Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Leen
Datum: 06-12-2025 | Cijfer: 9.9 | Gelezen: 93
Lengte: Lang | Leestijd: 33 minuten | Lezers Online: 3
Trefwoord(en): Ardennen, Gluren, Verleiden, Zwembad,
Sandra
Het water is een genadeloze zegen. Koud, klinisch en zuiverend. Sandra trekt met krachtige, ritmische slagen door het zwembad. Haar lichaam is geen lichaam meer, maar een perfect afgestelde machine. Trek. Haal adem. Trap. Keer. Dit is haar ochtendritueel. Dit is de enige plek waar ze de scherpe, rafelige randjes van de realiteit kan wegslijpen tot ze weer hanteerbaar zijn.

De realiteit is dat hun huwelijk was verworden tot een stille, zakelijke afspraak. Ook gisteravond in bed, heerste er alleen die verlammende onverschilligheid. Dirk lag daar wel, zijn contouren tekenden zich af in het halfduister, maar hij was niet meer dan een lege huls. Het leek alsof er een onzichtbare grenslijn precies door het midden van het matras liep, een grens die ze geen van beiden nog durfden over te steken. Toen ze per ongeluk zijn voet raakte, trok hij die niet schichtig terug, maar traag, bijna verontschuldigend. Alsof haar aanraking een administratieve vergissing was die even gecorrigeerd moest worden.

Die eenzaamheid was pijnlijker geweest dan alleen zijn. Ze had zijn ademhaling horen veranderen, zwaarder horen worden in het donker, en ze wist met een misselijkmakende zekerheid dat die zuchten niet voor haar bedoeld waren. Hij lag naast haar, maar in zijn hoofd draaide hij een heel andere film af. Een film waarin zij niet voorkwam, maar waarin de hoofdrol was weggelegd voor de vrouw in de kamer naast hen. Ze voelde hoe hij smachtte naar wat hij niet had, terwijl hij negeerde wat er vlak naast hem lag te verkillen.

Maar nu is het ochtend. Dit is haar tijd. Ze duikt in elkaar voor het keerpunt, maakt een perfecte koprol onder water en zet zich met explosieve kracht af tegen de muur. Ze geniet van die paar seconden van de glijvlucht, het moment van gewichtloze stilte voordat ze de oppervlakte weer moet breken en de zwaartekracht terugkeert. Het water is haar kerk. De scherpe geur van chloor is haar wierook. Hier, in deze blauwe baan, is ze veilig. Hier is ze alleen.

Ze tikt de rand aan, breekt door het oppervlak en blijft even hangen om op adem te komen. Ze ziet hoe de stoom van het water traag omhoog kringelt in de koude lucht van de wellness. Dan voelt ze het. Nog voordat ze iets hoort of ziet, registreert haar lichaam het. Een lichte tinteling in haar nek. Het prikken op haar natte huid van een blik die op haar rust. De rust van haar kerk wordt verbroken. Ze is niet langer alleen.

Een golf van pure, koude irritatie spoelt over haar heen. Dit is haar terrein, haar heiligdom. Ze draait zich in het water om, watertrappelend, klaar om de indringer met één vernietigende blik weg te jagen. Maar de boze frons sterft op haar gezicht. Het is David. De bruidegom. Hij staat roerloos bij de ingang van de wellness, zijn T-shirt half in zijn handen verfrommeld, zijn mond licht geopend. Hij staat daar en hij staart. Sandra verstijft. Haar eerste instinct is defensief: ze wil haar armen over haar borst slaan, wegduiken onder het wateroppervlak. Ze is zich plotseling pijnlijk bewust van de ongenadige eerlijkheid van dit moment. Hier is geen spoor van de verzorgde, stille Sandra van aan het diner. Hier is ze rauw. Ze draagt haar meest onflatteuze, functionele zwarte badpak dat alles platdrukt, en die vreselijke zilveren badmuts die haar gezicht kaal en streng maakt. Haar huid is rood en vlekkerig van de inspanning. Ze is op dit moment geen vrouw; ze is een machine, een werktuig gemaakt voor prestatie.

