Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Jefferson
Datum: 09-10-2025 | Cijfer: 8.3 | Gelezen: 272
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 45 minuten | Lezers Online: 1
Samen, Maar Alleen
De weken na die kus tussen Eveline en Natsuki bleken bepalender dan ik toen besefte. Op het eerste gezicht leek er weinig veranderd. De twee bleven vriendinnen, zagen elkaar regelmatig, spraken nog steeds Japans met elkaar aan tafel, alsof die avond nooit had plaatsgevonden. Ze wisten natuurlijk niet dat ik het had gezien, en ik had daar wijselijk mijn mond over gehouden. Opnieuw schoof ik terug in de rol die me altijd het beste lag: kijken, luisteren, voelen. Maar nooit handelen. Mijn hart iets sneller laten kloppen als ze samen binnenkwamen, een tweede blik werpen op Evelines halflange blonde haar of Natsuki's zachte schouders, maar verder niets doen.

Ik had me er al snel bij neergelegd. Waarom ook niet? Ik had mijn redenen – goede redenen, dacht ik. Het leeftijdsverschil was daar eentje van. Misschien de makkelijkste reden om mezelf te geven. Wat moest ik, een rustige vent van zevenentwintig, ook met een meisje van twintig dat uit een ander leven leek te komen? Mijn wereld was rustig, kalm, veilig geweest voordat zij kwam. Nu was mijn leven iets minder veilig misschien, iets verwarrender ook, maar nog steeds prima. Nee, beter zelfs. Gewoon omdat Natsuki er was. Omdat er iets veranderd was in huis.

En dat klopte. Natsuki deed niet meer zo afstandelijk als vroeger. Er waren nog steeds stiltes, natuurlijk, maar nu voelde het anders. Comfortabeler. Warmer. Soms leek het zelfs op een echte vriendschap – al wisten we beiden nooit precies hoe ver we mochten gaan. We praatten iets meer, ze lachte vaker als we tegenover elkaar zaten te eten, en ze trok haar deur nooit meer volledig dicht als ze op haar kamer zat. Niet dat ik ooit zomaar binnenkwam. Maar de symboliek bleef hangen: er was iets geopend wat niet meer sloot.

Eveline speelde daar niet veel later gewoon weer in mee, alsof ze nooit iets gedaan had wat die vriendschap kon verstoren. Alsof ik nooit had gezien hoe haar mond zich op Natsuki’s lippen had gedrukt. Alsof die spanning er niet was geweest, of misschien nog steeds hing – onzichtbaar, maar voelbaar voor iemand die wist waarnaar hij moest kijken. Ze zat weer regelmatig bij ons aan tafel, hing met haar ellebogen op het tafelblad, haar hoofd rustend in haar hand, lachend om de zachte correcties van Natsuki op haar uitspraak van Japanse woorden. Alsof er nooit iets anders gebeurd was dan wat er op dat moment aan tafel gebeurde.

En ik keek opnieuw toe. Zoals ik altijd had gedaan. Maar nu met meer kennis. Meer herinneringen. Meer beelden die ik niet kon vergeten. Alsof ik niet nog altijd een single man was, die bijna elke dag thuis zat, vaak alleen, maar nu met een bloedmooi Japans meisje dat mijn huisgenoot was geworden, en haar even mooie, blonde vriendin die iets te vaak langskwam.

Het was bijna te veel. Bijna té goed om niets mee te doen. Maar ik deed het toch niet. Natuurlijk niet. Want dat was mijn rol. Kijken. Denken. Voelen. Maar niet aanraken.

Het schooljaar liep alweer bijna ten einde. Natsuki woonde hier inmiddels al ruim een halfjaar, iets wat ik me soms nauwelijks kon voorstellen. Zes maanden geleden stond ze voor mijn deur, stil, beleefd, en ongrijpbaar mooi. Een halfjaar dat voorbij leek gevlogen, gevuld met routines, kleine momenten en stiltes die soms meer zeiden dan woorden ooit konden. Maar juist nu dat einde dichterbij kwam, begon ik me voor het eerst écht af te vragen wat er daarna zou gebeuren.

Haar studiejaar eindigde binnenkort. Wat betekende dat voor haar verblijf hier? De laatste weken had ik haar een paar keer horen praten met Eveline. Geen diepe gesprekken, althans niet als ik luisterde, maar wel duidelijk. Natsuki wilde terug naar Japan, in elk geval voor even. Of ze daarna terug zou komen, wist ze nog niet zeker. Maar Eveline, die mocht mee – voor een aantal weken zelfs. Dat was wat ik gehoord had, zacht uitgesproken aan de eettafel, tussen het geritsel van studieboeken en het tikken van vingers op telefoonschermen door.

Mij was niets gevraagd. Natuurlijk niet. Dat had ik ook helemaal niet verwacht, al moet ik eerlijk toegeven dat ik het misschien toch ergens gehoopt had. Niet eens om daadwerkelijk mee te gaan, maar omdat het iets gezegd zou hebben over ons. Over haar en mij. Dat ze misschien iets in me zag, iets wat méér was dan alleen haar huisgenoot die alles observeerde, maar nooit ingreep. Maar het feit dat ze niets zei, zelfs niet eens vroeg wat mijn plannen waren, maakte precies duidelijk wat ik al lang had vermoed: ik was een omstander. Niet iemand die ze bewust mee zou nemen in haar wereld.

We hadden het er trouwens ook nooit meer over gehad – hoe het verder moest als haar studiejaar voorbij was. Geen gesprekken, geen praktische afspraken. We hadden uiteindelijk nooit eens een officieel huurcontract opgesteld. Voor mij was dat ook nooit nodig geweest. Ik vond het prima zo. Vrijheid paste me beter dan contracten. Maar Natsuki had dat nooit goed begrepen. Ze was eerst verward geweest door die losse regeling, had in het begin netjes elke maand betaald, totdat ik na twee maanden besloot haar er niet meer aan te herinneren. Geld deed er voor mij niet toe, zeker niet van haar. Haar aanwezigheid was genoeg.

