Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Leen
Datum: 09-09-2025 | Cijfer: 9.4 | Gelezen: 220
Lengte: Lang | Leestijd: 30 minuten | Lezers Online: 2
Trefwoord(en): Naakt, Neuken, Pijpen, Spuiten, Zwanger,
Robert Le Diable
5 juni 1944 - Bénouville, Normandië. De avond voor D-day.

SIMONE

Oorlog is angst, schaarste, honger en wantrouwen. Dode soldaten en dode burgers. Ik zie de onzekerheid in de ogen van de soldaten die het café binnenkomen. Sommigen beseffen dat ze binnenkort wel eens kanonnenvlees kunnen worden. Andere lijken juist aan heldhaftig zelfvertrouwen te winnen, al kan dat natuurlijk ook een masker zijn.

Onze vrijheid is een hoger doel, vrede het allerhoogste.
(dagboek Simone ).


---

Simones ogen schieten naar de onderkant van Fritz zijn neukstaaf. Vloeibare warmte stroomt door haar heen en ze klemt haar dijen samen als ze ziet hoe gezwollen die is. Haar vingers bibberen, terwijl haar blik over zijn stijve lengte glijdt. Net als elk ander stukje van zijn sportieve lichaam is zijn pik betoverend. Haar vingers jeuken om hem aan te raken. Ze wil wanhopig graag ontdekken hoe hij aanvoelt. Verlangen stroomt door haar heen terwijl de kloppende schacht op en neer deint, centimeters bij haar lippen vandaan. Ze krijgt enorm veel zin om de afstand te overbruggen en haar tong over de gezwollen eikel te halen. Smaakt hij net zo fris en schoon als hij ruikt? Ergens wil ze dat heel graag weten.

Ze heft haar hoofd en slaat haar ogen op naar Fritz. Een golf van begeerte ontbrandt vanbinnen en barst in haar intiemste delen uit elkaar op het moment dat zijn begerige blik de hare verovert. Geen enkele man heeft haar ooit zo aangekeken. Zijn handen komen omhoog totdat ze tegen haar wangen liggen. Zijn duimen strijken over haar geopende lippen en uit zijn mond klinkt een smachtende kreun. Door dat primitieve geluid raakt haar slipje helemaal doordrenkt.

Haar lichaam buigt zich naar het zijne en haar tong schiet naar buiten om het vocht op te slokken dat op het topje van zijn eikel parelt. Het is een impulsieve beweging. Zoute smaak explodeert op haar tong. Steeds opnieuw likt ze met haar tong de bovenkant van zijn erectie. Simone vouwt haar handen om de achterkant van zijn bovenbenen, trekt hem dichterbij en zuigt zijn eikel dieper haar mond in. Zijn vingers woelen door haar haar en hij kantelt zijn heupen.

En dan houdt Fritz haar tegen.
Simone kijkt vragend op. "Vind je het niet fijn?"
Hij bromt: "Je mond voelt veel te lekker. Ik wil de controle niet verliezen."
"Ik wil je laten klaarkomen." Simone kijkt opnieuw naar zijn lul die voor haar lippen klopt. Hij lijkt nog langer en dikker. Haar tong schiet opnieuw tevoorschijn om het topje te likken.
Fritz vergeet alles om hem heen, behalve het gevoel van die zachte pijpmond rond zijn paal. Het beeld van Simone op haar knieën, haar ogen op hem gericht met haar lippen om zijn paal, maken hem helemaal gek. Hij mag dan wel willen dat dit voor eeuwig doorgaat, maar hij weet dat dit onmogelijk is. Met een beetje meeval houdt hij het nog twee minuten vol. "Simone," kreunt hij. "Ik ga klaarkomen."

