Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Mucike
Datum: 10-07-2025 | Cijfer: 9.5 | Gelezen: 1890
Lengte: Lang | Leestijd: 23 minuten | Lezers Online: 1
Wat Resteert
Het was dinsdagmiddag toen hij weer op het hoofdkantoor was. De vergaderruimte op de negende verdieping keek uit over de Maas, de ramen half beslagen door de verwarming die net iets te hoog stond. Marck zat aan het hoofd van de tafel, zijn laptop voor zich opengeklapt, een notitieblok ernaast. De vergadering ging over operationele herstructureringen in Noord-Frankrijk, maar hij hoorde de helft niet.

Iemand stelde een vraag. Hij knikte automatisch, vroeg om verduidelijking, bladerde traag door het document op zijn scherm. Hij kende de inhoud. Hij had het rapport zelf ondertekend, vorige week nog. Maar nu kwam het hem voor als iets uit een ander leven.

Zijn blik gleed langs de gezichten om hem heen. Twee Franse regiomanagers, een Nederlandse projectleider, een Duitse adviseur. Niemand keek vreemd op. Niemand stelde de vraag die hem inwendig bezighield: ben je hier met je hoofd wel bij?

Na afloop bleef hij nog even zitten, terwijl de anderen hun spullen inpakten. Een stagiair vroeg of hij de ramen mocht openschuiven. Marck knikte. Frisse lucht. Misschien hielp het. De stad rook naar vocht en beton.

Hij liep langzaam terug naar zijn kantoor. De gang was stil, de vloerbedekking dempte elk geluid. Achter de gesloten deuren hoorde hij het zachte zoemen van ventilatiesystemen, een verdwaalde beltoon, een tik op een toetsenbord.

Op zijn kamer was alles zoals hij het had achtergelaten. De planten waren water gekregen, zijn mail was bijgewerkt, het overzicht op het scherm ordelijk. Alleen hijzelf was anders.

Hij ging zitten, opende zijn laptop en las een memo van HR. Er kwamen nieuwe richtlijnen voor interne feedback. Taalgebruik moest explicieter worden. Gesprekken zouden in duo’s gevoerd worden. Er zou een anonieme meldlijn worden geopend voor integriteitsschendingen.

Hij las het tweemaal. De tekst was zakelijk, helder, neutraal. Maar hij voelde iets onder de woorden bewegen. Iets wat niet nieuw was, maar nu onvermijdelijk.

Hij dacht aan Sophie. Haar stem, haar houding, haar blik toen ze zei: “Nu weet ik genoeg.” Het was niet haar toon die hem onrustig maakte, maar het besef dat zij waarschijnlijk wél wist waar dit in hun organisatie allemaal op aan zou kunnen sluiten. Hijzelf daarentegen had niets dan een ervaring, een herinnering, een moment dat niet had plaatsgevonden onder duidelijke voorwaarden.

Hij sloot het document. De cursor op het scherm knipperde traag.

Het was iets na vieren toen hij het bericht zag. Een afspraakverzoek in zijn agenda, verzonden door HR. Onderwerp: Tussentijdse afstemming interne loopbaanstructuren – operationeel kader West-Europa. Afzender: Sophie van Elst.

Hij bleef even kijken naar het scherm. Niet klikken. Niet reageren. Alleen kijken. De titel was neutraal. Het tijdstip stond vast: donderdagmiddag, 15:00 uur, via Teams. Geen toelichting, geen bijlage. Alleen het verzoek. Hij klikte niet op accepteren. Niet op weigeren. Hij liet het openstaan, als een geopende deur zonder drempel.

De rest van de middag kwam hij niet meer in zijn flow. Zijn scherm stond open, zijn hand rustte op de muis, zijn ogen volgden cijfers en zinnen, maar niets bleef hangen. Zijn gedachten trokken zich terug in het ritme van wat geweest was, haar stem, haar aanraking, de stilte nadat zij vertrok.

Tegen zessen sloot hij zijn laptop. De gang was al half leeg, collega’s onderweg naar huis, naar kinderen, naar verplichtingen. Hij liep langzaam naar de parkeergarage, zijn tas licht, zijn lichaam zwaar. In de lift keek hij niet in de spiegel.

