Door: Keith
Datum: 14-06-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 2067
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 39 minuten | Lezers Online: 2
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 39 minuten | Lezers Online: 2
Vervolg op: Mini - 369
Eenmaal thuis begon Joline met koken. “Jij moet je bugel nog even warm spelen, Kees! Ik roep wel als het eten klaar is.” In de studeerkamer oefende ik vlijtig ‘riedeltjes’ en daarna nog wat willekeurige stukken en koralen. Greet had me geen specifiek huiswerk opgegeven. “Je laat je maar eens verrassen, Kees”, had ze gezegd. Nou ja, prima. Ze wist waar ik van hield en ik kende haar voorkeur ook wel. Dat lag niet zover uit elkaar.
Om half zeven riep Joline dat er gegeten kon worden. Aardappelen, een gehaktbal, spruitjes en een mocca-pudding. De laatste kende ik nog niet; maar hij was heerlijk. “Bladzijde 452 uit het receptenboek, schat.” Joline glimlachte. “Een receptje van je eigen vriendinnetje Jolientje. Voor het eerst gemaakt toen het lieve kind een jaar of vijftien was. Het recept is eerlijk overgenomen van de moeder van een vriendin. Jolientje had daar eens een keer gegeten en was zó ondersteboven van die pudding dat ze het recept bij elkaar gebedeld heeft. En een dag later zelf gemaakt. Daarna was de hele familie Boogers verkocht en kwam het in het receptenboek.”
Ik knikte en zei tussen twee happen door: “Slim meisje, die Jolientje! Die moet ik strikken om mee te trouwen. Als ze dan elke dag deze pudding maakt…” “Echt niet meneer! Nou ja, dat trouwen lijkt me wel een goed plan, maar elke avond deze pudding? Nog niet misschien! Best arbeidsintensief. Wordt gemaakt met échte koffie. En nee, die komt niet uit de Senseo, die moet ‘gewoon’ gezet worden. Kost al met al bijna een half uur om te maken. Bovendien: als jij elke avond deze pudding tot je neemt, heb je over een jaar hetzelfde figuur als een zekere dame die hier op de 5e verdieping woont.” Ze giebelde. “Nou ja… met uitzondering van haar… ahum… ‘pluspunten’. Heeft Jolientje geen zin in.” Ik keek gespeeld teleurgesteld, maar Joline hield voet bij stuk.
“Nee meneertje. Deze pudding gaat niet elke week gemaakt worden. Er zitten ook nog vier eieren in, nogal wat suiker, bindmiddel, zwarte koffie… Kortom: het ritselt van de calorieën. Niet goed voor ons.” Ik keek nu onschuldig. “Dan maak je het toch voor vier dagen?” Joline zuchtte. “Vreetzak. Weet je wat? Ik kook een hoeveelheid voor vier dagen en dan nodigen we meneer en mevrouw van Laar uit om eens gezellig te eten. Wedden dat die pudding daarna compleet verdwenen is? En de Landrover van Fred iets dieper op zijn veren drukt?” Ik gaf haar een knuffel. “Prima, schat. Niet elke week deze heerlijke pudding tot ons nemen, want dan is het bijzondere er af. Maar hoe dan ook: hij was heerlijk!” Ze keek nu tevreden. “Goed om te horen. Er zit dan ook aardig wat werk in…”
Ik meende een plagend trekje om haar mond te bespeuren. “Jolien… Wat heb jij op je lever? Je houdt iets achter!” Ik keek nu strak aan en ze kleurde een beetje. “Kees! Je kijkt me aan alsof ik iets uit de koektrommel heb gejat!” Ik schudde mijn hoofd. “Nú, dame! Vertel!” Ze giebelde nu. “Jij hebt het dus ook… Da’s lastig voor me.” Ik knikte. “Na anderhalf jaar herken ik wel een trekje om je mondhoeken, dame. Dat trekje wat verraadt dat je iets achterhoudt. Nou, kom op, voor de draad ermee!” Ze bleef giebelen. “Er staan nog twee porties in de vriezer, schatje…” Ik knuffelde haar even. “Ik heb het al eerder gezegd, maar: je bent soms een geniepige ritselaar, Jolien.” Een tongetje likte mijn oorlel en ik huiverde even.
En toen klonk zachtjes: “We moeten elkaar kleine verrassinkjes blijven geven, Kees. Dat houdt het leuk. Een grote bos rozen als ik terugkom uit Roemenië, een doos bonbons als ik voor de eerste keer hier kom, een lekker puddinkje zo af en toe, een met de hand geborduurd kussentje voor op je rollator op je 82ste verjaardag…” Een lange zoen volgde. “Gekke meid. Met je kussentje. Kom, ik help je nog even met de afwas, ik heb de tijd voordat ik me moet melden bij de Opperwachtmeester.” “Ik blijf hier, Kees. Kan ik mooi twee uur geconcentreerd werken. En Mocca gezelschap houden.”
Om vijf voor acht liep ik de kerk in. Het orgel speelde al. Of nog. Ik luisterde even. Anglicaanse hymns. Mooi! En Greet deed precies wat ze me een aantal weken geleerd had: sommige zinnen heel ingetogen, anderen uitbundig. En het laatste couplet speelde ze met een hele mooie tegenstem in de sopraanpartij!
Ik stond op het punt de kerk binnen te gaan, toen ze een nieuw lied inzette. Van oorsprong een Duitse melodie. In de Nederlandse kerken bekend als ‘Lof zij de Heer, de almachtige koning der ere’. Een melodie die nog wel eens verwarring schiep: in het liedboek uit de jaren ’70 had men de lange op één na laatste noot vervangen door een korte en de rust na de eerste regel weggelaten. In het nieuwe liedboek uit begin 21e eeuw had men dat weer hersteld. Als je daar als argeloze zanger niet op bedacht was, gaf dat nogal commotie. In de kerk in Amersfoort in ieder geval wél: met de introductie van het Nieuwe Liedboek had de organist vastgehouden aan de ‘oude’ manier van zingen. En tja, als je dan noten kon lezen…
Ondertussen luisterde ik aandachtig. Ja, Greet volgde de tekst keurig en uiteindelijk, bij het laatste couplet ging ze helemaal los; De 16-voet subbas dreunde door de kerk en zelfs in de hal voelde ik de vloer trillen. Gerard, de beheerder kwam de hal in. “Hoi Kees… Heb je je oordoppen niet bij je? Verstandig dat je dan even hier blijft.” Hij grinnikte.
“Greet zit Brecht behoorlijk achter de vodden.” Brecht? Oh wacht even… Die jongedame die Greet een paar weken terug zo uitfoeterde. Speelde die dit? Wauw… Ik deed de deur van de kerkzaal open en bleef staan luisteren. Het laatste couplet culmineerde in een mooi naspel: de laatste regel werd iets zachter een keer herhaald, en nog een keer, met nu een variatie op de eerste regel er doorheen. Een zacht akkoord klonk als laatste en stierf weg in de ruimte van de kerk. Toen hoorde ik de stem van Greet.
“Dit was mooi, Brecht. En ik kon horen dat je op de tekst heb gelet. Dát, dame, heet ‘begeleiden’: vooraf ook de tekst van een lied bestuderen en daarmee ‘spelen’. Netjes. Kom, pak je spullen, we gaan naar beneden. Een bakje thee. Daar ben je wel aan toe denk ik.” Ik hoorde een lachje en vervolgens een andere stem: “Ja. Dan kan het orgel ook even afkoelen.” Vervolgens een dubbele lach.
Toen ze naar beneden kwamen zei ik: “Ja, dat orgel mag nu ook wel wat koeling gebruiken. Als het een waterorgel was geweest had je nu koffie kunnen zetten; dan had het water gekookt. Hoi Greet, hoi Brecht. Speelde jij?” Ze knikte. “Je hebt al een compliment van Greet gescoord; je krijgt er van mij nog een. Mooi. Ook dat naspel. Zelf verzonnen?” Ze knikte. “Leuk! En origineel, met die tegenstem er doorheen.” Greet knikte. “Ben ik het mee eens. Dat moet je op muziek zetten, Brecht.”
Ik trok een wenkbrauw op. “Op muziek zetten?” Brecht lachte flauwtjes. “Ik heb dat ter plekke geïmproviseerd, meneer.” Ik keek van haar naar Greet en die knikte. “Ik werd ook aangenaam verrast, Kees.” “Wauw… Dat moet je zéker op muziek zetten, Brecht. En by the way: ik ben geen ‘meneer’, ik ben Kees. En niet luisteren naar die dame naast je, want haar namen voor mij variëren van ‘lompe zandhaas’ via ‘majóór’ op een nogal beschuldigende toon tot heel af en toe ‘Kees’.” Greet gniffelde. “Inderdaad héél af en toe. Maar dan moet hij wel vreselijk z’n best hebben gedaan.”
Brecht lachte zachtjes. “Dan weet ik in ieder geval één gelegenheid. Die ‘dankdienst voor het leven’ bij die begrafenis, een paar maanden terug. Ondanks dat de aanleiding heel triest was heb ik vreselijk genoten van de muziek. En niet alleen van het orgel, wat toch mijn liefje is, maar ook van jouw bugel en die trompet. Het is wat laat, maar toch: dank je wel, Kees.” We gingen zitten en Gerard kwam erbij. Die wist ondertussen dat Greet en ik thee dronken; voor Brecht en zichzelf had hij koffie.
