Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Simulacum
Datum: 02-06-2025 | Cijfer: 9.2 | Gelezen: 2662
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 33 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Bos, Kleine Borsten, Sprookje, Tiener,
Dit is mijn eerste aanzet tot mijn eerste fantasy-verhaal op deze site. In mijn hoofd zit voldoende stof voor talloze delen. We zullen kijken waar we aanbelanden.
"Maeve En De Wens Om Tovenares Te Worden" houdt het midden tussen de categorieën "fantasy" en "tieners", maar is ingedeeld in die eerste categorie, gezien het feit dat de wereld waarin het zich afspeelt, volledig verzonnen en misschien zelfs onbestaanbaar is.
Ik hou van een rustige opbouw.
Hou je daar niet van? Dan heb ik je in ieder geval gewaarschuwd.
Hou je daar wel van? Dan hoop ik dat het verhaal je leesplezier, en opwinding, zal bezorgen.



Het met mos beklede en vermolmde klaphekje viel vlak voor haar neus dicht. Drie meisjes huppelden zelfvoldaan voor haar uit, terwijl ze haar handen op het vochtige hout legde en het kleine hek open duwde. Hun armen fladderden door de lucht, als bij jonge eendjes die voor het eerst proberen te vliegen.
Met een enkele stap naar voren landde haar linkervoet in het parelgras. De dauwdruppels gleden van de grasstengels haar open sandalen in. Het water was koud, maar de zon die af en toe door het bladerdek van boomkruinen wist te breken, loste de druppels bijna even snel op als dat die geland waren.
Ze rolde haar schouders los, bracht haar handen naar haar gezicht en schoof de kap van haar donkergroene habijt van haar hoofd. Een lange bos geelblond haar gleed tevoorschijn, terwijl het meisje haar ogen sloot en de zuivere lucht van het Kleine Amberbos inademde.
Een ogenblik liet ze de indrukken van de bijzondere plek op zich inwerken. Verschillende deuntjes van enkele vogels die ze kende, afgewisseld of onderbroken door tsjik-tsjik geluiden en het luide gekras van vogels die haar minder bekend waren. Boven haar het ruisen van de boomtoppen, geritsel in een struik niet ver bij haar vandaan. Ze opende haar ogen richting een bloeiende vuurdoorn een paar passen bij haar vandaan.
Achter haar kraakte het klaphekje, klonk het enthousiaste gegiechel van weer twee meisjes. Ze probeerde haar geprikkeldheid te verbergen, terwijl ze over haar schouder keek naar het tweetal dat een drietal bleek te zijn.
Ze dartelden haar uitgelaten voorbij, wapperend met hun bordeauxrode habijten en wierpen haar een bijna hooghartige blik toe.
Het geklep en geklap van de lederen sandalen van de meisjes verwijderde zich van haar, terwijl haar vingers langs de dichte hoofdjes van de witte bloemen van de vuurdoorn gleden. Ze wachtte tot het geluid van de sandalen niet meer te horen was en gleed met haar handen in haar habijt, en terwijl ze behoedzaam om zich heen keek, haalde ze voorzichtig een klein stuk perkament tevoorschijn – niet groter dan haar hand toen ze het open rolde.
Ze hield het voor zich uit. Op het vergeelde papier een tekening van een kikker, of een pad. Dat wist ze niet eens zeker. En ze wist onvoldoende van amfibieën om te zeggen of dat aan de tekenaar lag, of aan haar.
Bufo, was met elegante krulletters boven de afbeelding geschreven, met daaronder Bufonidae, en een fladderende pennenstreek.
"Bufo," fluisterde ze zacht in de ruisende stilte van het bos, terwijl haar blik langs de uitbundige overvloed aan groen en bloemen ging.
"Bufo," herhaalde ze, terwijl ze het perkament weer oprolde en in haar habijt stopte. Haar sandalen gleden door het gras, terwijl ze om zich heen keek. Ze spitste haar oren.
Gekwetter van vogels, de roep van een dier dat haar volledig onbekend was, geritsel dat ze nog minder kon plaatsen.
En ergens niet ver bij haar vandaan het geruis van water. Het geklater van een beekje?
Ze veegde haar handen af aan haar habijt en slenterde in de richting van het geluid.

