Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Leen
Datum: 01-10-2025 | Cijfer: 9.1 | Gelezen: 831
Lengte: Lang | Leestijd: 17 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Slaapkamer, Verlangen,
Seek And Destroy
De zaterdagochtendzon schijnt bleek door de grote ramen van Eva’s slaapkamer. De ruimte is een wit, steriel heiligdom, onberispelijk en bijna onpersoonlijk, met perfect opgemaakte kussens en boeken die op kleur zijn gerangschikt. Eva, Kathleen, Martine en ik zitten op de zachte, hoogpolige mat op de grond, omringd door papieren en boeken over de Franse Revolutie, maar het werk ligt al een kwartier stil.

Eva breekt de stilte, niet met een vraag over het project, maar met de vraag die al die tijd tussen ons in hangt. Ze kijkt me over de rand van een geschiedenisboek aan.
“Dus…?”
“Dus wat?” vraag ik, hoewel ik precies weet wat ze bedoelt.
“De Grote Liefde. Hoe is het afgelopen na de ramp van woensdagavond? Heeft hij je al gedumpt of is hij nog aan het twijfelen?” Haar toon is niet per se gemeen, eerder klinisch nieuwsgierig, alsof ze een interessant experiment observeert.
Ik voel een golf van defensieve trots. Ze verwacht dat het mis is gegaan. Ze verwacht drama. Ik ga haar laten zien dat ze ongelijk heeft. Een kleine, zelfvoldane glimlach speelt om mijn lippen, en ik laat me met een dromerige zucht achterovervallen op de mat.
“Het is weer helemaal goed,” zeg ik, mijn blik op het witte plafond gericht. “Meer dan goed, eigenlijk.”
“Oh ja?”

“Ja.” Ik besluit haar het bewijs te geven, om haar ongelijk voor eens en voor altijd in te wrijven. “We zijn gisteravond naar de cinema geweest.” Ik begin te vertellen, en terwijl ik praat, herbeleef ik het moment. De duisternis van de zaal, de geur van popcorn, de veilige warmte van zijn hand die de mijne vasthield. Ik vertel haar over Dirty Dancing, over hoe we op de achterste rij zaten. Ik vertel haar over de kus, de intense, allesverzengende kus tijdens de aftiteling. Ik vertel haar hoe zijn handen mijn lichaam verkenden, hoe mijn eigen handen stoutmoediger werden. Ik vertel het verhaal alsof het een scène uit een film is, een perfect, romantisch script.
Ik eindig mijn relaas met een tevreden zucht, nog steeds half verloren in de heerlijke herinnering. Ik verwacht een jaloerse opmerking, of misschien zelfs een verrast compliment.

In plaats daarvan is het even stil. Dan hoor ik Eva’s stem, droog en analytisch. “Aha. Dus toen je hem je liet betasten in de cinema, was de ‘nieuwe, chaotische’ Leen plotseling geen probleem meer?” De vraag is een directe, onverwachte stoot in mijn maag. De romantische waas lost onmiddellijk op. Ik ga rechtop zitten en kijk haar aan. Kathleen en Martine bevriezen midden in een beweging, hun ogen schieten vol ongeloof van Eva naar mij.
“Wat bedoel je?” vraag ik, me pijnlijk bewust van ons plotselinge publiek.
Eva lacht, een kort, humorloos geluid. “Leen, schatje. Het illustreert perfect mijn verhaal over de honingpot en de bijtjes. Het is simpele, voorspelbare biologie.”
“Het is niet zo,” zeg ik, feller dan bedoeld, mijn wangen gloeien van schaamte. Ik zie Martine een geschokte blik uitwisselen met Kathleen.
“Natuurlijk wel,” gaat Eva onverstoord verder, met de toon van een professor die een ingewikkelde stelling uitlegt voor een groepje trage studenten. “Een jongen is een bij. Woensdagavond schopte je tegen zijn korf en vloog hij boos weg. En wat doe jij? Je lokt hem terug. Niet met argumenten, maar met de belofte van honing. Je laat hem in de cinema even proeven, een vinger in de pot steken. En voilà, het bijtje is weer kalm.”
Kathleen laat een klein, giechelend, nerveus geluid horen, dat ze onmiddellijk probeert te onderdrukken door een hand voor haar mond te slaan.
“Hij zal nu als een trouw hondje achter je aan blijven lopen,” concludeert Eva, “zolang je hem de belofte van een naakt lichaam voorhoudt.”

