heet Joeri. En ik heb zo het idee dat Nannie die wel heel erg leuk vond!”

“Ah! Dat zal het zijn!” zei Hilde op begripvolle toon, “nou, ik ben benieuwd hoe die eruit ziet.”

“Breed, lang, halflang blond haar, stoppelbaardje en gespierd,” gaf ik als beschrijving, “doet iets in verzekeringen, schade-expert dacht ik.”

“Knap en een goede baan, zo te horen,” reageerde Hilde op mijn beschrijving, “hmmm, zou ze dan dit keer wel iemand treffen die bij haar past?”

“Hoezo dit keer?” vroeg ik terwijl ik me realiseerde dat ik eigenlijk weinig tot niets wist van het liefdesleven van Nannie, behalve van wat mijn aandeel daarin betreft.

“Nou,” begon Hilde te zeggen, “ze heeft ooit eens iets gehad met een vent uit de omroepwereld. Die mocht ik al vanaf het begin niet, zo’n onuitstaanbare kerel die het hoog in zijn bol heeft, zoals zovelen in die wereld. Ik zag dat hij haar alleen als een soort van trophy wife gebruikte om goede sier te maken bij zijn concullega’s. Maar ja, liefde maakt blind, hè. Het heeft al bij al toch ruim een half jaar geduurd voordat Nan erachter kwam dat hij alleen in haar was geïnteresseerd vanwege haar looks. En toen was het gelukkig snel voorbij.”

“Wat gek!” gaf ik aan, “ik heb daar nooit iets van gemerkt of geweten! En dat terwijl ik toch altijd op goede voet met haar heb gestaan.”

“Het speelde zich af net nadat Josie er met jou de brui aan gaf. Ik denk dat jij toen andere dingen aan je hoofd had,” bracht Hilde me in herinnering. “Het heeft wel wat impact op haar gehad,’ vervolgde ze haar verhaal, “Nan heeft enige tijd wat minder zelfvertrouwen gehad, maar dat ging gelukkig voorbij toen jij bij mij kwam wonen en we met zijn drieën met elkaar begonnen te knuffelen. Dat heeft haar heel erg goed gedaan, vooral de respectvolle wijze waarop jij met ons vrijt en vooral de aandacht die jij geeft aan je sekspartner!”

“O,” zei ik enigszins beduusd, “dat heb ik dus nooit zo in de gaten gehad!”

“Wat we een tijdje geleden al tegen je zeiden, jij bent altijd zo op de ander gericht dat je niet echt in de gaten hebt wat voor effect je op die ander hebt behalve wat je direct teweegbrengt zoals lichamelijk genot.” Hilde stond van de tafel op om haar ontbijtspullen af te wassen, maar gaf me nog een zoen op mijn kruin voordat ze bij het aanrecht stond. “Ik heb haar zelfvertrouwen toen weer heel snel zien herstellen. En dat is maar één van de redenen waarom we zo verzot op je zijn!”

“Goh,” zei ik toen nog veel beduusder, “nooit geweten of erg in gehad!”

Ik voelde me een beetje opgelaten onder zoveel loftuitingen en probeerde daarom het gesprek een andere richting in te krijgen. “En hoe zit het eigenlijk met Joël en jou?” vroeg ik dan ook, “morgen komt hij het alarm installeren en kunnen we daarbuiten nog iets anders verwachten?”

Hilde draaide zich om terwijl ze de laatste ontbijtspullen aan het afspoelen was en zei terwijl ze me vorsend aankeek: “Nieuwsgierig Aagje! Maar ik geloof dat ik je wel een verklaring schuldig ben.”

Ze droogde haar handen en schonk nog een kop koffie voor zichzelf in. Ze nam weer tegenover mij aan de tafel plaats, nam een slok en begon: “Joe, of beter Joël, is voor mij wat de Amerikanen noemen “the one who got away”. Als we toen niet zo abrupt uit elkaar waren gerukt en vervolgens elkaar niet meer hadden kunnen vinden, had ik waarschijnlijk wel geprobeerd een leven met hem op te bouwen.”

“Wat let je om dat nu niet alsnog te proberen?” bracht ik naar voren.

“Ik weet het niet. Zou er niet teveel tijd overheen zijn gegaan?” vroeg Hilde zich enigszins vertwijfeld af.

“Daar kun je alleen achter komen als je er werk van maakt!” zei ik, “een neen heb je en een ja kun je krijgen. En misschien wil hij zich ook bij ons genootschap aansluiten. Het zou ook goed zijn voor de balans in de groep om er meer mannen bij te hebben. En Soof, Suus en jij kennen hem al èn vertrouwen hem, dus zal de rest van ons er geen bezwaar tegen hebben!”