Even was het stil, toen zei Brecht: “Op de begraafplaats salueerden jullie alle drie bij zijn graf. Waarom?” Greet zei zachtjes: “Jij hebt toch ook het toespraakje van zijn zoon in de kerk gehoord? Dat de overledene Bosnië-veteraan was?” Brecht schudde haar hoofd. “Is niet bij me binnen gekomen. Sorry.” “Nou… Zowel Kees als mijn aanstaande zwager Derk, die trompettist en ik zijn óók Bosnië-veteraan. Kees en ik zelfs in dezelfde tijd, ondanks dat we elkaar toen nog niet kenden. En Derk en ik zijn beroepsmilitair, Kees is reservist. Dus dan breng je de groet aan een overleden mede-veteraan. En ja, dat doe je op militaire manier.”
“Van jou wist ik het wel Greet. Maar Kees? Jij bent… reservist? Wat houdt dat in?” Gerard keek ook nieuwsgierig en ik zuchtte. “Ik zal je in het kort mijn militaire loopbaan vertellen…” Beknopt vertelde ik wat ik gedaan had soldaat, korporaal en sergeant en hoe ik plotseling majoor werd. “En als zodanig ben ik recentelijk weer terug geweest naar Bosnië. Nu niet meer als soldaat met een scherpschuttersgeweer, maar als ingenieur in een groen pak. Kijken of een waterkrachtcentrale op een bepaalde plaats mogelijk is.” Ze keek vragend. “Waarom vragen ze dan een militair? Er zijn toch genoeg civiele bedrijven die dat kunnen?”
“Twee militairen, Brecht. Mijn bud, de vent die ik meer dan honderd procent vertrouw, óók reservist, ging samen met mij. Maar om je vraag te beantwoorden: ten eerste moet je benul hebben van de onderlinge verhoudingen in Bosnië; de diverse bevolkingsgroepen, Kroaten, Bosniacs en Bosnische Serviërs vinden elkaar nog steeds niet zo aardig, maar ten tweede: er liggen nog steeds zo’n drie miljoen landmijnen en niet-ontplofte stukken munitie in dat land. Het is best handig als je dat kunt herkennen en weet te vermijden. Argeloos de berm van de weg in lopen om een plasje te doen kan daar resulteren in de dood of op z’n minst een afgerukt been, Brecht.”
Ze keek ontsteld. “Dat hoor je hier nooit…” Greet legde een hand op haar arm. “Dat is maar goed ook. En niet je koppetje daar over breken; deze majoor, ook al is het soms een enorme lomperd, wéét wat hij doet. En zijn maat ook. Heb je je thee op? Mooi. Wegwezen dan, dame. Volgende week zien we elkaar weer.” Brecht stond op. “Nou, fijne avond dan maar. En Kees…” Ze lachte ondeugend. “…sterkte.” “Ja, dank je wel”, bromde ik, met een blik op Greet. Gerard grinnikte en Greet wees richting kerk. “Aan het werk jij!” “Tegen wie heb je het nu, Greet?” Ze bromde. “Tegen jou, kletsmajoor. Wat Gerard doet, mag hij zelf bepalen.”
Anderhalf uur lang speelden we liederen uit het liedboek: Greet sloeg lukraak een bladzijde open en het lied wat zich daar bevond, speelden we. Soms bekend, soms totaal niet. Dan speelde Greet het voor en daarna moest ik er, samen met haar maar iets van maken. En ja, daar zaten ook liederen bij die óf van Katholieke komaf waren, óf duidelijk evangelische roots hadden. Toen ik daar iets over mopperde, lachte Greet me uit. “Niet piepen, Kees. Ja er zitten draken van melodieën tussen, maar hee… Soms sluit de tekst naadloos aan bij wat de predikant zegt. En dan zingen we zo’n lied dus. Deal with it.”
Om kwart voor tien stopten we. “Volgende week hetzelfde, Kees. En ondertussen blijven studeren op vingervlugheid. Daar ga je soms nog wel eens de mist mee in.” Ze keek me onderzoekend aan. “Jij hebt binnenpretjes, majoor! Kom, voor de dag ermee!” Ik boog me naar haar toe en zei zachtjes: “Thuis hoor ik daar geen klachten over, opperwachtmeester…”
Ze werd rood en keek me toen boos aan. “Lomperd. Een eerzame lesbiënne daarmee confronteren. Ik ga maar eens met je lieve vrouw praten, denk ik.” Ze zette het orgel uit. “Mee jij, naar beneden. Nog een bakje thee, daarna ga ik maar eens naar mijn liefje toe. Eens kijken of zij klachten heeft.” Samen schoten we in de lach. “Arme Anita…” hikte ik en Greet knikte. “Ja. Of arme Greet…”
Grinnikend liepen we de trap af. In de hal, bij Gerard werd de conversatie normaal en ging het over het werk van Anita. En hun trouwdag! Die kwam nu met rasse schreden dichterbij: het was half november en Greet en Anita zouden op oudjaarsdag trouwen. “Alles in de hand, Greet? Ondanks dat Joline en ik de feestlocatie konden uitbesteden aan mijn lieve schoonouders, was het toch best een boel geregel…” Ze knikte. “Dat is het ook. Maar vrijwel alles is in de hand. Gemeentehuis, kerk, feestlocatie… Zelfs de bruidssuite. En nee, die komen jullie niet te weten!” Ze keek waarschuwend. “Het enige wat we niet in de hand hebben, zijn een zekere bugelist en trompettist. Die zangeres en de organist, die vertrouwen we wel, maar die lui met dat koper…”
Ik gniffelde. “Je redt je er maar mee, Greet.” Ze keek me strak aan. “Het wordt een mooie dienst, Kees, dat weet ik zeker. Niet alleen muzikaal, maar ook qua inhoud. Volgende week zitten Anita en ik bij Richard om de dienst door te spreken. En onze brave dominee kennende gaat hij er zich niet met een Jantje van Leiden afmaken. En onze gemeente kennende, zit deze kerk vól.” Ik knikte. “Dat zal best. Deze gemeente kijkt naar elkaar om, heb ik gemerkt. In lief en leed.” Gerard bromde instemmend: “Ja. Kan ik het alleen maar mee eens zijn, Kees.” Greet stond op. “Ik ga naar huis, heren. Het was weer een lange dag. Morgen mag ik uitslapen en dat ga ik doen ook. Ehh… Kees: als je niks te doen hebt zondag: neem je bugel maar mee.”
En meteen draaide ze zich om en liep met stevige passen naar buiten. “Nou ja zeg… als je niks te doen hebt zondag… Mevrouw de opperwachtmeester denkt blijkbaar dat het leven een ingenieur alleen maar bestaat uit op z’n gat zitten en tekenen…” “Jouw kennende weet ik ondertussen dat er nog een paar dingen zijn die jou bezig houden, Kees. En dat zijn dingen die ik wel kan waarderen, meer zeg ik er niet over.” Gerard pakte de kopjes op. “En nu er uit; de koster wil ook naar huis!” “Zeker chef… Fijne avond nog, Gerard.”
Met een goed gevoel reed ik richting huis. Ondanks dat ik een aantal liederen had gespeeld die me he-le-maal niets zeiden… Veel geleerd en verhip: sommige andere liederen hadden toch wel iets. Greet wist er een dusdanige draai aan te geven dat het wél klonk. Toen ik de voordeur opendeed bewoog de klink van de kamerdeur. Die ging open en een bruine flits rende de gang in. “Zooo Mocca… Ben je zo blij dat ik er weer ben?” Dat bleek: piepjes, kwispels, een likkende tong over mijn handen… “Nou nou. Heeft Joline je verwaarloosd? Alleen maar op de cijfertjes gelet en niet op jou? Wacht maar, ik zal het haar wel even inpeperen.”
“Jij pepert niks in, Kees Jonkman!” klonk het uit de kamer. “Ons bruine monstertje heeft een kwartier lang in z’n mand zitten piepen toen jij weg was. Hij is best wel aan jou gehecht.” Ik gaf Joline een zoen. “En ik aan jou, schat. Ondanks dat ik vanavond naar een andere vrouw ben gegaan. Nou ja, twee in feite.” “Twee? Was Wendy er ook?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Brecht. Een andere leerlinge van Greet. Kreeg een paar weken terug ongenadig op haar donder van Greet omdat ze al weken zat te lamballen. En ze heeft zich bij elkaar geraapt en speelt nu de sterren van de hemel. Een jaar of twintig, maar… wauw wat kan die meid noten uit dat orgel persen.”
Ik plofte op de bank. “Heb je samen met haar gespeeld, Kees?” “Nee. We hebben samen met Greet en Gerard een beschaafd bakje thee naar binnen gelurkt en van haar een mooi compliment in ontvangst mogen nemen. Over die begrafenisdienst. Zij zat ook in de kerk.” Joline humde. “En daarna? Heeft de opperwachtmeester jou nog een beetje aan het werk gezet… majóór?” Haar ogen lachten. “Zeker, mevrouw. De opper pakte het liedboek en bladerde niet eens: ze sloeg het boek op een bladzijde open en het lied wat daar stond speelde ze één keer voor en daarna moest ik meespelen. Dat werd even geëvalueerd, dan speelden we het nog een keer en húp: het volgende gezang.
En het boeide haar geen meter of het een draak van een melodie was; Greet maakte er elke keer iets bijzonders van. Zo hebben we een stuk of tien liederen doorgenomen, schat. Weer heel veel geleerd van Greet.” Joline knuffelde me. “Mooi zo. Bij haar kan dat. En ik ben dolblij dat je haar als bugeldocente blijft houden, Kees. Niet alleen is ze een hele goeie vriendin, samen met Anita, maar jullie zijn muzikaal ook één team. Eén en één is drie geldt ook voor jullie en nee, ik ben niet meer jaloers. Ik geniet alleen maar. Als ik jullie hoor spelen, maar ook als jij thuiskomt na zo’n les van haar. Ben ik enorm blij mee.”