“Carl is echt niet zo,” schud ik mijn hoofd, maar haar woorden, uitgesproken in het bijzijn van de anderen, voelen duizend keer vernederender. Mijn meest intieme momenten worden gereduceerd tot een kille, biologische transactie.
Eva heft haar schouders, een toonbeeld van wereldwijze onverschilligheid. “Ik hoop het voor je, Leentje. Echt waar.” De manier waarop ze het verkleinwoord gebruikt, is neerbuigend. Ze kijkt even naar de ongemakkelijk starende Kathleen en Martine. “Maar goed,” ze klapt in haar handen, de discussie is voor haar duidelijk voorbij, “we hebben een spreekbeurt te maken.”
Ze zucht en pakt een van de boeken, alsof er niets gebeurd is. Maar de schade is al aangericht. Haar cynische, kille analyse blijft in mijn hoofd rondspoken en werpt, gadegeslagen door twee verbijsterde getuigen, een lelijke, onwelkome schaduw over de tedere, perfecte herinneringen van gisteravond.

Ik staar naar de notities over Marie Antoinette, maar de letters dansen voor mijn ogen en vormen de gezichten van Carl, van Els, van Eva zelf. Elk woord dat ik opschrijf, voelt als een leugen. Elke romantische gedachte die ik over Carl heb, wordt onmiddellijk besmet door de kille, transactionele logica van de ‘honingpot’. Ik ben afgeleid, mijn concentratie is een zeepbel die door Eva’s analyse is doorgeprikt. De uren kruipen voorbij in een waas van halfslachtige bijdragen van mijn kant en de efficiënte, gedreven leiding van Eva. Uiteindelijk, tegen de middag, is het klaar. De structuur van onze spreekbeurt staat op papier, de rollen zijn verdeeld, de taken voor de komende week zijn duidelijk. We kijken voldaan naar de stapel boeken en de volgeschreven A4’tjes op de grond. Voor het eerst sinds de opdracht gegeven werd, voel ik een vlaag van trots. We hebben dit samen gedaan.

Op dat moment vliegt de deur van Eva’s slaapkamer open en stormt haar broer binnen, zijn gezicht rood en bezweet, alsof hij een marathon heeft gelopen. “Eva, je gaat nooit…” Hij stopt abrupt halverwege zijn zin als hij ons ziet, een kring van meisjes op de grond. Zijn blik glijdt over Kathleen en Martine, en landt dan op mij. “Oh,” zegt hij. “Je hebt bezoek.” Zijn ogen vinden de mijne, en de wereld stopt. We staren elkaar weer even aan. De nette, witte kamer vervaagt. De boeken over de Franse Revolutie verdwijnen. Het is alsof we weer op dat feestje staan, in een bubbel van stilte, omringd door chaos. De herinnering aan de onverwachte, intense connectie, de ‘blik van verliefdheid’, overspoelt me met een duizelingwekkende kracht. Ik zweef weg, meegesleurd door de onweerstaanbare stroom die tussen ons lijkt te lopen.

Het is Gert die als eerste wegkijkt, zichtbaar ongemakkelijk. De zelfverzekerde jongen van het feest is plotseling verdwenen, en in zijn plaats staat een onhandige tiener die niet weet wat hij met zijn handen moet doen. “Wel euh, ik, euh…” stottert hij, en hij houdt een cassettebandje omhoog als een soort schild. “Ik heb "Kill em all" van Metallica kunnen kopiëren. Van een maat van me. Ik dacht… toevallig geen interesse om er samen naar te luisteren?” Hij richt de vraag zogenaamd aan de hele groep, maar zijn ogen blijven op mij gericht. Hij voegt er met een stoere, bijna geforceerde nonchalance aan toe: “Seek and destroy staat er ook op.”

De stilte in de kamer is plotseling zwaar en ongemakkelijk. Gert staat daar, midden in de deuropening, met het gekopieerde cassettebandje in zijn hand alsof het een of ander heilig relikwie is. Kathleen en Martine staren hem met grote ogen aan, duidelijk niet wetend wat ze met de situatie aan moeten. Eva’s gezicht is een en al geamuseerde afwachting. Ze geniet van de show.

Ik voel de druk van alle blikken op mij gericht en een hete blos kruipt in mijn nek. Ik ben degene die moet reageren. “Metallica?” vraag ik, mijn stem is zachter dan ik bedoel. “Ik… ik ken die eigenlijk niet zo.” Eva laat een klein, spottend lachje horen. “Natuurlijk niet. Leen luistert vooral naar Bon Jovi.” Haar toon is plagend, alsof ze een schattig, maar lichtelijk beschamend geheim onthult. Ik voel me onmiddellijk in de verdediging gedrongen. “Er is niets mis met Bon Jovi,” zeg ik, en ik kijk Eva met een scherpe blik aan. “Je moet wel naar de teksten luisteren. Die vertellen ten minste een verhaal.”

