Door: Eefje X
Datum: 07-07-2025 | Cijfer: 9.1 | Gelezen: 14924
Lengte: Lang | Leestijd: 14 minuten | Lezers Online: 6
Trefwoord(en): Beffen, Broer, Doggystyle, Pijpen, Strand, Studenten, Zeeland, Zus,
Lengte: Lang | Leestijd: 14 minuten | Lezers Online: 6
Trefwoord(en): Beffen, Broer, Doggystyle, Pijpen, Strand, Studenten, Zeeland, Zus,
Na een jaar studeren in Amsterdam—een jaar van colleges, groepsopdrachten, volle trams en gedeelde keukens die vrijwel altijd smerig waren—was ik eigenlijk best blij om weer even terug te zijn in Zeeland. Mijn ouders gingen twee weken op vakantie naar Griekenland, en hadden mij gevraagd of ik op mijn broertje wilde letten. Of eigenlijk: of ik hem een beetje wilde verzorgen. Want Freek en huishouden? Geen gouden combinatie.
Hij is achttien, net klaar met zijn eindexamen, en woont nog thuis. Koken kan hij niet, nog geen ei. Toen moeder vroeg of hij het huis wel een beetje netjes zou houden, trok hij alleen maar zijn wenkbrauwen op en had iets gezegd als “Ja hoor, best” Ze wist genoeg. Dus schakelde ze zijn vijf jaar oudere zus in. Zus ging akkoord. Niet alleen om mijn ouders gerust te stellen, maar ook omdat een beetje zee en rust me goed zou doen.
We vielen al snel terug in ons oude ritme—elkaar plagen, een beetje katten, maar ergens daaronder zat iets zachts. Iets vertrouwds. Alsof we, na een aantal jaren op enige afstand, elkaar opnieuw aan het aftasten waren. Niet meer als kind en tiener, maar als broer en zus met een eigen leven.
En op een warme woensdagmiddag, toen het huis te benauwd werd en ik verlangde naar de vertrouwde geur van zoute zee, stelde ik voor om samen naar het strand te gaan. Hij keek me aan, alsof hij even wilde protesteren, maar zei toen: “Oké, maar ik kies de muziek.”
Zoals vroeger. Alleen waren we geen kinderen meer. Iets wat ons na vandaag wel duidelijk werd.
De zon brandde zacht op mijn schouders toen ik mijn handdoek naast die van Freek uitrolde. Het zand voelde warm aan mijn voeten. Ik wierp een blik op hem terwijl hij zijn rugtas neerzette. Zijn bruine krullen waren door de wind door elkaar gegooid, zijn huid al licht gebruind van de weken hiervoor. Hij keek naar de zee alsof hij er iets in zocht.
Freek was veranderd. Toen ik op mijn achttiende naar Amsterdam vertrok was hij een dertienjarige slungel van al bijna twee meter met een slotjesbeugel en een beginnende baard in de keel. Inmiddels is hij achttien, heeft een diepe zware stem en een gespierd lichaam. Hij deed aan rugby. Fanatiek. Was niet van het uitgaan, behalve een klein drankje in de kantine na een wedstrijd als er iets te vieren viel. Verder niets. In tegenstelling tot zijn zus: in elk studentenhuis was namelijk wel een krat bier te vinden. Ik kon drinken als een Tempelier, maar kon er prima tegen en kende mijn eigen grenzen.
"Je hebt je nog niet ingesmeerd," zei ik, terwijl ik een slok van mijn blikje pils nam. Mijn stem klonk luchtiger dan ik me voelde.
Hij haalde zijn schouders op. "Ik dacht dat ik het wel even zou uitstellen. Maar goed... als jij aanbiedt het te doen?"
Ik glimlachte. Plagerig. "Draai je maar om." In de meegebrachte koelbox wisselde ik mijn half leeg gedronken blikje om voor de zonnebrandcrème.
Hij deed wat ik vroeg. Terwijl ik zonnebrand in mijn hand pompte, merkte ik dat mijn adem iets versnelde. Niet vanwege hem, hield ik mezelf voor. Gewoon de warmte. De zon. De dag.