Haar hand rustte op de vorm van het rolletje perkament in haar voorzak. Iedere tien passen controleerde ze of het er nog zat. Het zat er nog.
Een kostbaar bezit. Geheime informatie. Een streepje voor. Een oneerlijk voordeel dat ze had. Maar zolang niemand er iets van af zou weten, maakte haar dat niet uit. Vanmiddag zou ze een Bufo vinden. Het zou een schot in de roos zijn, en het zou haar een mijlenverre voorsprong hebben.
Achter een flinke dwergmispel holde een meisje voorbij. De kap van haar habijt teruggeschoven. Ze stopte, keek op.
"Psst," siste de kleine brunette.
Maeve keek op.
"Elkaar helpen?" fluisterde het meisje, tussen de groene takken door. Haar wijsvinger ging stiekem op en neer tussen de twee tieners.
Maeve voelde weer aan het rolletje perkament in haar habijt. Ze keek om zich heen of niemand haar gezien had, en schudde toen haar hoofd.
"Nee."
Het meisje knikte, draaide zich om en holde verder.

Ze zou het met niemand delen. Dat zou oliedom zijn.
Al sinds haar vroegste herinneringen wilde ze dit. En daar was zij niet uitzonderlijk in.
Vraag een meisje wat ze later wil worden, en vrijwel zonder uitzondering zullen ze drie mogelijke antwoorden geven.
Prinses, tempelmeisje of tovenares.
Dat een toekomst als prinses een onmogelijkheid was, wist eigenlijk iedere meid wel voor haar achtste. Het was een kinderfantasie, die leuk was zolang je er in kon geloven. Daarna verdween de magie.
Tempelmeisje, daar had ze zelf nooit iets van begrepen. En ze wist dat ze het ook nooit zou kúnnen begrijpen. De meisjesdroom om tempelmeisje te worden, was er een die je vrijwel uitsluitend zag in die laag van de samenleving waar religie nog een ijzeren greep hield op het dagelijks leven. En aangezien zij net voldoende wist om de religie te begrijpen, maar onvoldoende om er volledig in op te gaan, was er nooit een serieuze aantrekkingskracht uitgegaan van een leven in een tempel.
Het gekabbel van het water zwol aan, en bij iedere struik, iedere groene tak die ze opzij duwde, verwachtte ze het beekje. Maar telkens bleek het weer net iets verder.
Een meisje in een rode pij met ravenzwart haar snelde voorbij. Ze keek niet op of om. Een wanhopige haast op haar gezicht, alsof ze te laat was opgestaan en nu achter de feiten aan liep. Takken zwiepten achter haar aan. Haar voeten landden in het gras, terwijl ze van links naar rechts sprong om wortels en kuilen te ontwijken.


~


Vandaag was de eerste dag geweest. De eerste dag die mee telde. De eerste dag in haar gloednieuwe habijt. Het had gevoeld als een onwaarschijnlijk cadeau. Alsof enkel de overhandiging van het donkergroene gewaad al een belachelijk privilege was dat haar nooit meer kon worden afgenomen. En hoewel dat wel kon, zou de ervaring voor altijd bij haar blijven.
Ze had de zware pij, die werd aangeboden op een satijnen kussen, overgenomen.
Voor ieder meisje was een page verschenen, in vol ornaat, met bijna overdreven kleurrijke mantels van vilt en een hoedje met daarop een kwartelveer gespeld. Als ze heel eerlijk was, liepen ze eigenlijk een beetje voor gek. Een gedachte waarvoor ze zichzelf direct terecht wees.
Haar page had vlak vóór haar stilgehouden, maar wel net zo ver dat ze zelf nog een kleine stap in zijn richting moest doen. Ze hoorde haar blote voeten op de granieten vloer, en met die van haar nog de voeten van dertig andere meisjes.
Maeve had opzij gekeken en zag een keurig opgelijnde rij van meisjes van haar leeftijd. Meisjes met exact de zelfde droom, en daarmee in het zelfde schuitje, maar vooral ook wel een beetje concurrent.
De page had geknikt, waarna ze voorzichtig en onder de indruk met haar vingers onder het donkergroene habijt gegleden. En ze had haar adem ingehouden toen de page het kussen had weggetrokken en ze met half gestrekte armen de donkergroene pij voor zich uit hield.
Wat was 'ie zwaar. Bijzonderder dan dit kon haast niet.