Tot mijn verbazing is het niet Eva, maar Gert die reageert. Hij kijkt me aan, zijn eerdere onhandigheid maakt plaats voor een oprechte, peinzende interesse.
“Dat moeten we eens doen,” mompelt hij, meer tegen zichzelf dan tegen de rest. Dan schraapt hij zijn keel, en zijn blik wordt weer een beetje verlegen. “Dit is euh… een beetje anders.”
“Ik wil het wel eens horen,” zeg ik, en de woorden verrassen mezelf. Het is een impulsieve, onverwachte stap uit mijn comfortzone, een gebaar naar zijn wereld. Mijn stem is zacht, maar mijn blik is direct op hem gericht. Een langzame grijns spreidt zich over zijn gezicht. En in de stilte die volgt, te midden van de geschiedenisboeken en de onuitgesproken spanning, voelt het alsof er een nieuwe, fragiele overeenkomst is gesloten.

Gert, die eruitziet alsof hij net de lotto heeft gewonnen, rommelt onhandig met een oude cassetterecorder op Eva's bureau. De geschiedenisboeken worden zonder pardon opzijgeschoven. Kathleen en Martine kijken toe, hun gezichten vertonen een mix van nieuwsgierigheid en lichte spanning. Met een luide klik drukt Gert op de play-knop. Een zachte ruis vult de kamer, en dan…
We're scanning the scene in the city tonight
We're looking for you to start up a fight
There's an evil feeling in our brains
But it's nothing new, you know it drives us insane

De teksten en de muziek van Metallica komen aan als een mokerslag. De rauwe, schurende gitaarriff, de agressieve teksten, en de boze, declamerende stem van James Hetfield. Dit is totaal anders dan wat ik had verwacht. Dit is geen muziek om rustig naar te luisteren. Dit is een oproep tot de strijd, een muur van geluid die je ofwel omverblaast, ofwel dwingt om mee te vechten. Mijn eerste reactie is een schok. Dit is hard, dit is kwaad. Dit is het absolute tegenovergestelde van de melodramatische, romantische gitaarsolo’s van Bon Jovi.

Maar dan zie ik de blik op Gerts gezicht. De onhandige, verlegen jongen is verdwenen. Zijn hoofd beweegt op het ritme van de gitaren, zijn ogen zijn gesloten, en er speelt een grimas van pure, onvervalste catharsis op zijn gezicht. Wanneer het refrein losbarst, een chaotische explosie van geluid, schreeuwt hij de woorden mee, zijn stem vol overgave:
“SEEK AND DESTROY!”
En op dat moment gebeurt er iets in mij. De woede van de afgelopen dagen, de frustratie over de hele, verdomde wereld die me in een hoekje wil duwen, vindt plotseling een uitlaatklep. Ik zie de bevrijdende vreugde op Gerts gezicht, en in een opwelling van pure, roekeloze energie doe ik vrolijk mee.
“SEEK AND DESTROY!” schreeuw ik, en het voelt fantastisch.
Kathleen en Martine kijken elkaar een seconde geschokt aan, en dan, meegesleept door de absurde, rebelse sfeer, beginnen ze te giechelen en te roepen. Binnen een paar tellen staan we met z’n vieren in het midden van de kamer te springen en een tekst te schreeuwen waarvan we de helft niet eens verstaan, verenigd in een bizar, onverwacht moment van pure anarchie.

En Eva?
Zij doet niet mee. Ze staat naast haar bureau, haar armen over elkaar geslagen, en kijkt vol interesse naar wat er zich tussen mij en haar broer afspeelt. Er speelt een kleine, onleesbare glimlach om haar lippen. Ze kijkt niet naar de groep. Ze kijkt naar de vonk die is overgeslagen, naar de twee werelden die voor haar ogen botsen, en ze analyseert, ze berekent, ze wacht af.

De laatste, schurende gitaarriff van het nummer sterft weg, en wordt onmiddellijk gevolgd door het zachte, sissende geluid van het einde van de cassette. In de plotselinge, oorverdovende stilte staan we met z’n vieren te hijgen, onze gezichten rood, een mix van adrenaline en uitputting. Een nerveuze, opgewonden lach ontsnapt aan mijn lippen, en Gert lacht met me mee. Zijn ogen, die daarnet nog vol rebelse energie stonden, kijken me nu aan met een open, onbewaakte nieuwsgierigheid.
Op dat moment, net als ik denk dat er een nieuwe, onuitgesproken vriendschap is ontstaan, snijdt Eva’s stem door de intieme sfeer.