In de auto zette hij de radio uit. Alleen motorgeluid. De ruitenwissers op interval. De regen tikte als een herinnering op het glas. Hij reed niet snel, nam elke bocht met aandacht. Alsof hij iets moest corrigeren wat geen naam had.

Thuis zette hij zijn tas in de hal, trok zijn schoenen uit en liep door naar de keuken. Hij maakte thee, at een broodje, zonder honger. Zijn hoofd was stil van buiten, maar druk van binnen.

Hij dacht aan wat ze zou gaan zeggen. Of ze überhaupt iets zou zeggen. Misschien was het echt een functionele afspraak. Misschien niet. Misschien had zij iets nodig. Misschien had hij iets te verliezen. Misschien was dit niets. Maar het voelde als iets. En het was dat gevoel dat hem nu langzaam begon te ondermijnen.

De woensdag verliep zonder opvallende gebeurtenissen. Marck werkte vanuit huis. Twee calls, een reeks mails, een kort overleg met een externe consultant. Alles kabbelde volgens de bekende lijnen. Er was niets dat hem verraste, niets dat hem uit evenwicht bracht, behalve het feit dat hij nergens écht bij was.

Hij bewoog zich door de dag zoals hij dat al jaren deed: doelgericht, beleefd, efficiënt. Hij gebruikte woorden als prioritering, outputkwaliteit, transparante processturing zonder zich af te vragen wat hij bedoelde. De mensen aan de andere kant van het scherm knikten, stelden vragen, maakten notities. Maar niets raakte hem.

Tussendoor opende hij het afspraakverzoek opnieuw. De link stond er nog steeds. De titel was nog steeds neutraal. Hij klikte niet, hij bekeek alleen het tijdstip. Donderdag, 15:00 uur. Morgen. Een kwartier, stond er bij. Vreemd. Geen kwartiertje HR. Geen kwartiertje Sophie.

Tegen het eind van de middag liep hij een rondje door het park achter zijn huis. De lucht was zwaar, de grond zompig. Hij liep met zijn handen in zijn jaszakken, zijn kraag omhoog. De bomen waren kaal, de vijver vol bladeren. Er was geen kleur, geen geur, alleen de stilte van de late herfst. Een vrouw kwam hem tegemoet met een hond. Hij knikte. Zij knikte terug. De hond keek op, maar blafte niet.

Thuis zette hij koffie. Hij dronk langzaam, zittend aan de keukentafel. Geen muziek. Geen radio. Hij opende zijn laptop en begon zijn voorbereiding op het gesprek. Niet inhoudelijk. Daarover viel weinig voor te bereiden, de loopbaanstructuren waren al goedgekeurd, de procedures bekend. Er was niets om te bespreken wat nieuw was. En dat was precies wat hem ongemakkelijk maakte.

Hij googelde haar naam. Niets bijzonders. LinkedIn. Een kort profiel. Geen foto’s behalve de standaard portretfoto. Geen interviews. Geen publieke uitingen. Sophie van Elst. HR Business Partner. Ze was er pas anderhalf jaar. Dat was alles.

Hij zocht haar naam in het intranet. Twee documenten waarin zij als contactpersoon werd genoemd. Eén over interne coachingstrajecten. Eén over vertrouwenspersonen bij grensoverschrijdend gedrag. Dat laatste document opende hij niet.

Hij sloot zijn laptop en bleef zitten. Zijn hand lag op het tafelblad. Zijn vingers bewogen niet. Hij dacht na over zijn stem, over hoe die zou klinken morgen. Over zijn gezicht, over hoe hij zou kijken. Over wat zij zou zien als zij hem in de ogen keek. En over wat hij in haar zou zoeken.

Donderdag, 14:58. Marck zat klaar. Scherm aan, geluid getest, handen gevouwen op het bureau. Zijn eigen gezicht bewoog nauwelijks in het kleine kader linksonder. Hij hield zichzelf in de gaten, zoals hij dat met alles deed.

Om precies 15:00 verscheen haar naam. De verbinding maakte een korte klik. Sophie van Elst. Haar haar strak opgestoken, witte blouse, een effen achtergrond. Zakelijk, neutraal, vol controle.

‘Goedemiddag,’ zei ze.

‘Goedemiddag.’ Zijn stem was laag, beheerst. Zijn blik op het scherm, nergens anders.

‘Dank dat je tijd kon maken.’

