Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Jefferson
Datum: 27-10-2025 | Cijfer: 9 | Gelezen: 171
Lengte: Lang | Leestijd: 14 minuten | Lezers Online: 3
Trefwoord(en): Cosplay,
Mila's Magische Avond
Er zijn van die nachten waarop alles klopt: je bezem snort als een elektrische step, je toverdrank borrelt verleidelijk in de fles, je haar valt in perfecte lokken — zelfs je heksenlach stuitert als een donderspreuk door het huis, kaatst terug van het IKEA-gordijn en belooft grootse magie. Vanavond? Vergeet het maar. Dit is een avond vol losse eindjes en magische missers; een avond waarop de kat waarschijnlijk meer kracht in haar snorharen heeft dan ik in al mijn spreuken samen.

Hier sta ik dan. Midden in de woonkamer, omgeven door een pentagram dat ik, niet gehinderd door enige tekenervaring, met lippenstift op het zeil heb gekrabbeld. Volgens Google werkt dat prima als “krachtgeleider”, en wie ben ik om tegen het collectieve brein van de digitale coven in te gaan? Overal om me heen flikkeren kaarsen — want zonder kaarsen geen magie, alleen zeurende rookmelders en een partner die moppert over vlekken op het plafond. Op tafel ligt mijn spreukenboek, ooit gescoord op een rommelmarkt, nu vol post-its bij de hoofdstukken ‘Geilheid’ en ‘Voorspoed’ (prioriteiten, hè). Verder: een fles met glitters — het etiket zwijgt, mijn onderbuikgevoel niet — en, jawel, het pronkstuk: mijn magische staf. Geen commentaar. Een vrouw moet roeien met de riemen — of stafjes — die ze heeft.

En dan Luke. Mijn slachtoffer — sorry, mijn geliefde proefpersoon. Wat een ziel. Met een gezicht als een natte kater, het haar in de “ik geef het op”-stand, staat hij in zijn veel te ruime badjas in de deuropening. Je zou zweren dat hij zich vrijwillig heeft aangemeld voor een workshop “levend standbeeld” en pas net hoort dat hij het naaktmodel moet spelen. Mijn heksenhart doet een sprongetje van vertedering. Hoe krijg ik het voor elkaar, denk ik nog. Een man zover krijgen dat hij zich laat betoveren… alleen al daarom verdienen heksen wereldwijd meer erkenning. Of een eigen talkshow.

Dus daar sta ik. Heks uit beroepstrots, verleidster uit overtuiging, en bovenal een vrouw met een missie: Luke Longwood opwarmen, zijn vonk terugvinden, hem laten geloven dat magie écht bestaat. Spoiler: magie bestaat vooral uit dingen die anders lopen dan je hoopt. En altijd als je denkt dat het niet erger kan, bewijst het universum het tegendeel.

Ik steek mijn armen breed uit — de koningin van de theatrale gebaren moet haar reputatie hooghouden — en open het spreukenboek alsof ik de volgende bladzijde van mijn levensverhaal schrijf. Voor de show lik ik aan mijn vinger. De page-turner-factor. Daarna haal ik diep adem en begin, met mijn zwoelste radiostem: “O kracht van verlangen, o vonk van het vlees, laat deze ziel…”
Witregel. Mijn brein slaat dicht. Alsof er in mijn hoofd ineens ook een rookmelder afgaat.

Luke kijkt op. Zijn blik is die van een man die op een ouderavond ineens zijn eigen rapport moet ondertekenen. Hij schraapt zijn keel, zijn ogen flitsen heen en weer tussen mij en het boek. “Moet ik helpen? In nomine… penis erectus?” zegt hij.
En alsof er ergens boven ons een kosmische clown op een toeter drukt, voel ik het meteen. Mijn lijf verstijft. Mijn mond blijft openhangen, de perfecte O van verbazing. Mijn armen bevriezen ergens tussen een bezwering en een stopgebaar in. Het enige wat nog werkt, is mijn gedachtenfabriek — en die draait nu op volle toeren.

Betoverd. Niet op de manier waarop ik het bedacht had, maar op de manier waarop je in een slechte slapstickfilm in een taart belandt. Geen magie op commando, maar een allesomvattende foutmelding.
Luke knippert langzaam, zwaait aarzelend voor mijn neus met de bezem alsof hij met een detector probeert te ontdekken waar het misging. Vervolgens probeert hij het ding in het rek te duwen, wat eruitziet alsof hij een rubberen kip probeert te temmen.
Ik wil hem toeroepen dat híj de spreuk heeft afgemaakt — dat het zijn “penis erectus” was die mij tot decorstuk heeft getoverd — maar mijn stem weigert. Alles wat ik kan doen, is inwendig jammeren en hopen dat hij de hint snapt.