Ik knuffelde lekker terug. “Heerlijk dat je niet meer jaloers bent, schat. Maar dat zal wel komen omdat…” Joline trok zich terug en keek me onderzoekend aan. “Ja, zeg het maar, Kees Jonkman! Het zal wel weer een lompe, Infanteristische grap zijn!” Ik grinnikte. “Nou… Niet helemaal. Dat ‘één en één is drie’ geldt niet helemaal voor Greet en mij, hoor. Daarvoor is de opperwachtmeester mij iets te lesbisch. En of het met Anita wel lukt… Ik weet het niet. Aan het eind van de derde klas middelbare school heb ik Biologie al laten vallen als keuzevak. De lessen ‘menselijke voortplanting’ maakten helaas deel uit van het curriculum van het 4e en 5e jaar. Dus…”
Twee lasers keken me aan. “Da’s maar goed ook! Hoewel… Met jouw imago was er van praktijklessen toch niks gekomen. Die meiden konden vast niet in jouw bubbel doordringen.” Ik kon er nu om lachen. “Nou… Er zaten wel leuke meiden bij, hoor. Tenminste: in mijn verlegen puber-ogen. En die drongen ’s avonds, op bed, best wel in mijn bubbel door!” Joline schoot in de lach. “Dus jij hebt je liggen aftrekken op…” Ik knikte. “Best wel.” Ik dempte mijn stem. “Sssst… Niet verder vertellen, maar… Zeker in het voorjaar, als de meisjes wél rokjes aan hadden met het nog nét te koud was voor blote benen, sloeg mijn fantasie ’s avonds nogal op hol…”
Joline gierde van het lachen. “Oh heerlijk… Mijn deugdzame echtgenoot bekent een van z’n jeugdzonden… En later, Kees? In dienst en op de T.U.?” Ik schudde mijn hoofd. “Weinig te genieten, schat. De vrouwelijke militairen hadden hetzelfde gevechtspak aan als ik en in DT een nogal lange rok. Weinig verleidelijk. ’s Avonds in de bar hadden sommige dames wel eens wat leuks aan, maar als jong recruut kwam je niet in beeld en later als sergeant al helemaal niet.
En op de T.U.? Het is nogal onpraktisch om in een kort en frivool rokje over de motor van een straaljager gebogen te staan. Op een rolsteiger. Men zou zo maar eens onder dat rokje kunnen kijken. Nee, de weinige dames daar droegen gewoon spijkerbroek en trui. Kortom: weinig voer voor mijn fantasie in die tijd.” Met een uitgestreken gezicht zei Joline: “Gelukkig waren die rooie draken er wel… Meer dan genoeg om de fantasie van elke vent overuren te laten maken.” Ik knikte. “Da’s waar. Maar wil je me geloven als ik zeg dat ik géén seksuele fantasieën richting Claar en Mel heb gehad in die tijd? Ik verbood het mezelf. Dat was ‘not done’. Het waren m’n zussen. En bovendien…”
Ik moest grinniken.
“De verhoudingen tussen Kees enerzijds en Claar en Mel anderzijds waren meestal nogal gebrouilleerd. Het fantaseert niet zo prettig over een meisje als datzelfde meisje je een halfuur daarvoor helemaal verrot heeft gescholden en haar nagels over je arm heeft gehaald… Bovendien zag ik pas toen ik terugkwam uit Bosnië wat voor knappe meiden het waren. En terug uit Afghanistan nog veel meer. Voor die tijd waren het alleen maar irritante kút-pubers die de halve dag de badkamer bezet hielden en de rest van de dag de WC. Met hun jankdozen.” Joline gierde van het lachen. “Een viool op de WC? Moet ik toch eens vragen hoe ze dat deden…”
Ik moest wel meelachen. “Veel muziek kwam er niet vandaan, Joline. Hoe dan ook: geen erotische fantasieën over mijn toen waarschijnlijk nog maagdelijke zusjes. En voordat we verder gaan over de tijd toen ik op de T.U. studeerde: eerst dit bruine monstertje even uitlaten. Waarschijnlijk was dat de reden dat hij mij zo enthousiast begroette. En by the way: had jij de kamerdeur voor hem opengedaan?” “Ehhh… Nee. Hoezo?” “Nou, toen ik de voordeur open deed, zag ik de deurklink van de kamerdeur wat bewegen en toen kwam Mocca de gang in stormen. Meneer kan dus de deur open maken.” Joline keek nadenkend. “Hmm… Daar moeten we dan rekening mee houden. Als we hem in de gang leggen, moet hij niet de kamer in kunnen. Voor hetzelfde geld kan hij ook de keukenkasten open maken en dan hadden we de poppen aan het dansen. En een moddervette Lab.” “Ik draai de deurklink wel een kwartslag. Dan wordt het een stuk moeilijker voor ‘m. Maar nu eerst: Mocca, ga je mee?”
Hup, oren in de stand ‘Hoorde ik dat goed?’ koppie scheef, kwispelfrequentie op 10 Herz… Ik pakte zijn tuigje. “Dress!” Netjes stak hij z’n kop door het tuig en even later door de lus van de riem. “Goed zo, Mocca!” Nog een paar brokjes mee en we gingen de deur uit en met de lift omlaag. Eenmaal buiten in een looppasje naar het uitlaatveld. Een boom werd liefdevol bewaterd en even later zakte meneer door de achterpoten… Gelukkig stonken zijn drollen minder dan die van Bengel. Nog even naar het losloopveld, maar het enthousiasme was bekoeld. Links en rechts een snuffel, even op het klimrek, maar ja, het was donker, dus weinig te zien. Mocca liep naar het hek en keek me aan. “Jaja, ik kom al…
Ik lijnde hem aan en rustig liepen we terug naar de flat. “Nou gaan we toch even bewegen, Mocca… Stairs!” In een redelijk tempo liep ik de trappen op en hij bleef mooi bij. En verdomme… op de 5e verdieping stond mevrouw van Wijngaarden voor de lift te wachten. Die zag ons en meteen ging ze in de aanval. “Jongeman, stop jij eens even!”
Ik hield in en keek haar aan. “Mevrouw, de naam is Jonkman. Ik dacht dat u dat ondertussen wel kon onthouden. Mocca: side.” Ze siste: “Jij hebt mij laten arresteren! Voor het oog van de hele flat! Denk je dat ik dat over mijn kant laat gaan?” Ik knikte. “Ja. U zult wel moeten. Want alle beschuldigingen die u tegen mijn echtgenote en mij uitte zijn ongegrond. En als u dan denkt weg te komen met de beschuldiging dat ik, dat wij criminelen zijn, slaan wij keihard terug, mevrouw. Op de manier zoals omschreven in het burgerlijk wetboek: wij doen aangifte van smaad. En het is aan de kantonrechter om daar over niet te lange tijd een oordeel over uit te spreken.
En tussen haakjes: ik heb u niet ‘laten arresteren’, dat heeft een officier van Justitie gedaan. Ik heb daar de bevoegdheid niet voor. Verder nog iets zinvols aan dit gesprek toe te voegen, mevrouw?”
Ze deed een stap naar voren en prikte met een vinger tegen mijn borst. “Je krijgt hier spijt van jongeman. Ik ken de burgemeester en zal hem over jou en je vrouwtje inlichten. En dan kijken we…AUW!” Ik had haar hand weggeslagen. En naast me hoorde ik een lage grom. “Je bedreigde mij. Ben ik niet van gediend. Mijn hond trouwens ook niet, dat hoorde je. Honden hebben mensenkennis. Bengel, die herdershond, liet al merken dat hij je niet mocht, Mocca hier liet het net ook nogal duidelijk weten. En je noemde mijn echtgenote ‘je vrouwtje’? Hoorde ik dat goed?”
Ik deed een stap naar haar toe en op tien centimeter van haar gezicht snauwde ik: “Raak mij nooit meer aan. Nu heb ik alleen maar je hand weggetikt; de volgende keer lig je op de grond te piepen. Gratis advies: als je een robbertje met mij wil vechten, zorg eerst dat je een kilo of dertig kwijt bent. Ga dan op judo of zo, misschien dat je over tien jaar in staat bent om Kees Jonkman in een houdgreep te nemen. Voor die tijd zou ik het je ten zeerste afraden.”
Ze stond met haar ene hand in de andere. “Je hebt me geslagen!”
“Ik heb je afgeweerd omdat je met je tengels aan me zat. Dat heet ‘proportionele zelfverdediging’. Zoek maar eens op. Ik ga naar mijn volgens jou véél te dure appartement; de groeten aan je man. Wens hem sterkte met zijn echtgenote. Mocca, side!”
Ik liep de volgende trap op. Ditmaal in een snel tempo, even de boosheid er uit rennen. Mocca liep keurig naast me, af en toe naar me kijkend. “Jij krijgt zo dadelijk een lekkere kluif, Mocca. Je hebt keurig laten weten dat je niet gediend was van die troela.” Eenmaal binnen vertelde ik het incidentje aan Joline. “Je hebt haar pols toch niet gebroken, Kees? Ik ken je ondertussen een beetje…” Ze keek wat bezorgd. “Nee schat. Ze prikte met een worstvinger nogal nadrukkelijk in mijn borst en ik heb die vinger weg gemept. Ik had liever een lel om haar oren gegeven, maar ja…” Joline giechelde. “Jij heet geen Tony, Kees.” Ik bromde wat.
“En nu ga ik Mocca voorzien van een lekkere kluif. Heeft hij verdiend. Toen die dikke troela haar tengels naar me uitstak hoorde ik naast me een nogal duidelijke lage grom. Ongeveer net als destijds met Bengel. Mocca neemt de bescherming van haar roedel nogal serieus. Kóm maar, Mocca!” Die was één en al aandacht. Ik liep naar de keuken en hij volgde me op de voet.