‘Je had het verzoek gestuurd.’

‘Ik wilde een paar signalen vanuit HR spiegelen aan het operationele kader. Vooral over interne mobiliteit. Er lopen spanningen op. Frankrijk. Polen. Middenmanagement trekt zich terug.’

‘Dat weten we,’ zei hij. ‘Daar praten we al maanden over. Je had dit ook via een memo kunnen doen.’

‘Soms zegt gezichtsuitdrukking meer dan taal.’

Hij trok een wenkbrauw op. ‘Je komt dus kijken of ik de juiste mimiek heb bij het dossier?’

‘Ik kom kijken of jij jezelf nog op de juiste manier ziet in dit geheel.’

‘Zeg het maar gewoon, Sophie. Daarvoor zijn we hier toch?’

Ze leunde iets naar voren. ‘Ik wil dat je begrijpt dat sommige mensen zich onveilig voelen in de organisatie. Niet per se door jou, maar wel door wat jouw gedrag symboliseert.’

‘Symboliseert?’ Hij schoot kort in de lach. ‘Is dat HR-taal voor projectie?’

‘Jouw positie is niet neutraal, Marck. Dat wéét je.’

Hij keek haar aan. Zijn blik werd harder. ‘Wat ik weet, is dat jij wist wie ik was, toen je meeging naar mijn kamer. Jij kende mijn naam. Mijn functie. Je badge zat in je jasje.’

‘Dat klopt.’

‘En toch ging je mee. Je stelde geen vragen. Je gaf geen context. En nu zit je hier alsof ik degene ben die zich moet verantwoorden.’

‘Ik ben niet degene die dit gebruikt,’ zei ze kalm. ‘Ik draai er niet omheen. En ik verzwijg niets als me iets gevraagd wordt.’

‘Achteraf de spelregels veranderen is iets anders dan transparantie.’

‘Er waren geen spelregels, Marck. Dat is precies het punt.’

Hij zweeg even. Zijn gezicht bleef strak.

‘Als je me iets wilt verwijten, zeg het dan gewoon. Niet in halve signalen.’

‘Wat ik je verwijt, is niet wat je deed. Maar dat je dacht dat jij degene was die het spel bepaalde.’

Hij knikte langzaam. Zijn kaaklijn strak.

‘En jij dacht: laat hem dat maar geloven. Laat hem z’n gang maar gaan?’

‘Ik dacht: laat het gebeuren. Kijk wat er zichtbaar wordt.’

‘Dan was ik dus het experiment.’

‘Nee,’ zei ze. ‘Je was de werkelijkheid.’

Hij keek haar aan, recht. Zijn stem bleef vlak, maar er zat nu iets onder.

‘Wat ik nu weet,’ zei hij, ‘is dat ik me belazerd voel. Jij had duidelijk een agenda. Ik niet.’

Ze bewoog niet. Geen reactie. Alleen die blik. Niet koel, niet warm. Alleen met een zekere rust.

‘Ik heb geen klacht ingediend,’ zei ze. ‘Ik ben ook niet van plan dat te doen. Maar ik wil dat je weet waar mijn grens ligt. En dat jij weet waar die van jou misschien had moeten liggen.’

Hij zweeg. Zijn hand op de muis, zijn rug iets stijver dan voorheen.

‘Nu weet jij genoeg,’ zei ze.

Na een korte stilte: ‘Ik ook, denk ik.’

Ze verbrak de verbinding. Het scherm werd zwart. Alleen zijn eigen gezicht bleef even zichtbaar, zonder dat hij zichzelf nog echt herkende.

Hij bleef nog een tijdje zitten, zijn ogen op het zwarte scherm gericht, zijn hand nog steeds op de muis. De stilte was totaal. Alleen het gezoem van de verwarming en het zachte gekraak van zijn bureaustoel vulden de ruimte. Zijn gezicht stond strak. Niet boos, niet verslagen. Maar gespannen, alsof hij iets probeerde vast te houden wat langzaam door zijn vingers gleed.

Hij klikte het venster weg, sloot zijn laptop. De kamer voelde klein. Te stil. Te warm. Hij stond op, liep naar het raam, duwde het op een kier. Buiten hing grijze lucht boven de stad. De Maas was vlak, zonder beweging. Zijn eigen reflectie in het glas keek hem aan, dof en zonder richting.