Ze was vrij. Vrij om te blijven, vrij om te gaan. Vrij om nooit meer terug te komen, als ze dat zou willen. En juist dat besef deed me nu iets. Het voelde vreemd, bijna pijnlijk, dat ik voor het eerst duidelijk voelde dat ik haar zou missen. Gewoon haar aanwezigheid, de geluiden van haar routines, zelfs haar stiltes. Maar vooral het idee dat zij hier niet meer zou zijn, dat ik weer terug zou keren naar het leven zoals het hiervoor was – dat raakte iets in mij wat ik lang niet had willen zien.

En toch zette dit gevoel mij nog altijd niet aan tot actie. Zelfs niet tot het beginnen van een gesprek waarin ik iets van duidelijkheid zou kunnen krijgen. Of meer, misschien wel. Nee, het maakte juist opnieuw duidelijk wie ik was. Hoe ik leefde. En dat besef – dat dit mijn patroon was geworden, misschien altijd al geweest – leek nu voor het eerst écht tot me door te dringen.

Meestal eindigt het precies zo. Mijn hele leven leek soms wel uit een eindeloze reeks van zulke momenten te bestaan. Er was een mogelijkheid geweest. Die miste ik. Ik kwam er later pas achter. En dan was het te laat. Dat was mijn patroon. Dat was hoe ik was. Altijd al. En meestal accepteerde ik dat dan maar. Dat was makkelijker. Minder confronterend.

Maar met Natsuki lag het anders. Zij was niet zomaar iemand geweest, niet gewoon het volgende meisje dat toevallig op mijn pad verscheen. Natsuki was een geval apart. Alles aan haar had iets bijzonders. Hoe ze sprak, hoe ze bewoog, hoe ze stil kon zijn en tegelijkertijd zoveel kon zeggen. En toch, ook met haar liep het weer zoals het altijd was gegaan. Geen actie, geen gesprek. Ik was gewoon weer teruggevallen in die veilige positie van kijken en wachten.

En toch was er één ding echt anders dit keer. Eveline. Een derde persoon. Dat was nieuw voor mij. Normaal gesproken was het een jongen geweest die wél aandacht aan het meisje gaf. Een jongen die minder aarzelde dan ik, die niet wachtte en die precies op het juiste moment wist te handelen. Maar dit keer ging het niet om een andere jongen. Dit keer was het Eveline, en dat maakte alles anders. Complexer. En op een vreemde manier, misschien zelfs spannend.

Eveline was sowieso iemand die moeilijk in een hokje te stoppen viel. Ze was anders dan Natsuki, niet alleen qua uiterlijk, maar ook qua karakter. Eveline was Nederlands, blond en opvallend mooi. Ze had helderblauwe ogen, zelfverzekerd en open, die je soms net iets te lang aankeken. Haar blonde haar hing meestal nonchalant losjes tot net voorbij haar schouders, alsof ze daar geen enkele moeite voor hoefde te doen. Qua figuur leek ze in eerste instantie misschien iets sportiever dan Natsuki, atletisch, maar toch uitgesproken vrouwelijk – met ronde, stevige vormen die ik niet onopgemerkt voorbij kon laten gaan.

Maar Eveline had meer dan alleen haar uiterlijk. Ze had een bepaalde houding, een directe manier van praten, die tegelijkertijd open en confronterend was. Bijna typisch Nederlands, dacht ik soms. En ze was vriendelijk naar me toe, altijd beleefd en ontspannen, waardoor ik me afvroeg of ze eigenlijk wel doorhad wat ze met me deed. Waarschijnlijk wel. Eveline leek meestal alles goed in te schatten, alsof ze precies wist wanneer ze ergens druk moest zetten, en wanneer ze afstand moest houden.

Maar zelfs zij, zo mooi en charmant, zo dichtbij soms dat ik haar parfum rook als ze naast me zat, leek iets te verbergen. Een doel? Een verlangen? Misschien had ze haar zinnen nog steeds op Natsuki gezet, misschien ook niet. Ik had geen idee. Eveline was, in tegenstelling tot Natsuki, absoluut niet makkelijk te lezen. En misschien maakte dat haar aanwezigheid juist wel zo gevaarlijk. Zo onvoorspelbaar. Maar vooral zo spannend.

En het was precies Eveline die op een onconventionele manier als eerste de stilte doorbrak...

Het was het begin van de middag. Ik zat aan tafel te werken, mijn laptop open, papieren verspreid, en hoorde zachtjes Japans gemompel vanuit Natsuki’s kamer. Zij en Eveline zaten daar al ruim een uur samen, wat inmiddels meer voelde als een gewoonte dan echt noodzakelijk studeren. Dat Japans oefenen van Eveline leek eerder een handige manier om Natsuki vaak te zien, en ik kon haar dat moeilijk kwalijk nemen. Ik deed immers precies hetzelfde—alleen keek ik naar Natsuki zonder ooit te handelen.

Niet veel later hoorde ik de deur van haar kamer opengaan. Natsuki kwam naar buiten, groette me met haar zachte glimlach zoals ze altijd deed, lief en beleefd. Geen spanning, geen twijfel. Ze pakte rustig haar jas van de kapstok en trok hem aan. “Ik heb college,” zei ze nog, alsof ze voelde dat ik me afvroeg waar ze naartoe ging. Eveline was haar gevolgd, maar bleef bij mij in de buurt staan. Ze keek toe terwijl Natsuki de deur achter zich dichttrok.

