Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 23-09-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 2552
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 47 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 389
Na het douchen gingen we inderdaad beiden achter de computer zitten. Joline was al snel aan het typen en aan haar gezicht kon ik zien dat ze er lol in had. Bij mij moest de inspiratie nog komen… Hoe zou ik het gedicht inrichten? Zoveel losse componenten, dat kon niet in één gedicht. Ik besloot om er losse limericks van te maken. Wél in iedere limerick een leuke of plagende ‘twist’ op het eind. En langzaam maar zeker begon er wat zinnigs op mijn beeldscherm te komen. Over Angelique’s verdediging van haar dissertatie bijvoorbeeld:

‘Angelique moest dit najaar naar Utrecht komen
Om met haar profs over de dissertatie te bomen
Men verzon toen een list
En zette een kist
Op de katheder, zodat An er ten minste bovenuit kon komen.’


De eerste zoenpartij op de bank, waarbij Gien hen betrapte:

‘An en Henry gingen thuis zitten zoenen, nog zonder drank
Daarbij viel gelukkig geen enkele wanklank
Gien kwam plots binnen
Kwam niet meer bij zinnen
Alarm! Haar dochter met een vreemde vent, vrijend op de bank!’


Uiteindelijk had ik negen limericks. Dat was toch wat veel… ‘Schrijven is schrappen’ zei het spreekwoord terecht, dus de rijmpjes die ik het minst geslaagd vond, gingen weg.
Toch bleef het voorval in het badhokje aan me knagen. Het was gewoon té mooi om daar geen toespelingen op te maken… En na een paar mislukte pogingen stond er een nieuwe limerick op het beeldscherm:

‘An en Henry gingen bij Centerparcs uit hun bol
Hun eerste weekeindje samen, oh, wat een lol!
Die badmeester deerde geen zier
In een kleedhokje was er plezier
Daarna lag de vloer nogal vol.’


Ik liet deze door Joline lezen. Die keek bedenkelijk. “Wou jij persé op Sinterklaasavond op de Spoed Eisende Hulp belanden, Kees? Want dat gaat gebeuren als An dit moet voorlezen…” “Ach kom, schat. Als An amok gaat maken verschuil ik me wel achter Mocca en Bengel.” Ze haalde haar schouders op. “Zelf weten, piraat.”
Weer keek ik de andere limericks na en schrapte er eentje. Zeven stuks, niet meer, anders moesten we het hele weekend gedichten aanhoren. Nu nog een passend cadeau… Niks wat een toespeling zou maken over haar lengte. Dat was té makkelijk. Nou ja, morgen maar eens informeren bij Denise naar een passend en lekker luchtje. Die had er ten slotte verstand van; had vier jaar in een parfumerie gewerkt.

“Hoe is het met jouw gedichten, schat? Heb je nog wat ‘inside information’ over Melissa nodig, of redt je het wel?” Joline keek ondeugend. “Als het gaat om ‘inside information’ van Melissa denk ik dat ik meer weet dan jij, Kees. Mel, Claar en ik hebben tijdens dat weekend in Wageningen nogal wat ‘inside information’ uitgewisseld…” Ik schudde mijn hoofd. “Ondeugd. Mijn lieve, onschuldige en maagdelijke zusjes verleiden…” Joline schudde haar hoofd. “Niks ervan. Zij verleidden mij. En hoe!” Ze dempte haar stem. “Tot dat weekend had ik nooit kunnen vermoeden dat vrijen met vrouwen zó opwindend zou kunnen zijn, Kees. Heerlijk…”
Ik bromde: “Nou ja, je had wel de twee mooiste roodharigen van Wageningen naast je in bed.” Joline giechelde. “Zeker weten! En met hele mooie benen… Ferdinand Porsche en Enzio Ferrari zouden stikjaloers zijn op die onderstellen, heeft iemand mij ooit ingefluisterd…” Ik zuchtte maar weer eens. “Jaloers, Jolientje?” Ze boog zich naar me toe. “Nee hoor. Ik heb minstens net zulke mooie benen, zei diezelfde iemand. ‘120 op een schaal van 0 tot 100!’ zei hij ooit. En toen had hij ze nog niet eens van dichtbij gezien. Kun je nagaan…” Ze kuste me en vervolgde: “En de keren dat hij ze van dichtbij zag, heeft diezelfde iemand mij heerlijk verwend… Dat kunnen die rooie draken niet zeggen!”
We gniffelden.
“Kom Kees. Documenten opslaan, laptops in de tas, Mocca uitlaten, afsluiten en dan gaan we lekker naar bed.” “Goed plan, mooie vrouw. Weer die heerlijke benen betasten… vanaf je knieholten tot helemaal bovenaan.” Ze klapte haar laptop nogal nadrukkelijk dicht. “Niks ervan. De heerlijke benen hebben een beetje last van vermoeidheid. Ene meneer Jonkman, trainbeul der allerhoogste klasse, heeft ze nogal afgemat. Die mooie benen hebben rust en ontspanning nodig.”
Ik moest even lachen. “Ja, dat zal Tess helemaal met je eens zijn, schat.” Joline kneep haar ogen samen. “Mevrouw Tess was niet gecharmeerd van jouw preekje na de training, Kees. Ze keek nogal donker toen je klaar was.” “Ik zag het ook, Joline. Maar mevrouw Tess moet niet zeiken; je loopt vrijwillig mee, prima. Dan heb je je te houden aan de voorwaarden die ik stel. Zo niet: even goeie vrienden, maar dan zoek je maar andere lopers. Ja, ik beul mensen af, maar ik doe het wel verantwoord. En nu ga ik dat hondenbeest nog even afbeulen… Mocca: get leash!”
De hond had de hele avond in zijn mand liggen dommelen, maar was binnen een halve seconde wakker. Húp, uit de mand, naar de keuken, riem pakken en meenemen naar Kees… Kwispeldekwispel. “Goed zo Mocca.” Ik deed het hesje aan en de riem om. “Mocca, let’s go!” Op het uitlaatveld was de oogst een forse drol en plas. Even nog naar het losloopveld: daar moest Mocca wat energie kwijt. Rennen, dollen, in het gras rollen en over de paar hindernissen rennen… Na een kwartier kwam ze hijgend naar me toe. “Goed zo, mooie hond! Lekker even ravotten. Dan kun je zo dadelijk lekker slapen… Zit!” Een brokje verdween in de onpeilbare diepte van de Labradormaag en we liepen terug naar huis.
Binnen haalde ik de ‘rest-brokjes’ uit mijn zak en voerde die aan Mocca. Dat waren de brokjes die overgebleven waren na de complete dag. Soms een paar, soms een handvol. Het hesje ging uit. “Mocca, go to bed!” En zonder overdreven tegenzin sjokte de hond naar de mand en ging liggen. “Goed zo… Brave hond hoor! Lekker slapen, Mocca.” Roffel… De staart tegen de mand. Veiligheidsrondje lopen… Alles op slot en uit? Prima, dan kon ik ook naar bed. Even later, na het tanden poetsen, kroop ik naast Joline.