“Ja, maar als het nu op een teleurstelling uitloopt. Dan worden misschien ook mijn herinneringen aan die tijd geraakt en ik weet niet of ik dat wel wil.”

“Dit is toch echt niet iets voor jou, Hilde,” bracht ik er tegenin, “ik heb zelden zo’n zelfverzekerde vrouw gezien als jij en als er iemand iets van kan maken ben jij dat wel. Kom op, zeg! Niet bang zijn!”

Ze stond op en liep naar me toe en omhelsde me: “Je hebt gelijk, ik moet gewoon in mezelf geloven!”

Ik gaf haar een zoen op haar voorhoofd en zei schertsenderwijs: “Ga heen en vermenigvuldig u!”

Waarna Hilde me met een grijns een stomp op mijn bovenarm gaf: “Etterbak!”

Ik pakte haar beide bovenarmen met een grijns vast en zei: “Als ik maar niet naar een ander onderkomen hoef uit te kijken, hoor! Ik zou nu nog niet zonder jou als hospita kunnen!”

Ze omhelsde me, gaf me een zoen in mijn nek en zei zachtjes in mijn oor: “Wees maar niet bang, hoor. Ik zou het ook niet zonder mijn steun en toeverlaat kunnen!”

“Hé, wat zijn jullie aan het doen?”, hoorden we achter ons een slaperig stemmetje zeggen. Toen we ons omdraaiden zagen we, terwijl hij de keukendeur openhield, een gapende Dré in zijn pyjama staan, met zijn haar volledig in de war en in zijn linkerhand zijn knuffel.

“Hoezo?” vroeg Hilde, “Moets en ik mogen elkaar toch wel laten zien dat we van elkaar houden!?”

“Ja,” zei het manneke, “dat mag wel, maar ik wil er ook bij!” Hij liep zo snel zijn korte beentjes hem konden dragen naar ons toe en sloeg zijn armen om onze benen heen. Hilde en ik kroelden wat door zijn verwarde haardos terwijl we wang aan wang naar beneden keken.

“Hé!” vroeg ik, “hoe komt het dat jij zo lang sliep?”

Hij gaapte nog eens een keer en zei: “Ik was zo moe na de dierentuin en toen ik vanmorgen wakker werd, draaide ik me nog eens om en viel ik weer in slaap!”

“Heb je honger?” vroeg Hilde, “zal ik wat voor je klaar maken?”

“Ja alsjeblief,” antwoordde Dré, “ik heb wel zin in een boterham met gebakken ei en een glas melk!”

“Nou, ga dan maar gauw aan tafel zitten, dan zal ik het wel voor je maken!”

Het manneke ging aan tafel zitten en legde zijn knuffel naast hem op tafel neer.

Inmiddels was Nan weer thuisgekomen na een korte wandeling met Stein. Desgevraagd zei ze dat ze inderdaad Wodan èn natuurlijk Joeri in park was tegengekomen. En geheel terloops zei ze dat Joeri en zij hadden afgesproken om eens iets te gaan drinken.

Daar ik, ondanks dat ik wel nieuwsgierig was naar het verloop van hun ontmoeting, ik niet verder wilde aandringen liet ik weten naar boven te gaan om mijn kleren die net uit de was waren gekomen uit te zoeken, op te vouwen en in mijn kledingkast te leggen.

Toen ik boven op de eerste verdieping aankwam, zag ik net Noor in haar pyjama èn met natte haren haar kamer uit komen.

“Ook een goedemorgen,” wenste ik haar toe, “lekker geslapen?”

“Ja, heerlijk!” zei Noor toen ze mij aan keek om vervolgens naar me toe te lopen, me een zoen op mijn wang en een knuffel te geven.

“Hé”, zei ik enigszins verrast terwijl ik haar met een glimlach aankeek, “waar heb ik dat aan te danken?” en wreef met mijn hand over haar rug terwijl we elkaar omhelsden.

Noor drukte zich nog eens stevig tegen me aan en zei zachtjes in mijn oor: “Omdat ik me hier thuis voel en ik dat vooral aan jou te danken heb. Toen ik vanmorgen wakker werd, had ik een gelukzalig gevoel dat ik niet eerder heb ervaren. En ik zie jou eigenlijk als de broer die ik nooit heb gehad maar wel altijd wilde hebben.”

“Ik voel me erdoor vereerd dat je dat zo voelt en ziet,” zei ik, “en ik voel het zo ook voor jou en ik heb altijd een jonger zusje willen hebben.”