Eveline draaide zich toen naar me om, bleef precies zo staan dat ik haar onmogelijk kon ontwijken. Het leek bewust, bijna uitdagend, al kon ik dat ook verkeerd interpreteren. Ze glimlachte op die typische manier van haar—vriendelijk, bijna verlegen, maar met een onmiskenbaar verleidelijk randje. "Vind je het goed als ik hier even blijf studeren?" vroeg ze rustig, haar stem zacht maar helder. "Het is rustiger dan bij mij thuis."

Ik knikte meteen, zei: "Tuurlijk." Mijn stem klonk kalm, maar mijn hart klopte iets sneller. Misschien door de onverwachte situatie, misschien ook door hoe Eveline voor me stond. Haar uitstraling was altijd al moeilijk te negeren geweest, maar vandaag leek ze er extra haar best voor gedaan te hebben. Haar kleding, een nauwsluitend donker shirtje en een lichte jeans, benadrukten haar slanke taille en vormden zich duidelijk om haar volle, ronde borsten. Misschien verbeeldde ik het me allemaal, maar ze maakte het me onmogelijk haar níet te bekijken.

Toen Natsuki weg was, bleef het huis stiller achter dan ik gewend was. Geen vreemde stilte—maar wel anders. Eveline zat alleen in Natsuki’s kamer met de deur op een kier. Soms hoorde ik haar bewegen of zacht neuriën, geluiden die eigenlijk niet anders waren dan wanneer Natsuki daar zat. Toch voelde het anders. Geladen. Alsof ze iets van plan was wat ik nog niet begreep.

Na ongeveer twintig minuten hoorde ik haar stem uit de kamer komen: “Karel, mag ik iets te drinken pakken?”

Ik glimlachte, riep terug: "Doe alsof je thuis bent." Dat deed ze toch meestal al. Maar toen ze even later rustig in de keuken stond, haar lichaam ontspannen maar elegant bewegend terwijl ze thee zette, keek ik langer dan verstandig was. Misschien omdat ze mij er nu wel expliciet toe uitdaagde. Misschien ook omdat het mocht—omdat het bij haar hoorde. Ze keek achterom, haar blauwe ogen vangen die van mij, en vroeg nonchalant: “Wil jij ook wat drinken?”

Ik knikte opnieuw, besloot mijn werk even los te laten en schoof mijn laptop opzij. Eveline kwam terug met twee mokken thee, zette die voorzichtig neer en ging zitten aan tafel. Precies tegenover mij. We zwegen even, iets langer dan comfortabel was. Met Natsuki was dit nooit een probleem geweest, maar Eveline was anders. Zij brak stiltes meestal meteen open met een grapje, een scherpe vraag of gewoon een glimlach die te veel zei.

Nu bleef ze stil. Ze keek me aan, zacht en nieuwsgierig tegelijk, en iets in haar blik vertelde me dat ze bewust wachtte. Maar waarop, dat wist ik nog niet. En dat maakte deze stilte zwaarder dan ik gewend was. Dit was geen stilte waarin je rustig kon schuilen, zoals bij Natsuki. Dit was een stilte die iets wilde zeggen, en het wachten was op wie van ons het als eerste zou begrijpen.

Na wat onhandige smalltalk, waarin we ons allebei ongemakkelijker voelden dan nodig, viel het toch weer stil. De stilte leek dit keer echter zwaarder, alsof ze op iets wachtte. En het duurde inderdaad niet lang voordat Eveline er genoeg van had. Ze leunde iets naar voren, haar ellebogen ontspannen op tafel, en vroeg op kalme toon, bijna terloops:

“Hoe zit het eigenlijk tussen jullie?”

Mijn hart sloeg meteen over, en zonder dat ik het wilde, voelde ik hoe mijn adem stokte. Ik glimlachte nerveus, keek vluchtig weg en probeerde de vraag eerst weg te lachen. “Tussen ons? Wat bedoel je precies?”

Ik voelde me meteen ontmaskerd. Misschien doordat mijn stem minder overtuigend klonk dan ik gehoopt had, of omdat ik haar simpelweg niet recht aan durfde te kijken. En dát zei waarschijnlijk al genoeg.

Ze bleef me rustig aankijken, zonder enig spoor van twijfel. “Je weet het niet, hè?”

Die woorden, zo helder, zo direct uitgesproken, lieten me even stilvallen. Toch voelde haar stem niet vijandig, eerder iets van zorg. Alsof ze niet alleen iets van mij wilde weten, maar me ook iets duidelijk wilde maken.

“Ze is niet zo moeilijk als jij denkt,” vervolgde ze voorzichtig, haar blik nu wat zachter. “Ze is gewoon bang.”

Ik bleef even stil. Bang? Waarvoor? Bang voor mij, voor zichzelf, voor wat precies? Ik wist echt niet goed wat Eveline bedoelde.

“Bang waarvoor dan?” vroeg ik uiteindelijk toch voorzichtig.

Ze zuchtte even, glimlachte zachtjes, bijna met medelijden. “Enig idee hoe vaak ze over je praat? Om gek van te worden.” Ze lachte, maar er zat een jaloerse ondertoon in haar stem die ze niet helemaal kon verbergen.

Ik voelde mijn hart alweer sneller kloppen. Dit wist ik echt niet. Dit had ik niet eens durven vermoeden. “Serieus? Over mij?” stamelde ik iets te onhandig, misschien wel veel te duidelijk genietend van het idee. “Zou niet weten waarom.”

Eveline glimlachte weer, licht spottend, haar blauwe ogen uitdagend. “Je bent ook aardig, hoor. Aardiger dan de meeste Nederlandse mannen.” Ze keek me bewust even aan toen ze het woord ‘mannen’ benadrukte, alsof ze me wilde herinneren aan ons leeftijdsverschil en mijn positie ten opzichte van Natsuki. “Voor iemand zoals zij, met haar achtergrond... nou, je snapt toch wel dat dat indruk maakt?”

