Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Jefferson
Datum: 19-10-2025 | Cijfer: 8.7 | Gelezen: 1712
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 42 minuten | Lezers Online: 9
Trefwoord(en): Pijpen,
Beste lezers,

Met deze reeks wil ik jullie meenemen in een verzameling van losse situaties — geen doorlopend verhaal, geen vaste personages, maar telkens weer een nieuw tafereel waarin vooral het onuitgesprokene centraal staat. Net als in mijn eerdere serie Pijpen is geen Vreemgaan. In deze reeks draait het niet om grote woorden of uitgesproken verlangens, maar om wat er juist níet wordt gezegd: de blikken, de aanrakingen, de stilte die alles verraadt.

Ik wil het verhaal in uiteenlopende settings gaan schrijven, maar altijd met hetzelfde thema: stiekem, zwijgzaam, geladen van spanning. Situaties waarin het verlangen alleen maar groeit door wat niet uitgesproken wordt, waarin een fluistering, een gebaar of een ingehouden adem meer zegt dan duizend woorden. Als het kan op het randje van wat nog wel mag.

Heb je zelf suggesties voor een setting of een zwijgzaam scenario dat in deze reeks niet mag ontbreken? Laat het gerust weten; ik lees graag jullie ideeën en inspiratie.

Groet,

Jefferson

*

*

H2: Geluidloze Overgave

Het is weer zo’n avond op mijn kamer. Zomer, nog net warm genoeg om het raam open te laten staan, maar laat genoeg dat het huis langzaam stil wordt. Mijn ouders zijn beneden; ik hoor af en toe hun stemmen in de keuken, een deur die dichtgaat, bestek dat tegen een bord tikt. Maar boven, op mijn kamer, zijn we alleen. Het is alsof er twee werelden bestaan, gescheiden door de trap en het zachte tapijt op de overloop. Dit is niet de eerste keer; deze zomer zijn we vaker samen dan ooit. De dagen schuiven voorbij, lui, bijna loom, maar elke keer dat hij komt voelt het intenser, ongemakkelijker, alsof we allebei wachten tot er iets gebeurt wat we niet durven uitspreken.

Ik mag de film kiezen, zoals bijna altijd — een routine waar nooit iemand moeilijk over doet. Maar vanavond kies ik bewust. “Knock, knock,” zeg ik, met een schijn van nonchalance. Hij kent ‘m niet, ik weet het zeker, maar ik wel. Ik weet wat er in zit, wat het losmaakt, wat het oproept. Seks, spanning, grenzen die verschuiven, precies datgene wat ik hoop maar niet durf te zeggen. Mijn hart slaat sneller als ik het tegen hem zeg, maar ik probeer mijn gezicht neutraal te houden. De afstand tussen ons is klein. Op mijn bed, dat te krap is voor twee, zitten we dicht tegen elkaar. Zo knus is het eigenlijk nooit op school, waar ik de grote mond heb, altijd weet wat te zeggen, grapjes maak waar iedereen om lacht. Maar hier, vanavond, weet ik minder zeker van mezelf wat ik moet doen.

Ik voel zijn schouder naast me, breed en stevig, de stof van zijn shirt zacht tegen mijn blote bovenarm. Ik leun tegen hem aan, bijna vanzelf, alsof we dat altijd zo doen. Maar alles voelt spannender. De lucht lijkt dikker, zwaarder, geladen met wat we allebei niet zeggen. We praten minder dan eerst. Eerst waren het verhalen, grappen, herinneringen, dingen die niemand mocht horen behalve wij. Maar nu zijn het vooral stiltes die tussen ons in hangen, soms alleen onderbroken door het zachte gezoem van de ventilator of een auto die buiten langsrijdt. Het is een andere stilte dan ik gewend ben; niet leeg, maar vol van verwachting.

Vandaag ben ik anders gekleed dan anders — geen nette bloesjes, geen schooluniform, maar een licht, blauw tanktopje, simpel, luchtig. Daaronder draag ik een push-up, eentje die eigenlijk bedoeld is voor onder mijn bloesjes als ik naar school ga. Maar hier, vanavond, weet ik heel goed wat ik doe. Mijn borsten lijken steviger, ronder, de bandjes net zichtbaar als ik beweeg. Ik heb nagedacht over wat ik aantrek, misschien wel langer dan ik toe zou geven. Het is een klein geheimpje, deze versie van mezelf, die ik alleen in mijn kamer en alleen voor hem laat zien. Ik hoop dat hij het merkt — dat hij het wil zien.

Ik wil hem iets zeggen. Wil iets opbiechten wat al weken, misschien maanden, ergens onder mijn tong brandt. Ik voel dat ik het nu kan, nu moet zeggen, juist omdat het zo stil is, juist omdat de film begint en zijn ogen op het scherm gericht zijn, niet op mij. Maar de woorden blijven steken. Ik weet niet hoe. Dus zwijg ik. Ik voel de warmte van zijn lijf naast me, de adem die ik inhoud, de hoop die ik voel maar niet hardop durf te maken. Mijn kamer is heet, de lucht broeierig, maar het is de spanning tussen ons die alles verwarmt. De film begint, het scherm licht onze gezichten op, en ik voel hoe alles in mij zich richt op wat er gaat komen. Misschien gebeurt er niets. Misschien wel. Maar voor het eerst ben ik meer benieuwd naar wat er in deze kamer gebeurt dan op het scherm.