Haar ogen gleden voorbij de page, langs de stenen vloer, die van graniet over ging op marmer. Tot aan het houten hekje, waarachter iedereen stond. De ouders van alle meisjes. Of ten minste, ze kon zich niet voorstellen dat er ouders waren die hierbij verstek zouden laten gaan.
Ze stonden zwijgend en in sobere kleding te kijken naar het uitzonderlijke tafereel waar hun dochters deel van uitmaakten, temidden van een reeks pilaren die het kleurrijk beschilderde koepelgewelf ondersteunden.
Maeve trok opgewonden haar schouders op en lachte verlegen haar tanden bloot in de richting van haar ouders.
Ze had 'm – het habijt.
Haar moeder keek minder vrolijk dan ze had verwacht, dan ze had gehoopt. Iets dat deels werd gecompenseerd door haar vader, die met evenveel tevredenheid als goedkeuring knikte.

Ze keek naar de page en die keek terug. Hij knikte. Plechtig, serieus. En ondanks zijn leeftijd van tegen de vijftig, fonkelde er ver weg een nooit gedoofde jeugdige branie in zijn ogen.
Een dreunende tromboneklank schalde door de zaal. Enkele meisjes drukten de handen tegen de oren, een enkeling liet haar habijt op de grond vallen en griste die vervolgens weer geschrokken op.
En even was er een korte stilte, die enkel werd onderbroken door een kuch die niet kon worden ingehouden door enkele van de ouders daar verderop. En toen een luide mannenstem die overal vandaan leek te komen.

"De habijten worden gedragen!"

De stem weerkaatste van muur tot muur. Cirkelde rond in het koepelgewelf en drong binnen in de oren van de rij van de dertig jonge meisjes. En het was stil geweest.
Dertig jonge tienermeiden stonden ongemakkelijk opgelijnd, stuk voor stuk hun gloednieuwe habijten voor zich uit houdend, tegen zich aan drukkend of inspecterend. Een stilte met enkel het geritsel van de zware, geweven stof van de pijen.
"Wat nu?" fluisterde het blonde meisje naast Maeve, terwijl ze bijna onzichtbaar naar haar kant hing.
Ze wist het evenmin.
Luisterend naar de oorverdovende stilte gleden haar duimen langs de onderkant van haar habijt. Moest ze het gewaad aantrekken?
Vragend keek ze naar de page met zijn malle hoedje, en die keek terug. Zijn blik vol van een ongeduldig soort concentratie.
Hij beantwoordde haar vragende blik met een knik in de richting van het habijt, en een knik richting haar.
Stilte in de zaal, met knikkende pages over de gehele breedte. Dertig keer een knik richting een afzonderlijke habijt. Dertig keer een knik richting een ander meisje.
En daarna geritsel van de zware stoffen.