Maar toen mijn handen zijn schouders raakten, voelde ik het wél. Zijn huid was warm, gespannen, en onder mijn vingers leek iets te verschuiven – niet fysiek, maar iets onzichtbaars. Ik bewoog langzaam, bedachtzaam. Niet expres traag… dacht ik. – Het is je broertje Eef, waar sláát dit op. De zon brandt op mijn rug, maar het is niets vergeleken met de hitte die onder mijn huid kruipt terwijl ik de zonnebrand over zijn grote sterke rug smeer. Elke beweging die ik maak voelt geladen — alsof elk spoor crème dat ik uitsmeer, een grens verlegt die ik niet had mogen aanraken. Ik probeer kalm te blijven, traag en zorgvuldig, maar mijn hartslag verraadt me. Hij zegt niets, beweegt niet, maar ik voel hoe hij me voelt. Er hangt iets in de lucht tussen ons, zwaar en elektrisch. Dit mag niet. Dit kán niet. Maar toch verlang ik ernaar — naar deze aanraking, naar wat erachter schuilt. Ik bijt zachtjes op mijn lip terwijl ik met mijn vingers zijn ruggengraat volg, iets te langzaam. Even sluit ik mijn ogen. Ik wil dit niet voelen. Maar ik doe het toch. En ik geniet er meer van dan ik durf toe te geven.
Deze handeling was de intiemste die ik sinds lange tijd heb gehad. Hoe triest is dát? Het voelde in ieder geval als een eeuwigheid geleden. Ja, een keertje nog zo'n lamlul van het dispuut. Toegegeven, hij was knap. Maar wel flink aangeschoten en had mede daardoor de grootste moeite om zijn liefdeslans overeind te houden. Half over mij heen hangend kwam hij hortend en stotend klaar terwijl hij nog met zijn condoom aan het prutsen was. En daar moest ik het dan maar mee doen. Dat had ík weer!
En dat terwijl ik best een leuke meid ben om te zien. Ik ben behoorlijk lang – iets waar ik vroeger onzeker over was, maar inmiddels draagt het me met zelfvertrouwen door een ruimte. Gezegend met een goed stel benen en mooi achterwerk. Wat overigens niet geldt voor mijn huisgenotes. Putjes voeren de overhand in hun billen en bovenbenen, een vetrolletje hier en daar. Ze dragen hun onzekerheden als wapens: strakke leggings over dijen waar ze zelf onderling grappen over maken. Borsten die ondanks hun nog jonge leeftijd al het slachtoffer zijn van de zwaartekracht en met de grootste moeite in te kleine bh's worden gepropt. Toch weerhoud dit alles ze niet een grote mond te hebben over wie er toch nu weer in hun bed is geëindigd, alsof mannen een soort trofeeën zijn die je moet verzamelen om mee te tellen.
Drank zorgt dat grenzen vervagen. Blikken worden troebeler en keuzes verliezen hun scherpte. De jongens die eerder op de avond nog gepaste afstand hielden, kruipen in de kleine uurtjes aan tegen mijn welwillende huisgenotes die ze nuchter volledig zouden negeren. Als Sirenes lokken ze hun slachtoffer tussen hun lakens. – Drank is in ons studentenhuis hét middel om het seksleven van de dames in stand te houden.
Ze verbergen hun minder fraaie gezichten achter dikke lagen poeder, lippenstift en eyeliner. Hun haar immer keurig in model en waar nodig een kleurtje aan toegevoegd. Mijn gezicht daarentegen is vriendelijk en hooguit voorzien van een dun laagje crème. Ik ben donkerblond en mijn haar zit meestal een beetje rommelig, omdat ik liever vijf minuten langer blijf liggen dan voor de spiegel sta. Mijn ogen zijn bruin, warm van kleur, zeggen mensen, al weet ik zelf nooit goed wat je uit iemands ogen kunt lezen. Mijn borsten zijn niet groot maar wel stevig en voorzien van mooie lichtroze tepels.
