Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Leen
Datum: 27-08-2025 | Cijfer: 9.3 | Gelezen: 770
Lengte: Lang | Leestijd: 20 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Drank, Feest, Romantiek, Verlangen,
Tequila
De muziek bonkt in mijn borstkas, een holle, dreunende beat die mijn eigen nerveuze hartslag overstemt. Ik sta aan de rand van de woonkamer van Eva, die is omgetoverd tot een zweterige, slecht verlichte dansvloer. Ik klem een flesje lauw bier vast, mijn reddingsboei in deze zee van zelfverzekerde, lachende mensen. Carl staat naast me, stil en gespannen, zijn ogen schieten door de kamer. Hij voelt zich hier net zomin thuis als ik.

Gert, een van de jongens uit Eva's kliek, komt op ons afgestrompeld, een fles met goudkleurige vloeistof in zijn hand en drie kleine glaasjes geklemd tussen zijn vingers. Hij heeft een brede, lichtelijk benevelde grijns op zijn gezicht. “Tijd om op te warmen, nieuwelingen!” roept hij boven de muziek uit. Hij duwt een van de shotglaasjes in mijn hand, en een in die van Carl. “Tequila!”

Ik kijk naar het kleine glaasje in mijn hand. De geur alleen al is scherp en agressief. Ik heb dit nog nooit gedronken. “Op de nieuwkomers!” brult Gert, en hij gooit het drankje in één beweging achterover. Hij trekt een grimas, schudt zijn hoofd als een natte hond, en lacht dan luid. Carl kijkt me aan, een blik van ‘moeten we dit echt doen?’, maar tilt dan aarzelend zijn glas. Hij drinkt het op, zijn gezicht vertrekt in een pijnlijke grimas en hij hoest even.

Alle ogen zijn nu op mij gericht. Gert. Carl. Een paar andere gezichten die ik niet ken. De stilzwijgende sociale druk is immens. Drink. Wees geen seut. Doe mee. Met een gevoel van roekeloze overgave, een verlangen om voor één keer niet het bange meisje te zijn, zet ik het glaasje aan mijn lippen. Ik kantel het en de vloeistof brandt als een vloeibaar vuur mijn keel in. De schok is zo hevig dat ik naar adem hap. Mijn ogen beginnen te tranen en een diepe, schurende hoest ontsnapt aan mijn longen. De smaak is afschuwelijk, een mix van chemicaliën en spijt.

Op het geïmproviseerde barretje staan schoteltjes met zout en partjes citroen, de traditionele reddingsmiddelen. Maar terwijl de brand in mijn keel woedt, kijk ik naar Carl, die me met een bezorgde blik aanstaart. En op dat moment, gedreven door een impulsieve mix van alcohol, bravoure en een diep, onbedwingbaar verlangen, besluit ik dat ik geen zout of citroen nodig heb.

Ik laat het lege shotglaasje met een harde klik op de tafel vallen. Ik zet een stap naar voren, grijp met beide handen de voorkant van Carls t-shirt, trek hem naar me toe en druk mijn mond op de zijne. De kus is niet zacht of teder. Hij is hard, wanhopig, bijna straffend. Ik kus hem niet alleen om de afschuwelijke smaak van de tequila te verdrijven, maar ook om de brand in mijn keel te blussen met de warmte van zijn lippen. Het is een daad van pure, onvervalste overgave aan het moment. Voor een seconde is hij te verrast om te reageren, maar dan voel ik hoe hij zich overgeeft, zijn lippen openen zich onder de druk van de mijne, en hij kust me terug, net zo hongerig, net zo intens. De wereld om ons heen, de bonkende muziek, de starende gezichten, alles vervaagt. Er is alleen nog maar het brandende gevoel in mijn keel, dat langzaam wordt vervangen door de zinderende hitte van zijn mond.

“RONDE TWEE!” brult Gert, zijn stem overstemt met gemak de dreunende bas van de muziek. Hij grijnst, zijn ogen glinsteren van de alcohol en de pure, onversneden chaos die hij aan het creëren is. Met een onvaste hand vult hij de drie shotglaasjes opnieuw tot de rand met de goudkleurige tequila.