Hij dacht aan haar woorden. Niet wat ze letterlijk zei, maar hoe ze het zei. Die kalmte. Die onnadrukkelijke zekerheid. Het was niet dat ze hem bedreigd had, het was erger. Ze had hem geclassificeerd. Een oordeel uitgesproken zonder dat ze het hoefde te onderbouwen. Niet op basis van feiten, maar van inzicht. Verkéérd inzicht dan wel, maar toch. En dat maakte het moeilijk om zich te verweren.

Hij liep terug naar zijn bureau, ging weer zitten. Zijn handen lagen open op het tafelblad. Zijn hartslag was gezakt, maar iets in zijn borst voelde nog steeds gespannen, als een adem die niet helemaal door wilde zetten.

Ze had geweten wie hij was. Ze had de macht gehad om hem af te houden. En toch had ze niets gezegd. Niet toen. Niet in de lift. Niet in zijn kamer. Ze had hem mee laten denken dat hij de controle had. En pas nu, achteraf, liet ze merken dat het anders lag. En hij had geen idee meer wanneer het kantelde.

Wat bleef er over van de intimiteit, als de context eronder weggesneden werd? Was het nog verlangen geweest, of al strategie? Was het oprecht geweest, of alleen testmateriaal?

Hij stond weer op, liep naar de kast en pakte zijn jas. Zijn hoofd voelde te vol, zijn adem te oppervlakkig. Hij moest naar buiten. Beweging, kou, iets anders dan dit vacuüm.

Hij verliet het kantoor zonder iets te zeggen. Geen collega’s in de gang. Geen blikken. Alleen de lift, de parkeergarage, het piepen van de slagboom. De middag was nog niet voorbij, maar voor hem voelde alles alsof het zich al in het grijze na van een besluit bevond, zonder dat iemand het officieel had uitgesproken.

Hij liep door het park bij zijn appartement, de wind scherp in zijn gezicht, zijn handen diep in zijn jaszakken. De bomen stonden kaal, hun takken stug en zwart tegen de grijze lucht. Onder zijn voeten kraakte nat blad. Er was niemand in de buurt. Alleen een fietser in de verte, een hond die verderop snuffelde bij een hek.

Hij dacht niet in zinnen. Niet in verklaringen. Hij herhaalde geen fragmenten van het gesprek, maar voelde de uitwerking ervan nog in zijn borst. Niet als schuld. Niet als schaamte. Maar als iets anders. Iets wrangs. Iets dat hem aanging, maar niet vanuit hemzelf kwam.

Hij was geen jager. Nooit geweest. Hij kende de types wel, de collega’s die charme als wapen gebruikten, het spel speelden bij de koffieautomaat, hun blikken te lang, hun woorden te soepel. Hij had er altijd een zekere afstand toe gehouden. Vond het vermoeiend, onzuiver. Hij had zich er nooit in herkend.

Wat er die avond in Brussel was gebeurd, was niet ontstaan uit jacht. Hij had gereageerd. Op haar aanwezigheid. Op haar stem. Op de manier waarop ze hem ruimte gaf. Er was aantrekkingskracht geweest, wederzijds, had hij gedacht. Niet nadrukkelijk, maar voelbaar. Alles aan haar had toegestemd, niet als overgave, maar als deelnemer. En hij had dat gelezen als gelijkwaardigheid.

Nu voelde dat anders. Niet omdat het dat niet was, toen, maar omdat zij achteraf iets anders beweerde. Of suggereerde. Haar houding in het gesprek was gecontroleerd geweest, maar ook opgebouwd uit omkeringen. Zij had de machtskaart uitgespeeld, niet in woorden, maar in positie. En dat raakte hem niet omdat hij zich schuldig voelde, maar omdat het oneerlijk was.

Wat hem vooral trof, was dat zij had geweten wie hij was. Dat ze zijn naam kende, zijn functie, zijn plek in de hiërarchie, en daarover had gezwegen. In de bar, in de lift, in de kamer. Ze had hem laten geloven dat zij een onbekende was, en daardoor een gelijkwaardige. En pas nadat alles was gebeurd, had ze haar badge laten vallen.

Dat was het moment geweest waarop het kantelde. Niet de seks. Niet de stilte daarna. Maar de badge. De onthulling. Het besef dat zij het spel anders had gespeeld dan hij. Niet uit overgave, maar uit opzet.