Ik snapte het wel, maar hield me nog wat dom. Misschien omdat ik het wilde horen, misschien ook omdat het moeilijk te geloven was.

Ze zuchtte opnieuw, nu licht geïrriteerd. “Jammer dat je zo passief bent,” zei ze ineens scherp en direct, en daarmee raakte ze precies wat ik al zo lang probeerde te negeren.

Ik keek haar nu recht aan, probeerde haar blik stand te houden, maar voelde toch dat ik bloosde. Ik wilde iets terugzeggen, maar zij ging al verder.

“Je bent toch niet blind? Of val je niet op meisjes?” Ze keek me weer recht aan, uitdagend, scherp, haar blauwe ogen intens op de mijne gericht.

Ik kon niet anders dan lachen. Ze wist precies wat ze deed, en ze wist ook dat ik het wist. “Ik ben zeker niet blind,” verzekerde ik haar toen maar, en voelde me iets zelfverzekerder worden. “Maar wel een stuk ouder, en in een soort machtspositie. Ik kijk wel uit.”

Eveline wilde reageren, haar mond ging al open, maar ik gaf haar geen kans.

“Jij bent ook niet blind,” zei ik snel, nu plotseling met meer lef dan ik ooit bij haar had durven tonen. “Je hebt haar zelfs gekust.”

Het leek alsof mijn woorden alles om ons heen plotseling deden stilvallen. Eveline hield abrupt haar adem in, haar ogen werden heel even groter van verbazing. Ze had niet verwacht dat ik dit wist of had gezien.

Maar ze herpakte zich snel. “Problemen mee dan?” vroeg ze uitdagend, haar stem weer scherp, haar ogen me peilend, wachtend op mijn reactie.

Ik viel heel even stil. Haar uitdaging deed iets met me. Iets wat ik normaal gesproken nooit zou voelen, en al zeker nooit zou laten merken. Maar haar houding dwong me ertoe.

“Zeker,” antwoordde ik toen, rustiger en duidelijker dan ik had verwacht. Mijn woorden waren genoeg om haar volledige aandacht te trekken. Haar blik verscherpte zich. “Op allebei,” voegde ik er koeltjes aan toe, wat haar werkelijk even het zwijgen oplegde. Want ik was niet blind. Niet voor Natsuki's schoonheid. En zeker niet voor de hare.

Ze keek me nu met grote ogen aan, verbouwereerd, en misschien zelfs een beetje onzeker. Want dit had ze niet zien aankomen.

“Maar net als jij val ik wel op meisjes,” vervolgde ik rustig, bijna neutraal. “Maar dat is misschien wel precies het probleem, hè?”

Ik had daarmee precies de vinger op de zere plek gelegd. Niet om haar pijn te doen of om haar op haar plek te zetten, maar om iets uit te spreken wat al veel te lang onbesproken was gebleven. De stilte die daarop volgde, was alleszeggend.

Eveline, normaal altijd scherp en bijdehand, wist even niet wat ze moest zeggen. Haar ogen dwaalden weg, en haar vingers speelden nerveus met haar theemok. Ik voelde dat ik iets geraakt had, iets belangrijks.

Zonder verdere woorden stond ik rustig op. Vanbinnen voelde ik echter hoe mijn hart bijna uit mijn borst sloeg. Ik had iets gezegd wat ik normaal nooit had durven zeggen, en het voelde goed. Maar ik wilde niet blijven wachten om te zien wat haar reactie zou zijn. Dit was voor nu genoeg.

“Ik ga even een stukje wandelen,” zei ik daarom zachtjes, zonder haar verder aan te kijken, en liet haar alleen achter aan tafel.

Toen ik terugkwam van mijn wandeling was Eveline al weg. Ze had niets achtergelaten, alles opgeruimd alsof het moment van vanmiddag nooit had bestaan. Alsof ik die woorden niet had uitgesproken, alsof we die geladen stilte nooit hadden gedeeld. Maar ik voelde aan alles dat die paar minuten veel veranderd hadden. Ergens voelde het goed, en tegelijkertijd was ik me bewust van het risico. Eveline was anders dan Natsuki—ze was direct, scherp, en onvoorspelbaar. En dat maakte dit alles nog moeilijker in te schatten.

Natsuki had me onderweg nog kort geappt. Ze zou rond zeven uur thuis zijn, dus had ik iets gehaald bij de Chinees op de hoek—iets waar ze, ondanks haar eigen culinaire achtergrond, stiekem behoorlijk gek op was geworden. Toen ze thuis kwam, was de sfeer ontspannen, bijna geruststellend vertrouwd. We aten rustig, praatten zachtjes, glimlachten voorzichtig, maar lieten ook stiltes vallen die inmiddels bekend aanvoelden. Toch hing er iets in de lucht, iets dat al weken aanwezig was. Een soort geladen afstand, alsof we beiden wisten dat er dingen veranderden, maar het nog niet durfden te bespreken. Zij leek net zo weinig zin te hebben in dat gesprek als ik, en dus lieten we het opnieuw liggen.

Toen we klaar waren, had ik verwacht dat ze zich zou terugtrekken naar haar kamer, zoals gewoonlijk. Maar in plaats daarvan stond ze ineens naast me bij het aanrecht en hielp me afwassen. Daarna zette ze thee. Ik vond het prettig, maar ook verwarrend, zeker toen we samen op de bank zaten en ze plots stil werd, alsof ze iets wilde zeggen. Haar blik was nerveus, haar houding gespannen, haar vingers die om haar mok klemden alsof ze houvast zochten. Voor het eerst merkte ik haar twijfel echt duidelijk op—dit signaal zag ik wel degelijk, maar ik besloot er bewust nog niets mee te doen.

Was het Eveline geweest? Had zij iets tegen Natsuki gezegd over vanmiddag? Of speelde dit gevoel al langer bij haar, misschien zelfs voordat Eveline überhaupt iets tegen mij had gezegd?