Als hun blikken kruisen, weet Fritz dat er geen weg meer terug is. Hij bijt op zijn lip en laat zich volledig gaan. Hete vlammen van lust schieten door zijn lijf, terwijl zijn zaad in Simone haar wachtende mondje begint te spuiten. Haar op scherp staande zintuigen worden overweldigd door alle geuren, smaken en gevoelens en ze kan zich niet herinneren ooit zoiets meegemaakt te hebben. Ze proeft de zoutige smaak van Fritz' zaad in haar mond en om redenen die ze niet begrijpt, hunkert ze naar meer. Ze slikt alles door alsof haar leven ervan afhangt. De sterke zweterige geur van haar liefdespartner dringt diep in haar neusgaten door en doen gevoelens oplaaien die haar verstand helemaal terzijde schuiven. Gevoelens van pure lust en verlangen bedwelmen haar bewustzijn en ze verlangt ernaar die pik opnieuw te laten spuiten.

Wanneer Simone een uurtje later weer huiswaarts keert, schieten herinneringen en heel expliciete beelden door haar hoofd. In haar hoofd speelt zich een film af, een film over een ongeremde, passionele vrouw die een lust voelt die zo sterk is dat ze hevig ligt te kronkelen onder het naakte lichaam van een man. Ze weet maar al te goed wie die vrouw is, maar in haar hoofd durft ze geen gezicht op de vrouw te plakken omdat het te confronterend en te vernederend zou zijn. Hoe is het mogelijk dat Fritz zo'n grote impact op haar heeft? Hoe is het mogelijk dat hij haar dingen kan laten voelen die ze nog nooit eerder zo intens heeft gevoeld? Sinds het eerste moment dat Fritz haar lichaam had aangeraakt, heeft ze een passie en verlangen gevoeld zoals ze dat nooit eerder heeft gevoeld. Ze beseft dat ze helemaal verloren is. Om redenen die ze niet begrijpt, slaagt deze man erin om haar te laten voelen dat hij ver boven haar staat, dat hij haar overheerst en dat hij nu degene is die haar lot bepaalt.

---

Ze kan de demon voelen naderen lang voordat ze hem ziet.

Het begint met de lucht. De heldere, frisse middaglucht wordt plotseling zwaar, dik en moeilijk in te ademen, alsof ze probeert te ademen door een laag van vochtig, zwaar fluweel. Hij zuigt alle zuurstof uit de omgeving waarin hij zich bevindt. Haar longen branden, en elke ademtocht is een gevecht. Tegelijkertijd werpt hij een donkere schaduw voor zich uit, niet de normale schaduw van een man onder de zon, maar een vlek van onnatuurlijke duisternis die het licht lijkt te absorberen en de kleuren van de wereld doet vervagen.

Hij beweegt zich voort als een roofdier, zijn voetstappen zijn zacht, zo onwerkelijk zacht dat je ze niet hoort neerkomen op de stenen. Ze ziet hem bewegen, maar er is geen geluid. Enkel een volmaakte, angstaanjagende stilte die zijn komst aankondigt. Simone kan niet meer goed ademen. Ze probeert hem te negeren, haar blik strak op de horizon gericht, maar het is moeilijk te doen alsof ze de man die de fysieke wetten van de wereld lijkt te buigen, niet opmerkt.

Zijn voeten vallen stil naast haar. Onbewust, als gehypnotiseerd, staart ze naar zijn zware, zwarte laarzen, perfect opgepoetst, maar tegelijkertijd oud en versleten. Ze kan niet anders dan haar wenkbrauwen fronsen als haar ogen langzaam, bijna onwillig, verder over zijn lichaam dwalen. Hij draagt een lange, zwarte jas die zelfs in het daglicht geen plooien lijkt te hebben, maar opgaat in de schaduwen die hij zelf creëert. Hij ziet eruit alsof hij zo in de nacht kan verdwijnen, ook al is het midden op de middag.

Hij slaat zijn armen over elkaar en kijkt haar streng aan. De blik die ze vaak bij haar moeder heeft gezien, net voordat die op het punt stond haar een pak slaag te geven. Het is een blik die bedoeld is om haar te intimideren, om haar wil te breken, zodat ze doet wat hij wil. Maar er is veel meer nodig dan een blik om haar zover te krijgen dat ze zich zorgen maakt.