Maeve greep waar ze de schouders van de pij verwachtte vast, hield het met al haar kracht met gestrekte armen voor zich uit, en ontvouwde het habijt. Met een diepe schok zag ze het helemaal. Prachtig, in alle eenvoud.
Een volledig donkergroen habijt, met goudkleurige stiksels. Donkergroend. Precies de kleur waar ze altijd van gedroomd had.
Nog eens een verlegen lachje richting haar ouders.
En daarna zocht ze de onderste zoom van het gewaad. Ze zou het over haar hoofd trekken, en dan zou het officieel zijn. Echt waar.
Maar terwijl ze met haar armen in de onderzijde van het habijt gleed en het gewaad bijeen begon te stropen om het over haar hoofd te laten glijden, kuchte de page. En toen hij niet direct haar aandacht kreeg, kuchte hij nogmaals.
Ze keek op, enkel om de man nee te zien schudden en tweemaal te zien knikken in haar richting. Zijn ogen leken groter en zijn blik standvastig.
Even keken de twee elkaar aan, tot ze er verlegen van werd en haar blik afwendde. Maar toen er vervolgens helemaal niets gebeurde, richtte ze haar ogen weer richting hem, zonder direct oogcontact te maken.
Heel even keek ze hem toch aan. Met een punt van haar pastelkleurige hemd tussen haar duim en wijsvinger. Ze hield het voor zich uit, terwijl haar blik langs die van de man flitste.
Dit? – leken haar ogen te vragen. En de man had kalm en resoluut geknikt.
Ze had weggekeken. Vol ongemak en schaamte.
Even gluurde ze vanuit haar ooghoeken naar haar ouders, terwijl ze voelde hoe ze kleiner en kleiner werd.
Nog eens plukte ze een punt van haar hemd tussen duim en wijsvinger en probeerde de zelfde vraag nog eens. Alsof het antwoord de eerste keer aan duidelijkheid te wensen over had gelaten.
Dit? – vroegen haar ogen nog eens, terwijl ze wapperde met het hemd.
En andermaal knikte de page. Op het zelfde moment als dat er aan weerszijden van haar geritsen te horen was.
Meisjes die in beweging kwamen. De een wat sneller dan de ander. Sommigen bewogen helemaal niet en bleken stokstijf staan. Een enkeling schudde het hoofd.
Nog meer geritsel. Geweven stoffen, hemden, geknoopte touwen die dienden als riem rond meisjesheupjes.
Het eerste hemd gleed over een hoofd, daarna nog een en nog een.
Zonder er direct naar te kijken, zag Maeve vanuit haar ooghoeken meer en meer bloot. De huidkleurige waas van meisjeslichamen.
En ook zij maakte nu aanstalten.
Het moest wel. Dit was pas de allereerste stap. Dit was naar kinderdroom. De fantasie van ieder meisje. Ze wilde niets liever. En kennelijk was dit nu eenmaal iets dat er bij hoorde.
Even grote meid zijn. Even doorbijten. Nergens aan denken.
En de zenuwen weg slikkend, grabbelde ze met haar vingers onder haar gebroken witte hemd en hees het omhoog.
Twee spits toelopende tienerborstjes glipten onder het zachte linnen vandaan. Het voelde koud, kwetsbaar. Ze voelde zich verschrikkelijk bekeken.
Verderop hoorde ze voeten van ouders schuifelen. Hoorde ze een kuch, en nog een.
Ze gleed met haar blik naar opzij, en zag hoe tientallen meisjes van allemaal ongeveer haar leeftijd hemden over hun hoofd trokken, touwen rond hun middel losknoopte, broeken naar beneden lieten glijden.
Sommige meisjes hadden nog altijd alles aan. Sommige beter zenuwachtig op hun vingernagels. Enkele draaide zich om van schaamte, soms nog met al haar kleren aan, soms half naakt. Twee meisjes draaiden zich om en wilden vertrekken richting een uitgang die ze niet eens konden vinden. Nog twee volgden hun voorbeeld, maar alle vier werden ze aan hun bovenarm mee teruggevoerd door hun pages.
En terug in de haag van meiden begon het opnieuw. Het knikken van de bodes, het getreuzel van de tieners. In een enkel geval gejammer, gesmeek. Een meisje riep om haar ouders. Maar hoe veel er ook getreuzeld werd en in weerwil van al het weeklagen gleden bij alle meisjes uiteindelijk de kleren naar de grond.
Ook bij Maeve.
Ze was niet de eerste, maar wilde ook zeker niet de laatste zijn.
Het leek haar dat de eerste meisjes aanvankelijk de aandacht het meest op zich gevestigd kregen, en daarna juist de jonge treuzelaars, waardoor ze probeerde om juist in het midden te blijven.
En nadat ze haar habijt behendig tegen haar borst had geduwd toen ze haar hemd had uitgetrokken, probeerde ze zich al wurmend en wiebelend met haar smalle heupen van haar broek te ontdoen. Maar hoe behendig ze ook heen en weer ging, het wilde maar niet slagen, waarna er uiteindelijk niets anders op zat dan het habijt even neer te leggen.
Met een wapperende hand probeerde ze zo nonchalant mogelijk haar punttietjes en kleine, lichtroze tepels verborgen te houden, terwijl ze haar broek met haar duim naar beneden duwde.
In één, twee, drie pogingen gleed het stof over haar bekkenkam en langzaam naar beneden.
Heupwiegend en met een dunne arm ter hoogte van haar tepellijn duwde ze de fijne stof van haar broek richting haar enkels, waarna het moment passeerde dat ze daar helemaal naakt stond. Volgelopen met schaamte, zinderend van de zenuwen – haar melkwitte jonge lichaam bevend ten overstaan van dertig pages. Voor het oog van misschien wel bijna zestig ouders. Haar kleine spitse borstjes vooruit, gelukkig het grootste deel van de tijd met haar arm er voor. Hetzelfde voor haar kruisje, waar haar bescheiden strookje schaamhaar nog zo dun gezaaid was dat het zelfs met de beste wil van de wereld niet dekkend genoemd kon worden.