Onze geschiedenis strekt zich uit tot ver voorbij deze zomer, zelfs verder dan ik soms kan bevatten. Al vanaf de basisschool zijn we onafscheidelijk, ik en Rian — Cindy en Rian, altijd in één adem genoemd, alsof we in elkaars verlengde bestaan. We zijn samen opgegroeid, van kleine kinderen die elkaars handen vasthielden bij het oversteken, tot bijna-volwassenen die op feestjes ineens als stel worden aangekeken, zelfs als we allebei volhouden dat we “gewoon vrienden” zijn. Het is zo gewoon geworden om altijd samen te zijn, zo vanzelfsprekend dat het bijna onzichtbaar is hoeveel er ondertussen veranderd is. Hij is veranderd. Ik ook.

Rian is gespierd geworden de laatste jaren — het lichaam van een klimmer, strak, compact, alsof elk stukje kracht en soepelheid in hem samenkomt. Soms zie ik hoe zijn spieren zich spannen onder zijn shirt als hij iets pakt of lacht, en dan schrik ik ervan hoe mijn ogen blijven hangen, hoe mijn gedachten afdwalen. Dat was vroeger niet zo. Of misschien wel, maar nu voelt het anders. Volwassener. Heftiger. Ik herinner me nog de eerste keer dat ik hem hoorde over mij praten, of liever: míj hoorde verdedigen. Niet tegen vreemden, maar tegen zijn eigen vrienden, jongens die openlijk durven zeggen wat ze van me vinden, wat ze over me fantaseren als ze denken dat ik het niet hoor. Hoe ze tegen hem zeiden dat ik ‘wel goed zou zijn’ in bepaalde dingen, dat ik zo’n mond heb, zulke borsten, zulke billen — dat soort onbeschaamde jongenspraat die me rode oortjes bezorgde.

Wat me het meest bijbleef was niet wat zij zeiden, maar wat hij deed. Hij werd boos. Echt boos. Niet alleen omdat hij het niet netjes vond, maar omdat het over mij ging. Omdat ze mij niet zagen zoals hij mij zag. Hij zei van niet — van niet meer dan vriendschap, van niet geïnteresseerd zijn op die manier. Maar ergens in dat boze opkomen, in die felheid, proefde ik iets anders. Een beschermingsdrang die verder ging dan gewoon aardig zijn. Iets van trots, misschien zelfs iets van bezitsdrang. Hij zou het nooit toegeven. Ik ook niet. We zijn vrienden. Altijd al geweest. Maar sindsdien denk ik er vaker aan, wat er nog meer zou kunnen zijn tussen ons, of dat hij misschien net zo vaak aan mij denkt als ik aan hem.

De laatste tijd voelt alles ongemakkelijker, alsof we beiden balanceren op een randje dat we niet durven over te steken. Soms vang ik zijn blik, net als nu, als hij denkt dat ik het niet zie. Zijn ogen rusten dan te lang op mijn mond, volgen het lijntje van mijn kaak, glijden snel en schuchter over mijn lichaam, langs de rondingen waarvan ik hoop dat hij ze mooi vindt. Het is altijd maar even, een fractie van een seconde, maar ik voel het als een gloeiende speld onder mijn huid. Dan kijkt hij snel weg, doet alsof zijn neus bloedt, lacht te hard om een grap in de film. Alsof er niets is, niets mag zijn. Want we zijn maar vrienden. De beste vrienden. Zo is het altijd geweest, en zo hoort het te blijven.

Toch voel ik dat ik dat niet meer wil. Dat ik zelfs wil dat het misgaat, dat we het verpesten — als dat betekent dat het eindelijk mag, dat hij eindelijk mag zien wat ik al die tijd voor hem heb gevoeld. Ik zou alles op het spel willen zetten, alleen maar om uit te vinden of er misschien iets mooiers is dan deze veilige vriendschap. Iets onzekers, iets spannends, iets echts. En nu, terwijl de film doorraast en zijn arm tegen de mijne rust, besef ik dat ik hoop dat we deze zomer eindelijk stoppen met doen alsof. Dat we samen durven vallen, het risico nemen, om te kijken wat er dan gebeurt.

Nu, terug op mijn kamer, zit ik op mijn knieën op het bed. Mijn benen onder me gevouwen, rug recht — misschien wat overdreven fier, maar het voelt alsof ik mezelf moet presenteren, moet laten zien. Mijn borsten zijn op ooghoogte met hem, de tanktop spant licht over mijn lijf, en elke ademhaling trekt het dunne stof een beetje strakker over mijn huid. Soms zie ik zijn ogen naar me glijden, vluchtig, maar net lang genoeg om te weten dat hij kijkt. Het zijn die blikken waar ik me aan vastklamp, elk kort moment waarin zijn aandacht afdwaalt van de film naar mij, alsof hij zichzelf er telkens op betrapt en dan snel weer wegkijkt.