“Hé mooie vrouw… Waarom lig jij in mijn bed? Had je wilde plannen?”
Een diepe zucht klonk. “Meneer, ik lig hier omdat ik met je getrouwd ben en ‘aan alle verplichtingen moet voldoen die de wet aan de huwelijkse staat stelt’, zoals die ambtenaar in Huize Klein Heumen tegen ons zei. Hoewel ik me afvraag of in de wet iets staat dat beide echtelieden met elkaar moéten vrijen, maar dat zoek ik nog wel eens op. Hoe dan ook: Dit bedje ligt lekker en als jij je gedraagt is het gezelschap ook wel te pruimen. Ziedaar mijn motivatie om hier te liggen.” Ze rolde naar me toe. “En andere motivatie heb je me het afgelopen jaar al gegeven, schatje. Maar nu wil ik graag lekker slapen. Dat loopje is me niet in de kouwe kleren gaan zitten.” “Mij ook niet, schat. Dus: lekker slapen. Morgen rijden we gescheiden, dat weet je hé? Ik ga Rogier verblijden.”
“Of Rogier er ook zo over denkt… Ik zal het hem vrijdagavond wel vragen.” Een lange zoen volgde. “Welterusten, Kees.” “Lekker slapen, Jolien.” Ik ging op mijn rug liggen en Joline kroop tegen me aan. Ik legde een arm om haar hoofd heen. “Lig je lekker zo?” “Uhuh… Zo kan ik prima in slaap vallen.” Even later hoorde ik dat ze inderdaad sliep: diepe rustige ademhaling met af en toe een snurkje. Lang genoot ik er niet van; ik was ook vrij snel vertrokken.

Woensdag! Samen ontbijten, daarna vertrok Joline naar Gorinchem en nam Mocca mee. Ik reed iets later de A50 op in noordelijke richting. En op de snelweg werd ik voor het eerst geconfronteerd met het fenomeen ‘adaptive cruise control’: voor me reed een auto die om mij onduidelijke reden plotseling hárd remde.
De chips in de Volvo grepen eerder in dan ik: de neus dook omlaag en ik voelde de ABS in werking komen. Toen ik bijna stilstond, op zo’n twintig meter van de auto voor me zag ik een hert de berm in springen. Aha, daar had meneer dus voor geremd. Prima… Maar ik vroeg me af of ik nog op tijd had kunnen stoppen zonder ACC… Weliswaar had ik netjes afstand gehouden, maar de automobilist voor was wel érg bruusk op z’n rem gaan staan. Nou ja, heb je dat ook eens meegemaakt, Jonkman. Gelukkig reed de auto achter mij op zo’n honderd meter; die had tijd genoeg gehad om te remmen. Even daarna reden we weer honderd en zonder verdere bijzonderheden sloeg ik knooppunt Bankhoef rechtsaf. Langs Wijchen, Dukenburg door, het Maas-Waalkanaal over en uiteindelijk vlak voor het Goffertpark rechtsaf. Ondertussen kon ik de route in Nijmegen wel dromen. Ik parkeerde de Volvo bij het ziekenhuis. Toch eens vragen of ik hier een permanente parkeerkaart kon krijgen; een dagje in het ziekenhuis liep qua parkeerkosten aardig in de papieren.
Laptop mee, hal door, restaurant in. Een kwartier voor tijd… Koffie! Met een beker bruin vocht voor me bekeek ik het publiek maar weer. Verplegend personeel wat snel naar binnen of buiten liep, te herkennen aan hun uniform. Een enkele arts, nét iets anders gekleed en vaak met een stethoscoop om hun nek… Zo dat een statussymbool zijn? Johan van Onzenoord had ook zo’n ding om gehad, zelfs tijdens het eten... Patiënten die hier zaten te kletsen met familie of vrienden. Kon ik me voorstellen; als je de hele dag in zo’n kamer ligt, wil je er ook wel eens uit. En persoonlijke gesprekken op een verpleegkamer voeren is ook niet zo handig; de andere patiënten luisteren mee, ook al lijkt het dat ze liggen te slapen of zitten te lezen…
“Kijk eens aan! Een majoor der Infanterie in den vreemde!” Een lage stem, vlak achter me: dokter van Onzenoord. “Verdomme Johan, flik me dat nooit meer! Ik dacht dat ik de in- en uitgangen hier goed in de gaten kon houden en dat mijn rug gedekt was!” Hij lachte me uit en wees. “Je zit voor een geluidsscherm, Kees. Links en rechts daarvan kun je hier naar binnen. Ondanks dat ik genezerik ben: het spelletje ‘zien zonder gezien te worden’ ken ik ook. Ik had je al gespot.”
We gaven elkaar een hand. “Hoe is het met je, Johan?” Hij fronste. “Meestal ben ik het die die vraag stelt, Kees.” Ik knikte. “Snap ik. Maar je weet waar ik op doel.” Hij dempte zijn stem, ging even zitten. “Heb jij tijdens de lunch tijd om even te kletsen? Zeg om… twaalf uur?” “Daar máák ik tijd voor, Johan.” “Prima. Als er geen plotselinge complicaties optreden bij de volgende twee operaties ben ik om twaalf uur in de eetzaal en kletsen we even bij, oké?” “Prima. Succes zo meteen!”
Hij beende het restaurant door met inderdaad een stethoscoop om z’n nek. Ik moest grinniken: een verpleegster kwam hem tegemoet, zie iets tegen hem en ze moesten samen lachen. Een aantal weken geleden wat dat niét gebeurd, dat wist ik zeker. Goed om te zien… Ah, daar was Rogier, samen met Ane.