Met een katachtige duik had ze haar habijt van de grond gegrepen, had ze het in de lucht gegooid. En met enkele soepele bewegingen van haar tengere lichaam was ze in de pij gegleden, waarna alle schaamte en verlegenheid vrijwel direct verdwenen als sneeuw voor de zon.
Ze had het gedaan. Ze had het voor elkaar. Ze droeg het. Ze droeg het habijt! Stap één. Ze was op weg. Het allervroegste begin van het verwezenlijken van haar droom.
Opgewonden wapperde ze met haar handen. Ze kon een piepje van enthousiasme nog maar net onderdrukken, terwijl ze zag hoe het meisje naast haar precies op dat moment haar habijt liet zakken.
Een eindje verderop moest een leeftijdsgenootje geholpen worden. Moest een page er aan te pas komen om haar uit te kleden, met het nodige drama tot gevolg.
Maar enkele tellen later stonden ze allemaal in het groen. Allemaal keurig op een lijn, hun zware habijten rustend op hun schouders, van top tot teen gehuld in het gewaad waarmee hun tocht zou beginnen.
Zelfs het meisje dat zich tot het laatst had vezet, keek nu richting haar ouders. Haar ogen rood en een wrange, maar trotse grijns op haar jonge gezicht.
En Maeve zelf, diep verzonken in haar donkere habijt. Gloeiend van trots.
Nu durfde ze weer te kijken richting haar ouders, die er nog het zelfde bij stonden als eerst.
En toen klonk er gejuich en geklap.


~


Het beekje schitterde achter een witroze magnolia.
Het water fonkelde in de zon.
Ze kroop onder enkele takken door en wiebelde verder over de ronde, gladde kiezels aan de rand van het water. Aan de overkant trok een reusachtige rots zich op, waaraan een verzameling van mos, varens en overhangende takken kleefde.
Ze keek om zich heen.
Er was niemand. Maar niemand wist ook waarnaar ze zochten.
Nouja, niemand behalve zij dan.
Nog eens haalde ze het perkament tevoorschijn en rolde ze het uit.
Bufo.
En ze had de woorden nog niet gelezen, de tekening nog niet bekeken, of vanuit haar ooghoeken zag ze ze al zitten.
Verschillende formaten van het diertje zoals op de tekening.
Yes!

Pas veel later zou ze zich realiseren dat de Bufo een pad was, en geen kikker. En dat het volstrekt toeval was dat ze de dieren nu juist direct dáár had gevonden.
Maar het had voor haar euforie geen verschil gemaakt.
Dat toeval, dat besefte ze later pas.
Net zoals ze later ook zou gaan beseffen dat alles waar ze sinds haar kindertijd in geloofd had, alles waar ze op gehoopt en over gedroomd had, altijd al anders was geweest dan ze zich op dat moment had kunnen voorstellen.
Ze geloofde dat ze leefde in een sprookje. En in feite was dat ook waar.
Enkel was het een heel ánder sprookje dan waar ze altijd, zo lang als ze zich kon heugen, in had geloofd.