Hij heft zijn glas. “Op de liefde!” roept hij ironisch, en hij gooit het drankje achterover alsof het water is. Hij klapt het glas hard op de tafel en kijkt dan verwachtingsvol naar Carl. Maar Carl schudt zijn hoofd, een duidelijke, onwrikbare weigering. Hij legt zijn hand beschermend over zijn glaasje. “Nee, ik pas. Ik doe niet meer mee.” “Spelbreker,” mompel ik, een golf van irritatie welt in me op. Waarom moet hij zo serieus zijn? Waarom kan hij niet gewoon, voor één keer, meedoen? Ik pak het glaasje kwaad uit zijn handen, de vloeistof klotst gevaarlijk.

Gert lacht luid, een uitdagend, bijna spottend geluid. “Oei, problemen in het paradijs? Leen, drink jij het glaasje van je flauwe vriendje dan op?” De uitdaging hangt in de lucht. Ik sta op het punt om het te doen, om te bewijzen dat ik niet ‘flauw’ ben, dat ik wel durf. Maar op dat moment voel ik een aanwezigheid naast me. “Geef maar hier,” zegt Eva, haar stem is kalm en geamuseerd. Ze verschijnt uit het niets. Ze neemt het glaasje uit mijn hand, haar vingers strijken even langs de mijne. Ze lacht naar mij, een snelle, samenzweerderige actie, en slaat het glaasje in één keer achterover.

Ze zet het glas met een harde klap op de tafel. De bravoure verdwijnt van haar gezicht en maakt plaats voor een intense, onpeilbare blik die volledig op mij is gericht. De wereld om ons heen lijkt te vertragen. De dreunende bas van de muziek wordt een verre, holle hartslag. Ze zegt niets. De stilte is een geladen moment, een ingehouden adem. Voordat mijn brein zelfs maar kan verwerken wat er gebeurt, overbrugt ze de afstand. Haar beweging is soepel en snel, als die van een roofdier. Een hand komt omhoog en haar vingers strijken langs mijn wang, een verrassend zachte aanraking, voordat ze zich in mijn nek nestelen en mijn hoofd zachtjes, maar onverbiddelijk, naar haar toe trekken.

Haar ogen, donker en vol van een gevaarlijke, speelse ondertoon, zijn het laatste wat ik zie voordat ze haar mond op de mijne drukt. De kus is een explosie van sensaties. Het eerste wat ik proef is de scherpe, agressieve nasmaak van de tequila, een brandend spoor op haar lippen. Maar daaronder proef ik haar, een onverwachte, bedwelmende mix van zoet en warm. Haar lippen zijn niet zacht en vragend zoals die van Carl. Ze zijn hongerig, zelfverzekerd, en bewegen met een doelgerichtheid die me de adem beneemt. Het is geen romantische kus. Het is een statement. Een performance.

Ik ben zo overrompeld dat ik vergeet te ademen. Mijn handen, die slap langs mijn lichaam hingen, ballen zich tot vuisten. Een schok van pure, onvervalste opwinding trekt als een bliksemflits door mijn lijf, van mijn tenen tot in mijn haarwortels. En dan hoor ik het geluid van de omstanders, een opzwellend gejoel en gefluit dat de kus lijkt aan te moedigen. De publieke aard van de actie, de wetenschap dat iedereen toekijkt, maakt het allemaal nog intenser, nog gevaarlijker. Net zo plotseling als ze begon, trekt ze zich terug. Ze laat me los en zet een kleine stap achteruit. Haar lippen zijn vochtig en een beetje gezwollen. Haar ademhaling is iets sneller dan normaal. Ze kijkt me aan, haar gezicht een masker van pure, onvervalste triomf. Ze knipoogt. Een snelle, samenzweerderige actie die zegt: Zie je wel? Zo doe je dat. En dan pas durf ik weer adem te halen.