“Zo Kees… Geen koffie voor een hardwerkend teamlid en z’n vriend besteld?” “Nee, lulhannes, want dan was die koffie al lang koud geweest. Ik zit hier al een tijdje op jullie te wachten, hoor.” Rogier zuchtte en keek Ane aan. “Zo gaat het nu altijd. Stel een vraag en je krijgt een verwijt als antwoord. Heeft dit ziekenhuis nog emplooi voor een goeie ingenieur? Als Hoofd TD of zo?” Ane schudde het hoofd. “Nee. Die functie is niet al te lang geleden vergeven. Aan mij. Sorry.” Rogier zuchtte overdreven. “Dan haal ik wel een bakje troost voor ons beiden.”
Hij liep naar de counter en ik gaf Ane een hand. “Hoi Ane. Hou je het een beetje uit met die flapdrol?” Hij grinnikte. “Ik ken ‘m langer dan vandaag, Kees. We rooien het wel samen.” Tijdens de koffie vertelden Rogier en Ane over hun vorderingen. “Vrijwel alles staat nu op tekeningen, Kees. De SEH is bijna gereed; volgende week kan die overspanning met die stroomkabels verwijderd worden, dan gaat de installateur aan het werk met de OK’s. Dat geeft wat ellende; operaties moeten uitgesteld of verplaatst worden, maar dat is te overzien. Duurt een week of twee, daarna is ook de operatieafdeling weer helemaal ‘up and running’. “Ik ken een chirurg die daar dolblij mee zal zijn”, zei ik en Ane knikte. “Ja, dat geloof ik. Maar: zullen we eens aan het werk gaan? Al die dure ingenieurs-uren gaan jullie natuurlijk straks declareren…” Rogier gromde: “Volgens mij valt dat in het niet bij de rekeningen van Duyvestein, Ane. Daar verdiende een monteur met MBO meer dan Kees en ik bij elkaar. Tenminste… volgens de rekeningen van die bloedzuigers uit 020.”
We liepen naar de SEH. Een deel was afgeschermd; daar waren monteurs druk bezig met elektra. Ane en Rogier legden een en ander uit en ik sprak even met de projectleider van het installatiebedrijf. “Dit is ten minste degelijk ontworpen, meneer Jonkman. Er is nu ten minste niet bezuinigd op componenten. Zijn we blij mee.” Voordat ik het wist was het bijna twaalf uur. “Heren… gaan we een hapje eten? Ik heb een afspraak met een chirurg.” “Ik hoop dat je dan niet in slaap gebracht wordt, Kees”, grinnikte Ane. We liepen richting eetzaal en wachtten op Johan van Onzenoord. Die kwam om drie minuten over twaalf de eetzaal binnen. “Sorry mensen… de laatste operatie liep een beetje uit.” We liepen langs de counter en net als in Dordrecht nam ik een stuk fruit en een fles drinken mee. “Eet jij zo weinig, Kees?”
Ik wees op mijn koffertje. “Wees maar niet bang, Johan. Ik smeer ’s ochtends gewoon een lunchpakket, hoor. Ook als ik op klus ga. Je weet nooit waar je terechtkomt.” Even later gingen we aan een tafeltje zitten en begonnen te eten. En tussen de happen door vertelde Johan dat hij twee weken terug bij Grad Dekker thuis was geweest.
“Heel fijn om iemand, waarvan je weet dat hij vol zat met Taliban-scherven, te zien lopen! Grad was drie weken daarvoor voor de laatste keer geopereerd; het laatste stuk Taliban-schroot is uit z’n knie en nu is hij helemaal metaalvrij. Knap werk van die lui uit de Maartenskliniek.” Ik keek hem aan.
“Vergeet een zekere majoor Onzenoord niet, Johan. Die hem als eerste heeft gezien, terwijl hij bloedde uit meer gaten dan een doorsnee vergiet. Die lui uit de Maartenskliniek hebben Grad mobiel gemaakt, ja. Jij hebt z’n leven gered.” Johan schudde zijn hoofd. “Nee, Kees. Dat heeft de Combat Life Saver van jullie peloton gedaan. Die heeft letterlijk de eerste hulp gegeven. Voorkomen dat Grad leegbloedde en hem gestabiliseerd tot de heli kwam. Daarna mocht ik het overnemen. Hoe dan ook: we hebben een fijne middag gehad, Grad en ik. En hij heeft een schat van een vrouw. Die houdt hem wel in de gaten én onder de duim. Grad wilde nog een stuk gaan lopen, samen met mij. Maar dat verbood zij. ‘Niks ervan. Je gaat niet stoer doen om te bewijzen dat je weer die bikkel bent. Jij gaat zo dadelijk gewoon even liggen en een uurtje slapen.’ En ik werd er bijna uitgegooid…”
Hij keek zielig. “Nou, dan moet ik ook maar eens met Grad gaan kletsen, Johan. Volgens mij hebben wij wat gemeenschappelijks. Ook ik word in de gaten én onder de duim gehouden thuis…” Hij keek me aan. “Die blonde dame? Ik heb er beeld bij. Ik heb haar even woedend zien kijken toen zij het over die lui uit Amsterdam had; die dame wil ik niet graag als vijand hebben. En jij bent er mee getrouwd?”
Ik knikte. “Een schat van een vrouw. Super intelligent, maar om de een of andere reden vond zij Kees ‘De IJsberg’ Jonkman een half jaar geleden de moeite waard om mee te trouwen.” Johan keek vragend en ik legde uit: “Johan, totdat ik Joline leerde kennen was ik Nerd 1.0. Volgens mijn zussen ten minste. Ik leefde slechts in drie werelden: techniek, klassieke muziek en hardlopen. En dat klopte vrij aardig: meisjes, vrouwen waren eng. Totdat ik door stom toeval nader met Joline kennismaakte. En zij heeft me ontdooit.”
Rogier bromde: “Ja, nogal…” en Johan grinnikte. “Maar vanwaar die ijsberg?” “Dat was mijn bijnaam bij de vriendinnen van mijn zusjes. Melissa en Clara, bijgenaamd ‘The red Twins’ Twee bloedmooie meiden met enorm veel vriendinnen. En één van die vriendinnen had tegen hen gezegd: ‘Die broer van jullie? Wat een ijsberg. Vanuit de verte best mooi, maar als je dichterbij komt voel je de kou en je weet nooit of hij plotseling kantelt.’ Maar ja, de dame in kwestie had zichzelf vlak daarvoor aan mij ‘aangeboden’ voor honderd euro. En toen was ik even uit m’n slof geschoten…”
Ane trok een wenkbrauw op. “En… Leeft dat meisje nog?” “Dat meisje was een eerstejaars studente van de Landbouwuniversiteit Wageningen. Of ze leeft weet ik niet; ze studeert in ieder geval niet meer in Wageningen, hoorde ik van mijn zussen.” “De rooie furies…” mompelde Rogier. “Wát?” Johan keek belangstellend. “Rooie furies, zei hij, Johan. En terecht.” Ik pakte mijn telefoon en liet een foto van Claar en Mel zien. “Allemachtig… Dát is knap photoshoppen!”
“Ja hé? Alleen dan met chromosomen. Ik weet niet mijn pa en ma dat geflikt hebben, maar die twee kunnen bijna iedereen om de tuin leiden, inclusief hun vorige vriendjes. Hun huidige partners zijn de broers van Joline, mijn vrouw. En die laten zich niét foppen door die twee meiden.”