Ik maakte me uit de omhelzing los en gaf haar een zoen op haar voorhoofd. “Ik denk dat we samen nog veel plezier zullen hebben hier in huis met Hilde en Dré. Die zitten trouwens net aan het ontbijt, dus als je opschiet kun je je nog bij ze aansluiten.”

“Dan zal ik maar gauw naar beneden gaan,” zei Noor die zich met enige tegenzin van me losmaakte en nadat ze me weer een zoen op mijn wang had gegeven, snel de trap afliep.

Ikzelf liep verder naar mijn kamer en begon mijn was op te ruimen. Dat was gelukkig in een wip gebeurd, zoveel kledingstukken had ik immers niet. Ik ging daarna even op mijn bed liggen om op mijn gemak het schema van de komende tentamen-periode te bekijken en alvast wat dingen te plannen als voorbereiding.

Gelukkig had ik in de voorafgaande periode alle vakken regelmatig bestudeerd zodat ik vooral alleen maar de stof hoefde te herhalen. Ik zag dan ook niet tegen de tentamens op, integendeel, ik had er eigenlijk wel zin in.

Het zou een paar weken druk zijn, maar daarna zou ik een lekkere lange vakantie hebben waarin ik al een paar dingen had gepland zoals een weekendje uit met Eline en Willie en een paar dagjes erop uit met mijn ouders. De rest van mijn vakantie zou zich vanzelf wel vullen. Ik had immers een paar weken als vakantiekracht bij Philips geboekt staan en dat was een uitgelezen mogelijkheid om net als het jaar ervoor weer wat extra geld te verdienen.

Na een poosje zo op mijn bed te hebben gelegen, besloot ik om een ommetje te gaan maken en tegelijkertijd Stein uit te laten. Ik kleedde me even om en deed een paar stevige wandelschoenen aan want ik was van plan om toch een langere wandeling te maken dan anders. Ik wilde naar de Kralingse Plas lopen wat zo’n 65 minuten zou duren om vervolgens erom heen te lopen en dan weer terug naar de Parklaan te lopen. Deze wandeling zou me zo’n kleine drie uur kosten, maar dan was ik er wel even lekker uit geweest. En voor Stein zou het ook wel goed zijn omdat hij dan kon wennen aan een andere omgeving en het verkeer.

Het weer was gelukkig rustig, niet al teveel wind, geen regen en zo af en toe liet een mager zonnetje zich zien. Ook was er maar weinig verkeer op de weg. Geen van de Rotterdamse betaalde voetbalploegen hadden een thuiswedstrijd en ook dat scheelde in de drukte.

Kortom het was een heerlijke wandeling en ik vermaakte me opperbest. Ik verkeerde immers doorgaans in het gezelschap van anderen en een poosje op mezelf zijn vond ik helemaal niet erg, ook al omdat het maar voor ruim drie uur was. Ik kon mijn gedachten laten gaan over al hetgeen de voorafgaande weken was gebeurd en de sneltreinvaart waarmee de gebeurtenissen elkaar hadden opgevolgd. En de wandeling bood een prima gelegenheid om alles in een goed perspectief te plaatsen.

Er waren immers in een relatief kort tijdsbestek veel dingen gebeurd die elk voor zich voor velen onder ons een grote invloed kon hebben op de wijze waarop je er later in je leven mee omgaat. En het was beslist niet zo dat ik alles altijd maar verstandelijk en emotioneel volledig onder controle had. Integendeel, ik liet toen veel dingen maar over me heen komen en beschikte gelukkig over een sterk ontwikkelde intuïtie waardoor ik in de meeste omstandigheden en op de meeste voorvallen redelijk evenwichtig reageerde ondanks dat er op die momenten veel door me heen ging. Daarbij mocht ik me gelukkig prijzen dat ik in die periode van mijn leven omringd werd door vrienden die zonder uitzondering het hart op de juiste plek hadden en geen misbruik van mij maakten op zwakke momenten.

Toch had ik regelmatig de behoefte om er even uit te zijn en mijn hoofd leeg te maken en de dingen op een rijtje te zetten. Een wandeling met Stein, zoals die zondagmiddag, was een uitgelezen mogelijkheid om dat te doen.

En Stein bleek zich niet zo veel van zijn omgeving aan te trekken en snuffelde de gehele wandeling overal rond. Zo af en toe kwamen we een andere hond tegen, maar keer op keer bleek hij door zijn vorige eigenaren goed opgevoed te zijn en enthousiast doch beheerst met de andere honden om te gaan.