En toch... hij kijkt niet weg. Ze ontleedt zijn blik met de precisie van een chirurg. Hij kijkt niet naar haar gezicht. Hij kijkt naar de definitie van haar schouders, naar de strakke lijn van haar rug, naar de malende beweging van haar benen die haar boven water houden. Hij kijkt met een onverbloemde, bijna klinische bewondering. Het is niet de hongerige, wanhopige blik die Dirk soms heeft. Het is geen plichtmatige beleefdheid. Het is pure appreciatie. Ergens diep in haar onderbuik schuurt er iets open. Een vreemd, bijna verroest gevoel dat ontwaakt uit een jarenlange winterslaap. Een warme gloed die niets te maken heeft met de inspanning van het zwemmen.

Ijdelheid. Wanneer was de laatste keer dat een man – laat staan de jonge, pasgetrouwde echtgenoot van een ander – zo naar haar keek? Echt naar haar lichaam keek? De blik van Dirk glijdt al jaren langs haar heen alsof ze van teflon is, nergens houvast vindend, altijd rusteloos op zoek naar iets dat jonger is. Nieuwer. Glanzender. Iemand zoals Leen.

Maar de ogen van deze jongen blijven haken. David, die de hele avond als een Siamese tweeling vastgeplakt zat aan zijn tengere, breekbare bruid, kijkt nu naar haar. Hij kijkt naar haar volwassen, sportief lichaam. Een lichaam dat geen geschenk van de natuur is, maar een pantser van spieren dat ze steen voor steen heeft opgebouwd door duizenden keren de frustratie van haar huwelijk weg te zwemmen.

En ze heeft hem betrapt. Dat besef geeft haar een plotselinge, rauwe kick. De schaamte over haar badmuts verdampt. Ze voelt zich niet langer kwetsbaar of lelijk. Ze voelt zich gezien. En nog belangrijker: ze heeft de controle. Ze besluit in een fractie van een seconde wat ze gaat doen. Ze zal zich niet verbergen onder water. Ze zal niet onzeker giechelen zoals Leen zou doen, en ze zal geen drama schoppen zoals Els. Ze zwemt. Met langzame, afgemeten slagen zwemt ze recht op hem af. Ze houdt haar blik strak op de zijne gericht, elke slag een bewuste nadering. Ze ziet de lichte paniek in zijn ogen groeien naarmate ze dichterbij komt, het besef dat ze hem niet negeert, maar confronteert. Ze geniet ervan. Ze stopt pas als haar handen de koude tegelrand, centimeters onder zijn blote voeten, raken. Ze duwt haar zwembril op haar voorhoofd, maar laat de strakke badmuts zitten. Ze gaat zich niet mooier maken dan ze is. Dit is wie ze is. De atlete. De vrouw die overleeft. Ze kijkt recht omhoog, het water druipt van haar wimpers, recht in het gezicht van de man die nu tot aan zijn haarwortels bloost.

"Goedemorgen, David," zegt ze. Haar stem is helder, sterk en snijdt moeiteloos door de stille ruimte. Hij schrikt op uit zijn trance. "Ik... uh. Goedemorgen," stamelt hij. Hij kijkt even weg en dan weer terug, niet wetend waar hij zijn ogen moet laten. "Ik dacht even dat ik de enige vroege vogel was." "Ik probeer de Cava van gisteravond eruit te zwemmen," antwoordt ze droog. Ze ziet hoe hij worstelt met zijn houding en ze geniet met volle teugen van zijn zichtbare ongemak.

"Indrukwekkend tempo," zegt hij haastig. Het is het veilige, beleefde compliment van een man die weet dat hij betrapt is. Sandra glimlacht. Het is de eerste echte, geamuseerde glimlach die dit weekend op haar gezicht verschijnt. Ze laat bewust een stilte vallen. Een seconde. Twee seconden. Puur om hem even te laten bungelen in zijn eigen, betrapte bewondering. "Kom je erin," vraagt ze dan, haar blik uitdagend, "of blijf je daar aan de kant staan kijken?" De blos die op Davids kaken verschijnt, voelt als een trofee. Sandra kijkt ongegeneerd toe hoe hij, betrapt en stamelend, zijn T-shirt onhandig over zijn hoofd trekt. "Ik... uh. Ja. Sorry. Ik kom eraan."