Johan keek op zijn horloge. “Sorry mensen, ik moet over een half uur weer aan de tafel staan. Kees, dank voor jouw voorstel om met Grad te kletsen. Heeft me heel veel goeds gedaan. En binnenkort ga ik naar Doorn, naar het Veteranen Instituut, om daar eens te kletsen.” “Daar doe je goed aan, man. Nou, sterkte zo meteen en we zien elkaar. Op tijd bukken!” Hij grijnsde. “Die heb ik lang niet gehoord…”
Even later liep hij het restaurant uit. “Op tijd bukken?” vroeg Ane. “Een groet, een wens van veteranen onderling. Op tijd bukken voor rondvliegende kogels, granaatscherven, bommen en raketten.” Hij knikte langzaam. “Zodat je het overleeft…” Ik knikte ook. “Precies. Hetzelfde als de oude mijnwerkersgroet in Limburg: ‘Glück auf!’ oftewel: veel geluk bovengronds. In de wereld die minder gevaarlijk is.”

Rogier stond op. “Voordat jullie het hele etymologisch woordenboek gaan ontleden: We hebben nog wat werk te doen, heren.” We liepen naar de hoek waar je je borden en bestek kon inleveren. Halverwege werd ik op mijn schouder getikt. “Kees? Kees Jonkman, toch?” Ik keek verrast om en in het gezicht van een man van mijn leeftijd. “Even denken…” Hij lachte. “De vorige keer dat we elkaar spraken zaten we voor onze caravan op een camping in Frankrijk.”
“Shit! Pieter! Pieter Visser, toch?” Hij knikte en ik stak mijn hand uit. “Hoe is het met jullie?” “Nog steeds gelukkig met Sandra, Kees.” “Eén moment, Pieter…” Ik keek Rogier aan. “Gaan jullie maar alvast. Ik kom er zo dadelijk aan, oké?” Hij knikte, en liep met Ane het restaurant uit. Ik wees op een leeg tafeltje. “Heb je even tijd?” Pieter knikte en we gingen zitten. “Wat doe jij hier, Kees? Want jij bewoog je niet in de geneeskundige wereld… Jij bent elektrotechnisch ingenieur, toch?” “Klopt, Pieter. Maar dit ziekenhuis had nogal wat problemen met de elektrische installatie…”
Beknopt vertelde ik de geschiedenis en hij knikte. “Heb ik iets over gehoord ja. Die lui hebben de boel nogal geflest, geloof ik?” “Nou, dat is het understatement van de eeuw. Dit ziekenhuis is gewoon schofterig opgelicht. Maar goed, we hebben de daders te pakken; die zitten veilig achter slot, in afwachting van hun proces. Ze hebben niet alleen grootschalige oplichting op hun kerfstok, maar ook doodslag en poging tot doodslag. Door hun zogenaamde ‘storingen’ zijn er mensen overleden, Pieter.” Zijn blik werd hard. “Ik zou die lui wel eens…” “Niet doen. Maak je niet kwaad. Ze ontlopen hun straf niet. De directeur van die bende en zijn vrouw zijn financieel al uitgekleed; het bedrijf is failliet en hun medewerkers staan op de keien. Niet iedereen van dat bedrijf wist van hun malversaties; slecht een paar monteurs, een paar juristen en de grote baas himself. En ik heb het genoegen gehad om hem heel hard ‘Auwww’ te horen roepen toen hij op de grond lag, zijn arm in een héle vuile en pijnlijke judoklem van die grote collega die net voor me liep. Vlak daarna werd hij gearresteerd.”
Pieter keek me aan. “En jij was daarbij? Hoe…” Ik stak een hand op. “Lang verhaal. Té lang voor jouw lunchpauze. Ik ben hier om de rotzooi van deze firma op te ruimen en voor jullie een fatsoenlijk noodstroomsysteem te ontwerpen. Plus nog wat andere dingetjes. Maar… Hoe is het met jouw echtgenote Sandra?” Hij wees. “Die werkt nog steeds als laborante bij de buren. Het Radboud UMC. Heeft het prima naar haar zin, net als ik.” “En jij werkt hier als…?”