Als hij iets zegt, is het nooit iets wat er écht toe doet. Over het zakje nootjes dat tussen ons in ligt, of iets stoms op het scherm dat hij grappig probeert te maken. Maar zelfs die woorden lijken dikker, trager, geladen met iets onuitgesprokens. Ik lach erom, sneller en harder dan ik eigenlijk wil, een beetje schril misschien, maar ik kan het niet helpen. Zijn woorden, hoe gewoon ook, raken me als iets dat veel dieper gaat. Soms veeg ik m’n blonde haar achter mijn oor, een automatisch gebaar, en kijk hem dan aan, zoekend naar iets in zijn blik — een teken, een uitnodiging, misschien zelfs een grens. Onbewust leun ik dichter naar hem toe, het kleine stukje ruimte tussen onze lichamen nog kleiner makend, mezelf aanbiedend zonder dat ik het durf toe te geven. Al is het maar een beetje, al is het maar in een gebaar, een blik, een sprankje hoop.

Maar hij blijft gewoon zitten. Doet niets. Zegt niets over wat er in de lucht hangt. Toch geef ik niet op. Mijn blik dwaalt af naar zijn benen, hoe ze zich bewegen onder zijn grijze trainingsbroek. Er is een spanning in zijn lijf, een kleine nervositeit in zijn houding die niet bij het nonchalante van zijn woorden past. Het duurt even voor ik het opmerk — of misschien wil ik het gewoon niet te snel geloven — maar dan zie ik het duidelijk. Een bobbel in zijn broek, net onder het elastiek, nog wat tegengehouden door zijn onderbroek, gok ik. Het is overduidelijk, een teken dat harder spreekt dan woorden, ook al doet hij alsof het niet bestaat.

Die bobbel is alles. Hij zegt niks, beweegt niet overdreven veel, maar dat ene detail geeft me een gevoel van controle, van macht bijna. Het werkt. Mijn hart bonkt in mijn keel, elke ademhaling lijkt hoorbaar, en ik voel me warm worden van binnen, alsof de hitte van mijn kamer nu helemaal door mijn lijf stroomt. Dit is de dag, weet ik opeens. Er is geen weg terug. Ik móet iets doen, iets zeggen. Maar woorden blijven onvindbaar, vastgeklemd achter mijn tanden. Dus zeg ik het enige wat in me opkomt, zachtjes, bijna fluisterend, als een vluchtweg: “Ben een beetje moe.”

Met die woorden laat ik me langzaam zakken, eerst een beetje, dan helemaal, tot mijn hoofd op zijn dij rust. Dat was vroeger normaal, een onschuldige vriendschapsgeste, maar nu voelt het alsof de hele wereld even stilstaat. Mijn wang drukt tegen de zachte stof van zijn broek, de warmte van zijn huid daaronder voelbaar, en ik weet dat precies op dat moment de seksscene in de film begint. Het komt perfect uit, als een geheim script dat alleen ik ken. Ik voel de bobbel onder mijn gezicht, nu steviger, duidelijker. Hij lijkt al stijf, groter dan daarnet, en nog steeds zegt hij niets.

Ik ook niet. Maar alles wat ik nu doe, elke ademhaling, elk tikje met mijn neus, elk verschuiven van mijn wang, is een boodschap. De spanning tussen ons groeit, sluipt als een onzichtbare hand over onze lichamen. In de stilte, terwijl het scherm de kamer vult met halfverlichte beelden van lichamen die samensmelten, ligt mijn hoofd op zijn dij, voel ik de hitte door zijn broek, zie ik de stijve groeien en bewegen, bijna alsof hij zich uitstrekt naar mij. Maar hij zegt niets. Ik ook niet. We doen alsof het niet bestaat, alsof we niets zien. Maar ik krijg het er zo ontzettend warm van, dat het voelt alsof ik op elk moment kan smelten.

Ik slik, voel mijn keel droger worden terwijl alles om mij heen lijkt te vervagen. Mijn ogen zijn allang niet meer gericht op de film — de beelden op het scherm zijn niet meer dan een flakkerend decor, schaduwen die over de muren dansen zonder betekenis. Mijn aandacht is volledig gevangen door iets veel groters, iets waar ik de hele zomer, misschien al veel langer, naar verlangd heb. Mijn blik is vastgenageld aan de strak gespannen stof van zijn grijze broek, de bobbel die zich overduidelijk aftekent. Mijn hart bonkt luid in mijn borst, alsof het mij probeert te waarschuwen, maar ik kan niet meer terug. Ik moet dit doen. Het is alsof alle andere gedachten zijn opgelost, als sneeuw in de zon. Er is alleen nog maar dit verlangen, deze onstuitbare drang om aan te raken wat zich zo schaamteloos aan mij opdringt.

Voorzichtig, bijna trillend, laat ik mijn hand zakken. Eerst aarzelend, als om mezelf nog een laatste kans te geven om terug te krabbelen, maar dan steeds doelgerichter. Zachtjes glijdt mijn hand over zijn been, tergend langzaam, centimeter voor centimeter. Elke aanraking is geladen, elke vezel in mijn hand lijkt te gloeien van spanning en verwachting. Ik geef hem alle tijd om te reageren, om iets te zeggen, om mijn hand weg te duwen als dit te ver gaat. Maar hij doet niets. Hij blijft zitten, beweegt niet, zijn adem nauwelijks hoorbaar, maar ik voel de hitte onder zijn huid en weet dat hij alles voelt wat ik doe.