En nu, dagen later, zat hij met haar woorden in zijn hoofd, met haar blik in zijn geheugen, en met een gevoel dat geen naam had. Behalve misschien: belazerd.

Maandagochtend, net na negenen. Marck liep de gang op van de zevende verdieping, zijn colbert over zijn arm, een dossiermap in de hand. Zijn pas was rustig, zijn gezicht strak. Hij had slecht geslapen, maar dat zag je niet aan hem. Alles zat waar het hoorde. Alles klopte.

Bij de pantry stond Lennart van Juridische Zaken, een jonge vent met een snelle tong en een open gezicht. Hij schonk zichzelf koffie in, draaide zich om en knikte.

‘Goed weekend gehad?’ vroeg hij.

Marck bleef even staan. ‘Rustig,’ zei hij.

Lennart glimlachte. ‘Dat had ik ook wel verwacht van jou. Jij bent niet het type dat wild doet op seminars.’

Er zat niets in zijn toon. Geen ironie. Geen nadruk. Maar toch bleef het hangen. Marck glimlachte terug. Kort.

‘Alles is relatief,’ zei hij.

‘Zo is het.’ Lennart keek even op zijn telefoon, wenste hem een fijne dag en liep weg. Marck bleef nog even staan bij de koffiemachine. Hij keek naar zijn eigen reflectie in het roestvrij staal van de deur.

De woorden klonken nog in zijn hoofd. “Jij bent niet het type dat wild doet op seminars.”

Wat had hij gezien? Wat had hij gehoord? Of was het gewoon een opmerking zonder bedoeling, zonder subtekst? Het deed er niet toe. Het zat nu in hem. En hij wist dat het daar zou blijven zitten.

Hij liep verder naar zijn kamer, zette zijn tas neer, startte zijn laptop. Zijn vingers bleven even hangen boven het toetsenbord. Hij wilde iets opschrijven, een e-mail, een memo, een reactie. Maar het lukte niet. Zijn hoofd zat vol met ongeschreven zinnen.

Tegen vijven sloot hij zijn laptop, stond op, liep naar de glazen kast naast zijn bureau en pakte een notitieboekje. Leren kaft, blanco pagina’s. Hij opende het op een lege bladzijde, schreef bovenaan: opties – situatie SVE.

Hij werkte systematisch. Onder drie kopjes – niets doen, informele route, formeel traject – noteerde hij steekwoorden. Hij bekeek de opties niet als een morele kwestie, maar als een strategisch krachtenveld. Risico, perceptie, momentum, escalatie. Alles draaide om posities, timing en interpretatie.

In de derde kolom, onderaan, schreef hij haar naam. Sophie van Elst. Vertrouwenspersoon. HR Business Partner. Dezelfde vrouw die in zijn hotelbed had gelegen. Nu verantwoordelijk voor integriteit, gedragscodes en rapportages op directieniveau. Ze was niet zomaar een collega. Ze wás het systeem.

Hij schoof het notitieboekje aan de kant, opende zijn laptop opnieuw en zocht op het interne netwerk van het bedrijf naar juridische partners. Binnen drie klikken had hij de naam van een extern kantoor dat discretie garandeerde bij interne arbeidsconflicten. Van Houten & Steiger Advocaten – arbeidsrecht en organisatieverhoudingen. Hij kende de naam. Ze waren degelijk, zakelijk, geroutineerd. Geen activisten, geen rookmakers.

Hij belde het algemene nummer. Vroeg niet naar een naam, alleen naar een oriënterend, vertrouwelijk gesprek met een arbeidsrechtspecialist. Vermeldde zijn naam niet meteen, maar gaf zijn positie en sector. De receptioniste was vriendelijk en efficiënt. Ze zou hem binnen het uur laten terugbellen.

Het gesprek kwam om 17:43. Hij sprak met een senior advocaat, iemand met kalme dictie, juridische precisie en veel ervaring in bestuursstructuren. Marck schetste de contouren van de situatie. Geen details, geen drama. Alleen de feiten, met beleid geformuleerd. De ander luisterde. Vroeg een paar dingen. Gaf geen oordeel, maar wel een kader.