Joline grinnikte. “Doet me denken aan een dichtregels, Kees. ‘En als een schaduw volgt hem trouw de hond.’ Wie schreef dat gedicht ook alweer?” Ik schudde mijn hoofd. “Sorry. De poëzielessen van onze lerares Nederlands gingen een beetje aan me voorbij. De enige gedichten die ik leuk vond waren de limericks. De rest…” Joline schudde verwijtend haar hoofd. “Te weinig techniek zeker? Ja, dat dacht ik al.” Ze begon snel te typen en even later klonk: “Aha! Gevonden… ‘De landman’ van Aart van der Leeuw…” Snel vlogen haar ogen over het beeldscherm, terwijl ik een kluif voor Mocca pakte. “Mocca, go to bed!”
De hond sprong in de mand. “Goed zo! Kijk eens… Lekker kluiven, jochie. En dank je wel dat me zo goed beschermde.” De laatste zin drong waarschijnlijk niet meer door; alle aandacht was gericht op het verorberen van zijn kluif. In feite in elkaar gedraaide en gedroogde koeienhuid, maar hij was er dol op. Ik plofte naast Joline op de bank. Die hield het beeldscherm voor mijn neus. “Lees de derde strofe eens en vertel me aan wie je dan moet denken.” Ik las:
‘Dan loopt hij tastend langs de ruif der paarden,
Verwelkomd door een dreunend hoefgeklop;
Hij spreekt hen aan, en streelt een ruig behaarde,
Een speels hem toegestoken manenkop.’
“Da’s niet moeilijk, schat. Margot en Charlotte. Zoals zij met die paarden omgaan… Prachtig om te zien.” Tevreden haalde Joline het scherm weg. “Goed zo. Ergens, diep verstopt, zit in jou toch wel iets van een poëet.” Toen keek ze me aan. “En jij vond de limericks leuk? Waarom?” “Omdat de dichtvorm van een limerick altijd een ‘catch’ heeft in de laatste regel. Een geintje. Overigens zijn de Engelse dichters daar een stuk beter in dan de Nederlandse. Vond ik.
Maar toen ik dat tijdens de Nederlandse les naar voren bracht, ontplofte mijn docente Nederlands bijna. “Engeland heeft geen Joost van den Vondel voortgebracht, Kees Jonkman!” En ik had de brutaliteit om te weerleggen: “Dat klopt mevrouw Gorissen. Maar wel een zekere Shakespeare. Ook een man met wel aardig taalgevoel.” Een van de weinige keren dat ik de lachers op mijn hand had in de klas.”
Joline bromde: “Ja, da’s tegenwoordig wel anders. Soms lijkt dat Piratennest wel de repetitieruimte van de Vlaamse Komedie… Maar als jij zo’n fan bent van Limericks, Kees, dan ken je er vast wel een aantal uit je hoofd. Doe je best!” Ze keek pestend. “Poe, da’s even onverwacht, schat. En dat na een bugelles én een niet zo poëtische confrontatie met een dikke trol… Laat me even denken.”
Er schoot me eentje binnen. “Oké, hij is Engels, dus zet je talenknobbel maar aan het werk schatje…” Een vuile blik kwam retour en Joline tilde haar borsten even op. “Is eentje genoeg, of moeten ze beiden aan het werk?” “Ik beroep mij op mijn zwijgrecht, mevrouw. Maar goed, nu luisteren.” Ik ging staan en declameerde:
‘There was a young lady in Niger
Who smiled as she rode on a tiger
They turned from the ride
With the lady inside
And the smile on the face of the tiger.’
Joline grinnikte. “Arm kind. Denk je een lekker ritje te maken, word je opgevreten. Zielig hoor. En jij noemt dat humor? Nogal zwarte humor vind ik.” “Het kan nog zwarter, schat. Met een mix van Nederlands en Engels. Hou je vast:
‘A terrible infant called Peter
sprinkled water in his bed with a gheeter
his father got woost
took hold of a cnoost
and gave him a pack on his meeter’
Joline schoot in de lach. “Heb je die zelf verzonnen? Met jouw talenknobbel zou je toe in staat zijn…” Ik keek beledigd. “Hé! Zelfs zonder zichtbare talenknobbels ben ik in staat om me in het Frans, Duits, Engels én Nederlands te redden, mevrouw. Dat had u kunnen horen toen wij op vakantie in Normandië waren, alsmede nogal recentelijk in Duitsland. En Engels wordt in de offshore meestal als voertaal gebruikt. Wellicht omdat de Engelse taal nogal wat korte en krachtige verwensingen bevat, maar dat weet ik niet zeker…
Maar om op uw vraag te antwoorden: nee, die heb ik niet zelf verzonnen; de laatste limerick komt van John ‘o Mill, pseudoniem van Jan van der Meulen, een Nederlands leraar, hetgeen niet hetzelfde is als een leraar Nederlands, maar dat terzijde. De man was leraar Engels op een middelbare school. En wellicht om de jeugd uit zijn tijd de liefde voor de Engelse taal bij te brengen, maakte hij dit soort gedichtjes. Ik kan me voorstellen dat er in zijn klassen veel en vaak gelachen is.”
Joline zuchtte. “Ja hoor… mijn lopende encyclopedie draagt weer voor uit eigen werk…” Plots giechelde ze. “Kees… Weet je zeker dat het water was wat die ‘terrible infant’ over zijn bed uitgoot? En niet het resultaat van een niet geheel onder controle zijnde blaas of een natte droom?”
Ik keek afkeurend. “Foei meisje Jonkman – Boogers. Ik dacht dat jij zo’n net meisje was… Wie brengt jou op dit soort vunzige en frivole gedachten?”
Ze bleef giebelen. “Ik ben sinds een half jaartje getrouwd, meneer. En mijn man vertelt wel eens wat. Grapjes die hij op z’n werk hoort en zo.” Ik bromde: “Wat een smeerlap. Wat doet hij voor de kost? Kroegbaas in een nogal twijfelachtige kroeg in een achterbuurt of zo?” “Nee meneer. Hij is elektrotechnisch ingenieur bij een ingenieursbureau in de oh, zo nette stad Gorinchem. Teamleider van een stel gekken die zich ‘de Piraten’ noemen. Om een of andere reden komt er, ondanks al die schuine moppen en vunzige taal tóch wel werk uit hun handen waar de klanten grif voor betalen…”
“Nou, die academici van tegenwoordig hebben niet meer het cachet van vroeger, dat hoor ik ondertussen wel.” Joline gaf me een snelle zoen. “Klopt. En daar ben ik best blij mee. Ik hoef geen droogstoppel als echtgenoot. Zijn stoppels zijn op zich al erg genoeg.” Ze stond snel op, buiten mijn bereik.
“Kom Kees, in de benen. Morgen moet je op tijd op en helder zijn in Den Haag.” Ze lachte een beetje geniepig. “En daarna.” Ik fronste. “Daarna? Wát…?” “Dans-examen, sukkel! Was je dat helemaal vergeten? Soms…” Ze lachte me uit. “Kom, afsluitrondje en daarna bij je echtgenote in bed komen. Misschien mag je nog even met haar talenknobbels spelen. Als je lief bent.” Een kwartiertje later lagen we naast elkaar.
“Kees… zie je er tegenop morgen in Den Haag?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. We hebben een goed verhaal én nogal wat krediet vanwege Nijmegen. En ik zal me verre houden van de cijfertjes; dat laat ik met een gerust geweten aan Marion over. Die mag eventuele ‘zuunige’ boekhouders van repliek dienen, terwijl ik, minzaam glimlachend, rustig aan mijn espresso nip.” Een stomp was mijn beloning. “Soms kun jij enorm arrogant uit de hoek komen, Kees Jonkman!”
“Ik geef je helemaal gelijk, schoonheid. En waarschijnlijk mevrouw van Wijngaarden ook wel. Hebben jullie toch nog iéts gemeen… AU, VALS KRENG!”
Ze had hard in mijn bovenbeen geknepen, velletje tussen duim en nagel van de wijsvinger. Nogal nadrukkelijk klonk naast me: “Als je nog een keer zo’n zinspeling maakt, Kees Jonkman, knijp ik iets hoger. En harder. En dan niet in je been maar in hetgeen wat zich er tussen bevindt.” Ik bromde: “Dat doe jij niet. Daarvoor ben je teveel aan mijn mannelijkheid gehecht.” “Ja, het zou wel eens op een hechting uit kunnen draaien als ik hard knijp. Pas dus maar op, lompe eikel.”
Ik zuchtte. “Mag ik ondanks alles nog wel een welterusten-knuffel van het mooiste meisje van Veldhoven?” Ze rolde naar me toe. “Zeker weten, lekkere ridder…” We lagen een paar minuten van elkaar te genieten, toen duwde ze me weg. “Nu lekker slapen, Kees. Morgenavond mag je met je nieuwe diploma ingelijst boven dit bed, helemaal los gaan.” Haar toon werd nu waarschuwend. “En als dat diploma er niet hangt, krijg je billenkoek!”
“Lekker, mevrouw. Van u of van mijn al een tijdje niet-meer zo maagdelijke zusje Melissa? Dan kan ik me daar vannacht alvast op verheugen…” Een grom volgde. “Smeerlap. Zou je wel willen hé? Niks ervan; de ervaren mevrouw Jonkman neemt jou dan wel onderhanden.” “Ehhh… Schat: Mel is ondertussen ook best ervaren, denk ik, en heet óók Jonkman…”
“Slapen jij! Filosofeer maar hoe je morgen zo’n financieel ambtenaar op z’n nummer geeft. Word je vast vrolijk van. Maar laat mij de komende zeven uur met rust.” Ik stal nog een zoentje. “Lekker slapen Jolien.” “Welterusten Kees.” Het werd stil in de kamer.
