Door: Jefferson
Datum: 27-10-2025 | Cijfer: 8.5 | Gelezen: 418
Lengte: Lang | Leestijd: 15 minuten | Lezers Online: 4
Trefwoord(en): Cosplay,
Lengte: Lang | Leestijd: 15 minuten | Lezers Online: 4
Trefwoord(en): Cosplay,
Vervolg op: Mila-rouge & Luke Longwood - 6: Halloweenavond
Volgens Logboek
“De kaarten zijn onvolledig, het licht is schaars, de grond veert op een manier die je nergens anders op de Waddeneilanden tegenkomt. En toch — ergens in deze smalle doorgang, vermoed ik, ligt een geheim dat decennia lang niet is aangeraakt, een doorgang die schreeuwt om opnieuw verkend te worden. Mijn naam is Mila. Avonturierster, amateur-archeologe, chronisch nieuwsgierig — en gewapend met niets anders dan een zaklamp, een logboek en een onuitroeibare behoefte om het onbekende aan te raken, sta ik aan het begin van wat zomaar eens de ontdekking van mijn carrière zou kunnen worden.”
Ik draai de camera een halve slag om mijn gezicht te laten zien: een serieuze frons, net als in de filmposters. Mijn haar in een slordige vlecht, zweetband strak rond het voorhoofd — het beeld klopt precies, op de platte laminaatvloer na, die alleen zichtbaar is als je goed kijkt. “Wat we hier aantreffen,” fluister ik, mijn stem omlaag gebracht tot die archetypische, geheimzinnige Discovery Channel-timbre, “is volgens de oude overlevering een doorgang die enkel geopend kan worden door de juiste sleutel. Legenden spreken van een tempel van lust, een plek waar kennis en verlangen hand in hand gaan, als men ten minste de moed heeft om de test aan te gaan.”
Terwijl ik mijn stappen tel — zestien, zeventien, achttien — klinken mijn laarzen hol over de vloer, de echo weerkaatst overdreven terug, alsof de ruimte veel groter is dan ze werkelijk is. Aan de muren hangen stroken behang waar de tijd vat op heeft gekregen; sommige rafels bewegen als ik langsloop, alsof een briesje door de catacombe waait. “Let op de luchtvochtigheid,” noteer ik hardop, zogenaamd voor het nageslacht, terwijl ik quasi-wetenschappelijk een vinger langs het condens op de muur laat gaan. “Klam, waarschijnlijk het gevolg van ondergrondse waterstromen. De geur van… wasmiddel? Een klassiek fenomeen bij Noordzeekustgrotten.”
Mijn lamp schijnt naar voren, glijdt over een houten deur die perfect in de gang past — ouderwets paneelwerk, ruw beslagen scharnieren, en centraal een cirkelvormige opening, net te keurig afgewerkt om toeval te zijn. Mijn hartslag versnelt. “Dit, dames en heren, is waarom we het doen,” fluister ik, bijna heilig. “Een deur als deze, met een ronde uitsparing op exact heuphoogte, vind je niet in gewone huizen. Volgens het Compendium der Noordelijke Mythes stond zo’n opening symbool voor het overschrijden van grenzen, een uitnodiging tot inwijding, tot — laten we zeggen — het betreden van nieuwe domeinen.”
Ik laat mijn hand even rusten op het hout, voel de nerven onder mijn vingertoppen. “De temperatuur hier stijgt licht,” noteer ik, met een stalen gezicht, terwijl ik weet dat het vooral mijn eigen adrenaline is die de boel opstookt. Achter mij, heel in de verte, hoor ik vaag het geluid van een koelkast, het blazen van een cv-ketel — de technologie van de moderne tijd probeert zich tevergeefs te vermommen als de stilte van eeuwenoude catacomben.
Voor de camera zak ik iets door mijn knieën, inspecteer het gat alsof ik elk detail wil vastleggen voor de universiteit. “Maatvoering, insnijding, diepte — alles wijst op een rituele functie. Volgens sommigen duidt zo’n vorm op vruchtbaarheidsriten, bij anderen op een toegang tot verboden kennis.” Ik pauzeer, geef de kijker een veelbetekenende blik. “Dit is geen klusje voor de argeloze passant. Hier is ervaring vereist. Of op z’n minst een gezonde dosis nieuwsgierigheid.”