Hij duikt. Een nette, technische duik, alsof hij met die sportieve actie zijn waardigheid probeert te herstellen. Sandra glimlacht in zichzelf. De bruidegom. Zo nieuw nog, zo onwennig in dit gezelschap. Als hij bovenkomt, proestend, en zijn natte haar naar achteren strijkt, ziet ze het pas echt: hij is een knappe man. Maar vergeleken met de complexe, vastgeroeste en cynische dynamiek van haar eigen generatie, is hij nog maar een jongen.

Hij kijkt haar vragend aan, als een hond die wacht op een commando van zijn baasje. "Het is geen race," zegt Sandra, hoewel ze weet dat dat een leugen is. Voor haar is alles een wedstrijd. "Maar probeer me maar bij te houden." Ze wacht zijn antwoord niet af. Ze zet zich krachtig af tegen de kant, haar lichaam wordt weer een pijl in het water. Ze valt onmiddellijk terug in haar ritme. Trek. Haal adem. Trap. Al snel hoort ze hem naast zich. Het geluid van zijn slagen is iets onregelmatiger, zijn ademhaling luider. Hij volgt.

Ze zwemmen in een cadans die alleen door het water wordt gedragen. Tien, vijftien, twintig banen. Sandra focust zich volledig op de zwarte lijn op de bodem. Dit is haar territorium. Hier gelden háár regels. In deze baan bestaan geen dubbele bodems, geen subtiele blikken en geen leugens die dwars door dunne muren fluisteren. Hier heersen alleen de ondubbelzinnige wetten van de fysica en uithoudingsvermogen. Met elke slag voelt ze de Cava van gisteravond uit haar poriën verdwijnen. Met elke trap vloeit de verkrampte spanning van Dirks stilte uit haar schouders weg. Ze voelt zich sterk. Ze voelt zich schoon.

Naast haar begint het ritme van de bruidegom te haperen. Zijn slagen worden slordiger, zijn ademhaling zwaarder en luidruchtiger. Sandra tikt de rand aan en stopt, in één vloeiende beweging. Ze draait zich om en hangt ontspannen in de beugels. Ze is amper buiten adem. Een paar seconden later klapt David tegen de kant. Hij grijpt de rand vast alsof het een reddingsboei is die hem van de verdrinkingsdood moet redden. "Oké," hijgt hij, terwijl het water in stroompjes van zijn gezicht loopt. Hij probeert tevergeefs zijn ademhaling onder controle te krijgen. "Ik geef me over. Dat tempo van jou is... moordend."

"Het houdt de geest helder," zegt ze droog, terwijl ze het water uit haar ogen veegt. Ze geniet met volle teugen van het tafereel: zij, de 'stille, grijze muis' van middelbare leeftijd, die de jonge, fitte bruidegom er zojuist vierkant heeft uitgezwommen. "En nogmaals," zegt David, terwijl hij langzaam op adem komt. Hij kijkt haar aan, en zijn blik is serieus. "Sorry van daarnet. Voor het staren. Ik was gewoon... onder de indruk. Echt." Sandra leunt met haar armen op de koude steen. De bekentenis voelt goed. Het is een warme golf van erkenning die door haar vermoeide lijf trekt. Hij heeft haar gezien. Niet de meegaande, onzichtbare echtgenote, maar de atlete. De vrouw. En die erkenning maakt haar milder, breekt iets open in haar pantser. Ze besluit hem een glimp te gunnen van wat hij zag.

"Onder de indruk van mijn zwemstijl, David?" vraagt ze, en haar stem is licht spottend. "Of gewoon verbaasd dat de stille muis van gisteravond tanden blijkt te hebben?" Hij lacht, een kort, eerlijk geluid dat weerkaatst tegen de tegels. "Beide," geeft hij toe. "Je was gisteravond... heel anders." "Gisteravond," herhaalt Sandra. Haar glimlach verdwijnt even snel als hij gekomen was. Ze kijkt langs hem heen, naar de enorme glazen wand waar de ochtendzon nu genadeloos doorheen breekt. "Gisteravond deed ik wat ik altijd doe," zegt ze zacht, maar met een harde ondertoon. "Ik observeer. En ik overleef." Het woord blijft zwaar en ongemakkelijk tussen hen in hangen in de vochtige lucht. David fronst zijn wenkbrauwen. "Overleven? Dat klinkt... nogal zwaar."