"Dwaas," zegt hij. Zijn stem is geen schreeuw, geen bevel, maar een lage, zachte, bijna intieme klank die des te meer minachting uitdrukt.
Shit. Simone kijkt eindelijk op en gaat rechter staan, haar schouders naar achteren, een stille daad van verzet. Hij houdt zijn hoofd schuin, een curieuze, bijna vogelachtige beweging, en doet een stap naar voren. Ze laat hem langzaam dichterbij komen, haar gezicht een schijnbaar onbewogen masker. "Maak ik je niet bang?" vraagt hij, met de oprechte, klinische nieuwsgierigheid van een wetenschapper die een experiment observeert. Simone schudt haar hoofd, een korte, abrupte beweging. "Domme meid," fluistert hij. Haar ogen vernauwen zich tot spleetjes. "Ik ben niet dom." De kleur keert met een felle vlaag terug in haar gezicht, een vlag van opstandigheid.

Hij lacht. Lang, hard en zonder enige vreugde. Het is een afschuwelijk, maniakaal geluid dat niet bij zijn beheerste houding past, een geluid dat breekt en schuurt. Wanneer hij even plotseling ophoudt als hij begon, worden zijn ogen weer ernstig. En in dat moment, in de stilte na de storm, ziet Simone een glimp van iets anders. Iets diep in die pikzwarte bollen, achter de façade van de demon. Ze ziet hoe gebroken hij is, een eeuwenoud, verbrijzeld verdriet dat hij wanhopig probeert te verbergen voor de wereld. Maar hij kan het niet verbergen voor haar.

"Stop," fluistert ze, niet uit angst, maar uit een plotseling, onbegrijpelijk medelijden. Zijn lippen krullen omhoog in een spottende grijns. Hij haalt zijn schouders op, een nonchalante, bijna menselijke beweging, maar niets wat hij doet is toevallig. Elke beweging is gepland. Zijn acties zijn zo perfect georkestreerd om het haar zo ongemakkelijk mogelijk te maken. Het doet haar hem haten, maar tegelijkertijd, en het is een gedachte die haar misselijk maakt van zelfwalging, wil ze hem ook kussen.

Ze kijkt naar de lijn van zijn jas. Ze weet dat hij daar een pistool verbergt. Ze twijfelt er niet aan dat hij nog meer wapens bij zich draagt. Een mes in zijn laars of nog een pistool onder zijn broekspijp. "Ga je nog zeggen wat je te zeggen hebt, of blijf je hier de hele dag staan?" snauwt ze, haar eigen stem klinkt haar vreemd en dapper in de oren.

Even kijkt hij haar aan alsof ze een alien is van een andere planeet, die hij net heeft herkend als een van zijn eigen soort. Dan glimlacht hij. Het is een koude, humorloze glimlach vol van een duister begrip. Een gevoel van onheil, zwaar en onontkoombaar, overspoelt Simone. Een donkere wolk komt boven haar hoofd hangen en bedekt de plek waarop ze staat. "Kom." Hij steekt zijn hand uit, een elegant, maar dwingend gebaar. "Als je denkt dat ik zomaar met je meega, ben je goed zot." De man laat zijn schouders zakken, en heel even probeert hij ontspannen over te komen. Een schijn van warmte laat zijn ogen zachter worden, zodat hij er niet meer uitziet als een demon, maar als een verleidelijke, gekwelde man. Simone knippert snel met haar ogen en kijkt hem uitdagend aan. Gedachten wervelen door haar hoofd, in een wanhopige poging een uitweg te vinden.

Plots, sneller dan een adder, grijpt hij haar pols. Het brandt. Het voelt alsof hij geen hand van vlees en bloed heeft, maar van puur, verzengend vuur. Simone staart met grote, geschokte ogen naar de plek waar zijn vingers haar huid omsluiten en verwacht elk moment rode vuurspetters uit zijn vingertoppen naar haar pols te zien springen. De pijn is ondraaglijk. Het is te veel. Ze hapt naar adem en rukt zich met een kreet los. Haar hele lichaam voelt warm... ontzettend, koortsachtig warm.