Mijn logboek — een beduimeld notitieblok vol slordige aantekeningen en te veel losse blaadjes — leg ik even terzijde. Het is tijd voor veldwerk, voor het echte onderzoek, voor de archeologie van het onbekende.
Ik kniel voor de deur, staar naar het ronde gat. In de marge van oude manuscripten vond ik vaag getekende symbolen; sommigen suggereerden dat deze doorgangen “slechts geopend konden worden door een offer van vlees en lust”. Velen lachten dat weg, noemden het fantasie, maar de beste ontdekkingsreizigers weten: je moet álles serieus nemen, vooral het onwaarschijnlijke.
Plots — en dit is waar zelfs mijn professionele distantie even hapert — verschijnt uit het donker aan de andere kant van de deur een… voorwerp. Geen steen, geen beitel, geen antiek artefact, maar een stuk levend weefsel, warm en pulsatief. De “sleutel” van deze doorgang, letterlijk, steekt langzaam naar binnen.
Ik slik, voel mijn gezicht gloeien, maar dwing mezelf professioneel te blijven.
“In de literatuur zijn gevallen bekend van priesteressen die de tempel der genoegens alleen konden betreden als zij hun devotie aan het vlees toonden,” mompel ik, net hard genoeg voor de camera. “Sommige bronnen spreken van een ritueel waarbij men de sleutel moest zuiveren, activeren en… leiden naar het juiste slot.”
Ik werp een snelle blik op de lens. “Voor de duidelijkheid: dit is uiteraard puur wetenschappelijk. Het hoort allemaal bij het protocol.”
Mijn hand glijdt naar voren. De textuur is niet die van brons of steen, maar van huid — zacht, veerkrachtig, warm. Ik voel een trilling onder mijn vingers, een bijna tastbare spanning, alsof de sleutel zelf het avontuur wil aangaan.
“Let op de reactie van het artefact bij aanraking,” leg ik uit, mijn stem nog altijd neutraal, al loopt mijn adem een fractie sneller. “Bij voldoende stimulatie wordt de sleutel vanzelf stugger. Volgens professor Rouge is dit essentieel voor de succesvolle opening van de doorgang.”
Langzaam, methodisch, begin ik de “sleutel” te bewegen. Mijn hand omspant het artefact, ik test de stevigheid, de veerkracht. “Oudere culturen hechtten grote waarde aan het rituele reinigen van de sleutel,” zeg ik, terwijl ik mijn duim langs de onderkant laat glijden. “Men geloofde dat alleen een zuivere sleutel toegang gaf tot de verborgen ruimte.”
Het voorwerp pulseert nu krachtiger in mijn hand. Aan de andere kant van de deur hoor ik een zachte, ingehouden zucht.
Ik glimlach, schraap mijn keel. “De literatuur suggereert dat mondelinge devotie extra zegening bracht. Dit vereist precisie, techniek, en… toewijding.”
Ik buig voorover, laat mijn lippen net het oppervlak raken. De geur is aards, intiem, niets van artefact of museum — alles van het nu, van verlangen en belofte.
Met een mengeling van ernst en grijns fluister ik: “Voor de wetenschap.”
Mijn mond sluit zich om het warme vlees, mijn tong draait langzaam om de top. In mijn hoofd ratelt de analyse door: Let op de temperatuurstijging. Responsiviteit is uitstekend. Reiniging vordert gestaag.
Ik hoor vage beweging aan de andere kant van de deur; de sleutel zwelt iets op, stoot zacht tegen mijn gehemelte.
“De symboliek van het inwijdingsritueel kan niet overschat worden,” mompel ik, mijn stem nu iets onvaster. “Men geloofde dat alleen wie volhardde, de doorgang werkelijk kon openen…”
Mijn hand werkt in kalm, gelijkmatig tempo, mijn lippen glijden omhoog, omlaag, mijn tong tast af — iedere beweging zorgvuldig, alsof ik een eeuwenoud mechanisme probeer te doorgronden. Inwendig gniffel ik om het idee dat dit misschien wel de meest praktische toepassing van veldwerk ooit is.