"Dit weekend is zwaar," antwoordt ze, zonder hem aan te kijken. Ze staart strak naar de witte tegels aan de overkant. "Of is je dat gisteravond ontgaan?" David aarzelt. Onwillekeurig flitst de bizarre scène in de jacuzzi door zijn hoofd: de agressieve sensualiteit van Els, de paniek in de ogen van Pieter. Maar hij voelt instinctief aan dat Sandra niet naar dat publieke spektakel verwijst. Ze heeft het over de stroming daaronder. "Ik heb wel... spanning gevoeld," zegt hij voorzichtig, zijn woorden wegend op een goudschaaltje. "Maar Annelies en ik zijn hier de nieuwelingen, hè. We kennen de groepsdynamiek nog niet zo goed."

"De dynamiek." Sandra proeft het woord alsof het bedorven is. Ze lacht, een kort, humorloos geluid dat weerkaatst tegen het water. "Is dat de beleefde term voor de poppenkast?" Ze draait haar gezicht weer naar hem toe. Hij is een buitenstaander. Hij is de enige die het misschien zou kunnen begrijpen, juist omdát hij nog niet verstrikt zit in het web van jarenlange stiltes en verwijten. Het compliment van daarnet heeft haar vertrouwen gekocht. "Jullie zitten nog in de 'perfecte bubbel'-fase, Annelies en jij," zegt ze zacht. Er klinkt geen jaloezie in haar stem, het is eerder een klinische constatering. "Dat is mooi. Echt. Koester dat zolang je kunt. Want de rest van ons..."

"Wat is de rest van jullie?" vraagt hij, nu gefascineerd. Sandra haalt haar natte schouders op. "De rest van ons is ingespeeld. We zijn een theaterstuk dat al vijftien jaar loopt. Iedereen kent zijn rol. Iedereen weet precies welke knoppen hij moet indrukken om een reactie te krijgen." "En welke rollen zijn dat?" Ze glimlacht, de Observator die eindelijk haar aantekeningen deelt. "Oh, die zijn duidelijk," begint ze. "Je hebt Els. Die zich stierlijk verveelt in haar perfecte leventje en de boel hier probeert op te blazen, puur om iets te voelen. Ze heeft liever ruzie dan stilte."

Ze ziet Davids ogen oplichten van herkenning. Hij knikt. Hij heeft Els gezien. "Je hebt Kristof," vervolgt ze, "de eeuwige, blije gastheer. Hij denkt oprecht dat alles fantastisch is. Hij is de kapitein die lachend aan het roer staat, zonder enig benul van de onderstroom die zijn eigen schip dreigt te doen kapseizen."

"En Leen?" vraagt David zachtjes. Bij het horen van haar naam voelt Sandra een lichte kramp in haar maag. "Leen... Leen is de dromer. Ze boekt een huis als dit, één grote, schreeuwende, sensuele uitnodiging..." Ze kijkt David strak aan, haar blik onwankelbaar. "...en ze is te naïef om te begrijpen wie er op die uitnodiging ingaat." Ze pauzeert. De laatste, lelijke waarheid hangt zwaar en vochtig tussen hen in. "...En ik? Ik sta aan de zijlijn en ik observeer hoe mijn eigen man die uitnodiging verdomd persoonlijk opvat." De bekentenis is zo direct, zo kalm en feitelijk uitgesproken, dat David hoorbaar naar adem snakt. Hij opent zijn mond, waarschijnlijk om een ongemakkelijke, nietszeggende verontschuldiging te mompelen.

Sandra heft onmiddellijk een natte hand op. "Niet doen. Bespaar me je medelijden. Het is wat het is." Ze duwt zich af van de rand. Het gesprek is voorbij. "Ik heb dit," zegt ze, en ze wijst naar het blauwe water om hen heen. "Hier zijn de regels ten minste duidelijk. Je zwemt of je verzuipt. De enige die me hier kan teleurstellen, is mijn eigen uithoudingsvermogen." Ze kijkt hem aan, de kwetsbare vrouw is verdwenen, de atlete is weer volledig in controle. "Welkom bij de vriendengroep, bruidegom," zegt ze met een spottende glimlach. "Je dacht dat je een weekendje weg had geboekt, maar je hebt kaartjes voor het theater gekocht."