~


Verveeld steunde ze met haar wang tegen haar vuist, terwijl de vingers van haar andere hand langs de grote kaft van een eeuwenoud boek streek. Ze zuchtte, schoof enkele kommetjes en kaarsen opzij, sloeg het boek weer open en ging met haar vingers over het vergeelde papier.
Iets over magie. Iets over werkzame stoffen. Hoe zoek je dat op? Hoe vind je überhaupt iets in een bibliotheek zonder index, en zonder ordening? Waar in vredesnaam moest ze beginnen?
"Geen idee..." fluisterde ze zachtjes, terwijl ze achterover leunde in de harde, houten stoel en haar blik langs de muren liet gaan.
De muren, die werden gevormd door eindeloze boekenkasten. Van de grond, tot aan het plafond op misschien wel méér dan tien meter hoogte. Eeuwenoude, houten kasten met eeuwenoude boeken. Papieren kaften, lederen kaften, grote boeken, hele kleine, gigantische ze nu en dan. Eindeloze aantallen. Ladders langs de ontelbare planken, hier en daar een open wenteltrap die helemaal tot boven ging. Rijen, gangen. Haar hoofd tolde er bijna van.
Waar moest ze toch beginnen?
Overal om haar heen, schuifelden meisjes rond. Sommigen in groene habijten net als zij, maar evengoed rode, en zelfs een enkele gele. Ze klommen op ladders, gleden langs de vele wenteltrappen, gingen met hun vingers langs de ruggen van oude boeken. Leken na te denken, en namen af en toe een boek mee naar haar tafel, waar ze werden opengeslagen en zwijgend werden bekeken.
Ze hebben nog minder een idee dan ik, dacht ze bij zichzelf, terwijl ze de andere meisjes stiekem observeerde. Ze hebben geen flauw idee.
Zouden ze haar vreemd vinden, nu ze hier al sinds de ochtend zat te ploeteren? Vonden ze dat overdreven? Net zoals zij zich afvroeg waarom het meisje in het groene habijt naast haar een wortel leek te hebben uitgegraven die ze voor zich op tafel had liggen. Of een meid in het rood, die een buideltje in haar handen geklemd hield. Of weer enkele andere die willekeurig bloemen en kruiden leken te hebben geplukt, alsof de opdracht hadden gekregen een boeket samen te stellen.

Een meisje in het rood gleed uit op de onderste trede van een van de trappen. Een kleurgenootje leek bij toeval een mechanisme te hebben geactiveerd door een zeker boek te verschuiven, waarop een deel van de kast waar ze voor stond, open klikte als een deur die op een kier werd gezet.
Een oude hand duwde de kier iets groter, waarna een magere mannenhoofd kort naar buiten gluurde. Flarden grijs haar staken onder een groene muts vandaan en slierten van zijn grijze baard eindigden allemaal samen in een korte vlecht aan zijn kin.
Het magere gezicht keek de biliotheek rond, en daarna naar het meisje, dat verbaasd achterover leunde.
Maeve slikte en trok met een licht gevoel van jaloezie haar nutteloze boek naar zich toe.
Vanuit haar ooghoeken volgde ze hoe het meisje en het oude mannenhoofd met het grijze haar enkele woorden leken te wisselen, waarna de grijze kop verdween en het kleine figuurtje in het rood door de kier naar binnen glipte.
Was dat een druïde geweest? Goeie genade, het zou zomaar kunnen. Het moest bijna wel. Een druïde, zomaar in de Grote Bibliotheek? En zo dicht bij?
Uren had ze lopen ploeteren, zoeken, graven in haar gedachten en geklommen op ladders, bijna blind op zoek naar een boek waarvan ze titel noch onderwerp kende. En nu bleek op een paar armlengten afstand een druïde achter een van de kasten te zitten?
Ze kon wel gillen van frustratie.
Als het er echt een was, zou hij ongelooflijk veel weten van magische kruiden. En hoewel er altijd werd gezegd dat ze zelden op zoek zijn naar een praatje en kennis het liefst voor zichzelf hielden, was er altijd een kans dat er eentje wel eens uit de school wilde klappen. Misschien net wat méér wilde vertellen dan gewoonlijk.
Ze zou in ieder geval de kans krijgen om het te vragen. Of ze een antwoord kreeg, was een tweede, maar dat kleine meisje met haar ravenzwarte haar had een ongelooflijke kans gekregen. En het voelde verschrikkelijk oneerlijk.
Wat had zij gedaan waardoor ze er recht op had? Waarom zij?
Ze had zelf de hele middag geploeterd in de bibliotheek, en de zwartharige had ze niet gezien. Het was alsof het meisje binnen was komen wandelen, toevallig een willekeurig boek had willen bekijken en de deur was open geklikt.
Het voelde volstrekt onrechtvaardig. Waarom werd hard werken zelden beloond? Waarom hebben sommige mensen toch zo veel geluk?
Ze beet op haar lip en staarde naar in het niets en verdronk in zelfmedelijden.