De sleutel is nu onmiskenbaar ‘geactiveerd’, stevig, warm en perfect passend voor het slot.
Met één hand ondersteun ik, met de ander noteer ik denkbeeldig: reactietijd optimaal; subject zéér ontvankelijk voor rituele benadering.
Even pauzeer ik, trek de “sleutel” bijna terug, kijk in de camera en zeg droog: “Sommige experimenten moet je simpelweg zelf ondergaan. In het belang van de wetenschap, natuurlijk.”
Dan hervat ik, mijn mond weer om het artefact, mijn hand ritmisch — en voor het eerst voel ik dat de deur iets toegeeft, een lichte trilling door het hout.
De zucht van de sleutel (of die van Luke?) echoot door de catacombe.
Ik sluit mijn ogen, geef me over aan het ritme van het ritueel, denk aan al die oude priesteressen en wetenschappers die nooit wisten dat veldwerk zó intens kon zijn.
“En zo,” prevel ik ten slotte, “wordt elke doorgang geopend door de juiste sleutel. Met devotie, toewijding… en een beetje geluk.”
Er zijn momenten in het leven waarop de grenzen tussen wetenschap en beleving, tussen experiment en overgave, vervagen tot één zinderende lijn. Dit is zo’n moment.
De catacombe is even geen bouwval meer, geen smalle gang in een Amelands huisje, geen decorstuk van een half-geslaagde rollenspelvideo; hij wordt, door de aanraking van mijn handen en de golfslag van mijn adem, een tempel van ontdekking, een plek waar elk ritueel gewicht krijgt en elke aanraking het gewicht van eeuwen draagt. De sleutel in mijn hand — het levend artefact — is geen curiosum, maar een daad van het heden, een manifestatie van alles wat een ritueel tot leven brengt.
Mijn vingers volgen de contouren van het vlees, voorzichtig eerst, dan zekerder, zoals een onderzoeker een prehistorisch beeldje aanraakt dat net uit het zand is gehaald. De hitte onder mijn huid mengt zich met de warmte van het artefact. In mijn hoofd is het nog steeds een experiment, maar mijn lijf weet beter.
“Let op,” fluister ik tegen de denkbeeldige studenten in mijn virtuele collegezaal, “hoe de textuur van het oppervlak verandert bij langdurige stimulatie. Merk op hoe, naarmate de stimulatie toeneemt, de respons exponentieel groeit. Dit illustreert prachtig de theorie van Professor Longwood — geen familie, mag ik hopen — over directe biologische feedback.”
Mijn duim draait kleine cirkels over de top, mijn andere hand ondersteunt het ritueel. De “sleutel” beweegt — niet uit zichzelf, maar in respons op mijn onderzoek. De geur van de catacombe is doordrongen van een mengsel van was, oud hout en iets rauws, lichamelijks, waar geen enkel laboratoriumventilatortje tegenop kan.
“Voor de puristen onder u: het verschil tussen organisch en anorganisch materiaal wordt zelden zó duidelijk als nu. Let op de temperatuurverschillen, de subtiele pulsering, de microbewegingen. Elk detail vertelt een eigen verhaal.”
Mijn mond, die eerst nog vakkundig beschreef wat er gebeurde, wordt nu een verlengstuk van mijn handen — onderzoekend, zorgzaam, gulzig. Ik laat mijn tong over de rand gaan, voel een rilling die niets met tocht te maken heeft.
Aan de andere kant van de deur beweegt de lucht. Ik hoor een ademhaling, zie een vage schaduw, voel bijna de energie van Luke’s lijf. In de archieven die ik voor dit project heb doorzocht, stond vaak geschreven dat de priesteres “het contact met het onbekende niet moest schuwen.” Ik schuw niets meer.
Mijn mond sluit zich om de sleutel, ik zuig zacht, voel het levende artefact reageren met een lichte siddering. Mijn wangen hol, mijn ademhaling versmelt met het ritme van mijn handen.