Ze trekt haar zwembril weer op haar ogen en glimlacht koeltjes. "Nog tien baantjes? Je kunt beter je adem sparen, David. Die ga je nog nodig hebben." En zonder zijn antwoord af te wachten, duikt ze onder. Ze zet zich met explosieve kracht af tegen de muur en lanceert zichzelf het bad in. Haar krachtige slagen doorbreken het rimpelloze water, elk contact met het oppervlak een statement. Ze laat hem achter in de stilte aan de kant, rillend, en niet alleen van de kou. Een kwartier later tikt Sandra de muur aan. Ze is klaar. Elke spier in haar lichaam is gebruikt, elke frustratie van de afgelopen nacht is gekanaliseerd en geneutraliseerd in het chloorwater. De ochtend is van haar geweest. Het is genoeg.

Met een vloeiende, krachtige beweging grijpt ze de rand vast. Ze zwemt niet naar het trapje. Ze gebruikt de pure kracht in haar schouders en armen om zichzelf in één keer uit het water te drukken en op de kant te hijsen. Het is een laatste, klein maar bewust vertoon van de discipline die David zojuist heeft gadegeslagen. Ze staat op. Het water stroomt in riviertjes van haar strakke badpak en langs haar benen. Ze duwt de zwembril op haar voorhoofd, veegt het water uit haar gezicht en kijkt op. David hangt nog steeds aan de rand, precies waar ze hem heeft achtergelaten. Hij kijkt. Hij kijkt niet stiekem. Hij kijkt niet met de wanhopige, zoekende honger die Dirk soms heeft. Hij kijkt openlijk. Zijn blik is een mengeling van respect en... iets anders. Iets rauwers. Bewondering. Op dit moment is hij niet de onzekere bruidegom. Hij is gewoon een man die naar een vrouw kijkt.

Sandra voelt de hitte van zijn blik op haar natte, koude huid. Een oud, bijna verroest gevoel van ijdelheid komt borrelend naar boven. Ze is niet de stille, onzichtbare muis die in de schaduw van haar man leeft. Hij heeft haar gezien. Ze pakt haar handdoek niet. Nog niet. Ze strekt haar rug, gooit haar kin omhoog en loopt met kalme, zekere stappen over de tegels richting de douches achter in de wellnessruimte. Ze weet dat hij kijkt. Ze voelt zijn ogen op haar rug, op de beweging van haar heupen, op de spieren in haar kuiten die zich aanspannen bij elke stap. En voor het eerst in jaren geniet ze ervan. Ze voelt zich krachtig. Begeerlijk. Vlak voor ze de hoek omgaat, stopt ze. Ze kijkt half over haar schouder, recht in zijn ogen. Ze geeft hem een kleine, ondoorgrondelijke glimlach. Een glimlach die zegt: Ik weet dat je kijkt. En het mag. Dan verdwijnt ze uit het zicht.

De doucheruimte bestaat uit twee cabines, zij aan zij, afgeschermd door deuren van zwaar matglas. Sandra kiest de linkse. De deur valt met een zachte, hermetische klik in het slot. Een heiligdom binnen haar heiligdom. Ze rukt de strakke badmuts van haar hoofd, haar haren vallen zwaar en vochtig in haar nek. Wat een opluchting. Dan begint het gevecht met de stof. Ze pelt de bandjes van haar schouders. Het natte lycra plakt als een weerbarstige tweede huid aan haar lichaam, stribbelt tegen bij elke centimeter die ze omlaag rolt.

Precies op het moment dat het pak over haar heupen glijdt, hoort ze het. Het geluid van de andere glazen deur. De rechtercabine. Sandra bevriest. Ze hoort het ritselen van stof. De doffe plof van een nat T-shirt op de tegels. Het lichtere, kletsende geluid van een zwemshort die volgt. David. Hij heeft niet gewacht. Hij is haar gevolgd. Hij staat nu hier, nog geen meter bij haar vandaan. Ze hoort het metaal van de kraan, en dan het abrupte, harde sissen van het water dat tegen de tegels en de glazen wand klettert.