Mocca hadden we al een tijd niet meer gehoord; het laatste wat ik van hem had gezien was een in elkaar gerolde bruine massa in de mand. Die vond het hier prima vertoeven, dat was duidelijk…
Om half zeven riep Joline dat er gegeten kon worden. Aardappelen, een gehaktbal, spruitjes en een mocca-pudding. De laatste kende ik nog niet; maar hij was heerlijk. “Bladzijde 452 uit het receptenboek, schat.” Joline glimlachte. “Een receptje van je eigen vriendinnetje Jolientje. Voor het eerst gemaakt toen het lieve kind een jaar of vijftien was. Het recept is eerlijk overgenomen van de moeder van een vriendin. Jolientje had daar eens een keer gegeten en was zó ondersteboven van die pudding dat ze het recept bij elkaar gebedeld heeft. En een dag later zelf gemaakt. Daarna was de hele familie Boogers verkocht en kwam het in het receptenboek.”
Ik knikte en zei tussen twee happen door: “Slim meisje, die Jolientje! Die moet ik strikken om mee te trouwen. Als ze dan elke dag deze pudding maakt…” “Echt niet meneer! Nou ja, dat trouwen lijkt me wel een goed plan, maar elke avond deze pudding? Nog niet misschien! Best arbeidsintensief. Wordt gemaakt met échte koffie. En nee, die komt niet uit de Senseo, die moet ‘gewoon’ gezet worden. Kost al met al bijna een half uur om te maken. Bovendien: als jij elke avond deze pudding tot je neemt, heb je over een jaar hetzelfde figuur als een zekere dame die hier op de 5e verdieping woont.” Ze giebelde. “Nou ja… met uitzondering van haar… ahum… ‘pluspunten’. Heeft Jolientje geen zin in.” Ik keek gespeeld teleurgesteld, maar Joline hield voet bij stuk.
“Nee meneertje. Deze pudding gaat niet elke week gemaakt worden. Er zitten ook nog vier eieren in, nogal wat suiker, bindmiddel, zwarte koffie… Kortom: het ritselt van de calorieën. Niet goed voor ons.” Ik keek nu onschuldig. “Dan maak je het toch voor vier dagen?” Joline zuchtte. “Vreetzak. Weet je wat? Ik kook een hoeveelheid voor vier dagen en dan nodigen we meneer en mevrouw van Laar uit om eens gezellig te eten. Wedden dat die pudding daarna compleet verdwenen is? En de Landrover van Fred iets dieper op zijn veren drukt?” Ik gaf haar een knuffel. “Prima, schat. Niet elke week deze heerlijke pudding tot ons nemen, want dan is het bijzondere er af. Maar hoe dan ook: hij was heerlijk!” Ze keek nu tevreden. “Goed om te horen. Er zit dan ook aardig wat werk in…”
Ik meende een plagend trekje om haar mond te bespeuren. “Jolien… Wat heb jij op je lever? Je houdt iets achter!” Ik keek nu strak aan en ze kleurde een beetje. “Kees! Je kijkt me aan alsof ik iets uit de koektrommel heb gejat!” Ik schudde mijn hoofd. “Nú, dame! Vertel!” Ze giebelde nu. “Jij hebt het dus ook… Da’s lastig voor me.” Ik knikte. “Na anderhalf jaar herken ik wel een trekje om je mondhoeken, dame. Dat trekje wat verraadt dat je iets achterhoudt. Nou, kom op, voor de draad ermee!” Ze bleef giebelen. “Er staan nog twee porties in de vriezer, schatje…” Ik knuffelde haar even. “Ik heb het al eerder gezegd, maar: je bent soms een geniepige ritselaar, Jolien.” Een tongetje likte mijn oorlel en ik huiverde even.
En toen klonk zachtjes: “We moeten elkaar kleine verrassinkjes blijven geven, Kees. Dat houdt het leuk. Een grote bos rozen als ik terugkom uit Roemenië, een doos bonbons als ik voor de eerste keer hier kom, een lekker puddinkje zo af en toe, een met de hand geborduurd kussentje voor op je rollator op je 82ste verjaardag…” Een lange zoen volgde. “Gekke meid. Met je kussentje. Kom, ik help je nog even met de afwas, ik heb de tijd voordat ik me moet melden bij de Opperwachtmeester.” “Ik blijf hier, Kees. Kan ik mooi twee uur geconcentreerd werken. En Mocca gezelschap houden.”
Om vijf voor acht liep ik de kerk in. Het orgel speelde al. Of nog. Ik luisterde even. Anglicaanse hymns. Mooi! En Greet deed precies wat ze me een aantal weken geleerd had: sommige zinnen heel ingetogen, anderen uitbundig. En het laatste couplet speelde ze met een hele mooie tegenstem in de sopraanpartij!
Ik stond op het punt de kerk binnen te gaan, toen ze een nieuw lied inzette. Van oorsprong een Duitse melodie. In de Nederlandse kerken bekend als ‘Lof zij de Heer, de almachtige koning der ere’. Een melodie die nog wel eens verwarring schiep: in het liedboek uit de jaren ’70 had men de lange op één na laatste noot vervangen door een korte en de rust na de eerste regel weggelaten. In het nieuwe liedboek uit begin 21e eeuw had men dat weer hersteld. Als je daar als argeloze zanger niet op bedacht was, gaf dat nogal commotie. In de kerk in Amersfoort in ieder geval wél: met de introductie van het Nieuwe Liedboek had de organist vastgehouden aan de ‘oude’ manier van zingen. En tja, als je dan noten kon lezen…
Ondertussen luisterde ik aandachtig. Ja, Greet volgde de tekst keurig en uiteindelijk, bij het laatste couplet ging ze helemaal los; De 16-voet subbas dreunde door de kerk en zelfs in de hal voelde ik de vloer trillen. Gerard, de beheerder kwam de hal in. “Hoi Kees… Heb je je oordoppen niet bij je? Verstandig dat je dan even hier blijft.” Hij grinnikte.
“Greet zit Brecht behoorlijk achter de vodden.” Brecht? Oh wacht even… Die jongedame die Greet een paar weken terug zo uitfoeterde. Speelde die dit? Wauw… Ik deed de deur van de kerkzaal open en bleef staan luisteren. Het laatste couplet culmineerde in een mooi naspel: de laatste regel werd iets zachter een keer herhaald, en nog een keer, met nu een variatie op de eerste regel er doorheen. Een zacht akkoord klonk als laatste en stierf weg in de ruimte van de kerk. Toen hoorde ik de stem van Greet.
“Dit was mooi, Brecht. En ik kon horen dat je op de tekst heb gelet. Dát, dame, heet ‘begeleiden’: vooraf ook de tekst van een lied bestuderen en daarmee ‘spelen’. Netjes. Kom, pak je spullen, we gaan naar beneden. Een bakje thee. Daar ben je wel aan toe denk ik.” Ik hoorde een lachje en vervolgens een andere stem: “Ja. Dan kan het orgel ook even afkoelen.” Vervolgens een dubbele lach.
Toen ze naar beneden kwamen zei ik: “Ja, dat orgel mag nu ook wel wat koeling gebruiken. Als het een waterorgel was geweest had je nu koffie kunnen zetten; dan had het water gekookt. Hoi Greet, hoi Brecht. Speelde jij?” Ze knikte. “Je hebt al een compliment van Greet gescoord; je krijgt er van mij nog een. Mooi. Ook dat naspel. Zelf verzonnen?” Ze knikte. “Leuk! En origineel, met die tegenstem er doorheen.” Greet knikte. “Ben ik het mee eens. Dat moet je op muziek zetten, Brecht.”
Ik trok een wenkbrauw op. “Op muziek zetten?” Brecht lachte flauwtjes. “Ik heb dat ter plekke geïmproviseerd, meneer.” Ik keek van haar naar Greet en die knikte. “Ik werd ook aangenaam verrast, Kees.” “Wauw… Dat moet je zéker op muziek zetten, Brecht. En by the way: ik ben geen ‘meneer’, ik ben Kees. En niet luisteren naar die dame naast je, want haar namen voor mij variëren van ‘lompe zandhaas’ via ‘majóór’ op een nogal beschuldigende toon tot heel af en toe ‘Kees’.” Greet gniffelde. “Inderdaad héél af en toe. Maar dan moet hij wel vreselijk z’n best hebben gedaan.”
Brecht lachte zachtjes. “Dan weet ik in ieder geval één gelegenheid. Die ‘dankdienst voor het leven’ bij die begrafenis, een paar maanden terug. Ondanks dat de aanleiding heel triest was heb ik vreselijk genoten van de muziek. En niet alleen van het orgel, wat toch mijn liefje is, maar ook van jouw bugel en die trompet. Het is wat laat, maar toch: dank je wel, Kees.” We gingen zitten en Gerard kwam erbij. Die wist ondertussen dat Greet en ik thee dronken; voor Brecht en zichzelf had hij koffie.
Even was het stil, toen zei Brecht: “Op de begraafplaats salueerden jullie alle drie bij zijn graf. Waarom?” Greet zei zachtjes: “Jij hebt toch ook het toespraakje van zijn zoon in de kerk gehoord? Dat de overledene Bosnië-veteraan was?” Brecht schudde haar hoofd. “Is niet bij me binnen gekomen. Sorry.” “Nou… Zowel Kees als mijn aanstaande zwager Derk, die trompettist en ik zijn óók Bosnië-veteraan. Kees en ik zelfs in dezelfde tijd, ondanks dat we elkaar toen nog niet kenden. En Derk en ik zijn beroepsmilitair, Kees is reservist. Dus dan breng je de groet aan een overleden mede-veteraan. En ja, dat doe je op militaire manier.”