“Op dit punt,” mompel ik, terwijl ik heel even loslaat om de camera te zoeken, “spreekt men in de literatuur van het ‘punt van onomkeer’. De sleutel staat nu op maximale spanning. Nog even, en de doorgang zal zich openbaren.”
Mijn handen werken samen, mijn mond en tong dansen om het warme vlees. Ik proef zout en huid en een sprankje spanning dat zich alleen voordoet op de grens van controleverlies.
Elke beweging voelt als een bewerkte passage uit het handboek der rituelen: ‘Verheug u in de overgave, want geen sleutel opent zichzelf zonder de wil van het slot.’
Het hout van de deur kraakt zachtjes; misschien is het het gewicht van het verleden, misschien het heden dat zich met kracht een weg baant.
Voor het eerst — en ik vermoed dat de oude priesteressen dit nooit toe zouden geven — ben ik geen buitenstaander meer. Mijn wetenschappelijke afstand smelt als was bij het kaarslicht. Ik voel het bloed razen door mijn aderen, het drummen in mijn oren, de golf van genot die zich opbouwt bij elke cirkel, elke zuiging, elke zucht.
“Expeditielogboek,” fluister ik, mijn stem trilt nu, “nooit gedacht dat een veldexperiment zó… praktijkgericht zou zijn. Noteren: de sleutel vertoont tekenen van imminent exploderen. Onderzoekers dienen voorzorgsmaatregelen te nemen.”
Ik gniffel, trek de “sleutel” nog iets dieper mijn mond in, voel de schacht kloppen tegen mijn tong, het einde dichtbij.
Het ritueel — want dat is het intussen geworden, veel meer dan spel of experiment — escaleert. Ik voel Luke’s gewicht, zijn aanwezigheid, zijn verlangen zich ophopen aan de andere kant van de deur. De sleutel zwelt, mijn hand glijdt sneller, mijn mond werkt mee in een ritmische, gretige cadans.
Voor mijn geestesoog zie ik mezelf als de laatste hoedster van een geheim dat niemand anders mag kennen. Ik wil gillen, lachen, uitleggen, maar alles wat ik nog kan is zuigen, likken, masseren.
Dit is wetenschap op zijn rauwst. Dit is het punt waarop je als onderzoeker toegeeft dat je zelf het proefkonijn bent geworden.
De climax bouwt zich op, voelbaar als een storm onder de huid, een elektrisch geladen wolk tussen mij en het hout.
“En nu,” prevel ik, “volgt de ontlading. Volgens de literatuur is dit het moment waarop de doorgang haar geheim prijsgeeft — en de sleutel zijn offer brengt.”
Mijn mond sluit zich stevig, mijn tong draait cirkels, mijn hand volgt de polsslag. In een laatste, wanhopige beweging voel ik hoe het vlees in mijn mond trilt, spant, explodeert — warm, zout, onontkoombaar. Ik slik, mijn hoofd tolt, de deur lijkt te beven op zijn hengsels.
Even is alles stil. Ik hoor mijn eigen ademhaling, voel mijn hart bonken, proef de nasmaak van ontdekking en overgave. Mijn handen trillen, mijn mond is gevoelloos, mijn wangen branden. Ik wil noteren, analyseren, vergelijken, maar alles wat ik denk is: Dit was het. Het ritueel is volbracht.
Langzaam laat ik de sleutel los, kijk hem na terwijl hij terugglijdt naar de andere kant van de deur — zijn taak volbracht, zijn magie nog na-ijlend in mijn mondhoeken.
“Expeditielogboek, laatste aantekening,” fluister ik schor, “het experiment is geslaagd. De doorgang geopend. De geheimen geopenbaard. En de onderzoeker — laten we eerlijk zijn — was zelden zo gemotiveerd.”
Ik recht mijn rug, veeg een pluk haar uit mijn gezicht, en kijk met glimmende ogen in de lens.
“Ik kan iedereen aanraden: wees nooit bang om nieuwe deuren te openen. Soms ligt het antwoord dichter bij jezelf dan je denkt. Zeker als je goed zoekt naar de juiste sleutel.”