Tja. Wie de staf past, trekke hem aan. Of in mijn geval: wie de staf roept, staat erbij en kijkt ernaar.
En nu maar hopen dat Luke ‘m stevig vasthoudt.
-
Er zijn momenten in het leven waarop je jezelf het liefst achter het behang zou plakken. Niet dat ik dat nu zou kunnen, natuurlijk. Mijn hele lijf weigert dienst, ik ben verworden tot een menselijk standbeeld, een pronkstuk op de tentoonstelling Magische Miskleunen 2025. Alles werkt nog — ik voel mijn hart, mijn ademhaling, de prikkelende sensatie van de plakkerige lippenstift op mijn mond, zelfs de kriebel van een haarlok die precies verkeerd ligt op mijn voorhoofd — maar bewegen? Vergeet het maar. Spreken? Dikke pech. Alle registers zijn dicht, behalve die in mijn hoofd.

Note to self: als je ooit nog eens een spreuk uitspreekt, laat dan nooit je vriend de punchline improviseren. Vooral niet als hij denkt dat Latijn iets is wat je bestelt bij de pizzeria.

Luke staat nog steeds voor me, handen in de zakken van zijn badjas, zijn blik afwisselend op mijn gezicht en op mijn—nou ja, op alle plekken waar hij normaalgesproken te beleefd voor is om langer dan een halve seconde te kijken. Nu mag het, lijkt zijn hoofd te denken, want ik kan toch niets terugdoen. Ik probeer een wenkbrauw op te trekken. Vergeefs. Ik probeer te zuchten. Lukt ook niet. Het enige wat ik nog wel kan, is knipperen. Dus dat doe ik dan maar. Eén keer. Twee keer. Drie keer snel achter elkaar. Misschien begrijpt hij het.

“Mila?” Hij leunt een beetje dichter naar me toe, fronst, dan lacht hij onzeker. “Ben je nou boos? Of eh… is dit Morse-code?” Zijn vingers maken aanhalingstekens in de lucht bij het woord Morse-code, wat ik direct zou afstraffen met een opgetrokken wenkbrauw en een sarcastisch “Ach, Sherlock,” als ik kon. Maar ja. Statiefmodus.

Hij stapt om me heen, kijkt aan de achterkant van mijn hoofd alsof hij verwacht daar een aan/uit-knop te vinden. Zijn handen zweven vlak boven mijn schouders, aarzelen, dalen dan toch neer. Hij recht mijn hoed, zet die scheef, probeert opnieuw. “Misschien… moet ik je neerleggen?” fluistert hij, tegen niemand in het bijzonder. Ik wil hem roepen dat ik geen glaswerk ben, maar hij tilt me voorzichtig op, tilt me naar het bed alsof ik een vaas uit de kringloopwinkel ben die elk moment uit elkaar kan vallen.

Alsof ik een Ikea-kast ben die je voor het eerst uitprobeert, denk ik. Handleiding kwijt, onderdelen over, schroefje te weinig — en altijd bang dat het hele zaakje instort als je te wild doet.

Met verrassende tederheid drapeert hij me over het bed. Mijn jurk schuift iets omhoog, mijn benen blijven in dezelfde positie, licht gespreid — als een pop die een slechte yogasessie naspeelt. Luke aarzelt, trekt mijn rok voorzichtig weer naar beneden. Zijn vingers strelen onbedoeld over mijn huid. Elke aanraking prikkelt honderd keer meer dan normaal, waarschijnlijk omdat ik niet kan reageren. Ik registreer alles: de warmte van zijn hand, de geur van zijn shampoo, het zachte gewicht van zijn blik.

Hij zit nu op de rand van het bed, kijkt me aan met die mengeling van bezorgdheid en nieuwsgierigheid die alleen mannen hebben die niet zeker weten of ze een elektronisch apparaat net kapot hebben gemaakt.
“Als je me kunt horen,” zegt hij langzaam, “knipper dan één keer voor ja, twee keer voor nee.”
Ik knipper één keer.
“Ben je… oké?”
Ik knipper één keer.
“Ben je… boos?”
Twee keer.
Hij lacht zenuwachtig, krabt achter zijn oor. “O, gelukkig. Eh… misschien kun je me uitleggen wat ik nu moet doen? Wacht… dat kan niet. Shit.”

Hij loopt door de kamer, zoekt iets, vindt het flesje met het glinsterende etiket. Mijn toverdrankje. Het is paars met goud, in een rond flesje waar ik speciaal de etikettekst van had afgehaald — want “Love Potion No. 69” is net iets te letterlijk voor een serieuze heksenscène.
“Wat is dit?” vraagt hij hardop, terwijl hij het flesje omhoog houdt naar het licht. “Staat geen etiket op. Zou ik dit moeten drinken?”
NIET DOEN, LUKE! gil ik vanbinnen. Maar mijn gezicht zegt niks, behalve misschien een glinstering in mijn ogen die hij opvat als goedkeuring.

Hij draait de dop eraf, snuift, trekt een vies gezicht. “Het ruikt naar snoep en aftershave. Nou ja, je leeft maar één keer.”
En voordat ik kan ingrijpen — als ik dat al gekund had — neemt hij een flinke slok.