“Ik ben subhoofd van de afdeling Interne Geneeskunde. Alles wat met je buik en ingewanden te maken heeft. En ik zag jou kletsen met dokter van Onzenoord… Alsof jullie goeie vrienden waren. Waar ken je hem van?” Kortweg vertelde ik onze gemeenschappelijke geschiedenis en Pieter trok een wenkbrauw op. “Ik wilde een jaar geleden overstappen naar de operatie-afdeling. Dáár subhoofd worden. Na een gesprek met van Onzenoord heb ik daarvan afgezien. Wat een… Ik zeg het niet gauw, Kees, maar: wát een botte lul.”
Ik grinnikte. “Ik denk dat je jouw mening over Johan even moet bijstellen. Hij is sinds een paar weken nogal veranderd.” Pieter knikte. “Ik hoorde een verhaal dat hij door iemand van buiten hier in het restaurant ronduit is uitgevloekt. En vervolgens bij zijn personeel nogal door het stof is gegaan…” Ik moest breed grijnzen. “En wat lach je nou?”
“Die ‘iemand van buiten’… dat was ik. Ik heb hem op een nogal militaire manier verteld dat hij zichzelf aan het opvreten was. En dat hij daar héél rap iets aan moest doen, anders zou hij aan de operatietafel stomme fouten maken. En dat zou hij zichzelf nooit vergeven. En een half uur daarna stond hij inderdaad z’n excuses te maken aan het personeel van de OK, hoorde ik van een collega van jou.. Babet heette ze, geloof ik.” Hij schudde zijn hoofd. “Niet te geloven… En jij bent elektrotechnisch ingenieur? Je moet psycholoog worden, man.” “Nee, Johan, van m’n lang zal z'n leven niet. Maar ik zag een mede-veteraan die tegen PTSS aan hing. Een briljant chirurg, tenminste… volgens de mensen die het kunnen weten, maar die met zichzelf gierend in de knoop zit. Die help je. En als dat is met een nogal militaire schop onder je hol of een vloekpartij…
Je probeert hem uit de shit te halen waar hij in zit. Overigens was die shit deels óók veroorzaakt door die klootzakken uit Amsterdam: een storing terwijl Johan aan het opereren was. En van het ene moment op het andere viel alle elektriciteit uit. He-le-maal niks meer op 220 volt in de OK. Geen beademing, geen anesthesie, geen wondafzuiging, geen licht… alle elektrische instrumenten waren dood. Zelfs de AED op 220V deed niets meer. Hij moest de operatie afbreken, met behulp van een zaklamp heeft hij de wond zo ongeveer op de tast dichtgenaaid, moest handmatig reanimeren… De patiënt heeft het gelukkig gehaald, maar moest wel drie weken langer van jullie gastvrijheid genieten. En dáár had Johan last van. Faalangst. Enfin, daar is hij nog deels overheen; aan ons de taak om te zorgen dat de elektra van de OK’s nooit meer op zo’n manier in storing komt. En dat gaat lukken, Pieter.”
“Wij moeten op een ander moment eens rustig verder kletsen, Kees. Kom eens in Arnhem op bezoek met je vriendin. Zouden we erg leuk vinden.” Ik keek somber. “Met m’n vriendin? Dat gaat niet meer lukken, Pieter.” Hij schrok. “Zijn jullie uit elkaar dan? Jammer! Jullie leken voor elkaar gemaakt, man.” Ik lachte. “Mijn vriendin is nu mijn vrouw, Pieter.”
Hij keek me even aan en zei toen hardgrondig: “Klootzak…” Ik moest weer lachen, nu om zijn gezicht. Pakte een visitekaartje uit mijn zak. “Hier. Als je bekomen bent van de schrik: bel me maar eens op, dan maken we een afspraak. Als ik tegen Joline zeg dat we in Arnhem op bezoek gaan, springt ze onmiddellijk in de auto. Er zit in een zijstraat van de Velperweg een damesmodezaak die bijzonder veel aantrekkingskracht op haar uitoefent.” Hij keek me aan. “Ga ik doen, Kees. De dames konden ook goed met elkaar overweg, meen ik me te herinneren.” “Mooi, vriend. Doe de groeten aan Sandra en hopelijk tot spoedig ziens!” Hij verdween en ik liep ook het restaurant uit. Terug naar de SEH…