"Wie ben je?" hijgt ze, haar hart bonst in haar keel. Zijn glimlach is nu verdwenen, zijn gezicht is weer een duister, onbewogen masker. "Robert le Diable." (1)
Simone stopt met ademen. Robert. De Duivel. Zijn naam is een synoniem voor het kwaad, een naam die moeders hun kinderen toefluisteren in waarschuwende sprookjes. Hij is een mythe, een legende. Ze weet niet eens zeker of hij een echt persoon is, maar terwijl ze naar de man voor haar kijkt, beseft ze dat hij meer dan echt is. Hij is een gevaarlijke, oeroude kracht. Dominant, veeleisend en genadeloos. Ingewikkeld en toch angstaanjagend eenvoudig. Iemand die de diepste, donkerste geheimen van de wereld kent. En hij is hier, voor haar.
"Wat wil je van mij?" vraagt Simone met trillende, maar vastberaden stem. Robert le Diable glimlacht zijn koude, humorloze glimlach. Hij heft langzaam een hand, zijn lange, bleke vinger wijst niet naar haar, maar naar het amulet dat op de huid van haar borst rust. Het amulet dat ze van Fritz cadeau heeft gekregen. "Ik wil wat van jou is, maar je niet toebehoort," zegt hij zacht. "Ik wil de sleutel."

Terwijl zijn vinger dichterbij komt, voelt Simone een plotselinge, intense warmte van het amulet uitstralen. Het is geen brandende hitte, maar een pulserende, levende energie. Instinctief raakt ze met haar rechterhand het amulet aan. Op het moment dat haar vingers het metaal beroeren, krimpt Robert ineen alsof hij een elektrische schok krijgt. Hij trekt zijn hand met een sissend geluid terug, een uitdrukking van pijn en verrassing op zijn gezicht.

Voor het eerst sinds zijn verschijning is de superieure kalmte verdwenen. Simone staart van haar hand naar zijn gezicht. Ze heeft een wapen. Ze weet niet hoe het werkt, maar ze heeft het. "Waarom?" vraagt ze opnieuw, maar dit keer is haar stem sterker, de vraag van iemand die niet langer volledig machteloos is. "Dat is iets wat stervelingen met hun korte, betekenisloze levens nooit zullen begrijpen," sist hij. "Probeer het eens," daagt Simone hem uit, haar moed groeit met elke seconde.

De demon zucht, een geluid als van wind die door een grafkelder waait. Hij verandert van tactiek. De directe intimidatie heeft gefaald; nu volgt de verleiding. "Kijk om je heen, meisje. Deze wereld. Deze zogenaamde beschaving. Het is een poppenkast van hebzucht, haat en eindeloze, zinloze oorlog. Wat dacht je van een nieuwe wereldorde?"

"Ik begrijp je niet."

"Zie je wel," spot hij. Hij begint langzaam om haar heen te cirkelen, als een wolf die zijn prooi bestudeert. "Laat me concreter zijn. Jij hebt de bommen op Caen gehoord, nietwaar? Het geluid van jullie wereld die aan stukken wordt gescheurd, nacht na nacht. De geur van brandend vlees en angst." Hij stopt even. "Wat als ik je vertelde dat dit sieraad," en hij knikt weer naar het amulet, "de sleutel is om die waanzin te stoppen? Een einde aan deze oorlog. En voor jou... het eeuwige geluk. Een perfect, vredig leventje samen met dat soldaatje van jou." Simone fronst haar gezicht, de vermelding van Fritz is een onverwachte, verontrustende wending. "En waarom zou jij dat willen?"