En dan — terwijl het kaarslicht flakkert, het pentagram verbleekt en mijn hart nog na bonkt van de nasleep — sluit ik af, zoals iedere goede onderzoeker betaamt, met een diepe, dankbare buiging voor het onbekende.
De catacombe is niet langer een raadsel; het is een herinnering. En ik, de ontdekkingsreizigster, heb vandaag niet alleen een doorgang geopend, maar ook een nieuw hoofdstuk in het boek van begeerte.
Ik draai de camera een halve slag om mijn gezicht te laten zien: een serieuze frons, net als in de filmposters. Mijn haar in een slordige vlecht, zweetband strak rond het voorhoofd — het beeld klopt precies, op de platte laminaatvloer na, die alleen zichtbaar is als je goed kijkt. “Wat we hier aantreffen,” fluister ik, mijn stem omlaag gebracht tot die archetypische, geheimzinnige Discovery Channel-timbre, “is volgens de oude overlevering een doorgang die enkel geopend kan worden door de juiste sleutel. Legenden spreken van een tempel van lust, een plek waar kennis en verlangen hand in hand gaan, als men ten minste de moed heeft om de test aan te gaan.”
Terwijl ik mijn stappen tel — zestien, zeventien, achttien — klinken mijn laarzen hol over de vloer, de echo weerkaatst overdreven terug, alsof de ruimte veel groter is dan ze werkelijk is. Aan de muren hangen stroken behang waar de tijd vat op heeft gekregen; sommige rafels bewegen als ik langsloop, alsof een briesje door de catacombe waait. “Let op de luchtvochtigheid,” noteer ik hardop, zogenaamd voor het nageslacht, terwijl ik quasi-wetenschappelijk een vinger langs het condens op de muur laat gaan. “Klam, waarschijnlijk het gevolg van ondergrondse waterstromen. De geur van… wasmiddel? Een klassiek fenomeen bij Noordzeekustgrotten.”
Mijn lamp schijnt naar voren, glijdt over een houten deur die perfect in de gang past — ouderwets paneelwerk, ruw beslagen scharnieren, en centraal een cirkelvormige opening, net te keurig afgewerkt om toeval te zijn. Mijn hartslag versnelt. “Dit, dames en heren, is waarom we het doen,” fluister ik, bijna heilig. “Een deur als deze, met een ronde uitsparing op exact heuphoogte, vind je niet in gewone huizen. Volgens het Compendium der Noordelijke Mythes stond zo’n opening symbool voor het overschrijden van grenzen, een uitnodiging tot inwijding, tot — laten we zeggen — het betreden van nieuwe domeinen.”
Ik laat mijn hand even rusten op het hout, voel de nerven onder mijn vingertoppen. “De temperatuur hier stijgt licht,” noteer ik, met een stalen gezicht, terwijl ik weet dat het vooral mijn eigen adrenaline is die de boel opstookt. Achter mij, heel in de verte, hoor ik vaag het geluid van een koelkast, het blazen van een cv-ketel — de technologie van de moderne tijd probeert zich tevergeefs te vermommen als de stilte van eeuwenoude catacomben.
Voor de camera zak ik iets door mijn knieën, inspecteer het gat alsof ik elk detail wil vastleggen voor de universiteit. “Maatvoering, insnijding, diepte — alles wijst op een rituele functie. Volgens sommigen duidt zo’n vorm op vruchtbaarheidsriten, bij anderen op een toegang tot verboden kennis.” Ik pauzeer, geef de kijker een veelbetekenende blik. “Dit is geen klusje voor de argeloze passant. Hier is ervaring vereist. Of op z’n minst een gezonde dosis nieuwsgierigheid.”
Mijn logboek — een beduimeld notitieblok vol slordige aantekeningen en te veel losse blaadjes — leg ik even terzijde. Het is tijd voor veldwerk, voor het echte onderzoek, voor de archeologie van het onbekende.
Ik kniel voor de deur, staar naar het ronde gat. In de marge van oude manuscripten vond ik vaag getekende symbolen; sommigen suggereerden dat deze doorgangen “slechts geopend konden worden door een offer van vlees en lust”. Velen lachten dat weg, noemden het fantasie, maar de beste ontdekkingsreizigers weten: je moet álles serieus nemen, vooral het onwaarschijnlijke.