De rest van de middag was intensief. Samen met Ane en Rogier liep ik diverse schakelingen na en we vonden in een elektrakast zowaar nog een ‘erfenis’ van Duyvestein: een schakelrelais wat niet op een tekening te vinden was, maar wel middels wifi aangestuurd kon worden. “Waarschijnlijk gematcht met dat verborgen laptopje”, gromde Rogier. Het relais liet braaf stroom door als het in ‘rust’ stond, maar als het bekrachtigd zou worden, zouden een aantal essentiële zaken op de SEH er mee stoppen.
Ane was iets ‘vocaler’ dan Rogier: In half Fries, half Nederlands stond hij dusdanig te vloeken dat een verpleegkundige tegen hem zei: “Meneer, we zijn hier wel wat gewend, maar… Wilt u zich een beetje inhouden? Dank u wel.” Gelukkig konden we het relais tijdelijk buiten werking stellen door de magneetspoel van de voeding te halen: simpel de twee stuurkabels van de spoel loshalen en het was gepiept. Hij zou door een van monteurs later verwijderd worden. Daarna was Ane enigszins gekalmeerd. “Ik nodig je uit om vrijdag eens naar DT te komen, Ane”, zei ik tegen hem. “En sportkleding meenemen graag.” Rogier grijnsde meteen, Ane keek verwonderd. “Ehhh… Hoezo deze blijk van gastvrijheid, Kees?”
“Als jij tijdens ons sport-halfuurtje zo tekeer gaat als net, lig je jezelf daarna een uur lang op te drukken, makker. En dat de helft van je vloeken en verwensingen in het Fries is, zal onze sport-instructrice een biet zijn; ze begrijpt de strekking ervan toch wel. Haar motto is: elke vloek, schuine opmerking, verwensing of uiting van schuttingtaal is: vijf pushups. Met de tirade van jou zouden wij een best wel soepele sportles hebben gehad; Mariëtte zou het veel te druk hebben om jouw push-ups te tellen.” Ane bromde wat en wees naar het relais in kwestie. “Het is toch verdomme van de knotse dan die klootzakken zo’n ding ingebouwd hebben. Als ik de monteur tegenkom die dat geflikt heeft, bind ik ‘m muurvast aan de leiding van de bliksemafleider hier boven op het gebouw. Of hij sterft een langzame hongerdood, of hij wordt geëlektrocuteerd bij de eerste de beste onweersbui. En ik hoop dat die onweersbui een paar dagen op zich laat wachten, zodat hij pas de pijp uitgaat als hij bijna bewusteloos is, de klootzak. ”
“Dat zijn er wéér vijftien, Ane. Ik waarschuw je maar vast…” Rogier bleef grijnzen. Ik besloot in te grijpen. “Ane, hou je koest. Je bereikt er niets mee om hier te staan vloeken; die monteur in kwestie komt voor de rechter en heus: die ontloopt zijn straf niet. Weliswaar niet zo’n vurige dood als jij ‘m toewenst, maar hij gaat voor zeker een best wel lange tijd achter tralies wegens medeplichtigheid aan oplichting, malversaties, sabotage van een ziekenhuis en mogelijk ook nog poging tot doodslag. En bovendien: Je maakt jezelf nou bepaald populair bij de verpleegkundigen hier; de dame die jou net corrigeerde zag er best aardig uit, ondanks haar brrr…. groene vormloze uniform.”
Hij bromde: “Ik ben al getrouwd, Kees.” “Dat weet ik en dat ben ik ook, maar een knipoog of een glimlach van een knappe vrouw maakt mijn dag nét een beetje leuker.” “Ik zal het doorgeven aan Jolien, Kees.” Rogier lachte gemeen. “Doe maar. Reden voor haar om meer te knipogen en mij lieve lachjes toe te werpen.” Om half vier keken we elkaar aan. “Op dat relais na is de SEH prima in orde, Ane. Top werk van jullie huis-installateur. Geef die jongens dat door, alsjeblieft.” Hij knikte. “En ik schop jullie er uit; ik heb nog wat werk liggen, jullie moeten nog een stuk rijden.”
Met een vers flesje water stapte ik even later in de auto. Een post-it op het stuur… Oh ja, shit! Denise bellen! Nu meteen doen, anders was ik te laat.
Even later hoorde ik haar stem. “Hoi Kees. Je hebt het verkeerde nummer. Of ben je het telefoonnummer van je echtgenote kwijt?”
“Zit me niet te pesten, Denise… Vraagje: is Angelique toevallig in de buurt?”
“Ehh... nee, die zit bij Theo van de directiekoekjes te snoepen. Hoezo?”
“Prima. Wellicht wordt ze dan eindelijk een grote meid. Kun jij even ergens heengaan waar je niet afgeluisterd kan worden en mij dan terugbellen?”
Even was het stil, toen zei ze: “Oké, ik bel je.”
Twee minuten later ging de telefoon. Ik nam op en het eerste wat ik hoorde was: “Hou je er rekening mee dat ik al getrouwd ben, Kees?”
Ik zuchtte. “Dat wéét ik, mevrouw Torensma. En ik ken je man, een uiterst sympathieke vent. Die ga ik niet op tilt jagen door je uit te nodigen voor een erotische nacht in een obscuur motel. Ik heb een hele andere vraag…”
Beknopt vertelde ik over Sinterklaasavond met onze vriendenclub en onze ouders en besloot met: “…en ik trok Angelique als ‘slachtoffer’. Tja, en wat geef je een goeie vriendin? Een flesje parfum of eau de toilette natuurlijk. Alleen heb ik wel eens vernomen dat de ene parfum bij de ene vrouw ontzettend smerig stinkt, maar bij de andere vrouw vreselijk lekker ruikt. En aangezien jij Angelique goed kent én vier jaar expertise in de parfumbusiness hebt, kom ik jou om raad vragen. Wat zou bij Angelique passen?”
Zonder aarzelen gaf ze antwoord. “Estee Lauder Pleasures, Kees. Ze heeft het een keer opgehad, ik had toen een flesje bij me. Ze was helemaal lyrisch en vanuit mijn vorige beroep kan ik zeggen: het past ook prima bij haar. Subtiel, een beetje zoetig, je ruikt een snufje amandel en vanille. Doen!”
“Dank je wel Denise. Enig idee hoeveel zo’n flesje kost? We moeten binnen een bepaald budget blijven…”
Het bleef even stil, toen zei ze: “De kleinste verpakking zal nu zo’n 30 euro kosten, Kees. Het goeie nieuws is: loop een Kruidvat binnen en ze hebben het, dat weet ik zeker. Ik kijk wel even op Internet, dan stuur ik je door waar je het kan kopen, oké?”
“Je bent een schat, Denise, dank je wel. Ehhh… mondje dicht tegen onze Meester in de Rechten hé?”
“Nou… dat weet ik zo net nog niet. Als je voor mij nou eens een flesje Marina De Bourbon Cristal D'or koopt… Stervensduur, maar dan hou ik m’n mond wel.”
“Je bent een corrupte troela, mevrouw Torensma. Maar goed, ik zal je de volgende keer als we gaan lopen een beetje sparen. Dank voor je hulp, Denise!”
Ze lachte. “Is goed, Kees. Je krijgt straks een mail van me. Doei!”