"Omdat orde mijn domein is!" Zijn stem wordt plotseling luider, krachtiger, en de grot lijkt ervan te trillen. "Omdat ik, wanneer de mensheid eindelijk op haar knieën is gedwongen, zal kunnen heersen over een wereld van volmaakte, stille vrede. Hitler wordt mijn marionet. En jij, Simone, met jouw gave om te zien wat anderen niet zien, jij zou mijn raadgeefster kunnen zijn. Als je dat zou willen."

"Maar dat is pure waanzin!" klinkt het verbijsterd uit Simones mond. "Nee! DIT hier is waanzin!" brult hij, en hij spreidt zijn armen, de duisternis in de grot lijkt zich om hem heen te verdiepen. "Al die vliegtuigen die elke nacht hun bommen uitgooien! De kampen! De eindeloze stroom van jonge mannen die elkaar afslachten voor een paar meter modder! Wil je dan niet dat het ophoudt?"

"En dat lukt met dit amulet?" fluistert Simone, even meegesleept door de afschuwelijke waarheid van zijn woorden. "Ja..." Robert zijn ogen schitteren met een duizend jaar oude hebzucht. "Het kan de wil van de mensen buigen, de tijd zelf beïnvloeden. Geef het aan mij." Simone kijkt naar de duisternis in zijn ogen, naar de belofte van vrede en de prijs van tirannie. En ze maakt haar keuze. "Nooit zal dit amulet in jouw handen terechtkomen." Ze knelt het stevig in haar handen, de pulserende warmte voelt nu als een deel van haarzelf. De woorden op de rand van het amulet, die voor haar altijd niets meer waren dan een onbegrijpelijke lijst lettergrepen, lijken plotseling in haar geest op te lichten, meer als een instinct dan als een herinnering.

Aarzelend begint ze ze op te lezen. "SA-TOR... A-RE-PO..." De woorden glijden vreemd en toch vertrouwd van haar tong, alsof zij ze uit haar hoofd kent, alsof ze in haar bloed zitten. Zelfs als ze zou willen stoppen, had ze het niet gekund, zo sterk is de innerlijke drang om ze luid uit te spreken. Haar stem wordt krachtiger, resonerend, en het amulet in haar hand begint te gloeien met een zacht, blauw licht. "SATOR AREPO TENET OPERA ROTAS!" De woorden volgen elkaar nu op in een meedogenloze, ritmische dreun, een oeroude bezwering die de stilte verbreekt en de duisternis doet terugdeinzen. "SATOR AREPO TENET OPERA ROTAS!"

Simone sluit haar ogen en houdt haar adem in. Alles om haar heen, het zachte ruisen van de bladeren in de bomen, het verre gehuil van een hond, het getik van de regen, valt weg. Een plotselinge en oorverdovende stilte daalt neer, zo absoluut en onnatuurlijk dat het pijn doet aan haar oren. Het is alsof de wereld in een soort vacuüm terecht is gekomen, een bel van stilte waarin alleen zij en de man voor haar bestaan.

Het enige geluid dat ze luid en duidelijk hoort, is een nieuw geluid dat diep in haar borstkas lijkt te beginnen: het zachte, droge geritsel van veren. Het geluid zwelt aan, wordt luider en complexer, alsof een duizendkoppige zwerm vogels opstijgt in een afgesloten ruimte. Het groeit uit tot een oorverdovend, stormachtig kabaal. De lucht wordt donker, het daglicht wordt opgeslokt door een onzichtbare schaduw.

Wanneer ze haar ogen weer opent, is Robert niet langer de magere man in de leren jas. De menselijke vorm is er nog, maar hij is veranderd, opengebarsten. Vanuit zijn rug zijn twee immense, rafelige, leerachtige vleugels ontsproten, donkerder dan zwart, die het licht lijken te absorberen en een voelbare kou uitstralen. Hij is ontzagwekkend, een afschuwelijke en tegelijkertijd majestueuze verschijning. Een zwarte engel.