~


Ze probeerde de kier wijder te maken en duwde uit alle macht het kozijn en de boekenkast uit elkaar, maar het mechanisme bleek onwrikbaar. Het was donker, daarbinnen en de man kon ze ook niet meer zien.
Een vlaag van opwinding was door haar lichaam getrokken, een golf van onoverwinnelijkheid, van puur geluk.
Ze had het niet zeker geweten, maar toch wel bijna. Eigenlijk direct toen het oude, rimpelige hoofd haar vanuit de duisternis had aangestaard en een blik in de bibliotheek had geworpen.
Hij had aan zijn baard geplukt, die eindigde in een grijze vlecht en haar daarna van top tot teen in zich opgenomen.
"Nieuw?" had hij gevraagd. En ze had geknikt. Driftiger dan ze had bedoeld.
In zijn rechterhand had de man een houten staf. Meer een doorsnee stok, eentje die je zo in het bos van de woudbodem kon rapen. Maar dat deed er niet toe. Toen ze de staf zag, wist ze zeker dat de man een druïde was. En ze wist ook wat dat in potentie betekende. Enorme kennis. Eeuwenoude wetenschappen. Méér weet van zaken dan zij in jaren zou kunnen opdoen in deze bibliotheek.
En na een eerste schrikreactie voelde ze hoe ze overspoeld werd door een onbeheersbare drang om vragen op de oude man af te vuren. Om hem helemaal uit te horen. Om het laatste beetje kennis uit hem te persen. Hij zou zo veel weten. Hij kon haar zo veel helpen. Ze zou alle andere meiden op de eerste dag al op een mijlenverre achterstand kunnen zetten. Als ze hem maar iets mocht vragen.
Ze deed haar mond open om iets te zeggen, maar durfde niet.
Spreek je een druïde aan? En zo ja, hoe dan? Of wacht je tot hij je vragen stelt? Tot hij je toestemming geeft om hem iets te vragen?
Misschien is dat wel hoe het werkte. Want na enkele schichtige bewegingen van de ogen van de man, wenkte die haar, terwijl hij zich omdraaien en schuifelend in de duisternis verdween.
Ze keek over haar schouder. Het was nog altijd druk in de Grote Bibliotheek. En natuurlijk was het dat. Over vijf kwartieren zou hun eerste Les beginnen. Alle meiden waaren volop in voorbereiding. Dit was de eerste indruk. Dit was de eerste proeve. Het visitekaartje. En eerlijk is eerlijk – haar zoektocht in het bos had haar nog niets opgeleverd.
Ze keek nog een keer om, voelde aan de kap van haar habijt, tilde haar linkerbeen op het stapte over de houten drempel – de duisternis in.
Met een soepele heupbeweging wentelde ze naar binnen en tastte ze in het duister. Schuifelend, voetje voor voetje, ging ze verder, en het duurde slechts enkele oogwenken alvorens de boekenkast met een klik achter haar sloot.
Op een steenworp afstand zag ze de flakkering van een vlam, en op de tast ging ze verder.