“Van jou wist ik het wel Greet. Maar Kees? Jij bent… reservist? Wat houdt dat in?” Gerard keek ook nieuwsgierig en ik zuchtte. “Ik zal je in het kort mijn militaire loopbaan vertellen…” Beknopt vertelde ik wat ik gedaan had soldaat, korporaal en sergeant en hoe ik plotseling majoor werd. “En als zodanig ben ik recentelijk weer terug geweest naar Bosnië. Nu niet meer als soldaat met een scherpschuttersgeweer, maar als ingenieur in een groen pak. Kijken of een waterkrachtcentrale op een bepaalde plaats mogelijk is.” Ze keek vragend. “Waarom vragen ze dan een militair? Er zijn toch genoeg civiele bedrijven die dat kunnen?”
“Twee militairen, Brecht. Mijn bud, de vent die ik meer dan honderd procent vertrouw, óók reservist, ging samen met mij. Maar om je vraag te beantwoorden: ten eerste moet je benul hebben van de onderlinge verhoudingen in Bosnië; de diverse bevolkingsgroepen, Kroaten, Bosniacs en Bosnische Serviërs vinden elkaar nog steeds niet zo aardig, maar ten tweede: er liggen nog steeds zo’n drie miljoen landmijnen en niet-ontplofte stukken munitie in dat land. Het is best handig als je dat kunt herkennen en weet te vermijden. Argeloos de berm van de weg in lopen om een plasje te doen kan daar resulteren in de dood of op z’n minst een afgerukt been, Brecht.”
Ze keek ontsteld. “Dat hoor je hier nooit…” Greet legde een hand op haar arm. “Dat is maar goed ook. En niet je koppetje daar over breken; deze majoor, ook al is het soms een enorme lomperd, wéét wat hij doet. En zijn maat ook. Heb je je thee op? Mooi. Wegwezen dan, dame. Volgende week zien we elkaar weer.” Brecht stond op. “Nou, fijne avond dan maar. En Kees…” Ze lachte ondeugend. “…sterkte.” “Ja, dank je wel”, bromde ik, met een blik op Greet. Gerard grinnikte en Greet wees richting kerk. “Aan het werk jij!” “Tegen wie heb je het nu, Greet?” Ze bromde. “Tegen jou, kletsmajoor. Wat Gerard doet, mag hij zelf bepalen.”
Anderhalf uur lang speelden we liederen uit het liedboek: Greet sloeg lukraak een bladzijde open en het lied wat zich daar bevond, speelden we. Soms bekend, soms totaal niet. Dan speelde Greet het voor en daarna moest ik er, samen met haar maar iets van maken. En ja, daar zaten ook liederen bij die óf van Katholieke komaf waren, óf duidelijk evangelische roots hadden. Toen ik daar iets over mopperde, lachte Greet me uit. “Niet piepen, Kees. Ja er zitten draken van melodieën tussen, maar hee… Soms sluit de tekst naadloos aan bij wat de predikant zegt. En dan zingen we zo’n lied dus. Deal with it.”
Om kwart voor tien stopten we. “Volgende week hetzelfde, Kees. En ondertussen blijven studeren op vingervlugheid. Daar ga je soms nog wel eens de mist mee in.” Ze keek me onderzoekend aan. “Jij hebt binnenpretjes, majoor! Kom, voor de dag ermee!” Ik boog me naar haar toe en zei zachtjes: “Thuis hoor ik daar geen klachten over, opperwachtmeester…”
Ze werd rood en keek me toen boos aan. “Lomperd. Een eerzame lesbiënne daarmee confronteren. Ik ga maar eens met je lieve vrouw praten, denk ik.” Ze zette het orgel uit. “Mee jij, naar beneden. Nog een bakje thee, daarna ga ik maar eens naar mijn liefje toe. Eens kijken of zij klachten heeft.” Samen schoten we in de lach. “Arme Anita…” hikte ik en Greet knikte. “Ja. Of arme Greet…”
Grinnikend liepen we de trap af. In de hal, bij Gerard werd de conversatie normaal en ging het over het werk van Anita. En hun trouwdag! Die kwam nu met rasse schreden dichterbij: het was half november en Greet en Anita zouden op oudjaarsdag trouwen. “Alles in de hand, Greet? Ondanks dat Joline en ik de feestlocatie konden uitbesteden aan mijn lieve schoonouders, was het toch best een boel geregel…” Ze knikte. “Dat is het ook. Maar vrijwel alles is in de hand. Gemeentehuis, kerk, feestlocatie… Zelfs de bruidssuite. En nee, die komen jullie niet te weten!” Ze keek waarschuwend. “Het enige wat we niet in de hand hebben, zijn een zekere bugelist en trompettist. Die zangeres en de organist, die vertrouwen we wel, maar die lui met dat koper…”
Ik gniffelde. “Je redt je er maar mee, Greet.” Ze keek me strak aan. “Het wordt een mooie dienst, Kees, dat weet ik zeker. Niet alleen muzikaal, maar ook qua inhoud. Volgende week zitten Anita en ik bij Richard om de dienst door te spreken. En onze brave dominee kennende gaat hij er zich niet met een Jantje van Leiden afmaken. En onze gemeente kennende, zit deze kerk vól.” Ik knikte. “Dat zal best. Deze gemeente kijkt naar elkaar om, heb ik gemerkt. In lief en leed.” Gerard bromde instemmend: “Ja. Kan ik het alleen maar mee eens zijn, Kees.” Greet stond op. “Ik ga naar huis, heren. Het was weer een lange dag. Morgen mag ik uitslapen en dat ga ik doen ook. Ehh… Kees: als je niks te doen hebt zondag: neem je bugel maar mee.”
En meteen draaide ze zich om en liep met stevige passen naar buiten. “Nou ja zeg… als je niks te doen hebt zondag… Mevrouw de opperwachtmeester denkt blijkbaar dat het leven een ingenieur alleen maar bestaat uit op z’n gat zitten en tekenen…” “Jouw kennende weet ik ondertussen dat er nog een paar dingen zijn die jou bezig houden, Kees. En dat zijn dingen die ik wel kan waarderen, meer zeg ik er niet over.” Gerard pakte de kopjes op. “En nu er uit; de koster wil ook naar huis!” “Zeker chef… Fijne avond nog, Gerard.”
Met een goed gevoel reed ik richting huis. Ondanks dat ik een aantal liederen had gespeeld die me he-le-maal niets zeiden… Veel geleerd en verhip: sommige andere liederen hadden toch wel iets. Greet wist er een dusdanige draai aan te geven dat het wél klonk. Toen ik de voordeur opendeed bewoog de klink van de kamerdeur. Die ging open en een bruine flits rende de gang in. “Zooo Mocca… Ben je zo blij dat ik er weer ben?” Dat bleek: piepjes, kwispels, een likkende tong over mijn handen… “Nou nou. Heeft Joline je verwaarloosd? Alleen maar op de cijfertjes gelet en niet op jou? Wacht maar, ik zal het haar wel even inpeperen.”
“Jij pepert niks in, Kees Jonkman!” klonk het uit de kamer. “Ons bruine monstertje heeft een kwartier lang in z’n mand zitten piepen toen jij weg was. Hij is best wel aan jou gehecht.” Ik gaf Joline een zoen. “En ik aan jou, schat. Ondanks dat ik vanavond naar een andere vrouw ben gegaan. Nou ja, twee in feite.” “Twee? Was Wendy er ook?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. Brecht. Een andere leerlinge van Greet. Kreeg een paar weken terug ongenadig op haar donder van Greet omdat ze al weken zat te lamballen. En ze heeft zich bij elkaar geraapt en speelt nu de sterren van de hemel. Een jaar of twintig, maar… wauw wat kan die meid noten uit dat orgel persen.”
Ik plofte op de bank. “Heb je samen met haar gespeeld, Kees?” “Nee. We hebben samen met Greet en Gerard een beschaafd bakje thee naar binnen gelurkt en van haar een mooi compliment in ontvangst mogen nemen. Over die begrafenisdienst. Zij zat ook in de kerk.” Joline humde. “En daarna? Heeft de opperwachtmeester jou nog een beetje aan het werk gezet… majóór?” Haar ogen lachten. “Zeker, mevrouw. De opper pakte het liedboek en bladerde niet eens: ze sloeg het boek op een bladzijde open en het lied wat daar stond speelde ze één keer voor en daarna moest ik meespelen. Dat werd even geëvalueerd, dan speelden we het nog een keer en húp: het volgende gezang.
En het boeide haar geen meter of het een draak van een melodie was; Greet maakte er elke keer iets bijzonders van. Zo hebben we een stuk of tien liederen doorgenomen, schat. Weer heel veel geleerd van Greet.” Joline knuffelde me. “Mooi zo. Bij haar kan dat. En ik ben dolblij dat je haar als bugeldocente blijft houden, Kees. Niet alleen is ze een hele goeie vriendin, samen met Anita, maar jullie zijn muzikaal ook één team. Eén en één is drie geldt ook voor jullie en nee, ik ben niet meer jaloers. Ik geniet alleen maar. Als ik jullie hoor spelen, maar ook als jij thuiskomt na zo’n les van haar. Ben ik enorm blij mee.”