Zijn ogen boren zich in die van Simone; het zijn niet langer de ogen van een man, maar poorten naar een koude, sterloze leegte, krankzinnige, donkere bollen die haar ziel lijken te willen verslinden. Een donker, resonerend geluid komt uit zijn mond, geen woorden, maar een klank die door haar beenderen trilt en haar doodsbang maakt. "Je maakt foute keuzes, meisje," zegt hij dan, en zijn stem is nu dieper, galmend, alsof hij spreekt vanuit de bodem van een put. "Onthoud dat alle hemelbewoners, gevallen en verheven, je scherp in de gaten houden." Hij spreidt zijn vleugels, de spanwijdte is enorm en blokkeert de laatste resten licht. "Ik wou je alles geven. Macht. Een eeuwig leven. De hemel van jullie paters zou niets zijn vergeleken met de wereld die jij en ik samen zouden kunnen creëren." Zijn stem wordt nu zacht, verleidelijk. "Samen kunnen we een kracht ontsleutelen die onbeschrijflijk is. Je bent speciaal, Simone. Anders dan de anderen. Maak de juiste keuzes en verzamel een leger van donkere engelen rondom je."

"Je bent een monster!" sist Simone, haar stem is een trillende fluistering van afschuw. "Jij bent dwaas," antwoordt hij, zonder een spier te vertrekken. "Je klampt je vast aan een wereld die al aan het sterven is. En door die keuze ga je alles verliezen. Alles wat je dierbaar is."
"Ga weg!" Simone heft opnieuw het amulet, het metaal voelt nu warm en pulserend aan in haar hand. "SATOR..." dreunt het steeds weer door haar hoofd.
"Je probeert me te begrijpen," zegt hij, en er is een vleugje spottende sympathie in zijn stem. "Maar je hebt het inzicht er niet voor. Je ziet de stukjes, maar niet het hele bord. Frustrerend, hè?"

Simone doet een stap naar voren, haar angst maakt plaats voor een brandende, onwrikbare vastberadenheid. "Weet je zeker dat je mijn aanbod wilt afslaan?" Zijn stem is weer een verleidelijke fluistering. "Ik vraag het misschien niet opnieuw, dus denk goed na over je keuze, kleine sterveling."

"Sator Arepo Tenet Opera Rotas! Sator Arepo Tenet Opera Rotas!" De woorden zijn nu geen aarzelende gedachte meer. Ze klinken luid en met een immense overtuiging uit haar mond, alsof een andere, oeroude kracht haar stem gebruikt. Het amulet in haar hand begint te gloeien met een fel, kobaltblauw licht, dat de duisternis van zijn vleugels terugdringt. Robert verstijft. Zijn gezicht vertrekt in een grimas van pijn en ongeloof. Een storm steekt plotseling op, een dreunende donder trekt als een scheur door de hemel. Zijn armen trillen en spreiden zichzelf nog verder uit, alsof hij wordt opengetrokken door een onzichtbare kracht. Het daverende, oorverdovende geklapper van zijn vleugels galmt door de lucht, het lijkt overal vandaan te komen.

Een laatste, schaterende lach, vol van woede en een belofte van wraak, echoot wanneer Robert in een laatste, gewelddadige windvlaag verdwijnt, oplossend in duizenden zwarte, schreeuwende schaduwen die door de storm worden weggevaagd. De wind gaat liggen. De stilte keert terug. Simone, trillend en uitgeput door de kracht die door haar heen is gestroomd, valt op haar knieën.

---

Die nacht is er heel wat bedrijvigheid in de lucht. Britse en Amerikaanse bommenwerpers steken massaal het kanaal over om Caen te bombarderen. Zoals gewoonlijk schenken de Duitse soldaten én inwoners er geen aandacht aan. De voortdurende sirenes en het schuilen in de kelder zijn bijna normale onderbrekingen van het dagelijkse leven. De Fransen aanvaarden hun lot, zij het met een greintje fatalisme.