We liepen over het zandpad dat achter de tennisbanen langs de rand van het park slingert. Het had eerder die week geregend, en sommige stukken waren nog zacht en donker van vocht. Stein liep een paar meter voor me uit, zijn staart licht op en neer bewegend, alsof hij zichzelf moeiteloos liet voortduwen door zijn eigen nieuwsgierigheid. Ik liet hem zijn gang gaan. Mijn eigen gedachten bewogen zich trager — over de ontmoeting met Diana, over Joëls aanwezigheid in het huis, zijn verleden met Hilde, Soof en Suus, over hoe snel de samenstelling van ons kringetje was veranderd. Alles leek zich in hoog tempo te ontwikkelen, en toch voelde niets gehaast.

Een tijdje liepen we langs de vijver, waar het water dofgrijs lag onder een sluier van wolken. Een vrouw in een lange jas zat op een bankje, haar gezicht naar het water gekeerd. Ze had iets van Hilde in haar houding — die rustige zelfverzekerdheid — maar ze keek niet op toen we voorbijgingen. Stein bleef even staan, snoof in de richting van een takkenbos, en kwam daarna weer in beweging. Ik vroeg me af hoe het voor hem was: verplaatst van het ene huis naar het andere, van bekende stemmen naar nieuwe gezichten. Toch leek hij zijn plek langzaam maar zeker gevonden te hebben, net zoals ik dat had.

Toen we het bos uitliepen en na verloop van tijd de vertrouwde klinkers van de Parklaan weer onder onze voeten voelden, merkte ik dat mijn ademhaling rustiger was geworden. Stein liep nu naast me, alsof ook hij begreep dat we bijna thuis waren. Bij het tuinhek bleef hij even staan, keek op naar me met die rustige, trouwe blik, en wachtte tot ik de poort opende. Ik aaide hem kort over zijn kop. Binnen wachtte de warmte van het huis, stemmen in de keuken, en de geur van thee die ongetwijfeld alweer gezet was.

De volgende ochtend zou Joël beginnen met de installatie werkzaamheden. Hij stond dan ook om klokslag acht uur op de stoep, met zijn gereedschapskoffer in de ene hand en een plastic krat met apparatuur in de andere. Ik liet hem binnen via de voordeur. Terwijl ik koffie zette, inspecteerde hij in alle rust de plekken waar de sensoren en camera’s zouden komen. Hilde kwam de trap af in haar ochtendjas, nog met slaperige ogen, haar haren los, zoals ik haar alleen ’s ochtends zag. Ze glimlachte toen ze Joël zag.

“Goedemorgen,” zei ze zacht, terwijl ze hem op beide wangen kuste. “Mooi op tijd, zoals ik van je gewend ben, je bent daar niets in veranderd.”

“Dat is de bedoeling,” zei hij met een rustige glimlach.

Terwijl ik boven mijn spullen pakte om naar de universiteit te gaan, hoorde ik ze beneden overleggen. Het was geen flirterige toon, eerder aandachtig, een soort vanzelfsprekende nabijheid die me opviel sinds zij elkaar weer hadden gevonden. Joël had iets bedachtzaams, een stille hoffelijkheid, en Hilde leek daarop aan te slaan.

Later die ochtend, toen ik kort terugkwam om wat papieren op te halen, trof ik hen in de hal. Joël stond op een trap, bezig met de bedrading van een bewegingssensor boven de voordeur. Hilde stond onderaan de trap, hield het gereedschap vast en keek naar boven. Haar gezicht had die lichte, geconcentreerde glimlach die ik kende van als ze in een ander verzonken was. Ik hoorde haar zacht iets zeggen — iets over zijn handen, hoe vaardig die waren. Joël keek omlaag, zijn mond half geopend voor een antwoord dat even uitbleef. Er was een stil moment, waarin alleen het zachte getik van het apparaat klonk. Toen ik de papieren pakte en me aankondigde, schrok ze licht op en glimlachte. Joël groette me met een hoofdknik en ging weer aan het werk, maar ik zag dat zijn adem iets sneller ging.

Op woensdag in de middag, ging ik op weg naar het park, waar ik met Diana had afgesproken. Ze wachtte bij de ingang, in een zachtgroene jas en met een gebreide sjaal losjes om haar hals. Haar ogen lichtten op toen ze me zag.

“Je bent precies op tijd,” zei ze.

“Ik weet hoe dames zijn over punctualiteit,” antwoordde ik met een glimlach. Ze haakte haar arm in de mijne zonder iets te zeggen en we liepen het pad op dat het bos in leidde.

We praatten aanvankelijk luchtig — over de studie, over Hilde en haar ‘bijzondere huishouden’, zoals Diana het noemde. Maar naarmate we dieper het park in liepen, werd het stiller. De bladeren ritselden zacht onder onze voeten, het zonlicht viel in vlekken door de takken.