Ik bleef stil, zette de radio zachtjes aan, een rustig praatprogramma dat op de achtergrond klonk. Toen het uiteindelijk laat werd en ik voorzichtig aangaf dat ik wilde gaan slapen, gebeurde er iets wat me opnieuw verraste. Natsuki sprong abrupt overeind, keek me snel aan en zei: “Zullen we nog even wandelen?” Haar stem was zacht, maar haar ogen glinsterden bijna nerveus in het zachte licht.

“Zoals we vaker doen,” voegde ze er snel aan toe.

Maar we wandelden nooit zo laat. Toch kon ik het onmogelijk weigeren. Niet nu, niet nu ze daar zo stond, kwetsbaar en tegelijkertijd hoopvol. Dus trok ik zonder verdere vragen mijn jas aan, deed een sjaal om en zette mijn muts op. Zij deed hetzelfde, en zelfs met al die winterse lagen bleef ze prachtig. Mijn ogen konden zich alleen maar op haar gezicht richten, zacht belicht door de straatlantaarns, haar uitdrukking gespannen maar kalm tegelijk.

Terwijl we liepen, voelde ik het steeds sterker. Dit was niet zomaar een wandeling. Mijn hart bonsde, mijn keel voelde droog. Ik slikte een paar keer, vergat zelfs te praten of vragen te stellen. Mijn gedachten draaiden maar rond, maar kwamen nergens uit.

Uiteindelijk was zij degene die begon te praten, haar stem aarzelend en zacht: “Wat zijn je plannen voor de zomer? Heb je al vakantie geboekt?”

Ik glimlachte voorzichtig, haalde mijn schouders op. “Nog niet echt plannen. Eigenlijk helemaal niet.” Maar dat had ze kunnen weten. Als ik een reis zou maken, had ze dat wel gemerkt. Daarnaast ben ik een echte huismus. Ook dat wist ze nu wel.

Ze knikte langzaam, keek naar de grond terwijl we verder liepen. “En volgend jaar dan?” vroeg ze na een korte stilte.

Weer schudde ik mijn hoofd. “Ook niet.”

“Oké,” zei ze alleen maar. We liepen een tijdje in stilte verder, en toen vroeg ik haar: “En jij? Heb jij plannen?”

Ze zweeg even, langer dan normaal. Uiteindelijk schudde ze ook haar hoofd. “Nog niets,” zei ze zacht. Geen woord over Japan. Geen woord over Eveline. Het was vreemd, want ik wist zeker dat ze me iets niet vertelde. Misschien wilde ze me niet kwetsen, misschien wilde ze mij sparen, maar juist daardoor voelde het alsof ze me iets belangrijks probeerde te zeggen zonder het werkelijk te zeggen.

Ik dacht terug aan wat Eveline gezegd had, haar woorden bleven me achtervolgen: Natsuki was niet zo moeilijk als ik dacht, ze was gewoon bang. Maar wat was ik dan? Was ik moeilijk? Of bang? Misschien allebei wel. En toch liep ze nu naast me, dichter naast me dan ze ooit eerder had gedaan, haar arm soms bijna tegen de mijne aan.

Wat wilde ze eigenlijk van me? Was dit genoeg voor haar? Nee, dat geloofde ik niet meer. Steeds minder zelfs. Maar ik wist niet hoe ik dit gevoel moest vertalen naar woorden of daden.

Toen we weer thuiskwamen, trok ze zich rustig terug naar haar kamer. Ik deed hetzelfde. De stilte in het huis voelde anders dan normaal. Niet ongemakkelijk, maar zwaar van betekenis. Er hoefde eigenlijk niets meer gezegd te worden. Alles was duidelijk geworden zonder dat we erover hadden gesproken. En toch waren we nog steeds alleen, ieder in onze eigen kamer, met een muur ertussen die plots veel dunner voelde dan ooit tevoren. Samen, maar alleen. En dat voelde pijnlijker dan ik had verwacht.

Als ik terugkom, is Eveline weg. Ik had even contact gehad met Natsuki over het eten. En had wat bij de Chinees gehaald, waar zij stiekem fan was geworden het afgelopen jaar. Ze zou pas rond een uur of zeven terugzijn. Ik wachtte wel. Altijd.

Zo had ik genoeg tijd om na te denken over vanmiddag, over Eveline. Een risico, dat was het. Ze had niks achtergelaten. Zelfs opgeruimd. Alsof het niet gebeurd was. Alsof ik niks gezegd had. Maar ik voelde aan alles dat dat korte moment een hoop veranderd had. En ergens voelde dat nu al goed.

Ik en Natsuki eten dan samen. Kletsen wat. Ook weer stiltes, maar die fijne. Er hangt wel een geladen afstand. De laatste weken zijn er onderhuids dingen veranderd. En er gaan nog meer dingen veranderen, waar we het over moeten hebben. Maar zij lijkt er net zomin trek in te hebben om dat nu al te bespreken. Dus doen we het niet.

Als ik verwacht dat ze zich na het eten terugtrekt, besluit ze me te helpen met de afwas. En daarna zet ze thee. Als we op de bank zitten, en ik de radio zachtjes heb aangezet, een praatprogramma, lijkt ze het moment te willen grijpen iets te zeggen. Maar ze doet het niet. Maar ik zie het wel deze keer. Ik van het signaal dus wel op. Maar doe er bewust nog even niks mee. Ze is wat nerveus. Zou Eveline wat tegen haar gezegd hebben over vanmiddag? Of speelde het daarvoor al?

Als ik aangeef dat het laat is, en naar bed wil, springt ze plots overeind. Ze wilde nog wandeleren. Zoals we vaker deden, zegt ze snell. Maar nooit zo laat. Toch kan ik het niet afslaan. Jassen aan, sjalen om, mutsen op. Zelfs met veel kleding blijft ze zeer aantrekkelijk. Alle focus op haar perfecte, gespannen gezicht.