De bassen van de muziek dreunen weer in mijn borstkas. Ik hoor het gelach en de opgewonden kreten van de handvol tieners om ons heen, die ons met een mix van bewondering en ongeloof aanstaren. Het voelt alsof er een spotlight op me is gericht in de halfduistere woonkamer van Eva's ouders. Mijn eerste, instinctieve gedachte is: Carl. Mijn ogen schieten door de kleine, zweterige ruimte, voorbij de grijns van Gert, voorbij de giechelende gezichten van Michele en Kristel, op zoek naar zijn vertrouwde gezicht. Ik zie hem niet. Ik zie alleen een plotselinge, ongemakkelijke open plek, een leegte waar hij daarnet nog stond. Dan vang ik een glimp op van zijn rug. Hij duwt zich met een geforceerde, onhandige snelheid langs een ander koppel, op weg naar de gang die naar de uitgang leidt. Hij rent niet, hij vlucht. De deur naar de gang zwaait open en valt dan weer dicht. Hij is weg. En de echo van het gejoel om me heen voelt plotseling hol en spottend.

De smaak van Eva op mijn lippen wordt plotseling bitter. Alle opwinding, alle verwarring, het maakt allemaal plaats voor een ijskoude, heldere paniek. Ik draai me om en duik de kleine menigte in, Carl achterna, mijn hart is een bonzende, panische trommel in mijn borst. Ik duw me langs Gert en negeer de vragende blik van Eva. Ik bereik de gang net als hij de voordeur opentrekt. De koele avondlucht stroomt naar binnen.

“Carl, wacht!” roep ik. Hij stopt op het trottoir, maar draait zich niet om. Zijn rug is een stijve, onvergeeflijke muur. Ik loop naar hem toe en grijp zijn arm vast. “Laat me los, Leen.”

“Nee. Niet voordat je met me praat.”

“We hadden hier nooit mogen komen,” zegt hij, zijn stem is laag en rauw van ingehouden woede. Hij kijkt eindelijk over zijn schouder, en de blik in zijn ogen is donker en vol verwijten.

“Doe niet zo idioot,” reageer ik gefrustreerd. “Het was niets. Een stom spelletje.”

“Niets?” Hij lacht bitter. Hij trekt zijn arm los en draait zich volledig naar me om op de stoep. “Noem je dat niets? Ze kust je, voor de ogen van iedereen, en die bende idioten staat te juichen alsof het om een voetbalwedstrijd gaat. En dat is ‘niets’?”

“Het was een shotje tequila, Carl! Het was een gekke actie. Het betekende niets.”

“O, nee? En daarom liet je het gebeuren?” Zijn stem wordt luider, de gekwetste ondertoon is onmiskenbaar. “Daarom liet je haar jou aanraken? Ik zag het, Leen. Ik zag hoe ze je vastpakte. En jij deed niets.”

“Wat moest ik doen? Haar een mep verkopen? Er stonden vijftien man op te kijken! Ik was compleet overrompeld!” Ik gooi mijn handen in de lucht, vol ongeloof over zijn reactie. “Waarom overdrijf je zo? Het is Eva! Je weet toch hoe ze is? Je moet daar niks achter zoeken.”

“Ja, precies!” roept hij nu. “Ik weet hoe ze is! Ik heb je gewaarschuwd, ik heb je gezegd dat ik haar niet vertrouwde, dat ze spelletjes met je speelt. En wat doe jij? Je loopt recht in haar val. En je vindt het nog leuk ook.”

“Dat is niet waar! Ik vind het helemaal niet leuk dat jij nu hier op straat staat te roepen tegen mij!”

“Ik ga naar huis,” zegt hij, en hij zet een stap, weg van mij.

“Nee!” Ik ga voor hem staan, mijn armen gespreid. “Je gaat nergens heen. Je bent jaloers en je gedraagt je als een kind.”

“Jaloers?” Hij kijkt me aan alsof ik gek ben. “Ik ben niet jaloers! Ik ben vooral kwaad, Leen. Kwaad omdat ik dit zag aankomen. Ik voelde het al deze ochtend op school, toen je zo onder de indruk van haar was. Je wordt meegesleurd in haar wereld, en je hebt het niet eens door.”

“Dat is onzin. Ik heb alles perfect onder controle.”