Wat de Duitse soldaten niet weten is dat de bommenwerpers dit keer elk een zweefvliegtuig meeslepen. Hun doelwit, dat ze in het holst van de nacht en zonder enige bescherming tegen luchtafweer moeten zien te halen: de smalle strook land naast de brug. En ondanks het onmogelijke van de opdracht is de stemming aan boord van de zweefvliegtuigen opperbest. "A-be, A-be my boy... what are you waiting for now? You promised me to marry me one day in June..." wordt er gezongen.

Iets na middernacht, vlak boven de Normandische kust, worden de zweefvliegtuigen een voor een losgekoppeld. De soldaten staken hun gezang, het geronk van de motoren van de bommenwerpers sterft weg en de stilte wordt alleen nog verbroken door het loeien van de wind. In de cockpit breekt bij de piloten het zweet uit. Zij kunnen door de dichte bewolking de bruggen, het kanaal en de rivier niet zien. Ze vliegen blind op kompas met een stopwatch als enige houvast voor de duur van de vlucht. Ze beseffen dat de kleinste misstap zou uitdraaien op de dood van een vijftigtal manschappen. "Als we ervan af komen met een paar gebroken benen, ben ik de gelukkigste man ter wereld," zucht een van hen. Met de moed der wanhoop probeert hij het houten gevaarte, dat bovendien veel te zwaar beladen is, in bedwang te houden. Zweetdruppels bengelen over zijn voorhoofd en de rest van zijn gezicht. Wanneer op het laatste moment de wolken uiteenwijken om het maanlicht door te laten, doemt plots de Pegasusbrug voor hen op, precies waar ze die verwachten. "Mooi, nu heb ik je," gromt de commandant die achter de piloten plaats heeft genomen.

De invasie is begonnen, de rest is geschiedenis...

---

"Gooi je wapen neer! Nu! Dan gebeuren er geen ongelukken." Twee Engelse soldaten, jong nog, met gezichten die tegelijkertijd getekend zijn door uitputting en gespannen van de adrenaline, komen de brug opgestormd. Ze houden Fritz onder schot, hun bewegingen zijn professioneel en dodelijk serieus.

Fritz lacht. Het is een onoprecht, hol, scherp geluid dat niet past bij de zwaarte van het moment. Het is de lach van een man die op de rand van de afgrond balanceert en besluit te springen. Simone heeft al verschillende versies van hem gezien – de charmante soldaat, de plichtsbewuste bevelhebber, de gepassioneerde minnaar, de gekwelde man. Maar ze weet met een ijzingwekkende zekerheid dat dit de minst leuke, de gevaarlijkste versie van hem is. Dit is de vreemdeling.

Ze probeert wanhopig oogcontact met hem te zoeken, hem met haar blik te bereiken, hem terug te roepen naar haar, naar hen. Maar hij ontwijkt overduidelijk haar blik. Hij kijkt langs haar heen, door haar heen. Hij doet alsof ze er niet is, alsof ze niet bestaat. En die ontkenning is pijnlijker dan welke kogel dan ook.

"Fritz, het is voorbij," probeert Simone hem te overtuigen, haar stem is een zachte, smekende klank te midden van de gespannen stilte op de brug. "Geef je over. Alsjeblieft."
Fritz schudt zijn hoofd, zijn ogen nog steeds gefixeerd op de Engelse soldaten. "Bemoei je er niet mee, Simone."
"Fritz..."
Nog voor ze meer kan zeggen, draait hij zijn hoofd bruusk naar haar. Hij kijkt haar aan met een woedende, verwrongen blik die ze nog nooit heeft gezien. "Houd verdomme je bek dicht, stomme hoer!"

De woorden zijn een brutale, fysieke klap. Simone slikt, haar keel knijpt zich samen. Ze voelt dat hij helemaal doorgedraaid is. Zijn ogen, die haar ooit met zoveel tederheid aankeken, stralen nu een pure, onverdunde waanzin uit. "Waarom... waarom doe je zo tegen mij?" snikt ze, haar stem is nauwelijks een fluistering. "Jezus, Simone," spot hij, en zijn stem is vol van een bijtende, wrede minachting. "Ben jij echt zo dom?"