De realiteit van de situatie slaat in als een bom. Hij is naakt. Zij staat daar, het badpak op haar enkels. Tussen hen in staat niets meer dan een dunne scheidingswand. Dit is niet de zwaar geïsoleerde, geluiddichte muur van de slaapcontainers, ontworpen om geheimen te smoren. Dit is een simpele, functionele wand in een echokamer. Elk geluid, elke ademhaling wordt hier versterkt door de vochtige akoestiek.

Sandra slikt. Ze stapt uit haar badpak en schopt het zachtjes aan de kant. Ze staat nu volledig naakt in de koele cabine. Roerloos. Luisterend. Dwars door het kletterende water heen hoort ze hem. Ze hoort het ritme van zijn ademhaling. Ze hoort het soppende geluid van handen die door nat haar gaan, het wrijven van huid op huid. Het zijn intieme, banale geluiden, maar de context maakt ze elektrisch.

De Observator in haar neemt het onmiddellijk over. De paniek blijft uit. Er is geen schaamte. In plaats daarvan voelt ze een intense, bijna klinische nieuwsgierigheid. Een tinteling. Dit is een scène die niet in het script stond. Ze raakt haar eigen kraan nog niet aan. Ze blijft in de stilte van haar eigen cabine staan, een voyeur zonder ogen. Ze hoort een diepe, zware zucht van genot aan de andere kant, het moment waarop het hete water zijn koude schouders raakt. Onder de kier van de tussenwand begint witte stoom haar cabine binnen te kruipen. Een warme, vochtige mist die rond haar naakte enkels wervelt en langzaam omhoogklimt.

Ze staan daar. Twee vreemden die zojuist het eerlijkste gesprek van het weekend hebben gevoerd. Twee naakte lichamen, gescheiden door amper een centimeter keramiek, elk gevangen in hun eigen, maar toch gedeelde stoomwolk.

De muur tussen hen voelt plotseling nog dunner dan de wand tussen haar bed en dat van Leen gisteravond. Maar deze muur verbergt geen verraad. Hij herbergt een stil, gedeeld en ongelooflijk kwetsbaar moment. Sandra staat volkomen roerloos in haar cabine. Haar eigen kraan is nog dicht. De enige geluiden in haar kleine glazen kooi zijn het ritmische gedrup van haar natte haar op de vloer en het luide, sissende geweld van het water aan de andere kant. Ze luistert. Ze sluit haar ogen in het halfduister. Haar gehoor wordt vlijmscherp; ze filtert de ruis van het kletterende water weg tot alleen de menselijke geluiden overblijven. Ze hoort het soppende geluid van handen die over huid wrijven. Ze hoort het doffe, zwaardere geluid van de straal die op brede schouders slaat.

En dan, daaronder, hoort ze het. Een ademhaling. Natuurlijk hoort ze hem ademen. Hij is een levende man. Maar dit is anders. Dit is niet de rustige, functionele ademhaling van iemand die zich staat te wassen. Het is zwaar. Het is dieper. Een zachte, bijna grommende zucht ontsnapt aan de andere kant van de muur. Een geluid van verlichting, of van frustratie. Sandra's eigen adem stokt in haar keel. Haar brein, altijd de analist, probeert het geluid onmiddellijk te rationaliseren. Natuurlijk hijgt hij. Zoek de logica. We hebben net een half uur gezwommen als bezetenen. Hij was buiten adem. Het is de hitte, de stoom, de inspanning.

Maar de Observator in haar, de vrouw die gewend is om de stiltes tussen de woorden te lezen, weet beter. Dit is niet alleen fysieke inspanning. Het geluid verandert. Ze hoort hoe het water even stopt met kletteren op zijn lichaam; hij moet een stap opzij hebben gedaan, uit de straal. Dan hoort ze het weer, dit keer helderder, niet langer verhuld door het geraas. Een diepe, rillende inhalatie door de neus. En een zware uitademing door de mond.

Hoort ze het echt? Of verbeeldt ze het zich? Projecteert ze? Is zij, de koele, afstandelijke Sandra, nu zo wanhopig op zoek naar een reactie dat ze die zelf creëert in de stoom? Is ze zo gevleid door zijn blik bij het zwembad dat ze het script voor de volgende scène al in haar hoofd aan het schrijven is? Nee. Ze realiseert zich met een schok dat hij ook weet dat zij hier staat. Naakt. Luisterend. In het donker. Hij weet dat zij weet dat hij weet.