Dus ga ik verder, durf ik naar binnen te bewegen, richting die bobbel die alles is waar mijn gedachten nu om draaien. Mijn vingers zoeken hun weg, vinden het warme, harde reliëf van zijn erectie onder het dunne katoen. In een vloeiende, bijna automatische beweging laat ik mijn hand erover glijden, eerst oppervlakkig, dan wat steviger. Ik voel hoe hij reageert — een kleine beweging van zijn heupen, een zucht die hij niet kan onderdrukken, en plotseling ontstaat er meer ruimte tussen zijn benen, alsof hij zich onbewust uitnodigender maakt. Zijn buik spant zich aan, ik zie het uit mijn ooghoek, de gespannen lijnen onder zijn shirt. Hij houdt zijn adem in, de spanning tussen ons tastbaar als een elektrische lading in de lucht.

Ik kijk omlaag, naar mijn hand, en er gaat een siddering door me heen. Dat is echt mijn hand, die nu wrijft over de stijve van mijn beste vriend. Mijn vingers vouwen zich om zijn erectie, voelen hoe hij zich nog verder verhard, nog groter aanvoelt dan ik had gedacht, nog onmiskenbaarder aanwezig in mijn hand. Het is onwerkelijk, absurd en heerlijk tegelijk — ik kan niet geloven dat ik dit doe, maar ik wil ook niet meer stoppen. Ik geef iets meer grip, beweeg mijn vingers langzaam, onderzoekend, genietend van de warmte en de kracht onder de stof.

Hij zegt niets. Geen woord. En toch zegt hij alles in de manier waarop hij zich overgeeft aan mijn aanraking, in hoe zijn lichaam zich naar mij toedraait, hoe hij zichzelf aan mij geeft zonder dat het uitgesproken hoeft te worden. Waarom zegt hij niks? Vraag ik me even af. Maar dan besef ik: misschien juist daarom voelt dit zo goed. Zo puur. Zo stout. Zonder woorden, zonder uitleg, alleen de rauwe eerlijkheid van twee lichamen die eindelijk toegeven aan wat al zo lang in de lucht hangt.

Ik lig heerlijk, mijn hoofd nog steeds op zijn dij, mijn lichaam half uitgestrekt over het bed. Maar ik voel me meer op mijn gemak dan ooit, alsof ik eindelijk de waarheid leef die altijd onder de oppervlakte heeft gebroeid. Alles is stil. Alles is spanning. Ik sluit mijn ogen even, laat de zintuiglijke golf van het moment door mij heen spoelen, en geniet — niet alleen van wat ik doe, maar vooral van wat dit betekent. Van het feit dat het eindelijk zover is.

De film bestaat niet meer voor mij. Het geluid klinkt wel door in de kamer, stemmen, muziek, het ruizen van scènes waar ik me vaag van bewust ben, maar alles wat buiten het bed gebeurt, glijdt langs me heen. Mijn blik, mijn aandacht, alles is volledig gefixeerd op wat ik voel onder mijn vingers: de hitte, de spanning, het pulseren van zijn lichaam onder de strak gespannen stof. Elk detail van zijn erectie voel ik nu; de vorm, de stevigheid, hoe zijn eikel zich aftekent tegen de stof, de voorhuid er net onder, een contour dat zich als een geheim aan mij ontvouwt, puur via aanraking.

Op het moment dat ik zijn hand op mijn heup voel — zijn vingers eerst voorzichtig, dan steeds steviger — schiet er een stroom van bevestiging door mij heen. Hij wil mij hier. Hij wil dat ik doorga. Hij wil dit net zo graag als ik. Alles in zijn aanraking zegt dat, zonder dat hij een woord hoeft uit te brengen. De warmte van zijn hand brandt door de stof van mijn tanktop heen, zijn duim rust even tegen mijn blote huid, zijn grip wordt met de minuut zekerder, dwingender bijna, als een teken dat ik nu bij hem hoor, dat ik niet meer hoef te twijfelen.

Aangemoedigd door die aanraking vorm ik mijn hand steviger om zijn schacht. Ik trek hem af door de stof heen, voel het ritme van zijn lijf onder mijn palm. Elke beweging wordt wat sneller, behendiger, mijn vingers sluiten zich om zijn pik, volgen de lijn van zijn eikel, het zachte randje van zijn voorhuid daar net onder, en ik voel hoe het allemaal steeds gevoeliger wordt. Hij begint te reageren, haast onwillekeurig. Soms trilt zijn been, een plotselinge spiersamentrekking onder mijn wang. Hij zucht, hijgt harder, en op een gegeven moment ontsnapt hem een kleine vloek — een rauw, ongefilterd geluid dat ik hem nooit eerder heb horen maken. Het is opwindend, intiem, alsof ik een geheime versie van hem tevoorschijn roep die alleen ík ken.