Terwijl 's avonds op de gemeenschappelijke bank hun blikken mijn kant op glijden — naar mijn slanke benen, mijn smalle taille en het topje met daarin mijn tietjes los in de tas. Dingen waar ik nooit over zal opscheppen. Ik hoor ze soms fluisteren als ze denken dat ik het niet merk. “Ze doet zo onschuldig,” of, “Alsof ze heilig is.” Maar wat ze niet begrijpen is dat ik hun wereld niet nodig heb. Ik hoef mezelf niet te bewijzen met kerels die mijn naam niet onthouden. En juist dat — mijn stilte, mijn terughoudendheid — lijkt hen het meest te irriteren. Alsof mijn bestaan en uitstraling hun zorgvuldig opgebouwde façade laten barsten. Bescheidenheid is voor mij geen masker, maar gewoon mijn natuur. De vlag gaat uit als ik een plekje voor mezelf heb gevonden – en ik vermoed dat het bij hen niet anders is.
Freek en ik zeiden elkaar niets. Het enige geluid was het zachte geruis van de zee en het vage geroezemoes van andere strandgangers. Ik vroeg me af of hij het ook voelde, dat onuitgesproken iets. Die ondefinieerbare spanning tussen ons die er nog nooit zo is geweest, maar vandaag wel. Of ik het me verbeeldde.
"Zo," zei ik toen ik klaar was, en ik gaf hem een tik op zijn schouder. "Mijn beurt?"
Hij knikte, zonder iets te zeggen.
Ik ging liggen, ontblootte mijn rug en wachtte af. Even bleef het stil. Toen volgde de eerste aanraking – koel en voorzichtig. Zijn grote handen tastten behoedzaam af, misschien zelfs iets té terughoudend. Maar naarmate hij doorging, voelde ik mijn spieren langzaam ontspannen. Toch hing er iets in de lucht; elke beweging leek net iets aandachtiger, alsof we allebei aanvoelden dat dit moment meer geladen was dan normaal. Vanuit mijn ooghoek, onder mijn arm door, zag ik dat hij rechts dragend was. Zijn ietwat strakke short verborg weinig. En, eerlijk is eerlijk, hij leek behoorlijk goed bedeeld.
Eef, serieus? Zit je nu naar de piemel van je broertje te gluren? Doe normaal, mens!
Freek was een rustige, lieve jongen met een bedachtzame uitstraling. Hield van muziek, voornamelijk alternative rock wat hij het liefst alleen op zijn kamertje luisterde. Hij trad niet snel op de voorgrond, maar zijn aanwezigheid voelde stevig en betrouwbaar. Net als ik had hij een zekere bescheidenheid die niet gespeeld was, maar gewoon bij hem hoorde. Hij was niet iemand die zichzelf op de borst klopte of aandacht zocht, liever bleef hij een beetje op de achtergrond – observerend, nuchter.
Sinds zijn zestiende had hij geen relatie meer gehad, en dat had een reden. Zijn laatste vriendinnetje had hem flink gekwetst. De trut was vreemdgegaan, niet één keer, maar structureel – en toen hij haar ermee confronteerde, ontkende ze alles. Glashard. Wekenlang hield ze vol dat er niets aan de hand was, draaide het om, maakte hem onzeker. Totdat er uiteindelijk foto’s opdoken. Onweerlegbaar bewijs. Op dat moment had ze geen andere keus meer dan toegeven.
Het verraad had diepe sporen achtergelaten. Freek trok zich terug, klapte dicht op dat vlak. Niet uit wrok, maar omdat hij iets in zichzelf had afgesloten. Alsof hij besloten had dat vertrouwen geven niet meer vanzelfsprekend kon zijn. Sindsdien hield hij zijn gevoelens voor zich, gaf niemand nog echt de kans om dichtbij te komen.
"Je bent zachtzinnig," zei ik, zachtjes.
"Ik probeer niet te knoeien," mompelde hij.
Ik draaide mijn gezicht iets naar hem toe. Zijn blik ving de mijne, even maar.
"Zwemmen?" vroeg ik, plotseling. Het was veiliger dan die blik.
Hij knikte meteen. Opluchting, misschien?
We renden samen naar de zee. Het koude water sloeg tegen mijn benen, en ik voelde hoe alles zich van me afspoelde: de warmte, de gedachten, het ongemak. Alleen het moment bleef over. Toen ik me liet zakken voelde ik pas hoe warm het was geweest tussen mijn benen. Eef! Waar zit je met je hoofd! Echt hoor.. Gedraag je!