“Onder controle?” Hij wijst met een woedend gebaar naar het huis. “Dat daarbinnen, dat noem jij ‘onder controle’? Leen, dat was een circus. En jij was de hoofdact. En ik moest toekijken hoe mijn vriendin door haar grootste vijand werd gezoend. Sorry als ik daar niet zo chill over kan zijn.”

Zijn woorden raken me. De manier waarop hij het zegt, vol pijn en frustratie, doet me even twijfelen. Er is een klein, helder stemmetje in mijn hoofd dat zegt dat hij gelijk heeft, dat ik fout zat. Maar de adrenaline en de tequila in mijn bloed vechten terug, en een golf van opstandigheid overspoelt me. Hij begrijpt het niet. Hij neemt dit allemaal veel te serieus.“Carl, serieus,” zeg ik, mijn stem klinkt ongeduldiger dan ik bedoel. “Het was een spelletje. Meer niet. Een domme uitdaging na een shotje. Dat is wat tieners doen op feestjes, toch? Wat dacht je nu, dat ik plotseling verliefd ben op Eva?” Hij schudt zijn hoofd, een diepe, teleurgestelde zucht ontsnapt aan zijn lippen. “Als je echt denkt dat het een ‘spelletje’ was, Leen, en dat het ‘niets’ betekende, dan ben jij degene die er inderdaad niets van begrijpt.”

Op dat moment gaat de voordeur open. De schaduw die in de deuropening verschijnt is die van Eva. Haar gezicht is geen grijnzend masker van vermaak, maar een frons van oprechte bezorgdheid. “Hey,” zegt ze zacht, haar stem is rustig en probeert de onze te kalmeren. “Jullie geschreeuw is tot binnen te horen. Alles oké hier?” Ze stapt de drempel over en komt tussen ons in staan, haar handen half opgeheven in een sussend gebaar. Ze kijkt van Carls woedende gezicht naar mijn betraande ogen. “Kom, wat er ook aan de hand is, dit los je niet op door hier op straat een scène te maken. Laten we naar binnen gaan. Ik maak een rustig hoekje voor jullie vrij in de keuken, dan kunnen jullie praten.” Haar redelijkheid, haar onverwachte volwassenheid, is het laatste wat ik had verwacht. Het is de druppel voor Carl. Hij rukt zich met een wilde beweging los en zet een stap achteruit, weg van haar bemiddelende aanraking. Hij kijkt Eva aan, en de blik in zijn ogen is vol pure, ijskoude minachting. Hij lacht. Een bittere, humorloze, volwassen lach die ik nog nooit van hem heb gehoord. Het is een geluid dat me tot op het bot verkoelt. “Uitpraten?” zegt hij, zijn stem is gevaarlijk zacht. “Hier valt niks meer uit te praten. Jij hebt de hele sfeer verpest, Eva.” Eva’s ogen vernauwen zich. “Pardon?”

“Oh, hou op met dat onschuldige toontje,” snauwt Carl, en de ingehouden woede in zijn stem is angstaanjagend. “Je wist precies wat je deed daarbinnen, hè? Dat hele tequila-circus. Je geniet hiervan, geef het maar toe.” Eva haalt haar schouders op, een toonbeeld van arrogante onverschilligheid. “Het was een kus, Carl. Een spelletje. Ontspan een beetje. Of ben je soms bang dat ze het leuker vond dan die brave, saaie kusjes van jou?”

“Dit gaat niet over een kus!” schreeuwt hij, en ik zie hem trillen van woede. “Dit gaat over jou! Over je zieke, manipulatieve spelletjes. Het gepest was blijkbaar nog niet genoeg voor je, hè? Je moet haar blijven treiteren, blijven kapotmaken, gewoon om jezelf beter te voelen.”