Hoe langer ik doorga, hoe steviger zijn grip op mijn heup wordt. Zijn vingers drukken zich nu echt in mijn huid, een stille claim. Het is alsof hij me bestuurt, mij hier houdt, mij het ritme van zijn lijf laat volgen. In alles voel ik zijn opwinding, zijn overgave, de energie die zich opbouwt in zijn onderbuik, de spanning die zich naar een climax toe werkt. Soms vraag ik me af: gaat hij nu al klaarkomen? Ik hoop het, wil het — hem dat genot geven, hem laten voelen dat het mag, dat het kan. Maar tegelijkertijd wil ik dat dit moment nog even blijft duren, dat de spanning niet direct wegsijpelt.

Dan, terwijl ik nog helemaal in mijn gedachten verzonken ben, hoor ik hem kreunen. Geen luid geluid, maar een diepe, hese zucht die op het randje van een vloek ligt. Zijn vingers knijpen me nu echt, houden me stevig vast, en opeens voel ik zijn lichaam schokken. Hij beweegt heupen naar voren, stoot zijn bekken in mijn hand, en ik voel zijn verpakte schacht zich krachtig tegen mijn vingers drukken, door de stof heen. In eerste instantie dringt het niet volledig tot me door. Het is zo intens, zo fysiek, dat mijn hoofd de signalen pas later registreert. Ik blijf hem aftrekken, mijn ritme onbewust versnellend, zijn kreunen en bewegen trekken me verder mee, tot ik er niet meer omheen kan.

Het zaad sijpelt door de stof van zijn broek heen, warm en dik, een natte plek die zich uitbreidt onder mijn vingers. Eerst een klein stipje, dan een steeds groter wordende plak, nat en zwaar, die elke volgende beweging verder verspreidt. Mijn mond opent zich van verbazing, van opwinding — ik hijg, voel mijn eigen adem over mijn lippen strijken. Het is absurd opwindend te weten dat ik hem zo makkelijk, zo snel heb laten klaarkomen, gewoon door mijn aanraking, mijn aanwezigheid, zonder een enkel woord. Ik ben verrast, opgewonden, bijna trots — en alles in mij verlangt naar meer.

Ik blijf liggen zoals ik ben, mijn hoofd nog steeds op zijn schoot, mijn wang warm tegen zijn been. Alles is stilgevallen. De film is vergeten, de kamer lijkt zich te vernauwen tot niets anders dan dit stukje bed waar ik met mijn hand nog altijd op zijn natte, harde schacht rust. Zijn hand glijdt van mijn heup, maar mijn vingertoppen blijven over zijn broek kriebelen, zachtjes, onderzoekend. Ik kan niet ophouden, merk ik, omdat de opwinding nog door mijn lijf gonst. Mijn blik blijft gefixeerd op het witte, plakkerige spoor van zijn zaad, dat als bewijs en belofte op de stof ligt. Het is onwerkelijk, om zo naar het gevolg van mijn eigen handelingen te kijken, zo dichtbij, zo echt, zo rauw. Ik weet dat alles nu veranderd is — iets wat niet teruggedraaid kan worden — maar ik heb geen idee wat ik moet zeggen, laat staan wat ik zou moeten doen.

Zijn hand is weg, maar de kracht waarmee hij me daarnet vasthield brandt nog na op mijn huid, als een echo van zijn grip diep in mijn heupspier. Ik voel aan alles dat hij zelf nog niet helemaal terug op aarde is, zijn ademhaling zwaar en onregelmatig, zijn lijf nog strak gespannen onder mij. Ik blijf liggen, zacht en afwachtend, elke vezel in mij hunkerend naar aanraking, bevestiging, richting. Mijn vingers blijven bewegen, aaien, onderzoeken — zo lang hij hard blijft, blijf ik doorgaan. En zolang ik doorga, merk ik dat hij hard blijft. Het is een cirkel, een woordloze overeenkomst: ik geef niet op, hij geeft niet toe.

De tijd lijkt te stollen. Minuten verstrijken, vol zinderende stilte en het zachte, stroperige geluid van mijn vingers die sporen trekken door zijn zaad, soms wat verlegen, soms ronduit nieuwsgierig. Mijn duim glijdt traag door de natte plek, vangt een druppel op die dik en warm tussen mijn vingertoppen blijft hangen. Ik vraag me af of ik verder mag gaan, of ik iets verkeerd doe, of ik moet wachten op een teken. Maar voordat ik een keuze kan maken, komt hij in beweging. Opeens, na die minuten van roerloosheid, spant zijn lijf zich aan en voel ik hem naar me toe bewegen. Hij is al die tijd hard gebleven in mijn hand, nog steviger misschien, alsof mijn aanraking hem niet tot rust brengt maar juist opnieuw opjaagt.

Dan zegt hij, heel zacht, bijna schuw: “Ik wil dit al zo lang…” Het zijn maar een paar woorden, maar ze slaan in als een bom. Voor het eerst zegt hij iets wat het verlangen tussen ons hardop maakt. Terwijl zijn stem nog in de lucht hangt, trekt zijn hand het elastiek van zijn broek naar beneden. Het gebeurt sneller dan ik verwacht, als een honger die eindelijk mag. Ineens haalt hij zijn stijve tevoorschijn, mijn hoofd nog steeds op zijn schoot, mijn blik vol verbazing. Zijn eikel is paars en gezwollen, glanst van het zaad dat ik daar net zelf overheen liet vloeien. Ik slik, wil even weg — het is zo veel, zo rauw, zo dichtbij — maar ik kan niet bewegen. Ik kan alleen maar staren, adem inhouden, mezelf toestaan te voelen wat ik voel.