"Wat is je naam, mijn kind?" vroeg de magere grijsaard, terwijl die langzaam rond de tafel schuifelde. Het blad was de dwarsdoorsnede van een oude woudreus – de jaarringen indicerend dat het een boom van duizenden jaren oud moest zijn geweest.
Ze zat kaarsrecht op een houten krukje aan de enorme tafel, haar knieën tegen elkaar geklemd, haar handen zenuwachtig voor zich in elkaar gevouwen.
"Aisling," antwoordde ze zachtjes. Het klonk alsof ze buiten adem was.
De vlam van de grote kaars voor haar flakkerde, terwijl ze hem haar naam vertelde.
Met verkrampte schouders keek ze om zich heen. Naar het vertrek dat haast méér weg had van een hol dan van een kamer, nu de muren niet eens van steen leken en evenmin recht liepen. Tegen de wanden stonden boekenkasten met oude literatuur, maar lang niet zo veel als ze had vermoed bij een druïde. Ze maakte zichzelf wijs dat de kennis van de man in het hoofd zat, en niet in zijn boeken. En bovendien, als hij achter een boekenkast in de Grote Bibliotheek leefde, waar had hij zelf dan nog zo veel boeken voor nodig? Hoogstwaarschijnlijk was dit een exclusieve bibliotheek. Boeken die daarbuiten niet eens gevonden worden. Zeldzame kennis.
De man schuifelde rond, waarbij zijn gestalte wisselende schaduwen wierp op de muren – soms meerdere tegelijk. Het licht van een vijftigtal kaarsen en enkele fakkels zorgde voor een schouwspel dat een strijd leek tussen het zwart van de duisternis en het geel van de vlammen.
"Aisling," herhaalde hij, terwijl zijn vingers voelden aan een verzamling konijnenpootjes die van het plafond aan touwtjes naar beneden hingen.
Konijnenpoten – zou daar magie in kunnen zitten?
"Aisling," zei hij nogmaals, terwijl hij zich onverwacht soepel omdraaide in haar richting en haar bekeek.
"Sta eens op, wil je?"
Haar frunnikende handen stopten met bewegen. Ze keek naar de grijsaard en naar zijn vriendelijke blik, half gekanteld.
Zonder aarzeling knikte ze inschikkelijk, schoof het houten krukje terug over de stenen vloer en ging staan.
De man gleed in haar richting en gebaarde naar opzij.
"Doe eens een stapje naar hier, mijn kind."
En met haar handen voor haar bovenbenen stapte ze tweemaal zijwaarts.
Kon ze misschien een vraag stellen? Ze keek naar de man zonder oogcontact te maken.
Nee, natuurlijk niet. Niet nu. Hij was aan het woord. Geduld.
De oude man knikte, wreef in zijn handen.
"Doe je kap eens af, liefje," suggereerde hij, waarbij hij een beweging maakte alsof hij er zelf een droeg. "Geen reden tot formaliteiten hier hoor."
En na een korte aarzeling ging ze met haar handen richting de kap van haar habijt en schoof die terug.
Glazend, steil en ravenzwart haar gleed tevoorschijn. Lang, tot halverwege haar rug en misschien zelfs nog wel iets verder.
De oude man veerde op.
"Oh!" hikte hij kort, terwijl zijn ogen groot werden. Hij rechtte zijn rug. "Zwart haar."
Hij mompelde, terwijl hij een stap dichterbij deed en zijn knokige hand naar het jonge meisje bracht.
"Zwart haar," herhaalde hij dromerig. "Als een raaf. Dat zien we hier niet vaak."
De jonge Aisling volgde de hand van de man, terwijl die bijna geobsedeerd door haar lange haar streek.
"Zeker niet vaak," mompelde de man verder, voelend aan de lange lokken. "Magische potentie. Het zou zomaar kunnen."
Het meisje voelde alle spieren in haar lijfje aanspannen bij die laatste woorden. Een gelukszalige tinteling trok door haar buik. Kon dat echt waar zijn? Wist die man iets over haar dat ze zelf niet wist? Zelf had ze niet buitengewoon veel vertrouwen gehad dat ze hoge ogen zou gaan gooien, zeker niet als ze het ongelooflijke fanatisme van sommige andere meisjes zag. Maar als er misschien al iets magisch aan haarzelf was... Als die man een druïde was... Als hij het juist had.
"Kom eens," zei hij toen, terwijl hij het houten krukje met zijn linkervoet opzij schoof en haar aan haar rechterarm naar rechts trok. Ze drentelde met hem mee.
"Kom eens... hier," zei hij heel precies, terwijl hij de jonge tiener in een hoek van de kamer, het halve hol, zette waar de kaarsen en de fakkels om het felst schenen.
"Juist," mompelde hij tevreden, terwijl hij een stap terug deed en aan zijn grijze vlechtbaard plukte. "Juist... heel goed."
Afwachtend en een tikje verlegen leunde de zwartharige tiener van haar ene been op het andere. Deed haar best om zelfverzekerd te lijken, maar durfde het niet eens aan om de heuse druïde aan te kijken. En hij deed weer een stap in haar richting. Tot vlakbij.
"Laat me even," zei hij zonder haar een blik waardig te gunnen, en zijn oude knie knakten en kraaten terwijl hij iets bukte. "Even iets... onderzoeken, liefje."
Zijn knokige vingers grabbelden langs haar habijt, ter hoogte van haar schenen.
Ze voelde hoe haar hart iets sneller begon te kloppen en zenuwen begonnen op te spelen, terwijl ze zag hoe hij de zware stof van haar rode pij verzamelde in zijn beide vuisten. En toen ze naar beneden keek, zag ze hoe hij grabbelend haar habijt omhoog hees.
Haar blote voeten in haar lederen sandalen, haar dunne schenen, haar fijne knieën, haar slanke bovenbenen.
Ze hapte naar adem.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...