Ik knuffelde lekker terug. “Heerlijk dat je niet meer jaloers bent, schat. Maar dat zal wel komen omdat…” Joline trok zich terug en keek me onderzoekend aan. “Ja, zeg het maar, Kees Jonkman! Het zal wel weer een lompe, Infanteristische grap zijn!” Ik grinnikte. “Nou… Niet helemaal. Dat ‘één en één is drie’ geldt niet helemaal voor Greet en mij, hoor. Daarvoor is de opperwachtmeester mij iets te lesbisch. En of het met Anita wel lukt… Ik weet het niet. Aan het eind van de derde klas middelbare school heb ik Biologie al laten vallen als keuzevak. De lessen ‘menselijke voortplanting’ maakten helaas deel uit van het curriculum van het 4e en 5e jaar. Dus…”
Twee lasers keken me aan. “Da’s maar goed ook! Hoewel… Met jouw imago was er van praktijklessen toch niks gekomen. Die meiden konden vast niet in jouw bubbel doordringen.” Ik kon er nu om lachen. “Nou… Er zaten wel leuke meiden bij, hoor. Tenminste: in mijn verlegen puber-ogen. En die drongen ’s avonds, op bed, best wel in mijn bubbel door!” Joline schoot in de lach. “Dus jij hebt je liggen aftrekken op…” Ik knikte. “Best wel.” Ik dempte mijn stem. “Sssst… Niet verder vertellen, maar… Zeker in het voorjaar, als de meisjes wél rokjes aan hadden met het nog nét te koud was voor blote benen, sloeg mijn fantasie ’s avonds nogal op hol…”
Joline gierde van het lachen. “Oh heerlijk… Mijn deugdzame echtgenoot bekent een van z’n jeugdzonden… En later, Kees? In dienst en op de T.U.?” Ik schudde mijn hoofd. “Weinig te genieten, schat. De vrouwelijke militairen hadden hetzelfde gevechtspak aan als ik en in DT een nogal lange rok. Weinig verleidelijk. ’s Avonds in de bar hadden sommige dames wel eens wat leuks aan, maar als jong recruut kwam je niet in beeld en later als sergeant al helemaal niet.
En op de T.U.? Het is nogal onpraktisch om in een kort en frivool rokje over de motor van een straaljager gebogen te staan. Op een rolsteiger. Men zou zo maar eens onder dat rokje kunnen kijken. Nee, de weinige dames daar droegen gewoon spijkerbroek en trui. Kortom: weinig voer voor mijn fantasie in die tijd.” Met een uitgestreken gezicht zei Joline: “Gelukkig waren die rooie draken er wel… Meer dan genoeg om de fantasie van elke vent overuren te laten maken.” Ik knikte. “Da’s waar. Maar wil je me geloven als ik zeg dat ik géén seksuele fantasieën richting Claar en Mel heb gehad in die tijd? Ik verbood het mezelf. Dat was ‘not done’. Het waren m’n zussen. En bovendien…”
Ik moest grinniken.
“De verhoudingen tussen Kees enerzijds en Claar en Mel anderzijds waren meestal nogal gebrouilleerd. Het fantaseert niet zo prettig over een meisje als datzelfde meisje je een halfuur daarvoor helemaal verrot heeft gescholden en haar nagels over je arm heeft gehaald… Bovendien zag ik pas toen ik terugkwam uit Bosnië wat voor knappe meiden het waren. En terug uit Afghanistan nog veel meer. Voor die tijd waren het alleen maar irritante kút-pubers die de halve dag de badkamer bezet hielden en de rest van de dag de WC. Met hun jankdozen.” Joline gierde van het lachen. “Een viool op de WC? Moet ik toch eens vragen hoe ze dat deden…”
Ik moest wel meelachen. “Veel muziek kwam er niet vandaan, Joline. Hoe dan ook: geen erotische fantasieën over mijn toen waarschijnlijk nog maagdelijke zusjes. En voordat we verder gaan over de tijd toen ik op de T.U. studeerde: eerst dit bruine monstertje even uitlaten. Waarschijnlijk was dat de reden dat hij mij zo enthousiast begroette. En by the way: had jij de kamerdeur voor hem opengedaan?” “Ehhh… Nee. Hoezo?” “Nou, toen ik de voordeur open deed, zag ik de deurklink van de kamerdeur wat bewegen en toen kwam Mocca de gang in stormen. Meneer kan dus de deur open maken.” Joline keek nadenkend. “Hmm… Daar moeten we dan rekening mee houden. Als we hem in de gang leggen, moet hij niet de kamer in kunnen. Voor hetzelfde geld kan hij ook de keukenkasten open maken en dan hadden we de poppen aan het dansen. En een moddervette Lab.” “Ik draai de deurklink wel een kwartslag. Dan wordt het een stuk moeilijker voor ‘m. Maar nu eerst: Mocca, ga je mee?”
Hup, oren in de stand ‘Hoorde ik dat goed?’ koppie scheef, kwispelfrequentie op 10 Herz… Ik pakte zijn tuigje. “Dress!” Netjes stak hij z’n kop door het tuig en even later door de lus van de riem. “Goed zo, Mocca!” Nog een paar brokjes mee en we gingen de deur uit en met de lift omlaag. Eenmaal buiten in een looppasje naar het uitlaatveld. Een boom werd liefdevol bewaterd en even later zakte meneer door de achterpoten… Gelukkig stonken zijn drollen minder dan die van Bengel. Nog even naar het losloopveld, maar het enthousiasme was bekoeld. Links en rechts een snuffel, even op het klimrek, maar ja, het was donker, dus weinig te zien. Mocca liep naar het hek en keek me aan. “Jaja, ik kom al…
Ik lijnde hem aan en rustig liepen we terug naar de flat. “Nou gaan we toch even bewegen, Mocca… Stairs!” In een redelijk tempo liep ik de trappen op en hij bleef mooi bij. En verdomme… op de 5e verdieping stond mevrouw van Wijngaarden voor de lift te wachten. Die zag ons en meteen ging ze in de aanval. “Jongeman, stop jij eens even!”
Ik hield in en keek haar aan. “Mevrouw, de naam is Jonkman. Ik dacht dat u dat ondertussen wel kon onthouden. Mocca: side.” Ze siste: “Jij hebt mij laten arresteren! Voor het oog van de hele flat! Denk je dat ik dat over mijn kant laat gaan?” Ik knikte. “Ja. U zult wel moeten. Want alle beschuldigingen die u tegen mijn echtgenote en mij uitte zijn ongegrond. En als u dan denkt weg te komen met de beschuldiging dat ik, dat wij criminelen zijn, slaan wij keihard terug, mevrouw. Op de manier zoals omschreven in het burgerlijk wetboek: wij doen aangifte van smaad. En het is aan de kantonrechter om daar over niet te lange tijd een oordeel over uit te spreken.
En tussen haakjes: ik heb u niet ‘laten arresteren’, dat heeft een officier van Justitie gedaan. Ik heb daar de bevoegdheid niet voor. Verder nog iets zinvols aan dit gesprek toe te voegen, mevrouw?”
Ze deed een stap naar voren en prikte met een vinger tegen mijn borst. “Je krijgt hier spijt van jongeman. Ik ken de burgemeester en zal hem over jou en je vrouwtje inlichten. En dan kijken we…AUW!” Ik had haar hand weggeslagen. En naast me hoorde ik een lage grom. “Je bedreigde mij. Ben ik niet van gediend. Mijn hond trouwens ook niet, dat hoorde je. Honden hebben mensenkennis. Bengel, die herdershond, liet al merken dat hij je niet mocht, Mocca hier liet het net ook nogal duidelijk weten. En je noemde mijn echtgenote ‘je vrouwtje’? Hoorde ik dat goed?”
Ik deed een stap naar haar toe en op tien centimeter van haar gezicht snauwde ik: “Raak mij nooit meer aan. Nu heb ik alleen maar je hand weggetikt; de volgende keer lig je op de grond te piepen. Gratis advies: als je een robbertje met mij wil vechten, zorg eerst dat je een kilo of dertig kwijt bent. Ga dan op judo of zo, misschien dat je over tien jaar in staat bent om Kees Jonkman in een houdgreep te nemen. Voor die tijd zou ik het je ten zeerste afraden.”
Ze stond met haar ene hand in de andere. “Je hebt me geslagen!”
“Ik heb je afgeweerd omdat je met je tengels aan me zat. Dat heet ‘proportionele zelfverdediging’. Zoek maar eens op. Ik ga naar mijn volgens jou véél te dure appartement; de groeten aan je man. Wens hem sterkte met zijn echtgenote. Mocca, side!”
Ik liep de volgende trap op. Ditmaal in een snel tempo, even de boosheid er uit rennen. Mocca liep keurig naast me, af en toe naar me kijkend. “Jij krijgt zo dadelijk een lekkere kluif, Mocca. Je hebt keurig laten weten dat je niet gediend was van die troela.” Eenmaal binnen vertelde ik het incidentje aan Joline. “Je hebt haar pols toch niet gebroken, Kees? Ik ken je ondertussen een beetje…” Ze keek wat bezorgd. “Nee schat. Ze prikte met een worstvinger nogal nadrukkelijk in mijn borst en ik heb die vinger weg gemept. Ik had liever een lel om haar oren gegeven, maar ja…” Joline giechelde. “Jij heet geen Tony, Kees.” Ik bromde wat.
“En nu ga ik Mocca voorzien van een lekkere kluif. Heeft hij verdiend. Toen die dikke troela haar tengels naar me uitstak hoorde ik naast me een nogal duidelijke lage grom. Ongeveer net als destijds met Bengel. Mocca neemt de bescherming van haar roedel nogal serieus. Kóm maar, Mocca!” Die was één en al aandacht. Ik liep naar de keuken en hij volgde me op de voet.