“Ik ben blij dat we dit doen,” zei ze plots. “Ik weet niet waarom precies. Gewoon… even jij en ik zonder de anderen.”

“Dat begrijp ik heel goed,” zei ik. “Daarbinnen gebeuren bijzondere dingen, maar buiten… leer je iemand echt kennen.”

Ze knikte. “Ik heb me nooit helemaal op mijn gemak gevoeld bij groepen. Ik observeer liever eerst, kijk hoe mensen zich bewegen, wat ze zeggen als ze denken dat je niet luistert.”

“En wat heb je tot nu toe bij mij gehoord?” vroeg ik.

Ze glimlachte schuin. “Dat je veel ziet, maar weinig spreekt. Dat je kiest waar je iets laat vallen, en waar je iets vasthoudt. Dat je jezelf aanbiedt als de nood aan de man is, en altijd wel beschikbaar bent — als iemand durft te vragen.”

Even liepen we zwijgend naast elkaar. Toen, uit het niets, zei ze: “Mijn moeder was verpleegkundige. Altijd bezig met zorgen voor anderen. Zelf vergat ze dat wel eens. Ik denk dat ik daar iets van heb meegekregen.”

“En wie zorgt er voor jou?” vroeg ik zacht.

Ze haalde haar schouders op. “Soms niemand. Soms ikzelf. En soms, heel af en toe, iemand die het aan me vraagt.”

Ik bleef staan. Ze draaide zich naar me toe en onze blikken bleven hangen in die paar seconden die soms alles zeggen. Ik raakte met mijn vingertoppen even haar hand aan, heel voorzichtig.

Ze liet het toe.

“Ik wil je graag leren kennen, Diana. Echt kennen. Buiten alles om.”

Ze knikte, bijna onzichtbaar. “Daarom heb ik je gevraagd om elkaar te treffen.”

We wandelden verder, traag en in stilte, maar met een voelbare warmte tussen ons in. Na afloop van onze wandeling nam ze me mee naar haar kamer, waar we soep aten die ze in de keuken had klaargemaakt. We aten aan de kleine tafel, dronken kruidenthee en praatten tot het donker werd. Het was geen verleiding, geen spel, maar iets anders — iets dat zich aankondigde, niet omdat het moest, maar omdat het er mocht zijn.

Haar kamer lag op de eerste verdieping van het oude, statige pand dat verderop aan de Parklaan lag. Binnen rook het naar linnen en iets kruidigs dat ik niet meteen thuis kon brengen — misschien salie, of tijm. Ze had de verwarming wat hoger gezet, want het voelde behaaglijk warm toen ik mijn jas uittrok. Aan de muur hingen een paar kleine, zelfgeschilderde doeken. Eén ervan toonde een vrouw in een ligstoel, haar gezicht half in schaduw, half in zon. De stijl was ruw, maar gevoelig.

‘Ik schilder wel eens,’ zei ze, nadat ze zag waar ik naar keek. ‘Niet met een doel. Meer om ruimte te maken in mijn hoofd.’

We namen plaats aan haar tafeltje, die net groot genoeg was voor twee borden, een kom soep en een kaars in een glazen houder. Ze schonk twee mokken in met dampende thee en schoof me een stuk brood toe. Alles had iets eenvoudigs, iets oprechts — geen poging om indruk te maken, maar een sfeer waarin je als vanzelf tot rust kwam.

Na een korte stilte keek ze op en legde haar handen om de mok.

‘Ik heb me wel eens afgevraagd hoe dat voor jou is. Om daar in huis te zijn. Bij Hilde. Bij de meiden. Je lijkt niet alleen fysiek aanwezig, maar je stelt je ook echt open. Alsof je iets van jezelf weggeeft, zonder dat iemand het hoeft te vragen.’

Ik keek haar aan en haalde even adem.: ’Ik kan het niet anders doen. Als ik mezelf moet afsluiten, voel ik me er niet meer in passen. Dan wringt het. Maar als ik me echt geef… dan krijgt het ook betekenis.’

Ze knikte, traag, haar ogen op de rand van haar mok. ‘Dat voel ik. En misschien juist daarom… wil ik niet zomaar iets. Niet als ik nog niet weet wat het is. Of wat het zou kunnen worden.’

Ze stond op, pakte de theepot en schonk bij. Haar handen trilden licht. Ze kwam terug, ging zitten en keek me aan — langer nu, met iets zachts en vastbeslotens tegelijk.