Ik noteerde de naam van het parfum. Nou, als die bij elke Kruidvat te koop was… Kon ik meteen wel doen! Zoeken op de telefoon… Ja! Ik kwam er bijna langs: Winkelcentrum Dukenburg, daar zat er een. Mooi… En anders wist ik er in Veldhoven ook nog eentje… Vlakbij Brasserie Ludiek, in het winkelcentrum. Nou ja, eerst Dukenburg maar eens proberen. Een andere route door Nijmegen, maar even later reed ik een parkeerkelder in. Auto afsluiten, trap op… Brrr! Ik keek rond. Ik wist dat het stadsdeel Dukenburg vanaf de ’70-er jaren uit de grond gestampt was en dit winkelcentrum toen best wel groots en mooi was, maar nu, zo’n 40 jaar later was het een nogal troosteloze bedoening. Veel kaal beton, diverse panden leeg, totaal geen sfeer. Doe mij dan maar het centrum van Eindhoven, of het centrum van Arnhem. Of Nijmegen zelf. Nou ja, ik hoefde hier niet m’n dagelijkse boodschappen te doen.
Op zoek naar de Kruidvat! Die was redelijk rap gevonden en ik liep naar binnen. Een kakofonie van geuren kwam me tegemoet! Als Mocca of Bengel hier naar binnen zouden gaan… hun neus zou compleet op tilt slaan! Misschien eens leuk om te proberen hoe Mocca zich in zo’n winkel zou gedragen… Ik liep wat naar achteren, waar de parfumerie uitgestald stond. En in no time was ik overrompeld door de hoeveelheid flesjes, karafjes, spuitbusjes en andere opbergmiddelen van geurtjes. Oké, dit ga je niet in je eentje fiksen, Kees! Ik keek om me heen: een dame van een jaar of veertig droeg ‘bedrijfskleding’, en was bezig met een handscanner, dus die klampte ik aan.
“Mevrouw, mag ik u wat vragen?”
Ze keek op. “Natuurlijk meneer. Maar of u antwoord krijgt…”
Ze lachte en ik zuchtte. “Ik hoor het al. U heeft Bijdehandjes gegeten bij de lunch.”
Weer een lach. “Zou zo maar eens kunnen. Maar…?”
“Mevrouw, ik zoek Estee Lauder Pleasures eau de toilette.”
“Oei, u heeft smaak, merk ik.”
“Daarom vroeg ik het ook aan u, mevrouw.” Ze keek me even kort aan en lachte toen. “Als dit de opmaat is om mij een avondje uit te vragen, is dat wel een hele dure opmaat, meneer!”
Ze ging me voor naar een rek en wees. “We hebben drie soorten verpakkingen: small, medium en large, respectievelijk 31, 52 en 74 Euro. Kiest u maar.”
Ik viste een nogal klein flesje uit het rek en ze keek teleurgesteld. “Tja, als u dát over heeft voor een avondje met mij uit, moet ik u teleurstellen…”
Ze had een leuke lach. “Sorry, maar het is voor een goeie vriendin van mijn vrouw en mij. Sinterklaascadeautje.” Nu keek ze serieus. “Meneer… Weet u zeker dat deze eau de toilette bij die vriendin past? Sommigen dames en sommige geuren passen absoluut niet bij elkaar.” Ik knikte. “Dat wist ik al. Maar gelukkig hebben we een gezamenlijke collega die vier jaar lang in een parfumerie heeft gewerkt. Die heeft er kijk op… nou ja, die heeft er een neus voor is een betere uitdrukking denk ik, maar die raadde me zonder één milleseconde te aarzelen dit spul aan. Dus…”
Ze knikte. “Verstandig van u om haar te consulteren. Als u aan mijn collega bij de kassa vraagt om het leuk in te pakken… Een leuke pakjesavond gewenst!”
“Dank u wel, ook voor uw hulp. Fijne avond alvast!”

Het flesje werd weliswaar vakkundig, maar zonder leuke conversatie ingepakt door een van de twee jongedames achter de toonbank en ik rekende af. Zo, die buit was binnen. En zonder al teveel moeite en met een leuk gesprekje in de winkel. Maar die twee troela’s achter de toonbank… écht, een groter vertoon van desinteresse was nauwelijks mogelijk. En een van de twee liep kauwgom te kauwen; als ik bedrijfsleider was geweest, had ze kunnen kiezen: óf ‘kauwgirl’ blijven en ergens anders gaan werken, of de kauwgom voor buiten de werktijd bewaren. Brrr…
Ik liep langs een dierenspeciaalzaak. Oké, ook een speeltje voor Mocca en Bengel kopen. ten slotte hadden zij ook recht op een leuke Sinterklaasavond. Gedichten zouden aan hen niet besteed zijn. Ik kwam die winkel uit met twee grote vlechtkluiven. Dat zouden de dame en de heer wel op prijs kunnen stellen. Zo, en nu op huis aan… Parkeergeld betalen, auto in en Nijmegen uit.