“Alsjeblieft,” smeekt hij zachtjes, bijna onzeker. Ik weet niet precies wat hij wil, wat ik nu zou moeten doen. Maar dan beweegt hij zijn heupen, brengt de eikel naar mijn mond. Voordat ik kan nadenken, neemt mijn instinct het over. Mijn lippen openen zich, gewillig, nieuwsgierig, onzeker. Ik kus hem, voorzichtig, en lik de warme druppel die aan zijn top hangt. Het is de eerste keer dat ik een pik proef, laat staan zaad. De smaak is bedwelmend, zilt en zwaar en zo veel intenser dan ik ooit had gedacht. Nog voor ik kan besluiten wat ik ervan vind, beweegt hij vanuit zijn heupen dichter naar me toe. Hij laat zijn stijve langzaam in mijn mond glijden, zijn hand zacht in mijn haar, zijn ademhaling kort en schokkerig.

Hij duwt voorzichtig heen en weer, niet gehaast, meer zoekend dan eisend. Ik weet niet goed wat me overkomt, hoe ik precies moet reageren, maar ik herinner me ergens gelezen of gehoord te hebben dat ik door mijn neus moet ademen, dus dat doe ik — langzaam, diep, kalm. Ik sluit mijn ogen, probeer te wennen aan de intense smaak, de grootte, de warmte die zich vult in mijn mond. Maar mijn hele lichaam siddert van genot, een elektrische golf van opwinding en trots. Nooit gedacht dat dit zo goed zou voelen, zo vanzelfsprekend, zo spannend en lief tegelijk. Misschien komt dat door hem — door wie hij voor mij is, door hoe hij naar me kijkt, door het ongeloof dat ik hoor in zijn fluisterende ademhaling.

En als ik dan zijn hand weer voel, zacht in mijn haar, zijn stem die heel stil zegt dat het hem overweldigt, weet ik dat ik nergens heen wil. Dit moment wil ik vasthouden, zolang als het duurt. Hier, op zijn schoot, zijn smaak op mijn tong, zijn lichaam sidderend onder mij — ik ben precies waar ik moet zijn.

Ik voel hoe mijn lichaam zich vanzelf opent, alsof het ruimte wil maken voor hem, voor alles wat hij van me vraagt. Mijn bovenlichaam draait iets weg van het bed, mijn knieën nog onder me, mijn heupen schuiven onbewust wat verder naar achter zodat ik gemakkelijker bij hem kan blijven liggen, mijn hoofd nog steeds op zijn schoot, maar nu vol in het verlengde van zijn lichaam. Zijn hand rust op mijn hoofd, eerst voorzichtig, maar dan steeds steviger, zijn vingers zoeken grip in mijn haar. Ik voel de spanning in zijn hand, de onwennige kracht die verraadt dat hij dit misschien nog nooit eerder heeft gedaan — of niet zo, niet met mij, niet met deze overgave.

Zijn lul beweegt langzaam, maar niet meer helemaal beheerst in en uit mijn mond. Hij stoot voorzichtig, maar af en toe iets te diep, dan weer net te snel, zoekend naar een ritme dat past bij zijn eigen verlangen. Het is geen geoefende beweging, het is ruw en ongepolijst, maar juist dat maakt het zo opwindend. Het is echt, het is hongerig, het is puur. Ik betrap mezelf op de gedachte dat hij misschien gewoon al heel lang gepijpt wil worden. Niet per se door mij, niet per se op dit moment — maar dat maakt niet uit. Misschien maakt dat het juist alleen maar echter, dat het voor ons allebei nieuw en ongepland is.

Wat voor mij telt, is hoe goed het voelt. Hoe graag ik wil dat hij geniet, dat hij zich overgeeft. Ik lig hier, op zijn schoot, zijn stijve diep in mijn mond, en ik geniet van het idee dat hij mij zo gebruikt. Dat hij mag pakken wat hij wil, dat ik hem geef wat hij nodig heeft. Ik voel hoe ook mijn eigen zelfbeheersing langzaam afbrokkelt, hoe ik mezelf niet langer alleen maar een gevende rol hoef toe te dichten. Mijn hand, tot dan toe roerloos op het bed, glijdt langzaam naar beneden. Mijn vingers vinden de zachte rand van mijn slipje, glijden er onzichtbaar onder, en beginnen me te strelen. Ik doe het bijna automatisch, klein en voorzichtig, om niet teveel aandacht te trekken — maar alles in mij is gericht op genot.

Ik kreun zachtjes, nauwelijks hoorbaar, mijn geluiden gedempt door zijn paal in mijn mond. Maar ik weet dat hij het voelt. Ik voel zijn hele lichaam schokken van ongeloof, zijn heupen bewegen schokkerig, zijn ademhaling zwaar en brokkelig. Dan voel ik zijn hand op mijn borst — hij grijpt me ineens stevig vast, kneedt mijn ronding onder de strakke, veel te uitdagende tanktop. Zijn vingers duwen de stof opzij, duwen de band net genoeg aan de kant om meer huid te voelen, meer vorm, meer van mij. Hij heeft me nog nooit zo gezien, realiseer ik me. Niet naakt, niet helemaal bloot, niet in dit soort kleding, maar wel: zo overgegeven, zo beschikbaar, zo gewillig en hunkerend naar zijn handen, zijn mond, zijn alles. Heeft hij me ooit zo behandeld? Nee, nooit. Was het maar zo simpel geweest.