En ergens voel ik het. Ik hoop het. Dit is niet zomaar een wandeling. Ik slik een paar keer, en vergeet dan te praten. Te vragen.

Maar dan stelt zij een paar vragen. Over de zomer. Vakantie? En volgend jaar. Wat zijn mijn plannen. Ik zeg haar die niet te hebben. Ze knikt, en we gaan weer verder.

''En jij?'' vraag ik dan. Ze is even stil. Maar zegt dan geen plannen te hebben. Niks. Niks over Japan. Dat vond ik typisch. Al kreeg ik vooral het idee dat ze het verzwijgt omdat ze me niet wil kwetsen. Maar ook dat is veelzeggend.

Ik denk aan de woorden van Eveline. Natsuki is niet zo moeilijk als ik denk. Alleen bang. En ik? Was ik moeilijk? Was ik bang? Ja, beide, misschien wel. En toch liep ze hier nog naast me, dichter naast me dan normaal.

Wat zou ze echt van me willen? Was dit genoeg voor haar? Ik geloof van niet. En dat geloofde ik nu steeds meer.

Thuis zonderen we ons apart af. De stilte is zo veelzeggend. Het zegt alles. Want er hoeft eigenlijk niks meer gezegd te worden. Het is zo duidelijk. En toch zijn we alleen. Samen alleen.

Enkele dagen later stond Eveline plots weer bij ons in de keuken. Ze was even langsgekomen, zei ze. Iets vergeten, of zo. Of misschien ook niet echt. Ze keek me aan met die blik die ze vaker had—open, nieuwsgierig, maar tegelijkertijd bijna uitdagend. Ze had haar jas aangehouden en stond eerst nog wat onrustig met haar handen in haar zakken, alsof ze twijfelde of ze wilde blijven of gaan. Natsuki was er wel, maar zat op haar kamer, rustig achter haar bureau, verdiept in iets wat ik vanaf hier niet kon zien.

We stonden een tijdje zwijgend tegenover elkaar in de keuken, tot Eveline plots rustig op het aanrecht ging zitten. Ze liet haar voeten zachtjes bungelen en keek me aan, haar ogen peilend, wachtend op wat ik zou zeggen. Ik wist niet precies wat ik met haar houding moest, met haar aanwezigheid hier en nu, maar bleef rustig staan, een glas water in mijn hand, afwachtend.

Na een stilte die precies lang genoeg duurde om ongemakkelijk te worden, glimlachte ze even, bijna begrijpend, en zei toen plotseling heel helder en direct: “Je kijkt te veel. Dat is je probleem.”

Ik keek haar verbaasd aan, niet zozeer vanwege haar opmerking, maar omdat ze precies zei wat ik misschien al die tijd al had geweten maar niet wilde horen. Voordat ik iets terug kon zeggen, sprong ze rustig van het aanrecht af en kwam dichter bij me staan. Niet flirterig, maar scherp en zelfverzekerd, alsof ze bewust de grens tussen ons kleiner wilde maken, al was het maar om me te testen.

“Weet je eigenlijk wel wie ze is?” vroeg ze toen, haar stem zachter, bijna vertrouwelijk, alsof dit iets was wat ze al langer had willen zeggen maar telkens voor zich hield.

Ik aarzelde, slikte even en voelde mijn hart sneller kloppen. “Wie Natsuki is? Natuurlijk wel. Denk ik.” Mijn woorden klonken onzeker, zelfs voor mezelf.

Eveline schudde langzaam haar hoofd, een glimlach rond haar lippen die eerder triest was dan vrolijk. “Nee, Karel. Dat weet je niet.” Ze keek me aan met ogen die plotseling zachter werden, iets kwetsbaars kregen. “Je weet alleen wat je ziet. Maar wat er daarachter zit...”

Ze zweeg even, alsof ze zich inhield. Ik voelde hoe de ruimte plotseling kleiner leek, hoe haar aanwezigheid dichterbij kwam dan alleen fysiek. “Wat bedoel je precies?” vroeg ik uiteindelijk, zacht en voorzichtig.

Ze keek naar beneden, zuchtte zacht, en leek even haar gedachten te ordenen. “Je kijkt altijd van buitenaf. Je wacht op een moment dat perfect is. Maar dat moment bestaat niet.” Haar stem klonk plotseling ernstiger, scherper. “Dat is precies waarom je haar niet écht begrijpt. Of jezelf.”

Haar woorden raakten iets. Ik wist even niets terug te zeggen, voelde me ontmaskerd, kwetsbaar. “Misschien,” zei ik toen langzaam, meer tegen mezelf dan tegen haar, “heb je wel gelijk.”

Ze glimlachte lichtjes, bijna verlegen, en schoof toen iets dichterbij. Ze keek omhoog, haar gezicht vlak bij het mijne, haar blik intens. Haar geur, zacht en bloemig, drong plotseling tot me door. “Misschien kan ik het weten,” zei ze toen stilletjes, “omdat ik soms hetzelfde doe. Wachten. Kijken.”

Ik keek haar aan, voelde een vonk, een soort geladen warmte die me deed beseffen hoe dichtbij ze eigenlijk stond. Ze leek plotseling ook minder zeker, minder zelfverzekerd, alsof mijn eerdere woorden toch meer indruk hadden gemaakt dan ze wilde toegeven. Mijn gedachten dwaalden even af, mijn ogen zakten langzaam af naar haar lippen, en precies op dat moment pakte ze zacht mijn hand vast. Warm. Onverwacht. Haar aanraking deed mijn hart sneller kloppen, mijn ademhaling stokte even.