Plots — en dit is waar zelfs mijn professionele distantie even hapert — verschijnt uit het donker aan de andere kant van de deur een… voorwerp. Geen steen, geen beitel, geen antiek artefact, maar een stuk levend weefsel, warm en pulsatief. De “sleutel” van deze doorgang, letterlijk, steekt langzaam naar binnen.
Ik slik, voel mijn gezicht gloeien, maar dwing mezelf professioneel te blijven.
“In de literatuur zijn gevallen bekend van priesteressen die de tempel der genoegens alleen konden betreden als zij hun devotie aan het vlees toonden,” mompel ik, net hard genoeg voor de camera. “Sommige bronnen spreken van een ritueel waarbij men de sleutel moest zuiveren, activeren en… leiden naar het juiste slot.”
Ik werp een snelle blik op de lens. “Voor de duidelijkheid: dit is uiteraard puur wetenschappelijk. Het hoort allemaal bij het protocol.”
Mijn hand glijdt naar voren. De textuur is niet die van brons of steen, maar van huid — zacht, veerkrachtig, warm. Ik voel een trilling onder mijn vingers, een bijna tastbare spanning, alsof de sleutel zelf het avontuur wil aangaan.
“Let op de reactie van het artefact bij aanraking,” leg ik uit, mijn stem nog altijd neutraal, al loopt mijn adem een fractie sneller. “Bij voldoende stimulatie wordt de sleutel vanzelf stugger. Volgens professor Rouge is dit essentieel voor de succesvolle opening van de doorgang.”
Langzaam, methodisch, begin ik de “sleutel” te bewegen. Mijn hand omspant het artefact, ik test de stevigheid, de veerkracht. “Oudere culturen hechtten grote waarde aan het rituele reinigen van de sleutel,” zeg ik, terwijl ik mijn duim langs de onderkant laat glijden. “Men geloofde dat alleen een zuivere sleutel toegang gaf tot de verborgen ruimte.”
Het voorwerp pulseert nu krachtiger in mijn hand. Aan de andere kant van de deur hoor ik een zachte, ingehouden zucht.
Ik glimlach, schraap mijn keel. “De literatuur suggereert dat mondelinge devotie extra zegening bracht. Dit vereist precisie, techniek, en… toewijding.”
Ik buig voorover, laat mijn lippen net het oppervlak raken. De geur is aards, intiem, niets van artefact of museum — alles van het nu, van verlangen en belofte.
Met een mengeling van ernst en grijns fluister ik: “Voor de wetenschap.”
Mijn mond sluit zich om het warme vlees, mijn tong draait langzaam om de top. In mijn hoofd ratelt de analyse door: Let op de temperatuurstijging. Responsiviteit is uitstekend. Reiniging vordert gestaag.
Ik hoor vage beweging aan de andere kant van de deur; de sleutel zwelt iets op, stoot zacht tegen mijn gehemelte.
“De symboliek van het inwijdingsritueel kan niet overschat worden,” mompel ik, mijn stem nu iets onvaster. “Men geloofde dat alleen wie volhardde, de doorgang werkelijk kon openen…”
Mijn hand werkt in kalm, gelijkmatig tempo, mijn lippen glijden omhoog, omlaag, mijn tong tast af — iedere beweging zorgvuldig, alsof ik een eeuwenoud mechanisme probeer te doorgronden. Inwendig gniffel ik om het idee dat dit misschien wel de meest praktische toepassing van veldwerk ooit is.
De sleutel is nu onmiskenbaar ‘geactiveerd’, stevig, warm en perfect passend voor het slot.
Met één hand ondersteun ik, met de ander noteer ik denkbeeldig: reactietijd optimaal; subject zéér ontvankelijk voor rituele benadering.
Even pauzeer ik, trek de “sleutel” bijna terug, kijk in de camera en zeg droog: “Sommige experimenten moet je simpelweg zelf ondergaan. In het belang van de wetenschap, natuurlijk.”