‘Ik ben lang niet echt aangeraakt,’ zei ze zacht, zonder omhaal. ‘Er zijn wel jongens geweest, maar het was altijd gehaast. Of gulzig. Of het ging om iets dat op dat moment eigenlijk niet bij mij paste. En ik wil dat niet meer. Daarom is het met Ricky ook niets geworden. Maar bij jou… voel ik iets anders. Dat had ik al toen we in de trein zaten. Toen je me hielp met dat kaartje.’

Ik zei niets, maar liet haar woorden binnenkomen. Ze had zich uitgesproken, zonder omwegen.

Haar hand lag nog steeds om de mok. Ik legde de mijne er losjes bovenop.

‘Als jij dat ook wil,’ zei ik, ‘kunnen we gewoon samen zijn. Zonder iets te moeten. Gewoon gezellig.’

Ze draaide haar hand om, verstrengelde haar vingers met de mijne, en zei: “Kom dan maar hier zitten.”

Ze schoof haar stoel iets naar achteren, liet me tussen haar benen staan en trok me zacht naar zich toe. Mijn buik tegen haar borst, mijn hand op haar wang. We zeiden niets. Ze legde haar hoofd tegen mijn borst en ik streek langzaam door haar haar, voelde hoe ze ontspande tegen me aan.

“Ik hoor je hart,” fluisterde ze.

“En ik voel de jouwe,” zei ik.

We bleven zo een tijd staan, terwijl buiten de wind zacht langs de ramen streek. Mijn handen rustten op haar schouders, haar armen om mijn middel. Het was geen opmaat naar iets spectaculairs, geen hongerige greep naar meer — het was alleen bewuste aanwezigheid. Toestaan dat er iemand tegen je aan staat zonder iets te willen veranderen.

Na een tijdje tilde ze haar hoofd op en keek me aan.

‘Mag ik je kussen?’ vroeg ze.

Ik glimlachte. ‘Ik zou gek zijn om daar nee op te zeggen.’

Ze stond op en boog zich naar me toe. Haar lippen raakten de mijne — zacht, zoekend, zonder haast.

Er zat geen honger in haar kus. Alleen vertrouwen. Ik sloot mijn ogen en liet me meenemen. Geen woorden, geen plannen. Alleen dat moment.

Ze zuchtte zacht en legde haar voorhoofd tegen mijn schouder. ‘Dank je,’ fluisterde ze.

Ik hield haar vast. Dat was even genoeg.

Ze haalde langzaam haar hoofd van mijn schouder en keek me opnieuw aan, dit keer met een blik die iets rustigs had, maar ook een nauwelijks te verbergen spanning.

“Ik wil je graag meer zien,” zei ze. ‘Niet omdat ik iets verwacht, maar omdat ik iets hoop.’

Ik knikte. “Dat gevoel heb ik ook.”

Ik gaf haar weer een zoen op haar lippen, maar dit keer drukte ik ook mijn tong zachtjes tussen haar lippen waarop zij haar mond lichtjes opendeed en onze tongen elkaar voorzichtig vonden. Het duurde maar eventjes, maar het was lang genoeg om iets tussen ons beiden te verankeren, de belofte van iets meer, van een toekomst waarin we beiden belangrijker voor elkaar zouden zijn dan voorheen.

Ze glimlachte, maar haar blik week niet van de mijne. Er zat geen onzekerheid in, wel iets voorzichtigs — alsof ze zichzelf toestemming gaf om te hopen, maar nog niet te dromen.

We praatten daarna nog wat, over muziek, over hoe ze soms hele zondagen schilderde zonder op de klok te letten. De aanraking van daarnet had iets losgemaakt. Nu was er zachtheid, herkenning. Alsof we elkaar zonder woorden begrepen. Toen ik uiteindelijk opstond om te gaan, begeleidde ze me naar de deur. Het was inmiddels laat in de avond en op de gang brandde slechts één lamp. Ze trok haar kamerjas wat dichter om zich heen en bleef in de deuropening staan toen ik de trap afdaalde.

“Zal ik je bellen?” vroeg ze nog, van bovenaf.

“Graag,” zei ik, en ik meende dat ze knikte, al kon ik het niet goed zien in het tegenlicht.

Buiten voelde de lucht kouder dan daarvoor. Ik stak mijn handen in mijn jaszakken en liep langzaam terug naar huis. Er zat een lichte loomheid in mijn benen, alsof mijn lichaam nog niet helemaal had besloten of het al los wilde laten wat zich in haar kamer had voltrokken. Maar mijn hoofd was helder. Geen vragen, geen ruis. Alleen rust en vreugde.