Het geluid van zijn ademhaling wordt zwaarder, een onmiskenbaar, ritmisch hijgen dat niet langer verborgen wordt. Of wel? Is het een hapering in de leiding? De echo van de ruimte? Nee. Dit is het geluid van een man die zich er pijnlijk van bewust is dat er een naakte vrouw op anderhalve meter afstand staat, met alleen een dunne wand tussen hen in, luisterend naar elke beweging die hij maakt. Hij weet dat zij haar douche niet heeft aangezet. De stilte aan haar kant is geen afwezigheid; het is een schreeuw.

Een golf van pure, onverwachte macht trekt door Sandra's lijf. Het is een volkomen andere sensatie dan de ijdelheid van daarnet aan het zwembad. Dit is geen vleierij. Dit is een connectie. Een geheim dat ze samen creëren, hier en nu, zonder een woord te zeggen. Dan hoort ze het. Een zachte, natte klap. Het geluid van een vlakke handpalm die plat tegen de tegels van de tussenmuur wordt gedrukt. Niet hard. Geen klop om aandacht te vragen. Gewoon een plaatsing. Een steun. Een vraag. Sandra staat als aan de grond genageld, haar hart bonst in haar keel als een hamer. Ze hoort zijn ademhaling nu vlak bij de muur, zwaar en onregelmatig. Zonder dat ze het bewust stuurt, ziet ze hoe haar eigen hand omhoog komt. Hij zweeft in de vochtige lucht, de vingers gespreid, trillend, slechts centimeters verwijderd van de koude tegels aan haar kant.

Dit is het moment. Het kantelpunt. Haar hand landt niet op de muur, maar grijpt de chromen kraan. Met een plotselinge, besliste beweging draait ze hem open. Het water explodeert uit de douchekop met een oorverdovend lawaai. Het klettert op de tegels, verbreekt de stilte en vernietigt het moment met grof geweld. Sandra stapt de genadeloos hete straal in. Ze laat het water over haar gezicht stromen, een straf en een bevrijding tegelijk. Ze wast de Cava van gisteravond weg, de geur van chloor, en die onmogelijke, elektrische spanning. Het spel is voorbij. Ze heeft geobserveerd, ze heeft de situatie geanalyseerd, en ze heeft de verbinding fysiek verbroken.

Ze is weer de Observator. Veilig verscholen achter haar eigen muur. Maar terwijl het hete water over haar rug stroomt, kan ze haar gedachten niet wegspoelen. Ze wast het bewijs weg. Maar welk bewijs? Van een geluid? Van een ingebeelde ademhaling? Van een hand, plat tegen de muur. Ze weet wat ze hoorde. Ze is de Observator; ze verzint geen dingen, ze registreert ze. Ze mist niets. Het was geen vallende fles shampoo. Het was het onmiskenbare, zachte, vlezige geluid van een handpalm die plat tegen de warme, natte tegels werd gedrukt. Het was een vraag. Een uitgestoken hand in het donker. En zij heeft geantwoord door de kraan open te draaien. Het equivalent van een klap in het gezicht.

Ze sluit haar ogen. Haar hart bonst een zware, trage slag in haar borstkas. Niet van de inspanning, maar van de adrenaline. Ze is niet boos. Ze is niet bang. Ze voelt zich... levend. Een vreemde, koude opwinding trekt door haar lijf, dwars door de hitte van de douche heen. Gisteravond lag ze urenlang wakker, nog geen meter verwijderd van haar eigen man die droomde van een ander. Ze voelde zich onzichtbaar, een meubelstuk, een obstakel in zijn bed. Nu, vanmorgen, staat ze naakt, nog geen meter verwijderd van een andere man – een jonge, aantrekkelijke man – die zojuist fysiek heeft laten weten dat hij zich pijnlijk, ondraaglijk bewust is van haar aanwezigheid. Ze is allesbehalve onzichtbaar. Ze is gevaarlijk zichtbaar.

Ineens verandert de akoestiek. Ze hoort het water naast haar stoppen. De kraan wordt dichtgedraaid. Haar eigen douche raast door als een waterval, maar de plotselinge stilte aan de andere kant van de dunne muur is oorverdovend. Ze voelt zijn aanwezigheid nu nog sterker dan toen het water liep. Hij staat daar. In de stilte. Wachtend. Een rilling loopt over haar rug. Wat verwacht hij? Dat zij haar water ook uitdoet? Dat ze de stilte toelaat? Dat ze tegen de muur terug klopt?