Dan hervat ik, mijn mond weer om het artefact, mijn hand ritmisch — en voor het eerst voel ik dat de deur iets toegeeft, een lichte trilling door het hout.
De zucht van de sleutel (of die van Luke?) echoot door de catacombe.
Ik sluit mijn ogen, geef me over aan het ritme van het ritueel, denk aan al die oude priesteressen en wetenschappers die nooit wisten dat veldwerk zó intens kon zijn.
“En zo,” prevel ik ten slotte, “wordt elke doorgang geopend door de juiste sleutel. Met devotie, toewijding… en een beetje geluk.”
Er zijn momenten in het leven waarop de grenzen tussen wetenschap en beleving, tussen experiment en overgave, vervagen tot één zinderende lijn. Dit is zo’n moment.
De catacombe is even geen bouwval meer, geen smalle gang in een Amelands huisje, geen decorstuk van een half-geslaagde rollenspelvideo; hij wordt, door de aanraking van mijn handen en de golfslag van mijn adem, een tempel van ontdekking, een plek waar elk ritueel gewicht krijgt en elke aanraking het gewicht van eeuwen draagt. De sleutel in mijn hand — het levend artefact — is geen curiosum, maar een daad van het heden, een manifestatie van alles wat een ritueel tot leven brengt.
Mijn vingers volgen de contouren van het vlees, voorzichtig eerst, dan zekerder, zoals een onderzoeker een prehistorisch beeldje aanraakt dat net uit het zand is gehaald. De hitte onder mijn huid mengt zich met de warmte van het artefact. In mijn hoofd is het nog steeds een experiment, maar mijn lijf weet beter.
“Let op,” fluister ik tegen de denkbeeldige studenten in mijn virtuele collegezaal, “hoe de textuur van het oppervlak verandert bij langdurige stimulatie. Merk op hoe, naarmate de stimulatie toeneemt, de respons exponentieel groeit. Dit illustreert prachtig de theorie van Professor Longwood — geen familie, mag ik hopen — over directe biologische feedback.”
Mijn duim draait kleine cirkels over de top, mijn andere hand ondersteunt het ritueel. De “sleutel” beweegt — niet uit zichzelf, maar in respons op mijn onderzoek. De geur van de catacombe is doordrongen van een mengsel van was, oud hout en iets rauws, lichamelijks, waar geen enkel laboratoriumventilatortje tegenop kan.
“Voor de puristen onder u: het verschil tussen organisch en anorganisch materiaal wordt zelden zó duidelijk als nu. Let op de temperatuurverschillen, de subtiele pulsering, de microbewegingen. Elk detail vertelt een eigen verhaal.”
Mijn mond, die eerst nog vakkundig beschreef wat er gebeurde, wordt nu een verlengstuk van mijn handen — onderzoekend, zorgzaam, gulzig. Ik laat mijn tong over de rand gaan, voel een rilling die niets met tocht te maken heeft.
Aan de andere kant van de deur beweegt de lucht. Ik hoor een ademhaling, zie een vage schaduw, voel bijna de energie van Luke’s lijf. In de archieven die ik voor dit project heb doorzocht, stond vaak geschreven dat de priesteres “het contact met het onbekende niet moest schuwen.” Ik schuw niets meer.
Mijn mond sluit zich om de sleutel, ik zuig zacht, voel het levende artefact reageren met een lichte siddering. Mijn wangen hol, mijn ademhaling versmelt met het ritme van mijn handen.
“Op dit punt,” mompel ik, terwijl ik heel even loslaat om de camera te zoeken, “spreekt men in de literatuur van het ‘punt van onomkeer’. De sleutel staat nu op maximale spanning. Nog even, en de doorgang zal zich openbaren.”
Mijn handen werken samen, mijn mond en tong dansen om het warme vlees. Ik proef zout en huid en een sprankje spanning dat zich alleen voordoet op de grens van controleverlies.
Elke beweging voelt als een bewerkte passage uit het handboek der rituelen: ‘Verheug u in de overgave, want geen sleutel opent zichzelf zonder de wil van het slot.’
Het hout van de deur kraakt zachtjes; misschien is het het gewicht van het verleden, misschien het heden dat zich met kracht een weg baant.