Joline grinnikte. “Doet me denken aan een dichtregels, Kees. ‘En als een schaduw volgt hem trouw de hond.’ Wie schreef dat gedicht ook alweer?” Ik schudde mijn hoofd. “Sorry. De poëzielessen van onze lerares Nederlands gingen een beetje aan me voorbij. De enige gedichten die ik leuk vond waren de limericks. De rest…” Joline schudde verwijtend haar hoofd. “Te weinig techniek zeker? Ja, dat dacht ik al.” Ze begon snel te typen en even later klonk: “Aha! Gevonden… ‘De landman’ van Aart van der Leeuw…” Snel vlogen haar ogen over het beeldscherm, terwijl ik een kluif voor Mocca pakte. “Mocca, go to bed!”
De hond sprong in de mand. “Goed zo! Kijk eens… Lekker kluiven, jochie. En dank je wel dat me zo goed beschermde.” De laatste zin drong waarschijnlijk niet meer door; alle aandacht was gericht op het verorberen van zijn kluif. In feite in elkaar gedraaide en gedroogde koeienhuid, maar hij was er dol op. Ik plofte naast Joline op de bank. Die hield het beeldscherm voor mijn neus. “Lees de derde strofe eens en vertel me aan wie je dan moet denken.” Ik las:
‘Dan loopt hij tastend langs de ruif der paarden,
Verwelkomd door een dreunend hoefgeklop;
Hij spreekt hen aan, en streelt een ruig behaarde,
Een speels hem toegestoken manenkop.’
“Da’s niet moeilijk, schat. Margot en Charlotte. Zoals zij met die paarden omgaan… Prachtig om te zien.” Tevreden haalde Joline het scherm weg. “Goed zo. Ergens, diep verstopt, zit in jou toch wel iets van een poëet.” Toen keek ze me aan. “En jij vond de limericks leuk? Waarom?” “Omdat de dichtvorm van een limerick altijd een ‘catch’ heeft in de laatste regel. Een geintje. Overigens zijn de Engelse dichters daar een stuk beter in dan de Nederlandse. Vond ik.
Maar toen ik dat tijdens de Nederlandse les naar voren bracht, ontplofte mijn docente Nederlands bijna. “Engeland heeft geen Joost van den Vondel voortgebracht, Kees Jonkman!” En ik had de brutaliteit om te weerleggen: “Dat klopt mevrouw Gorissen. Maar wel een zekere Shakespeare. Ook een man met wel aardig taalgevoel.” Een van de weinige keren dat ik de lachers op mijn hand had in de klas.”
Joline bromde: “Ja, da’s tegenwoordig wel anders. Soms lijkt dat Piratennest wel de repetitieruimte van de Vlaamse Komedie… Maar als jij zo’n fan bent van Limericks, Kees, dan ken je er vast wel een aantal uit je hoofd. Doe je best!” Ze keek pestend. “Poe, da’s even onverwacht, schat. En dat na een bugelles én een niet zo poëtische confrontatie met een dikke trol… Laat me even denken.”
Er schoot me eentje binnen. “Oké, hij is Engels, dus zet je talenknobbel maar aan het werk schatje…” Een vuile blik kwam retour en Joline tilde haar borsten even op. “Is eentje genoeg, of moeten ze beiden aan het werk?” “Ik beroep mij op mijn zwijgrecht, mevrouw. Maar goed, nu luisteren.” Ik ging staan en declameerde:
‘There was a young lady in Niger
Who smiled as she rode on a tiger
They turned from the ride
With the lady inside
And the smile on the face of the tiger.’
Joline grinnikte. “Arm kind. Denk je een lekker ritje te maken, word je opgevreten. Zielig hoor. En jij noemt dat humor? Nogal zwarte humor vind ik.” “Het kan nog zwarter, schat. Met een mix van Nederlands en Engels. Hou je vast:
‘A terrible infant called Peter
sprinkled water in his bed with a gheeter
his father got woost
took hold of a cnoost
and gave him a pack on his meeter’
Joline schoot in de lach. “Heb je die zelf verzonnen? Met jouw talenknobbel zou je toe in staat zijn…” Ik keek beledigd. “Hé! Zelfs zonder zichtbare talenknobbels ben ik in staat om me in het Frans, Duits, Engels én Nederlands te redden, mevrouw. Dat had u kunnen horen toen wij op vakantie in Normandië waren, alsmede nogal recentelijk in Duitsland. En Engels wordt in de offshore meestal als voertaal gebruikt. Wellicht omdat de Engelse taal nogal wat korte en krachtige verwensingen bevat, maar dat weet ik niet zeker…
Maar om op uw vraag te antwoorden: nee, die heb ik niet zelf verzonnen; de laatste limerick komt van John ‘o Mill, pseudoniem van Jan van der Meulen, een Nederlands leraar, hetgeen niet hetzelfde is als een leraar Nederlands, maar dat terzijde. De man was leraar Engels op een middelbare school. En wellicht om de jeugd uit zijn tijd de liefde voor de Engelse taal bij te brengen, maakte hij dit soort gedichtjes. Ik kan me voorstellen dat er in zijn klassen veel en vaak gelachen is.”
Joline zuchtte. “Ja hoor… mijn lopende encyclopedie draagt weer voor uit eigen werk…” Plots giechelde ze. “Kees… Weet je zeker dat het water was wat die ‘terrible infant’ over zijn bed uitgoot? En niet het resultaat van een niet geheel onder controle zijnde blaas of een natte droom?”
Ik keek afkeurend. “Foei meisje Jonkman – Boogers. Ik dacht dat jij zo’n net meisje was… Wie brengt jou op dit soort vunzige en frivole gedachten?”
Ze bleef giebelen. “Ik ben sinds een half jaartje getrouwd, meneer. En mijn man vertelt wel eens wat. Grapjes die hij op z’n werk hoort en zo.” Ik bromde: “Wat een smeerlap. Wat doet hij voor de kost? Kroegbaas in een nogal twijfelachtige kroeg in een achterbuurt of zo?” “Nee meneer. Hij is elektrotechnisch ingenieur bij een ingenieursbureau in de oh, zo nette stad Gorinchem. Teamleider van een stel gekken die zich ‘de Piraten’ noemen. Om een of andere reden komt er, ondanks al die schuine moppen en vunzige taal tóch wel werk uit hun handen waar de klanten grif voor betalen…”
“Nou, die academici van tegenwoordig hebben niet meer het cachet van vroeger, dat hoor ik ondertussen wel.” Joline gaf me een snelle zoen. “Klopt. En daar ben ik best blij mee. Ik hoef geen droogstoppel als echtgenoot. Zijn stoppels zijn op zich al erg genoeg.” Ze stond snel op, buiten mijn bereik.
“Kom Kees, in de benen. Morgen moet je op tijd op en helder zijn in Den Haag.” Ze lachte een beetje geniepig. “En daarna.” Ik fronste. “Daarna? Wát…?” “Dans-examen, sukkel! Was je dat helemaal vergeten? Soms…” Ze lachte me uit. “Kom, afsluitrondje en daarna bij je echtgenote in bed komen. Misschien mag je nog even met haar talenknobbels spelen. Als je lief bent.” Een kwartiertje later lagen we naast elkaar.
“Kees… zie je er tegenop morgen in Den Haag?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. We hebben een goed verhaal én nogal wat krediet vanwege Nijmegen. En ik zal me verre houden van de cijfertjes; dat laat ik met een gerust geweten aan Marion over. Die mag eventuele ‘zuunige’ boekhouders van repliek dienen, terwijl ik, minzaam glimlachend, rustig aan mijn espresso nip.” Een stomp was mijn beloning. “Soms kun jij enorm arrogant uit de hoek komen, Kees Jonkman!”
“Ik geef je helemaal gelijk, schoonheid. En waarschijnlijk mevrouw van Wijngaarden ook wel. Hebben jullie toch nog iéts gemeen… AU, VALS KRENG!”
Ze had hard in mijn bovenbeen geknepen, velletje tussen duim en nagel van de wijsvinger. Nogal nadrukkelijk klonk naast me: “Als je nog een keer zo’n zinspeling maakt, Kees Jonkman, knijp ik iets hoger. En harder. En dan niet in je been maar in hetgeen wat zich er tussen bevindt.” Ik bromde: “Dat doe jij niet. Daarvoor ben je teveel aan mijn mannelijkheid gehecht.” “Ja, het zou wel eens op een hechting uit kunnen draaien als ik hard knijp. Pas dus maar op, lompe eikel.”
Ik zuchtte. “Mag ik ondanks alles nog wel een welterusten-knuffel van het mooiste meisje van Veldhoven?” Ze rolde naar me toe. “Zeker weten, lekkere ridder…” We lagen een paar minuten van elkaar te genieten, toen duwde ze me weg. “Nu lekker slapen, Kees. Morgenavond mag je met je nieuwe diploma ingelijst boven dit bed, helemaal los gaan.” Haar toon werd nu waarschuwend. “En als dat diploma er niet hangt, krijg je billenkoek!”
“Lekker, mevrouw. Van u of van mijn al een tijdje niet-meer zo maagdelijke zusje Melissa? Dan kan ik me daar vannacht alvast op verheugen…” Een grom volgde. “Smeerlap. Zou je wel willen hé? Niks ervan; de ervaren mevrouw Jonkman neemt jou dan wel onderhanden.” “Ehhh… Schat: Mel is ondertussen ook best ervaren, denk ik, en heet óók Jonkman…”
“Slapen jij! Filosofeer maar hoe je morgen zo’n financieel ambtenaar op z’n nummer geeft. Word je vast vrolijk van. Maar laat mij de komende zeven uur met rust.” Ik stal nog een zoentje. “Lekker slapen Jolien.” “Welterusten Kees.” Het werd stil in de kamer.
Mocca hadden we al een tijd niet meer gehoord; het laatste wat ik van hem had gezien was een in elkaar gerolde bruine massa in de mand. Die vond het hier prima vertoeven, dat was duidelijk…
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10