“Niet meer wachten,” fluisterde ze zachtjes, bijna niet hoorbaar. Haar vingers omklemden de mijne iets steviger, en voor één lang moment keek ze me recht aan. Mijn hoofd duizelde even van haar plotselinge nabijheid.

En toen, precies op dat kwetsbare, geladen moment, klonk er plotseling een zacht geluid uit de gang. We draaiden allebei meteen ons hoofd om, net op tijd om Natsuki te zien verschijnen. Haar blik verward, zoekend naar wat ze net zag. Onze handen lieten elkaar onmiddellijk los, alsof we betrapt werden—al was er eigenlijk nog niets gebeurd.

“Oh, hé,” zei Natsuki zachtjes, bijna nerveus, haar ogen die van mij naar Eveline gleden, zoekend naar een teken van wat er speelde. “Ben je er nog?”

Eveline glimlachte snel, iets te snel misschien. “Ik ging net weg,” zei ze luchtig, haar stem plotseling weer helder en normaal. Ze keek mij nog even kort aan voordat ze langs Natsuki liep richting de voordeur. “Zie je later, Karel.”

En toen stond ik daar, met Natsuki in de deuropening van de keuken, de plotselinge warmte langzaam wegvloeiend. Wat er net gebeurd was, voelde ongrijpbaar. Goed of slecht—ik wist het niet. Wat ik wél wist, was dat alles nu definitief ingewikkelder was geworden. Niet alleen tussen mij en Natsuki, maar ook tussen mij en Eveline. En die gedachte bleef hangen, scherp en duidelijk, lang nadat Eveline de deur zachtjes achter zich had dichtgetrokken.

Wilde Eveline mij op deze manier naar Natsuki duwen? Ging dat werken? Of speelt er alweer wat anders nu? Iets ongrijpbaars. De één kiezen, is de ander kwetsen. Als ik al in staat ben een keuze te maken. Laat staan durven te nemen.

Een kwartiertje later liep ik langzaam richting haar kamer. Haar deur stond open, iets wat ze tegenwoordig vaker deed. Het leek bijna een uitnodiging, een subtiel gebaar dat ik niet kon negeren—zeker niet na wat er net met Eveline was gebeurd. Ik bleef even stil in de deuropening staan, twijfelend, kijkend naar Natsuki die op haar bed zat. Haar benen waren opgetrokken, haar voeten verborgen onder haar veel te grote, zachtgrijze trui. Ze zag er klein uit, kwetsbaar bijna, precies zoals ze altijd op me had ingewerkt.

“Kom binnen,” zei ze zacht, zonder op te kijken van haar studieboek. Haar stem was kalm, alsof er niets bijzonders aan de hand was, alsof ze al wist dat ik daar stond zonder me aan te kijken. Ik aarzelde een seconde, slikte even, en stapte toen voorzichtig naar binnen. Ik ging naast haar zitten, op gepaste afstand, maar toch dichterbij dan normaal.

Ze keek op, haar donkere ogen zacht en onderzoekend tegelijk. Haar blik hield die van mij even vast, en ik voelde meteen hoe mijn hart een slag oversloeg. Toen keek ze weer weg, voorzichtig, bijna verlegen. Even bleef het stil tussen ons, een stilte die plotseling zwaarder voelde, geladen met alles wat net gebeurd was, alles wat ik nog niet had verteld.

“Hoe gaat het met je werk?” vroeg ze plotseling, haar stem zacht en voorzichtig, alsof ze bang was om de stilte te breken.

“Goed,” antwoordde ik rustig, “drukker dan normaal, maar goed.”

Ze knikte langzaam, dacht even na en vroeg toen: “Wat deed je eigenlijk voordat je dit werk deed? Je hebt toch gestudeerd?”

“Klopt,” zei ik, verrast door haar directe vraag. Ze vroeg zelden naar mijn verleden, naar wie ik eigenlijk was geweest voordat zij in mijn leven kwam. “Accountancy gestudeerd, vrij saai eigenlijk. Maar het betaalt goed en ik kan mijn eigen tijd indelen.”

Ze glimlachte even, kort, haar blik naar beneden gericht. “Je bent anders dan de meeste mensen die ik ken,” zei ze plotseling zachtjes. “Rustiger, denk ik. Fijner.”

Haar woorden deden me goed, maar maakten me ook zenuwachtig. Ik wist even niet wat ik moest zeggen. Haar stem had iets intiems, iets kwetsbaars. Alsof ze zichzelf aan het openstellen was, heel voorzichtig, heel langzaam. En ik voelde hoe ik steeds dichter bij haar wilde komen, fysiek maar ook emotioneel. Maar wat als ze zou weten wat er net met Eveline gebeurd was? Wat als zij ons niet had gestoord? Wat betekende dit moment dan nog?

“Jij bent ook anders,” zei ik uiteindelijk voorzichtig. “Op een goede manier.”

Ze keek me even aan, haar blik nu duidelijk zachter, bijna uitnodigend. Ze leek iets te willen zeggen, iets wat ze niet helemaal durfde uit te spreken. Ze schoof heel subtiel iets dichterbij, haar knie raakte zachtjes de mijne, en ik voelde mijn adem even haperen.

“Vind je het fijn dat ik hier ben?” vroeg ze toen, zachtjes, alsof ze bang was voor het antwoord. Haar vingers speelden nerveus met de rand van haar te grote trui.

Ik keek haar aan, voelde de drang om haar te vertellen hoeveel ze eigenlijk voor me betekende, hoe moeilijk het soms was om alleen maar naar haar te kijken zonder te handelen. Maar ik aarzelde. Ik dacht aan Eveline, aan hoe haar aanraking me zojuist bijna had overweldigd. Ik dacht aan mijn eigen onzekerheid, mijn angst om dit allemaal verkeerd aan te pakken. Om haar te kwetsen.