Voor het eerst — en ik vermoed dat de oude priesteressen dit nooit toe zouden geven — ben ik geen buitenstaander meer. Mijn wetenschappelijke afstand smelt als was bij het kaarslicht. Ik voel het bloed razen door mijn aderen, het drummen in mijn oren, de golf van genot die zich opbouwt bij elke cirkel, elke zuiging, elke zucht.
“Expeditielogboek,” fluister ik, mijn stem trilt nu, “nooit gedacht dat een veldexperiment zó… praktijkgericht zou zijn. Noteren: de sleutel vertoont tekenen van imminent exploderen. Onderzoekers dienen voorzorgsmaatregelen te nemen.”
Ik gniffel, trek de “sleutel” nog iets dieper mijn mond in, voel de schacht kloppen tegen mijn tong, het einde dichtbij.
Het ritueel — want dat is het intussen geworden, veel meer dan spel of experiment — escaleert. Ik voel Luke’s gewicht, zijn aanwezigheid, zijn verlangen zich ophopen aan de andere kant van de deur. De sleutel zwelt, mijn hand glijdt sneller, mijn mond werkt mee in een ritmische, gretige cadans.
Voor mijn geestesoog zie ik mezelf als de laatste hoedster van een geheim dat niemand anders mag kennen. Ik wil gillen, lachen, uitleggen, maar alles wat ik nog kan is zuigen, likken, masseren.
Dit is wetenschap op zijn rauwst. Dit is het punt waarop je als onderzoeker toegeeft dat je zelf het proefkonijn bent geworden.
De climax bouwt zich op, voelbaar als een storm onder de huid, een elektrisch geladen wolk tussen mij en het hout.
“En nu,” prevel ik, “volgt de ontlading. Volgens de literatuur is dit het moment waarop de doorgang haar geheim prijsgeeft — en de sleutel zijn offer brengt.”
Mijn mond sluit zich stevig, mijn tong draait cirkels, mijn hand volgt de polsslag. In een laatste, wanhopige beweging voel ik hoe het vlees in mijn mond trilt, spant, explodeert — warm, zout, onontkoombaar. Ik slik, mijn hoofd tolt, de deur lijkt te beven op zijn hengsels.
Even is alles stil. Ik hoor mijn eigen ademhaling, voel mijn hart bonken, proef de nasmaak van ontdekking en overgave. Mijn handen trillen, mijn mond is gevoelloos, mijn wangen branden. Ik wil noteren, analyseren, vergelijken, maar alles wat ik denk is: Dit was het. Het ritueel is volbracht.
Langzaam laat ik de sleutel los, kijk hem na terwijl hij terugglijdt naar de andere kant van de deur — zijn taak volbracht, zijn magie nog na-ijlend in mijn mondhoeken.
“Expeditielogboek, laatste aantekening,” fluister ik schor, “het experiment is geslaagd. De doorgang geopend. De geheimen geopenbaard. En de onderzoeker — laten we eerlijk zijn — was zelden zo gemotiveerd.”
Ik recht mijn rug, veeg een pluk haar uit mijn gezicht, en kijk met glimmende ogen in de lens.
“Ik kan iedereen aanraden: wees nooit bang om nieuwe deuren te openen. Soms ligt het antwoord dichter bij jezelf dan je denkt. Zeker als je goed zoekt naar de juiste sleutel.”
En dan — terwijl het kaarslicht flakkert, het pentagram verbleekt en mijn hart nog na bonkt van de nasleep — sluit ik af, zoals iedere goede onderzoeker betaamt, met een diepe, dankbare buiging voor het onbekende.
De catacombe is niet langer een raadsel; het is een herinnering. En ik, de ontdekkingsreizigster, heb vandaag niet alleen een doorgang geopend, maar ook een nieuw hoofdstuk in het boek van begeerte.
Trefwoord(en): Cosplay, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10


Bezoek ook eens mijn profiel pagina om meer over mij te weten te komen, een overzicht te zien van mijn verhalen of om een berichtje achter te laten! Ook kun je jezelf aanmelden om een mail te ontvangen als ik een nieuw verhaal heb geplaatst!