Wat hem vooral raakte, was de helderheid. “U hoeft geen klacht in te dienen om bescherming te zoeken,” zei de advocaat. “Het feit dat u voorsorteert op een mogelijk spanningsveld is verstandig. Documenteer uw keuzes. Wees degene die handelt, niet die reageert. Dat is de positie waarin u wendbaar blijft.”

Na het gesprek bleef het stil in zijn kamer. Hij stond op, schonk zichzelf een glas water in. Dacht na over wat gezegd was. Niet als opluchting, maar als bevestiging: dit was het moment om te handelen.

Op zijn scherm stond het intranet open, de pagina over integriteit en sociale veiligheid. Hij scrolde naar beneden, langs protocollen, meldprocedures, definities. Hij wist wat hij zocht, maar hij bekeek het alsof het nieuw voor hem was. Alsof het hem nu pas aanging.

Onder het kopje Vertrouwenspersonen grensoverschrijdend gedrag stonden vier namen. Twee voor de buitenlandse vestigingen. Eén voor stafdiensten. Eén voor directie en hogere leiding. Sophie van Elst.

Er stond een intern telefoonnummer. Een mailadres. Een profielschets in kille termen: onafhankelijk, toegerust, aanspreekbaar.

Hij las het driemaal. Niet uit twijfel. Maar om de consequentie ervan in zich op te nemen. Zij was het contactpunt. De formele lijn. De poort naar helderheid, of juist de lijn waarin alles zich vast kon zetten. Maar het alternatief was erger. Afwachten. Zwijgen. Zich laten bespelen.

Hij opende zijn mail. Geen bijzinnen. Geen uitleg. Alleen dit:

Onderwerp: Vertrouwelijk gesprek – verzoek om afspraak

Aan: s.vanelst@bedrijf.nl

Van: m.driessen@bedrijf.nl

Sophie,

Ik verzoek je om een afspraak, in je rol als vertrouwenspersoon.

Laat me weten wanneer dat schikt.

Met groet,

Marck Driessen

Hij las het terug. Kort. Zakelijk. Onvermijdelijk.

Daarna klikte hij op verzenden. Niet uit drift. Niet uit nervositeit.

Alleen omdat het moment nu gekozen was, door hém.

Nadat hij op de send button had geklikt, leunde hij in zijn bureaustoel achterover en zuchtte diep. Hij had de handschoen die zíj́ geworpen had, opgepakt, de uitdaging aangenomen.

Niet uit strijdlust, niet uit trots. Maar omdat hij wist dat blijven zwijgen geen optie was. Als hij de ruimte openliet, zou zij hem gaan definiëren. Niet openlijk misschien, maar via structuren, woorden, kaders die ergens in de organisatie zouden blijven kleven. En dat was onaanvaardbaar.

Hij had gereageerd op haar signalen, destijds. Niets had hem gedwongen. Maar hij was niet degene geweest die het initiatief had genomen. De bar, het eerste contact, de uitnodiging in haar ogen, het was er allemaal geweest, subtiel maar ondubbelzinnig. Hij had geantwoord. Hij had haar gevolgd. In gedrag, in toon, in ritme. En ze had hem laten geloven dat er geen hiërarchie was, dat ze elkaar op eigen voorwaarden ontmoetten.

Maar dat was een illusie geweest. Want zij had wél informatie achtergehouden. Zij had geweten wie hij was, waar hij stond, hoe het eruit zou kunnen zien, en ze had daar bewust niets over gezegd. Niet op het moment dat het ertoe deed. Alleen achteraf, in een andere rol, onder andere verhoudingen.

En nu moest hij haar benaderen in die andere rol. Als vertrouwenspersoon. Alsof dat een neutraal terrein was. Alsof hij zich tot een instantie richtte, niet tot de vrouw die zich eerst aan hem had gehecht en zich daarna van hem had losgemaakt met een dossier in de hand.

Toch was dit de juiste stap. Omdat híj nu het tempo bepaalde. Omdat hij het dossier opende, nog voordat zij het kon gebruiken. Hij deed geen aanklacht. Hij zocht geen gelijk. Hij vestigde alleen het feit dat hij wist wat er speelde, en dat hij bereid was om het onder woorden te brengen.

Hij rechtte zijn rug. De avond viel langzaam over de stad. Buiten was het grijs, maar helder. Niets was opgelost. Maar hij zat nog steeds aan tafel.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...