“Kapotmaken?” Eva’s stem is nu een sissend, venijnig gefluister. Ze zet een stap naar voren, hun gezichten zijn nu slechts centimeters van elkaar verwijderd. “Ik? Ik ben de enige die haar laat zien hoe ze moet leven, in plaats van zich te verstoppen in haar schulp. Jij bent degene die haar kapotmaakt. Jij wilt haar in een kooitje houden, Carl. Veilig en saai. Zodat ze alleen van jou afhankelijk is en nooit ontdekt wie ze echt kan zijn. Ik laat haar ademen. Ik laat haar plezier maken. Iets wat ze met jou blijkbaar nooit mag.” Elk woord is een perfect gemikte pijl, ontworpen om hem te raken waar het pijn doet. Ik zie Carl wankelen onder de aanval. Hij kijkt even mijn kant op, zoekend naar steun, maar ik sta er verlamd bij, gevangen in het kruisvuur. Hij beseft dat hij dit verbale gevecht niet kan winnen, dat zij altijd de regels zal verdraaien, hem altijd als de jaloerse, controlerende slechterik zal afschilderen.

Hij stopt met ruziemaken. Hij zet een stap achteruit, weg van haar. Hij draait zijn rug volledig naar Eva, een ultieme afwijzing. Hij richt al zijn aandacht, al zijn intense, gekwetste energie, op mij. Zijn stem is nu laag, trillend van een laatste, wanhopige emotie. “Leen. Kijk me aan.” Ik doe het. Zijn ogen zijn donker en smekend. “Ik ga hier weg. Ik ga niet blijven toekijken hoe zij je vergiftigt.” Hij slikt, en ik zie de pijn die het hem kost. “En ik ga je een keuze geven. Als je ook maar een klein beetje om me geeft, Leen… als wat wij hebben, als dat echt is… dan laat je nu alles vallen en kom je met me mee. Nu.”

De wereld houdt op met draaien. Het is geen vraag. Het is een ultimatum. Een test van mijn liefde. Achter me voel ik de stille aanwezigheid van Eva. Voor me zie ik het verzoek van Carl. Weggaan met hem voelt als het juiste om te doen. Het voelt als thuiskomen. Maar op dit moment, na de aanval op Eva, voelt het ook als vluchten. Als toegeven. Als hem laten beslissen voor mij, alsof ik een kind ben dat gered moet worden. Het voelt alsof ik de strijd opgeef voordat ik hem zelf heb gevoerd, en toegeef dat ik inderdaad te zwak ben, dat ik zijn kooitje nodig heb.

Wie denkt hij dat hij is? Dat hij hier kan staan en eisen dat ik een kant kies? De gedachte is een vonk die een sluimerende woede in mij aanwakkert. Hij heeft het recht niet om dit van mij te vragen. Hij heeft geen enkel recht om te beslissen wie mijn vrienden zijn, of wie ze niet zijn, hoe complex of onverstandig die keuzes ook mogen lijken. Jarenlang heb ik me verstopt. Jarenlang heb ik feestjes als dit vermeden, precies omdat ik bang was voor drama, voor de blikken, voor de spelletjes. Maar vanavond ben ik er. En ondanks de ruzie, ondanks de pijn, was er een moment daarbinnen, met de muziek en de lichten en de tequila, dat ik me… levend voelde. En ik besef dat ik eindelijk wil leven. Ik wil fouten maken, ik wil lachen, ik wil domme dingen doen en ja, het is oké om plezier te maken. Ik wil niet meer het meisje zijn dat wegrent en zich opsluit.

En wat hij van me vraagt, is precies dat. Hij vraagt me om terug te keren naar de veilige, stille kooi. Zijn liefde, hoe echt en warm ook, voelt op dit moment allesverslindend, en ik ben te jong om me daar volledig in te storten. Ik moet kunnen ademen. Ik moet mijn eigen keuzes kunnen maken, hoe dom of gevaarlijk ook. Ik kan en zal zelf voor mezelf beslissen wat ik doe.

Langzaam, heel langzaam, schud ik mijn hoofd. Ik pak zijn uitgestoken hand niet vast. Ik zet een kleine stap achteruit, weg van hem, weg van de veilige haven, en terug richting de drempel van het feest, terug richting de chaos. Terug richting het leven.

“Ik blijf.” De pijn die over Carls gezicht trekt is fysiek, alsof ik hem net in zijn maag heb gestompt. Hij kijkt me nog een laatste keer aan, een blik van totaal, onherroepelijk onbegrip. Dan, zonder nog een woord te zeggen, draait hij zich om en loopt hij weg.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...