Ik sluit mijn ogen, maar ik open mijn mond nog verder voor hem. Ik toon hem mijn tong, mijn lippen, mijn zuigende mond die zich als vanzelf om zijn paal sluit. Het speeksel loopt langs mijn lippen, druppelt langs mijn kin, het voelt vies en geil tegelijk. Ik voel hoe hij zijn eikel tegen mijn wang duwt, stevig, soms pijnlijk, maar vooral opwindend. Ik weet dat hij het ziet, dat hij deze aanblik adembenemend geil vindt. En toch hou ik mijn ogen dicht, bescherm mezelf tegen de overdaad, laat me alleen leiden door wat ik voel en hoor en ruik.

Maar ik kreun wel — zachtjes, diep, net op het randje van verstaanbaar, mijn stem trillend tegen zijn eikel die hij vanuit verschillende hoeken in mijn mond duwt, nog altijd langzaam, nog altijd zoekend naar dat rauwe evenwicht tussen controle en overgave. Elke stoot is schokkerig, ruw, soms aarzelend, soms juist fel — maar onder die rauwheid blijft iets teder, iets zachts, iets wat alleen voor ons tweeën is. In de stilte, in de spanning, in het ritme van zijn heupen en mijn kreunen, ontdek ik dat ik nergens liever wil zijn dan hier, in zijn handen, op zijn schoot, vol van zijn smaak en zijn drang.

We zijn zo stil als we kunnen. Ondanks alles wat er gebeurt, ondanks hoe ongecontroleerd en rauw het aanvoelt, hangt er een geladen stilte over ons heen, als een geheim dekbed waar we samen onder schuilen. Het enige wat de stilte doorbreekt zijn onze ademhalingen — hijgend, schokkend, op het randje van hoorbaar — en het natte, klokkende geluid van zijn eikel die zich in mijn mond een weg zoekt. Verder is het donker, warm, broeierig, het bed om ons heen een cocon waar de buitenwereld niet bestaat. Maar binnen die cocon laten we nu alle remmen los.

Ik voel aan alles dat hij het weer zwaar krijgt, op de beste manier die ik me kan voorstellen. Zijn hele lijf is gespannen, elke spier onder mijn handen vibreert van inspanning, opwinding, en een haast wanhopig verlangen om niet in te houden. In een paar minuten bouwt hij het tempo op, langzaam, maar vastberaden. Elke keer weer kijkt hij even naar me, weegt hij af of ik het aankan, of hij niet te ver gaat. Maar ik geef me volledig aan hem over — mijn lippen, mijn tong, mijn keel, alles in mij wil hem voelen, wil hem geven wat hij wil, wat hij nodig heeft.

Zijn eikel duwt zich dieper, zijn stoten worden sneller. Elke keer als hij een stukje verder gaat, als zijn eikel dieper mijn mond binnen glijdt, voel ik een siddering van spanning én van trots. Ik laat het allemaal toe. Sterker nog: ik moedig het aan, met mijn zwijgen, met mijn zachte kreunen, met de manier waarop ik mijn lippen om hem sluit en mijn tong om hem heen kronkel. Totdat hij op een gegeven moment beide handen op mijn hoofd legt, zijn vingers breed gespreid door mijn haar. Zijn grip is stevig, dwingend, en ik weet dat hij nu geen controle meer houdt. Hij neemt me — gewoon neemt, zonder gene, zonder omwegen, alsof ik niet zijn beste vriendin ben, maar gewoon een sletje uit zijn wildste fantasieën.

En eerlijk gezegd, ik voel me er ook zo een. Ik kreun en hijg op zijn lul als een sletje, schaam me voor hoe ver ik ga, hoe diep ik hem binnenlaat, hoe geil ik klink. Maar ik kan het niet helpen. Ik wil hem zo, wil zijn kracht, zijn honger, zijn overgave. Mijn hele lichaam reageert, siddert, geeft zich over. Soms duwt hij zijn eikel zo diep dat hij tegen mijn keel botst, en ik even moeite heb om gewoon te blijven liggen, niet te kokhalzen. Maar het idee dat hij me zo neemt, dat ik me zo overgeef, vind ik stiekem heerlijk — misschien wel het geilste wat ik ooit gevoeld heb.

Mijn hand is allang diep in mijn broek verdwenen, onder mijn slipje, mijn vingers glibberen van opwinding. Ik vinger mezelf dieper, zoekend naar hetzelfde gevoel als dat van zijn harde pik in mijn mond, fantaserend hoe hij daarbinnen zou voelen, hoe vol ik zou zijn, hoe hij me zou vullen en bespelen. Mijn vingers volgen het ritme van zijn stoten, soms snel, soms langzaam, maar altijd op het randje van pijn en genot. Maar tegelijk kan ik niet genoeg krijgen van zijn aanwezigheid in mijn mond. Elke keer als hij mijn lippen doordringt, als zijn eikel diep in mijn keel glijdt, voel ik een nieuwe golf van extase en schaamte tegelijk.