“Leen moet naar huis. Het is al middag geweest.”
Haar toon is vlak, zakelijk, als die van een moeder die het speelkwartier beëindigt. De warme, chaotische bubbel waarin we ons bevonden, barst. De realiteit, koud en ongemakkelijk, stroomt de kamer in. Ik ben in de war, een gevoel van teleurstelling overspoelt me. Ik wil nog niet weg. Ik zou de hele namiddag hier kunnen doorbrengen, op de vloer van haar kamer, luisterend naar die boze, opwindende muziek. Ik wil Gert leren kennen. De verlegen jongen die explodeert bij het horen van een gitaar… hij fascineert me. Maar dat kan ik onmogelijk zeggen. Niet met Eva in de buurt, die me met die scherpe, analyserende blik van haar staat op te nemen. En bovendien is het onmogelijk. Een pijnlijk, knagend schuldgevoel boort zich in mijn maag. Ik heb Carl. Ik heb hem een belofte gedaan. En de gedachte aan hem voelt nu, in de aanwezigheid van deze nieuwe, onverwachte verleiding, als een verraad.

- - -

De ochtendzon is verrassend warm voor een maandag in september, maar ze kan de kille, nerveuze knoop in mijn maag niet verdrijven. Ik loop richting de schoolpoort, mijn gedachten zijn een chaotische mix van de gebeurtenissen van het weekend. Carl. Eva. Gert. Het voelt alsof ik in drie verschillende verhalen tegelijk leef, en ik heb geen idee hoe ik de eindjes aan elkaar moet knopen.

Dan zie ik hem, leunend tegen een hek, een beetje afzijdig van de luidruchtige groepjes. Gert. Het lijkt niet helemaal toevallig. Hij duwt zich van het hek af als ik dichterbij kom, zijn bewegingen zijn onhandig en verlegen. “Hoi,” klinkt het, veel zachter dan de rebelse muziek die hij luistert.
“Hoi,” antwoord ik, en ik voel een onwillekeurige, verraderlijke glimlach op mijn gezicht verschijnen.
Hij rommelt in de zak van zijn oversized legerjas en haalt er een cassettebandje uit. "Voor Leen" is met een onhandig, jongensachtig handschrift op het etiket geschreven. “Ik… euh… ik heb een cassetje voor je samengesteld,” mompelt hij, en hij durft me niet aan te kijken. “Met wat dingen waarvan ik dacht dat je ze misschien wel leuk zou vinden.”

Een golf van pure, onvervalste blijdschap overspoelt me. In een wereld van snelle, oppervlakkige interacties, is een mixtape een daad van pure, tijdrovende toewijding. Het is het meest persoonlijke geschenk dat ik in jaren heb gekregen. Ik ben zo dolblij dat ik een impulsieve stap naar voren zet, mijn armen half geheven, klaar om hem te omhelzen. Maar dan, over zijn schouder, zie ik Carl. Hij komt met een vastberaden pas onze kant opgewandeld. Mijn glimlach bevriest. Mijn armen vallen slap langs mijn lichaam. De warme, opgewonden bubbel waarin ik me bevond, barst. Gert volgt mijn blik, ziet Carl, en zijn gezicht betrekt. “Ik… ik moet gaan,” zegt hij haastig. “Zie je later.” En met een laatste, snelle, bijna verontschuldigende blik, maakt hij zich uit de voeten en verdwijnt hij in de menigte.
Ik blijf achter, met het cassettebandje als bewijsstuk in mijn hand geklemd, net op het moment dat Carl voor me stopt.

“Wie was dat?” Zijn stem is vlak, zonder enige warmte. Het is een ondervraging.
Ik probeer nonchalant te klinken. “Gert. Eva’s broer. Hij had nog een cassetje voor me van dit weekend.” Ik houd het bandje omhoog, een poging tot transparantie die aanvoelt als een schuldbekentenis.
Carls blik is ijskoud. Hij kijkt niet naar mij, maar naar het bandje in mijn hand, alsof het een of ander giftig reptiel is. Zijn kaak spant zich aan en hij duwt zijn handen diep in de zakken van zijn jeans. De stilte die volgt is zwaar en vol onuitgesproken verwijten.
Ik zucht, de vreugde van daarnet is volledig verdampt en vervangen door een diepe, vermoeide frustratie.
“Jaloers?” vraag ik zacht.

- - -

Geïnteresseerd in het meisje achter dit verhaal? Abonneer je dan op de nieuwsbrief door mij een email te sturen. Mijn mailadres vind je op mijn profielpagina.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...