Toen ik bij het huis van Hilde stond, hoorde ik ergens in de verte een hond blaffen. Ik keek even omhoog naar de ramen van het huis en voelde hoe ik in twee werelden leefde die elkaar niet uitsloten. Daarbinnen wachtten gezichten, stemmen, aanrakingen met een ander soort vertrouwdheid. Maar vanavond droeg ik iets met me mee dat ik niet hoefde te delen — iets dat alleen van haar en mij was, nog onuitgesproken, maar echt.

En ik wist: wat ik met Diana had gevoeld, was nog lang niet voorbij.

Later die avond zat ik met Hilde en Nannie in de keuken. We evalueerden de eerste bijeenkomst van het genootschap, spraken over Joël en over de eventueel volgende stap: de opname van Joël in ons genootschap, hetgeen eerder die week door Hilde met hem was besproken.

Ook waren de anderen geraadpleegd en iedereen was het erover eens dat hij niet alleen een aanwinst was voor de balans in de groep, maar ook als mens. Zijn kalme aard, zijn discrete houding en het vertrouwen dat hij in korte tijd had opgebouwd, maakten hem tot een vanzelfsprekende keuze.

“Maar,” zei Hilde met een glimlach, “regels zijn regels. Ook hij moet door het ritueel heen.”

We lachten instemmend en maakten een begin met de voorbereiding van wat een bijzondere avond zou worden — voor Joël, maar ook voor ons. Joël was de eerste aanwinst op de originele groep van tien, maar telkens als iemand zich later bij ons voegde, veranderde het geheel subtiel van vorm. Niet beter, niet slechter — maar voller. Rijker. En altijd een beetje spannender dan de keer ervoor.

Drie dagen later in het weekend vond de inwijding van Joël plaats. De zolderverdieping was warm en uitnodigend ingericht, zoals we dat inmiddels gewend waren. Zachte kussens op de vloer, kaarslicht op strategische plekken, een kalme geur van sandelhout, en dat bijna tastbare gevoel van verwachting dat door de ruimte hing als een trage stroom.

De groep was voltallig aanwezig: Hilde, Nannie, Lieve, Christel, Hanneke, Anne, Soof, Suus, Ricky en ikzelf.

We kenden elkaar inmiddels goed genoeg om zonder veel woorden op elkaar afgestemd te zijn. Iedereen wist wat er stond te gebeuren, en wat níét hoefde te gebeuren. De sfeer was open, maar geconcentreerd.

Joël kwam zoals altijd op tijd. Hij droeg een donker T-shirt en een nette broek, onopvallend en passend bij zijn karakter: ingetogen, vriendelijk, zonder poespas. Hij groette iedereen met een handdruk of een knik, en zijn ogen zochten even die van mij. Ik gaf hem een korte, bevestigende glimlach.

Hilde had zich voorbereid om de introductie te leiden, zoals ze dat vaker zou gaan doen bij nieuwe leden. Haar toon was helder, zonder gewicht. Alsof ze iets vertelde dat we allemaal al wisten, maar toch opnieuw moesten horen om het te begrijpen.

“Joël,” begon ze, “Soof, Suus en ik hebben je al eerder leren kennen toen je verantwoordelijk was voor de veiligheid tijdens onze fotoshoot in het Midden Oosten. Daarna hebben we je ook als vakman leren kennen, toen als vriend, en uiteindelijk als iemand met wie we ons op ons gemak voelden. Dat is niet vanzelfsprekend. Vertrouwen groeit langzaam. Maar jij hebt nooit iets geforceerd, en dat maakt het voor ons vanzelfsprekend om jou uit te nodigen tot dit gezelschap.”

Joël stond rechtop, zijn armen losjes langs zijn lichaam, zijn blik op Hilde gericht.

“Ik voel me vereerd,” zei hij zacht. “En welkom. En… nieuwsgierig.”

Er ging een zachte glimlach door de kring. Nannie stapte naar voren en vroeg hem of hij zich comfortabel voelde om zijn shirt uit te doen — als symbool, niet als verplichting. Hij knikte en trok het langzaam over zijn hoofd, vouwde het op en legde het op een kussen naast hem.

Lieve reikte een schaal met warme olie aan. Hilde wreef haar handen in en begon zijn schouders te masseren, traag en aandachtig. Nannie volgde, daarna Christel en Anne. Soof nam zijn onderarmen, Suus zijn borst. Hanneke en Lieve werkten zich langzaam langs zijn zij. Ricky, als enige andere man, bleef, net zoals ik, even op afstand, maar toen Joël hem aankeek en knikte, kwam hij dichterbij en masseerde zijn nek met vaardige, stevige handen.

Het was geen erotisch tafereel in de klassieke zin. Er was geen schaamte, geen spanning in het verkeerde register. Alleen toewijding, ritme, ademhaling. Joël had zijn ogen gesloten en liet het gebeuren, zijn borst licht bewegend onder de aanrakingen. Hij had zich overgegeven, niet als slachtoffer, maar als deelnemer.