Ik dook onder, liet het zoute water mijn huid strelen. Toen ik boven kwam, zag ik Freek vlakbij. Te dichtbij om onverschillig te blijven. Niet dichtbij genoeg om echt iets te doen.
"Wat?" vroeg ik. Freek zette een grote stap in mijn richting en stond nu vlak voor me.
Hij schudde zijn hoofd, met een halve glimlach.
De stilte tussen ons was geen ongemakkelijke stilte, maar geladen. Zo’n stilte die iets vasthoudt wat nog niet durft te breken. Hoe hij daar stond, midden in de golven, terwijl het water in glinsterende druppels langs zijn lijf gleed. Zijn natte huid ving het zonlicht op en liet zijn gespierde lichaam haast oplichten, elke lijn scherp getekend door het zout en zand. Zijn bruine krullen kleefden nonchalant aan zijn voorhoofd, en zijn kaaklijn – strak en uitgesproken – werd alleen maar sterker door het ruwe randje van zijn driedaagse baardje. Ik stak mijn hand uit en streek zachtjes mijn vingertoppen eroverheen. “Staat je wel goed, hoor.” lispelde ik zacht. Mijn spraak leek eronder te lijden. Was het alcohol of geilheid? Hij was echt onweerstaanbaar knap, ik kon gewoon niet anders dan mijn blik laten rusten op deze verboden vrucht.
Toch draaide ik me van hem weg, mijn hart bonzend in mijn borst. Maar nog voor ik goed en wel afstand kon nemen, voelde ik zijn lichaam ineens tegen het mijne. Van achteren sloeg hij zijn armen om me heen en probeerde me speels onder water te duwen.
"Freek! Stop!" riep ik van schrik, terwijl ik me vastklampte aan zijn grote lichaam. We raakten verwikkeld in een speelse worsteling, natte huid tegen natte huid, wat een kracht. Dit was niet meer het kleine broertje van vroeger. Zijn lijf was volwassen, gespierd, dominant.
En toen voelde ik het – iets hards, tegen mijn linkerbil. Mijn adem stokte.
Krijgt hij nu... een erectie? Van míj?
In een reflex ontworstelde ik me aan zijn greep, alsof het allemaal gewoon nog een onschuldige grap was. Alsof ik niets gemerkt had. Alsof mijn gedachten niet alle kanten op gingen.
"Laatste bij het strand betaalt het ijsje!" riep ik, en ik rende, zonder om te kijken.
Ik wist niet of ik wilde dat hij won of verloor. Alleen dat ik even niet wilde stilstaan bij wat dit allemaal betekende.
“Kom – laten we terug naar huis gaan Eef. Voordat al die toeristen ook de weg weer op gaan.”
Hij is achttien, net klaar met zijn eindexamen, en woont nog thuis. Koken kan hij niet, nog geen ei. Toen moeder vroeg of hij het huis wel een beetje netjes zou houden, trok hij alleen maar zijn wenkbrauwen op en had iets gezegd als “Ja hoor, best” Ze wist genoeg. Dus schakelde ze zijn vijf jaar oudere zus in. Zus ging akkoord. Niet alleen om mijn ouders gerust te stellen, maar ook omdat een beetje zee en rust me goed zou doen.
We vielen al snel terug in ons oude ritme—elkaar plagen, een beetje katten, maar ergens daaronder zat iets zachts. Iets vertrouwds. Alsof we, na een aantal jaren op enige afstand, elkaar opnieuw aan het aftasten waren. Niet meer als kind en tiener, maar als broer en zus met een eigen leven.
En op een warme woensdagmiddag, toen het huis te benauwd werd en ik verlangde naar de vertrouwde geur van zoute zee, stelde ik voor om samen naar het strand te gaan. Hij keek me aan, alsof hij even wilde protesteren, maar zei toen: “Oké, maar ik kies de muziek.”
Zoals vroeger. Alleen waren we geen kinderen meer. Iets wat ons na vandaag wel duidelijk werd.
De zon brandde zacht op mijn schouders toen ik mijn handdoek naast die van Freek uitrolde. Het zand voelde warm aan mijn voeten. Ik wierp een blik op hem terwijl hij zijn rugtas neerzette. Zijn bruine krullen waren door de wind door elkaar gegooid, zijn huid al licht gebruind van de weken hiervoor. Hij keek naar de zee alsof hij er iets in zocht.