De effecten zijn bijna onmiddellijk. Luke’s blik verandert, zijn schouders rechten zich, en voor het eerst die avond zie ik iets van bravoure in zijn bewegingen.
Hij kijkt naar mij, dan naar het flesje, dan weer naar mij. “Wow… volgens mij voel ik iets. Ja… zeker weten. Eh… nou ja… je weet maar nooit, toch?”

Hij loopt terug naar het bed, zet zich naast me neer. Ik voel zijn hand over mijn been gaan, eerst aarzelend, dan met meer lef. Zijn vingers glijden over mijn dij, zijn handpalm duwt mijn rok weer iets omhoog.
O, Mila, fluister ik tegen mezelf, je had natuurlijk kunnen weten dat de enige spreuk die écht werkt op mannen altijd uit een flesje komt.

Hij aarzelt niet meer, trekt mijn panty langzaam naar beneden. Ik voel de lucht op mijn huid, de spanning groeit — letterlijk en figuurlijk, want in mijn hoofd ontploffen de woordgrappen als vuurwerk:
Zo, dat is nog eens een betovering. Misschien is “stijve windkracht tien” het juiste weerbericht. Of noem het een stafverlenging met onmiddellijke werking. Magische erectie? Luke Longwood, wat een toepasselijke naam ineens…

Hij buigt zich over me heen, zijn lippen raken mijn hals. Ik voel zijn adem, zijn tong, elke aanraking als een tinteling tot in mijn vingertoppen. Ik probeer te fluisteren, te kreunen, maar het blijft bij denken. Mijn lijf spant zich aan, wachtend, smachtend, gevangen in mijn eigen vlees, maar nooit eerder zo intens levend gevoeld.

Hij begint langzaam, verkent me als een archeoloog die een tempel vol valstrikken binnenstapt — voorzichtig, onderzoekend, soms wat onhandig, altijd op zoek naar de juiste knop.
Was het maar een knop, denk ik, dan had ik mezelf allang gereset.
Maar het enige wat hij hoort, is zijn eigen ademhaling en misschien mijn hart dat tegen zijn handpalm bonkt als hij daar even rust.

Het drankje doet zijn werk: Luke geeft niet op. Niet na één keer, niet na twee, niet na drie — ik verlies de tel, net als het besef van tijd. Alles wordt vloeibaar, schuivend, plakkerig, warm.
Ze zeggen dat heksen kunnen vliegen op een bezem. Nou, als dit geen bezemvlucht is, weet ik het ook niet meer. Hoop alleen dat ik straks niet ondersteboven aan de schoorsteen bungel…
Zijn ritme verandert, versnelt, wordt weer langzaam. Hij kijkt me steeds aan, zoekt naar een teken, maar ik kan alleen maar genieten, gevangen in het ritme van zijn bewegingen en het carrousel van mijn gedachten.

Woordgrappen blijven komen:
Zijn staf voelt magischer dan mijn hele bezemsteelcollectie. Ik snap nu waarom in sprookjes altijd gewaarschuwd wordt voor drankjes met onleesbare etiketten. Volgende keer toch maar eentje met “milde bijwerkingen” bestellen. Of eentje met een timer. Of een bijsluiter. Maar als je dan tóch betoverd moet worden, dan maar zo…

Luke’s handen blijven verkennen, zijn mond verkent mijn lichaam alsof hij voor het eerst een schatkaart ontcijfert. Ik voel zijn vingers, zijn lippen, de stugge haren van zijn borstkas tegen mijn huid.
Elke aanraking laat een golf na die door mijn hele lijf trekt. Ik kan niks zeggen, maar ik denk het des te harder:
Als dit de straf is voor klungelige magie, dan teken ik voor een herkansing. Wat is het magische woord voor nog een keer?

De climax komt in golven, elke keer weer, als een vloek die zichzelf blijft vernieuwen.
Luke is onvermoeibaar. Ik voel hoe zijn lichaam steeds steviger tegen het mijne duwt, hoe zijn ademhaling rauwer wordt, hoe de hitte zich tussen onze lijven ophoopt tot de kamer aanvoelt als een smeltkroes.
Mijn gedachten tollen, schateren, spartelen — elke vezel van mijn lijf roept: harder, meer, nog eens!
Maar ik ben en blijf stil, slechts een bliksem in mijn eigen hoofd.

Als hij eindelijk naast me neerploft, bezweet, buiten adem, maar met een grijns die alles zegt, voel ik hoe mijn lijf langzaam begint te ontdooien. Mijn vingers trekken samen, mijn tenen krullen, mijn mondhoeken gaan omhoog.
En als ik eindelijk weer kan spreken — hees, schor, giechelend — fluister ik:
“Let op met magie, Longwood. Voor je het weet, ben je je toverkracht voorgoed kwijt… of juist nooit meer.”
-
Trefwoord(en): Cosplay, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...