"Hoe bedoel je?" vraagt ze twijfelachtig. Ze kijkt Fritz verward aan, ze probeert de man die ze liefheeft te vinden achter dit monsterlijke masker. "Voor mij ben je niet meer dan wat plezier," zegt hij, en elk woord is een zorgvuldig gekozen vergiftigde pijl. "Een warm bed in een koud land. Meer niet."

Simone haar lippen wijken een beetje uiteen. Ze schudt zachtjes met haar hoofd, een stille ontkenning. Ze heeft het gevoel alsof ze steeds moeizamer kan ademhalen, alsof de lucht om haar heen dik en zwaar wordt. Haar hersenen kunnen dit niet echt meer bevatten. Heeft hij haar daadwerkelijk al die tijd gebruikt? Is ze voor hem niet meer dan een meisje van plezier? Dit kan toch niet? De tederheid, de bekentenissen, de nachten... was alles een leugen?

"Dacht je echt dat het echt was?" grijnst Fritz op een provocerende manier, en hij geniet zichtbaar van de pijn die hij haar aandoet. "Je was hier voor gewaarschuwd, je eigen vader heeft het je gezegd. Dus ik begrijp je verbazing niet zo goed." Simone staart verbijsterd naar Fritz. "Waarom?" is het enige woord dat ze kan uitbrengen. Ze herkent de man die voor haar staat niet meer. Dit is niet haar Fritz. Dit kan hem niet zijn.

Fritz negeert haar vraag. Hij heft het pistool in zijn hand, en met een hand die nu zichtbaar trilt, richt hij het niet op de Engelse soldaten, maar op haar. Op Simone. De aders in zijn nek zwellen op en zijn gezicht begint rood aan te lopen. Zijn borstkas gaat hevig op en neer. Hij snuift even, een kort, scherp geluid, en zijn ogen, vol van die verschrikkelijke, onpeilbare waanzin, boren zich in de hare.

En dan loopt Simone op Fritz af. Het is dom en impulsief. Haar verstand beseft dat hij haar belazerd heeft en dat alles waarschijnlijk nep is. Maar haar gevoel kan hem niet zo snel loslaten.
"Fritz, schiet dan!" brult ze. Ze spreidt haar handen en kijkt Fritz recht in de ogen. Simone heeft geen idee wat ze aan het doen is. Het is alsof de woorden automatisch haar mond verlaten, zonder dat haar brein er enige invloed op uit kan oefenen.
Fritz kijkt haar vol minachting aan, zijn ogen zijn donker en zijn neusvleugels trillen de hele tijd, terwijl hij zwaar ademt door zijn neus.
"Simone, rot op." Fritz spreekt de woorden één voor één uit. "Het is allemaal nep, ben je nu echt zo dom dat je dat niet begrijpt?"
Simone voelt een steek in haar borstkas en laat zich huilend op haar knieën vallen. Het doet zo veel pijn dat ze geen lucht meer krijgt en in elkaar stort. Op dat moment weerklinkt er een oorverdovende knal. Er volgt nog een knal. En dan... wordt het akelig stil.

---

Soundtrack bij dit verhaal: The rolling stones - Sympathy for the devil

(1) Er was eens in het land van Normandië een dappere hertog die Hubert heette, talloze heldendaden verrichtte en vele goede kwaliteiten en deugden bezat. Daarom drong zijn hof erop aan dat hij zou huwen, zodat zijn nageslacht zou worden verzekerd. Zo kwam het dat hij de onvergelijkelijk knappe en wijze dochter van de hertog van Bourgondië huwde. Het koppel leefde vele jaren gelukkig samen in Normandië, maar bleef kinderloos. De hertogin was ervan overtuigd dat God haar haatte en in een vlaag van woede riep ze uit: "Als ik een kind krijg, mag de duivel het hebben." Nog diezelfde dag werd ze zwanger.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...