Freek was veranderd. Toen ik op mijn achttiende naar Amsterdam vertrok was hij een dertienjarige slungel van al bijna twee meter met een slotjesbeugel en een beginnende baard in de keel. Inmiddels is hij achttien, heeft een diepe zware stem en een gespierd lichaam. Hij deed aan rugby. Fanatiek. Was niet van het uitgaan, behalve een klein drankje in de kantine na een wedstrijd als er iets te vieren viel. Verder niets. In tegenstelling tot zijn zus: in elk studentenhuis was namelijk wel een krat bier te vinden. Ik kon drinken als een Tempelier, maar kon er prima tegen en kende mijn eigen grenzen.
"Je hebt je nog niet ingesmeerd," zei ik, terwijl ik een slok van mijn blikje pils nam. Mijn stem klonk luchtiger dan ik me voelde.
Hij haalde zijn schouders op. "Ik dacht dat ik het wel even zou uitstellen. Maar goed... als jij aanbiedt het te doen?"
Ik glimlachte. Plagerig. "Draai je maar om." In de meegebrachte koelbox wisselde ik mijn half leeg gedronken blikje om voor de zonnebrandcrème.
Hij deed wat ik vroeg. Terwijl ik zonnebrand in mijn hand pompte, merkte ik dat mijn adem iets versnelde. Niet vanwege hem, hield ik mezelf voor. Gewoon de warmte. De zon. De dag.
Maar toen mijn handen zijn schouders raakten, voelde ik het wél. Zijn huid was warm, gespannen, en onder mijn vingers leek iets te verschuiven – niet fysiek, maar iets onzichtbaars. Ik bewoog langzaam, bedachtzaam. Niet expres traag… dacht ik. – Het is je broertje Eef, waar sláát dit op. De zon brandt op mijn rug, maar het is niets vergeleken met de hitte die onder mijn huid kruipt terwijl ik de zonnebrand over zijn grote sterke rug smeer. Elke beweging die ik maak voelt geladen — alsof elk spoor crème dat ik uitsmeer, een grens verlegt die ik niet had mogen aanraken. Ik probeer kalm te blijven, traag en zorgvuldig, maar mijn hartslag verraadt me. Hij zegt niets, beweegt niet, maar ik voel hoe hij me voelt. Er hangt iets in de lucht tussen ons, zwaar en elektrisch. Dit mag niet. Dit kán niet. Maar toch verlang ik ernaar — naar deze aanraking, naar wat erachter schuilt. Ik bijt zachtjes op mijn lip terwijl ik met mijn vingers zijn ruggengraat volg, iets te langzaam. Even sluit ik mijn ogen. Ik wil dit niet voelen. Maar ik doe het toch. En ik geniet er meer van dan ik durf toe te geven.
Deze handeling was de intiemste die ik sinds lange tijd heb gehad. Hoe triest is dát? Het voelde in ieder geval als een eeuwigheid geleden. Ja, een keertje nog zo'n lamlul van het dispuut. Toegegeven, hij was knap. Maar wel flink aangeschoten en had mede daardoor de grootste moeite om zijn liefdeslans overeind te houden. Half over mij heen hangend kwam hij hortend en stotend klaar terwijl hij nog met zijn condoom aan het prutsen was. En daar moest ik het dan maar mee doen. Dat had ík weer!
En dat terwijl ik best een leuke meid ben om te zien. Ik ben behoorlijk lang – iets waar ik vroeger onzeker over was, maar inmiddels draagt het me met zelfvertrouwen door een ruimte. Gezegend met een goed stel benen en mooi achterwerk. Wat overigens niet geldt voor mijn huisgenotes. Putjes voeren de overhand in hun billen en bovenbenen, een vetrolletje hier en daar. Ze dragen hun onzekerheden als wapens: strakke leggings over dijen waar ze zelf onderling grappen over maken. Borsten die ondanks hun nog jonge leeftijd al het slachtoffer zijn van de zwaartekracht en met de grootste moeite in te kleine bh's worden gepropt. Toch weerhoud dit alles ze niet een grote mond te hebben over wie er toch nu weer in hun bed is geëindigd, alsof mannen een soort trofeeën zijn die je moet verzamelen om mee te tellen.