Op de A50 moest ik terugdenken aan de uitbarsting van Ane. Het leek zo’n bedaagde, rustige Fries, maar oei… Die kwam even los. Ik moest wel grinniken; Mariëtte zou inderdaad een hele snelle teller moeten hebben om zijn verwensingen, vloeken en krachttermen bij te houden. En daarna met vijf vermenigvuldigen? De rekenmachine waarmee ze dat zou moeten doen, zou wel een bijzonder ruim display moeten hebben, anders paste dat getal er niet eens op… Kwart voor vijf was ik in Veldhoven. Joline appen had geen zin, die zat in haar auto, op weg naar huis. Dan maar zelf inspiratie opdoen voor het eten…
Ik deed snel wat boodschappen en reed toen naar huis. Aardappels schillen en samen met de boerenkool in de snelkookpan. Worst in het hete water, jus maken, en wat zouden we als toetje eten? Vooruit, ik had zat tijd: warme vanillepudding. Om half zes hoorde ik de voordeur en meteen daarna snelle hondenpoten. Ik negeerde Mocca, liep naar Joline en knuffelde haar. “Hoi schoonheid. Blij dat ik je weer zie.” In mijn oor hoorde ik: “Ik voel een knappe man tegen me aan. En ik ruik allemaal lekkere dingen! Ik denk dat ik hier blijf wonen…” We kusten nog even, toen begon Mocca te piepen.
Ik liet Joline los en ging door de knieën. “Hé mooie hond! Jij ook hier?” De staart ging in ‘overdrive’ en ik kreeg een paar likken. “Goed zo, brave hond, Mocca…” Ik kwam weer overeind. “Over tien minuten wordt het diner geserveerd, madame. U kunt in de tussentijd even snel uw ‘kantooroutfit’ verwisselen voor iets wat bij een lange, romantische avond past.”
Ze keek me aan, een wenkbrauw opgetrokken. “Wat ben jij van plan, Kees Jonkman? Er moet vanavond ook nog geblazen worden hoor. Dat heb ik de afgelopen week nog niet veel gehoord!” Met haar neus in de lucht verdween ze in de slaapkamer. Shit ja… blazen. Door al dat heen en weer gereis én onze Sinterklaasbezigheden was dat er niet van gekomen! Nou ja, vanavond dan maar even los gaan. Het wekkertje voor de boerenkool liep af en ik zette de pan uit. Nog even de worst nakijken: ook in orde. Jus maken en tafel dekken. De pudding stond, met een schoteltje op de bakjes tegen de vel-vorming, op het aanrecht gereed.
En na een paar minuten deed ik de slaapkamerdeur open. “Dinner is served, madam…” “Ik kom er aan, Kees”, hoorde ik uit de badkamer. Joline kwam de kamer binnen. “Lekker… boerenkool! Past wel bij dit weer, Kees.” Vanochtend was het nog helder geweest en redelijk windstil, nu hoorden we de wind op het appartement gieren. Het was nog droog, maar het zou niet zo lang droog blijven. Tijdens het eten wisselden we de belevenissen van de dag uit. Joline was blij verrast met de ontmoeting met Pieter en moest lachen om mijn expeditie in het Kruidvat en zij vertelde over een hilarisch momentje tussen Zelda, Ingrid en Fred.
“Hij was weer helemaal in zijn rol als grommende beer tussen die twee meiden, Kees.” Ik knikte. “Dat is Fred wel toevertrouwd. Aan de buitenkant een grommende, boze beer, maar aan de binnenzijde een goeiige sul.” Joline keek twijfelend. “Dat zeg ik maar niet tegen hem… Hij zou zo maar eens het omgekeerde willen bewijzen. En dat kost ons onze inventaris, als dat hier gebeurd.”

Na de pudding wees Joline mij de studeerkamer. “Blazen jij. Minimaal een uur. Ik geef Mocca wel z’n eten en ruim hier wel op. Húp!” Ik ging de studeerkamer in en pakte de bugel. Lekker even blazen… Zoals vaker vergat ik de tijd. Om half tien kwam Joline de studeerkamer in. “Nu stoppen, Kees. Ondanks dat het hier geluiddicht is: je zou niet meer blazen na 21:30. Bovendien heb ik een beker hete melk voor je; daarna gaan we naar bed.” Ik maakte de bugel schoon en zat even later lekker tegen Joline aan op de bank.
“Dank je wel voor de melk, schoonheid.” Ze glimlachte. “Ik moet je toch érgens mee lokken, Kees?” Ik keek haar aan. “Er zijn ook nog andere dingen om me te lokken, Beauty. Maar die heb je nu niet aan, geloof ik.” Ze droeg een makkelijke spijkerbroek en een trui. Joline snoof zachtjes. “Expres niet. Dan denk jij niet meer aan je melk en wordt die koud. Zonde. Het goeie nieuws is: ik heb Mocca net al uitgelaten.”
Ik knikte. “Da’s fijn. Maarre… Is dat wel verstandig, nu het donker is?”
Ze humde. “Kees: ik kan redelijk van me af meppen als het nodig is. En bovendien heb ik een bruine, viervoetige beschermer bij me. Weet je nog hoe Mocca gromde tegen dat jochie in de auto? Het zou me niets verwonderen als hij iemand, die mij serieus te na komt, aanvliegt en behoorlijk ernstig toetakelt.” Ze keek me aan. “Mocca is een redelijk forse hond en hij is sterk, Kees. Ik voel me veilig met hem naast me.” Ik knikte. “Dat hij sterk is, daar ben ik in het begin al achter gekomen. De ‘Tug of war’, oftewel touwtje trekken wint hij meestal wel.”
“Precies. Dus…” Ze giebelde. “Als het niet al te koud is en niet regent, ijzelt of domweg glad is, wil ik Mocca best wel ’s avonds uitlaten hoor. Als ik zin heb.” Ik kneep in haar nek. “Je bent ondertussen een verwend nest geworden, Jolientje.”
“Ja. En dat mag hier, want ik heb een echte ridder naast me. Melk op, meneer? Mooi, dan gaan we naar bed. Morgen is het weer vroeg dag en laat nacht. Kóm.”

Mocca lag al in zijn mand; ik aaide hem even en een kwispel volgde. “Lekker slapen, mooie hond…” Ik volgde Joline in de slaapkamer. Ze was zich al aan het uitkleden: ze trok haar trui uit en haar beha werd zichtbaar. Ik leunde tegen de deur, keek en genoot. Na haar trui volgden haar schoentjes en haar broek: lange, sterke benen werden zichtbaar met een dun, geel slipje over haar heupen. Toen zag ze dat ik stond te kijken. “Kéés! Je kijkt me uit de kleren!”
“Ja. En daar geniet ik elke keer van. Mijn mooie, lieve, superslimme en sportieve, humoristische vrouw die zich uitkleed. Het mooiste uitzicht wat er is. En daar mag ik naast liggen. Ik ben een bofkont, Joline.”
Ze glimlachte en liep heupwiegend naar me toe. “En ik ben een bofkont met jou als echtgenoot. Niet alleen een lekkere vent, maar ook superslim. Op het oog een ijspilaar, maar als je hem een beetje kent… Een heel gevoelig mens. En lief voor blonde cijfergoeroe’s.” Ze kuste me zachtjes en ik legde mijn handen op haar heupen. Ze keek me van dichtbij aan en fluisterde: “Kóm, Kees. Kom bij me. In bed…”
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...