“Het is fijn zo,” zei ik daarom rustig, maar ik hoorde zelf al hoe laf en voorzichtig het klonk. Meteen nadat ik het gezegd had, wist ik dat ik daarmee iets belangrijks had laten ontsnappen. Want het was zoveel meer dan fijn. Echt zoveel meer!

Natsuki knikte langzaam, maar ik zag in haar ogen iets veranderen, iets teleurgestelds, misschien zelfs gekwetst. Ze schoof voorzichtig haar knie weer iets weg, alsof ze besefte dat ze zojuist een risico had genomen, en dat dit niet het antwoord was waarop ze had gehoopt.

We zwegen even allebei, een stilte die voelde alsof er plotseling een diepe kloof tussen ons was geopend. Ze sloeg haar blik weer neer, draaide zachtjes de bladzijde van haar studieboek om, alsof ze haar focus wilde verleggen.

“Ik snap het,” zei ze uiteindelijk zacht, bijna fluisterend. Haar stem klonk kalm, maar ik voelde haar verdriet in die paar woorden. “Het is prima.”

En hoewel ze dat zei, wist ik dat het niet prima was. Niet voor haar, en ook niet voor mij. Ik had opnieuw te lang gekeken, te veel gewacht. Ik wilde iets zeggen, iets doen om het moment te redden, maar het was te laat. Dit moment was voorbij. Net als al die eerdere momenten waarin ik had moeten handelen.

Ik stond langzaam op, voelde de afstand tussen ons groeien met elke stap die ik naar de deur zette. Ik keek haar nog een keer aan, maar ze had haar blik alweer afgewend. Zonder verder iets te zeggen liep ik naar buiten, haar kamer uit, de gang in.

Terwijl ik langzaam terugliep naar de woonkamer, voelde ik opnieuw het gewicht van mijn eigen keuzes. Evelines woorden klonken opnieuw in mijn hoofd, luider dan ooit: ik keek te veel. En dat was inderdaad mijn probleem.

De dagen die volgden na die avond met Natsuki verliepen traag, zwaar bijna. Samen, maar alleen. We zaten samen aan tafel, dronken samen thee, maakten samen korte wandelingen. Maar tussen ons lag een stilte die niet meer geruststellend was, eerder afwachtend, bijna pijnlijk. Alsof er nog steeds iets uitgesproken moest worden, maar we wisten allebei niet hoe. Ik voelde hoe ik haar steeds meer begon te verliezen, en tegelijkertijd leek ze dichterbij dan ooit tevoren. De afstand tussen ons was niet groter geworden, alleen zwaarder.

Ondertussen veranderde Eveline's aanwezigheid stilletjes onze dynamiek opnieuw. Ze kwam vaker langs, en soms kwam ze zelfs als Natsuki er niet was. We praatten dan samen aan tafel, rustig, ontspannen, alsof die middag in de keuken nooit had plaatsgevonden—maar we wisten allebei beter. Ze daagde me subtiel uit met haar aanwezigheid, liet me voelen hoe makkelijk het eigenlijk kon zijn om de stilte te verbreken. Maar elke keer als ik haar zag, voelde ik ook een stille, schuldige afstand naar Natsuki groeien.

Natsuki zelf werd juist stiller. Maar haar stilte was niet nerveus of gespannen meer, eerder rustig, berustend bijna. Ze keek me nog steeds aan, soms langer dan normaal, maar anders dan vroeger. Er was een kalme acceptatie in haar blik gekomen, alsof ze iets begreep wat ze niet wilde begrijpen. Of iets had besloten, iets wat ik nog niet wist. En ik voelde intuïtief aan dat er iets belangrijks was veranderd, dat ze stilletjes haar eigen conclusies had getrokken.

Mijn probleem was inmiddels glashelder geworden. Twee mensen in mijn directe omgeving, twee potentiële relaties—maar de één kiezen betekende de ander kwetsen. En misschien had ik te lang gewacht, te veel gekeken, en had ik de kans om te kiezen al gemist. Misschien was de keuze al niet meer aan mij. Misschien was mijn rol alleen nog om toe te kijken, terwijl de rest vanzelf gebeurde.

En toen, op een avond waarop alles eigenlijk kalm leek, gebeurde het plotseling toch. We zaten samen in de woonkamer, zij op haar gebruikelijke plekje op de bank, ik in mijn stoel. De sfeer was rustig, bijna alledaags. Ik keek naar haar, naar haar serene gezicht, haar rustige ademhaling, en voelde hoezeer ik haar zou missen als ze ooit niet meer hier zou zijn. Toen, zonder me aan te kijken, zei ze plotseling zachtjes:

“Ik ga binnenkort terug. Voor even.”

Haar stem klonk zacht, bijna fluisterend, maar elke lettergreep sneed door mijn gedachten heen. Mijn adem stokte even, ik voelde meteen hoe definitief haar woorden klonken, ondanks dat ze ‘voor even’ had gezegd. Even heen en weer zat er niet in. Dus wat was even?

Ik wilde iets terugzeggen, maar kon het niet. En precies op dat moment draaide ze zich naar me toe, keek me recht aan, haar ogen zachter en kwetsbaarder dan ik ze ooit had gezien.

“Wil je nog iets van mij weten, voor ik ga?” Alsof ze elk moment kon verdwijnen.

Die woorden bleven hangen in de ruimte, zwaar, geladen met alles wat we nooit hadden uitgesproken. Haar blik bleef op mij gericht, wachtend, vragend, verlangend misschien zelfs. En in dat ene moment begreep ik hoe belangrijk mijn antwoord was.

Maar ik zweeg. Mijn hart bonsde, mijn gedachten draaiden door elkaar. Was dit mijn laatste kans? Of was het daarvoor al te laat?

We zaten daar, tegenover elkaar. Samen, maar alleen. En alles hing nu af van wat ik hierna zou zeggen. Of juist niet.

-
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...