Toen de olie verdeeld was, stapte Hilde weer naar voren. Haar ogen rustten op hem, warm en geruststellend tegelijk.

De olie op zijn huid was inmiddels opgenomen. Zijn ademhaling was langzaam en gelijkmatig, zijn ogen gesloten, zijn lichaam ontspannen en open. Joël zat nog op het dikke matras in het midden van de ruimte, half achterover geleund, zijn handen rustend op zijn dijen.

Hilde keek de kring rond, ving korte, bevestigende blikken. Er werd niets gezegd, maar de toestemming lag in de lucht. De sfeer was kalm, gedragen. Geen verwachting, geen druk. Alleen een open veld waarin iets kon ontstaan.

Ze liep naar hem toe, ging voor hem op haar knieën zitten. Hij opende zijn ogen toen ze zijn gezicht aanraakte — zacht, met één hand langs zijn kaaklijn, haar duim even tegen zijn lip. Hij kuste haar duim zonder aarzeling. Zij boog zich naar hem toe en kuste hem, traag en warm, haar tong voorzichtig, maar niet terughoudend. Zijn hand gleed naar haar zij, hield haar vast alsof ze al lang vertrouwd was.

Ze trok haar jurk over haar hoofd, bleef in slip en bh zitten, haar huid zacht glanzend in het kaarslicht. Ze boog zich weer naar hem, streelde zijn borst, zijn hals, zijn buik — de aanraking had geen haast, maar wel richting. Joël liet zich zakken op zijn rug, zijn ademhaling dieper nu, zijn lichaam ontvankelijk.

Hilde kwam over hem heen, haar bovenbenen aan weerszijden van zijn heupen. Haar handen op zijn borst, zijn handen op haar dijen. De anderen zaten stil op hun kussens, niet als toeschouwers, maar als deel van de ruimte, als stille bevestiging van wat mocht ontstaan. Nannie keek met een zachte, half glimlachende blik toe. Lieve zat dicht tegen Soof aan, hun handen verstrengeld. Ricky’s ogen waren rustig, zonder oordeel, en ik voelde mijn adem synchroon gaan met die van Joël — alsof we als kring het ritme meedroegen.

Hilde boog zich voorover, kuste zijn hals, zijn schouder, zijn borst. Toen streelde ze met haar hand langs zijn lies, zijn erectie nu vol en zwaar in haar hand. Hij bewoog niet, vertrouwde zich aan haar toe. Ze schoof haar slip uit, legde die naast zich, en ging weer op haar hurken boven hem zitten. Zijn handen streelden haar dijen, haar heupen, de ronding van haar billen.

Toen ze zich over hem liet zakken, heel langzaam, gleed hij zonder moeite in haar. Ze hield haar ogen open, keek hem aan terwijl ze hem opnam. Hij zuchtte, niet luid, maar diep — alsof hij zich liet vullen met haar aanwezigheid, niet andersom.

Ze begon zich te bewegen, traag en stevig, haar handen op zijn borst, zijn handen nu op haar heupen. De ruimte was nog steeds stil. Alleen het ritme van hun lichamen, het zachte glijden van huid op huid, het samenvallen van verlangen en toestemming. Soms ging zijn blik langs de anderen, maar steeds keerde hij terug naar haar gezicht.

Ze versnelde iets, ving zijn bekken met haar bewegingen, en toen haar adem stokte, kromde haar rug zich licht. Hij volgde haar, gleed dieper, steviger, tot hun lichamen elkaar volledig hadden gevonden. Ze kwam als eerste, zichtbaar, zonder schaamte, haar gezicht zacht getekend door het genot dat zich zonder geluid voltrok. Hij volgde kort erna, zijn adem trillend, zijn lijf gespannen, daarna loslatend.

Ze bleef boven op hem zitten, boog zich voorover, haar voorhoofd tegen het zijne. Hun lichamen nog verbonden, hun ademhaling langzaam weer dalend.

Er klonk geen applaus. Geen woorden. Alleen stilte, waarin het gebeurde mocht uitklinken.

Na een paar minuten trok Hilde zich rustig terug, gleed van hem af en bleef naast hem liggen. Ze pakte een doek aan van Hanneke, die hem had aangereikt zonder iets te zeggen, en depte zijn buik zacht. Toen trok ze een deken over hen heen. De kring bleef nog even zitten, in een rust die niet leeg was, maar vol. Vol van iets dat gebeurd was, in hun midden.

Een nieuwe aanwezigheid, opgenomen in het geheel.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...