Ik merk dat hij weer dichtbij is — zijn ademhaling versnelt, zijn handen knijpen me steviger, zijn hele lichaam trilt tegen mij aan. Nog een paar keer, nog een paar diepe, rauwe stoten, en dan… alles in mij weet wat er gaat komen, en ik kan niet wachten. Maar voor nu, in deze stilte vol rauwheid, voel ik me meer van hem dan ooit.

Dan stopt hij plotseling. Zijn lichaam verstijft, zijn handen laten mijn hoofd even los. Even kijk ik op, zijn blik schiet van mijn gezicht naar het plafond, terug naar mij. Hij aarzelt zichtbaar, zijn ademhaling schokkerig, zijn lippen trillend. “Ik… Ik wil weer komen…” fluistert hij, een smeekbede waarin meer schaamte en verlangen zit dan ik ooit in zijn stem heb gehoord. Ik weet meteen waarom hij stopt. Uit respect. Hij wil niet over mijn grens gaan, niet iets doen waar ik later spijt van krijg — of waar hij spijt van zou moeten hebben. Wellicht wat laat. Maar ik weet wat ik wil. Ik wil dit, wil het helemaal afmaken, tot het einde, zonder twijfel of schaamte.

“Ik wil wel… slikken…” zeg ik zacht, mijn stem onzeker, onhandig, maar doelgericht. Het eerste wat ik tegen hem zeg sinds dit begon. En ik kijk hem nu ook aan. Zie de kinderlijke blijdschap van de hoop die beantwoord wordt. Het klinkt vreemd, onwennig, maar het effect is duidelijk. Zijn ogen worden groot, ongelovig. “Ja?” vraagt hij, zijn stem schor, ergens tussen hoop en ongeloof. Ik knik, zonder te veel woorden, schuif mezelf weer naar hem toe, neem zijn stijve in mijn hand en leid hem zelf mijn mond in. Dit keer is het mijn keuze, mijn initiatief — en ik voel hoe dat iets verandert in de sfeer, hoe hij nu volledig aan mij overgeeft. Zijn hand zoekt mijn nek, zijn vingers masseren zacht de huid onder mijn haarlijn, en dan begint hij weer te pompen.

Dit keer is het tempo direct intenser. Hij stoot dieper, haastig, zijn verlangen niet meer te remmen. Ik hou me met beide handen vast aan zijn benen, voel zijn dijen trillen onder mijn vingers, zijn hele lichaam onder hoogspanning. Soms stoot hij zo diep dat ik moet kokhalzen, dat mijn ogen tranen, maar ik geef niet op. Ik proest me er doorheen, laat alles gebeuren, want ik weet wat eraan komt en ik wil dat hij alles in mij loslaat. Hijgend, kreunend, zijn bekken schokkend tegen mijn gezicht, bereikt hij opnieuw zijn climax — en dit keer, diep in mijn keel, komt hij voor de tweede keer klaar. Het warme zaad vult mijn mond, glijdt mijn keel in, terwijl mijn eigen lichaam trilt van opwinding, van trots, van een rauwe, dierlijke extase die ik nooit eerder heb gevoeld.

Trillend schuift hij zichzelf voor de laatste keer mijn mond uit. Even is alles stil, alleen onze ademhaling vult de kamer, zwaar, vol naweeën van lust. Dan zegt hij het — een zin die als een koude stroom door mij heen trekt: “Dit hadden we niet moeten doen…” Zijn stem klinkt rauw, kapot, niet boos, maar gebroken. Ik kom overeind, zijn zaad op mijn lippen en kin en kijk hem vol ongeloof aan. Wel het laatste wat ik verwachtte. Voor ik iets kan zeggen staat hij op, snel, onhandig, alsof hij wil ontsnappen aan wat we net samen hebben meegemaakt. Hij kijkt me niet aan, zijn ogen vermijden die van mij, en dan is hij weg, de deur valt zacht dicht achter hem. Maar ik ben nog niet klaar.

Verhit en verward laat ik me op bed vallen, op mijn rug, mijn benen nog trillend. Mijn hand glijdt automatisch weer naar mijn broek, zoekt de warmte en natheid die daar achtergebleven is. Met de andere hand grijp ik mijn borst stevig vast, knijp erin alsof ik mezelf wakker wil schudden uit een droom. Zijn zaad zit nog op mijn lippen, in mijn mond, zout en zinderend. Ik lik het op, proef het opnieuw, voel het branden op mijn tong als een geheime zonde die alleen van mij is.

Ik staar naar het plafond, mijn hoofd vol beelden — ik zie hem daarboven, alsof hij op me neerkijkt, zoals hij me daarnet in mijn mond nam: dominant, hongerig, zonder rem. En terwijl ik mezelf vinger, harder en dieper dan ooit, denk ik alleen maar aan hem, aan wat we gedaan hebben, aan wat ik nu voor altijd wil. Dan kom ik klaar, zacht kreunend in het donker, met de nasmaak van hem op mijn lippen en het verlangen naar meer brandend in elke vezel van mijn lijf.

Was hij maar gebleven...

-
Trefwoord(en): Pijpen, Suggestie?
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...