Drank zorgt dat grenzen vervagen. Blikken worden troebeler en keuzes verliezen hun scherpte. De jongens die eerder op de avond nog gepaste afstand hielden, kruipen in de kleine uurtjes aan tegen mijn welwillende huisgenotes die ze nuchter volledig zouden negeren. Als Sirenes lokken ze hun slachtoffer tussen hun lakens. – Drank is in ons studentenhuis hét middel om het seksleven van de dames in stand te houden.
Ze verbergen hun minder fraaie gezichten achter dikke lagen poeder, lippenstift en eyeliner. Hun haar immer keurig in model en waar nodig een kleurtje aan toegevoegd. Mijn gezicht daarentegen is vriendelijk en hooguit voorzien van een dun laagje crème. Ik ben donkerblond en mijn haar zit meestal een beetje rommelig, omdat ik liever vijf minuten langer blijf liggen dan voor de spiegel sta. Mijn ogen zijn bruin, warm van kleur, zeggen mensen, al weet ik zelf nooit goed wat je uit iemands ogen kunt lezen. Mijn borsten zijn niet groot maar wel stevig en voorzien van mooie lichtroze tepels.
Terwijl 's avonds op de gemeenschappelijke bank hun blikken mijn kant op glijden — naar mijn slanke benen, mijn smalle taille en het topje met daarin mijn tietjes los in de tas. Dingen waar ik nooit over zal opscheppen. Ik hoor ze soms fluisteren als ze denken dat ik het niet merk. “Ze doet zo onschuldig,” of, “Alsof ze heilig is.” Maar wat ze niet begrijpen is dat ik hun wereld niet nodig heb. Ik hoef mezelf niet te bewijzen met kerels die mijn naam niet onthouden. En juist dat — mijn stilte, mijn terughoudendheid — lijkt hen het meest te irriteren. Alsof mijn bestaan en uitstraling hun zorgvuldig opgebouwde façade laten barsten. Bescheidenheid is voor mij geen masker, maar gewoon mijn natuur. De vlag gaat uit als ik een plekje voor mezelf heb gevonden – en ik vermoed dat het bij hen niet anders is.
Freek en ik zeiden elkaar niets. Het enige geluid was het zachte geruis van de zee en het vage geroezemoes van andere strandgangers. Ik vroeg me af of hij het ook voelde, dat onuitgesproken iets. Die ondefinieerbare spanning tussen ons die er nog nooit zo is geweest, maar vandaag wel. Of ik het me verbeeldde.
"Zo," zei ik toen ik klaar was, en ik gaf hem een tik op zijn schouder. "Mijn beurt?"
Hij knikte, zonder iets te zeggen.
Ik ging liggen, ontblootte mijn rug en wachtte af. Even bleef het stil. Toen volgde de eerste aanraking – koel en voorzichtig. Zijn grote handen tastten behoedzaam af, misschien zelfs iets té terughoudend. Maar naarmate hij doorging, voelde ik mijn spieren langzaam ontspannen. Toch hing er iets in de lucht; elke beweging leek net iets aandachtiger, alsof we allebei aanvoelden dat dit moment meer geladen was dan normaal. Vanuit mijn ooghoek, onder mijn arm door, zag ik dat hij rechts dragend was. Zijn ietwat strakke short verborg weinig. En, eerlijk is eerlijk, hij leek behoorlijk goed bedeeld.
Eef, serieus? Zit je nu naar de piemel van je broertje te gluren? Doe normaal, mens!
Freek was een rustige, lieve jongen met een bedachtzame uitstraling. Hield van muziek, voornamelijk alternative rock wat hij het liefst alleen op zijn kamertje luisterde. Hij trad niet snel op de voorgrond, maar zijn aanwezigheid voelde stevig en betrouwbaar. Net als ik had hij een zekere bescheidenheid die niet gespeeld was, maar gewoon bij hem hoorde. Hij was niet iemand die zichzelf op de borst klopte of aandacht zocht, liever bleef hij een beetje op de achtergrond – observerend, nuchter.