Sandra grijpt de fles shampoo. Ze dwingt zichzelf tot traagheid. Ze masseert haar hoofdhuid met harde, ritmische vingers, haar ogen gesloten tegen de stroom. Ze laat zich niet opjagen. Niet door de stilte aan de andere kant van de muur, niet door haar eigen razende hartslag. Ze blijft de atlete. De vrouw die het tempo bepaalt. Dit is háár douche. Háár ochtend. Ze spoelt het schuim weg. Ze pakt de conditioner. Ze voert het hele ritueel uit, tergend langzaam, terwijl ze weet dat hij wacht. Het machtsspel is subtiel verschoven. Hij had de leiding genomen met die onverwachte, intieme hand op de muur. Nu pakt zij de controle terug met deze afgemeten, ijzige routine. Ze dwingt hem tot passiviteit.

Eindelijk, pas als ze voelt dat ze haar punt heeft gemaakt, draait ze de kraan dicht. Het kletterende water sterft weg. De stilte die overblijft is absoluut. Zwaar, verzadigd met stoom en onuitgesproken woorden. Ze houdt haar adem in. Ze hoort niets meer. Geen gehijg. Geen beweging. Is hij weg? Net als de twijfel toeslaat, hoort ze het. Het zachte, schurende geluid van de glazen deur van de rechtercabine die opengaat. Een discrete klik. Het natte geluid van blote voeten op tegels, die zich van haar verwijderen. Hij is vertrokken.

Een golf van verwarrende emoties – opluchting? teleurstelling? – spoelt over haar heen. Ze leunt even met haar voorhoofd tegen de natte, warme tegels en sluit haar ogen. Hij heeft het spel begrepen. Ze heeft de deur figuurlijk in het slot gegooid, en hij heeft dat geaccepteerd. Hij heeft niet gewacht om het ongemakkelijk te maken. Hij heeft niet op de muur gebonkt. Hij heeft haar de ruimte gegeven.

Ze realiseert zich met een schok dat dit stille vertrek respectvoller is dan bijna alles wat Dirk in de afgelopen vijf jaar heeft gedaan. Langzaam stapt ze uit de douche en wikkelt zich in een dikke, witte handdoek. Ze droogt zich af, methodisch, alsof ze een harnas aantrekt. Haar geest is niet langer mistig; hij is vlijmscherp. Wanneer ze de doucheruimte verlaat en terugloopt naar het grote zwembad, is de zwaarste stoom al opgetrokken. Hij staat aan de overkant, bij de enorme glazen wand, uitkijkend over de mistige vallei. Hij is volledig aangekleed in zijn T-shirt en zwemshort, zijn haar nog donker en nat. Hij is niet gevlucht naar zijn kamer. Hij is gewoon verdergegaan. Hij moet haar blote voeten op de tegels hebben gehoord, want hij draait zich rustig om.

Er is geen spoor van verlegenheid op zijn gezicht. En geen spoor van goedkope lust. Hij kijkt haar aan, en zijn blik is kalm, serieus. Vol van een nieuw, gedeeld begrip. Hij zegt niets. Hij knikt alleen maar. Een enkele, korte, respectvolle hoofdknik. Sandra stopt. Ze kijkt hem recht aan. Ze knikt terug. Het is een pact. Een stilzwijgend contract dat in de stoom is getekend. We hebben zojuist een grens gezien. We hebben het allebei gevoeld. We zijn er niet overheen gegaan. En we zullen er nooit, ooit met iemand over praten.

Terwijl ze langs hem heen loopt, terug naar haar eigen container om zich klaar te maken voor de poppenkast van het ontbijt, voelt Sandra zich anders. Ze is niet langer alleen de Observator, de onzichtbare muis in de hoek. Ze is nu een speler. En ze heeft zojuist een onverwachte, en misschien wel gevaarlijke, bondgenoot gemaakt.

- - -

Benieuwd naar de vrouw achter dit verhaal? Abonneer je dan op de nieuwsbrief door mij een email te sturen. Mijn emailadres vind je in mijn profiel.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...