Sinds zijn zestiende had hij geen relatie meer gehad, en dat had een reden. Zijn laatste vriendinnetje had hem flink gekwetst. De trut was vreemdgegaan, niet één keer, maar structureel – en toen hij haar ermee confronteerde, ontkende ze alles. Glashard. Wekenlang hield ze vol dat er niets aan de hand was, draaide het om, maakte hem onzeker. Totdat er uiteindelijk foto’s opdoken. Onweerlegbaar bewijs. Op dat moment had ze geen andere keus meer dan toegeven.
Het verraad had diepe sporen achtergelaten. Freek trok zich terug, klapte dicht op dat vlak. Niet uit wrok, maar omdat hij iets in zichzelf had afgesloten. Alsof hij besloten had dat vertrouwen geven niet meer vanzelfsprekend kon zijn. Sindsdien hield hij zijn gevoelens voor zich, gaf niemand nog echt de kans om dichtbij te komen.
"Je bent zachtzinnig," zei ik, zachtjes.
"Ik probeer niet te knoeien," mompelde hij.
Ik draaide mijn gezicht iets naar hem toe. Zijn blik ving de mijne, even maar.
"Zwemmen?" vroeg ik, plotseling. Het was veiliger dan die blik.
Hij knikte meteen. Opluchting, misschien?
We renden samen naar de zee. Het koude water sloeg tegen mijn benen, en ik voelde hoe alles zich van me afspoelde: de warmte, de gedachten, het ongemak. Alleen het moment bleef over. Toen ik me liet zakken voelde ik pas hoe warm het was geweest tussen mijn benen. Eef! Waar zit je met je hoofd! Echt hoor.. Gedraag je!
Ik dook onder, liet het zoute water mijn huid strelen. Toen ik boven kwam, zag ik Freek vlakbij. Te dichtbij om onverschillig te blijven. Niet dichtbij genoeg om echt iets te doen.
"Wat?" vroeg ik. Freek zette een grote stap in mijn richting en stond nu vlak voor me.
Hij schudde zijn hoofd, met een halve glimlach.
De stilte tussen ons was geen ongemakkelijke stilte, maar geladen. Zo’n stilte die iets vasthoudt wat nog niet durft te breken. Hoe hij daar stond, midden in de golven, terwijl het water in glinsterende druppels langs zijn lijf gleed. Zijn natte huid ving het zonlicht op en liet zijn gespierde lichaam haast oplichten, elke lijn scherp getekend door het zout en zand. Zijn bruine krullen kleefden nonchalant aan zijn voorhoofd, en zijn kaaklijn – strak en uitgesproken – werd alleen maar sterker door het ruwe randje van zijn driedaagse baardje. Ik stak mijn hand uit en streek zachtjes mijn vingertoppen eroverheen. “Staat je wel goed, hoor.” lispelde ik zacht. Mijn spraak leek eronder te lijden. Was het alcohol of geilheid? Hij was echt onweerstaanbaar knap, ik kon gewoon niet anders dan mijn blik laten rusten op deze verboden vrucht.
Toch draaide ik me van hem weg, mijn hart bonzend in mijn borst. Maar nog voor ik goed en wel afstand kon nemen, voelde ik zijn lichaam ineens tegen het mijne. Van achteren sloeg hij zijn armen om me heen en probeerde me speels onder water te duwen.
"Freek! Stop!" riep ik van schrik, terwijl ik me vastklampte aan zijn grote lichaam. We raakten verwikkeld in een speelse worsteling, natte huid tegen natte huid, wat een kracht. Dit was niet meer het kleine broertje van vroeger. Zijn lijf was volwassen, gespierd, dominant.
En toen voelde ik het – iets hards, tegen mijn linkerbil. Mijn adem stokte.
Krijgt hij nu... een erectie? Van míj?
In een reflex ontworstelde ik me aan zijn greep, alsof het allemaal gewoon nog een onschuldige grap was. Alsof ik niets gemerkt had. Alsof mijn gedachten niet alle kanten op gingen.
"Laatste bij het strand betaalt het ijsje!" riep ik, en ik rende, zonder om te kijken.
Ik wist niet of ik wilde dat hij won of verloor. Alleen dat ik even niet wilde stilstaan bij wat dit allemaal betekende.
“Kom – laten we terug naar huis gaan Eef. Voordat al die toeristen ook de weg weer op gaan.”
Lees verder: De Schaamte Voorbij - 2
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10