Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Keith
Datum: 19-08-2025 | Cijfer: 9.7 | Gelezen: 2465
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 50 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: Mini - 380
“Kom Marion. We gaan Theo met dit nieuws verblijden.” Zijn deur was open. “O help. De knokploeg van DT komt binnen… Nog nieuws uit Leiden, jongelui?” “Nogal, chef. Meneer van Henegouwen gearresteerd en ook Duyvestein wordt weer opgepakt.” Theo stond op. “Eerst een goeie bak koffie. Zullen jullie wel behoefte aan hebben, denk ik.” Marion giebelde. “Nou… We stonden drie kwartier geleden op de parkeerplaats van een McDonalds te twijfelen of we wel een McFlurry wilden…”
Theo’s ogen vernauwden zich. “Kees? Jij op de parkeerplaats van…” Ik wees. “Deze dame zit de zaak op te jutten Theo. Ja, we stonden inderdaad op de parkeerplaats van zo’n etablissement, maar hadden daar een goed gesprek. Verder niks, baas.” Hij knikte. “Mooi. Want ik wil liefste nichtje daar niet binnen zien! Erg slecht voor haar representatieve figuurtje en Andre zal er ook wel iets van vinden, denk ik.”
“Nee, dan liever directiekoffie met Luikse wafels, Theo.” Hij gromde. “Ja. Die jullie achter elkaar op zitten te vreten… Jij gisteren en vanochtend had ik Angelique even nodig: hup, weer eentje weg. En daarna kwam Fred even verslag uitbrengen van zijn digitale speurtocht: weer eentje minder en nu zitten jullie weer hier…”
Marion pakte de trommel. “Je brengt me op ideeën, oom Theo… Kees, jij ook eentje?” Ik keek in de trommel: er zaten er nog twee in. “We delen er eentje, Marion. Anders heeft Theo niets meer om zijn bezoek aan te bieden. Want als hij die dingen zelf opeet, staat hij in no time weer op dieet van linksdraaiende, laagcalorische biologisch opgekweekte geitenyoghurt en een blaadje onbespoten rauwe brandnetelsla. Ik ken Gertie een beetje…” De ogen van Theo vernauwden zich. “Vriend Jonkman… kijk jij een beetje uit?”
“Kom Kees. Zit mijn liefste oom niet te pesten. Hier, de helft van zo’n koek. Theo, Fred was hier geweest, zei je?” Theo knikte, nu serieus. “Ja. Vertelde wat hij gevonden had over die meneer uit Leiden. Enfin, jullie weten dat ook, begrijp ik.” Ik knikte. “Ja. En we hebben nog wat meer uit hem geperst: onder andere waarom hij zo hard voor Duyvestein aan het werk was.”
“Geperst, Kees? Moet ik dat letterlijk opvatten?” “Nee. Ik heb hem weliswaar bedreigd met een briefopener, maar met geen vinger aangeraakt. Hoofd TD van Leiden is mijn getuige.”
Marion vulde aan: “Voordat Kees met zijn ‘verhoor’ begon, werd ik meegenomen door de directeur van het ziekenhuis om even uitgebreid koffie te drinken. En toen we terugkwamen, met twee politieagenten overigens, zat meneer te bibberen in een stoel.”

Twee onderzoekende ogen gleden mijn kant uit. “Kees???”
“Terwijl ik die briefopener in m’n hand had, heb ik ‘m even verteld wat de grootste hobby was van ‘Vlad the Impaler’, chef. En met die briefopener even tegen z’n ster getikt. Toen begon hij nogal vlot te kletsen. En nee, die briefopener kwam tegen z’n broek aan. Ik heb ‘m niet uitgekleed. Wilde graag nog genieten van directiekoekjes in Gorinchem.” Ik leunde voorover.
“Theo, ik heb hem niet gemarteld of zo. Alleen gedreigd. Mijn DNA is nergens op zijn lichaam te vinden, ik heb ‘m letterlijk met geen vinger aangeraakt. Alleen maar nogal plastisch verteld wat Vlad met zijn slachtoffers deed.” “En dat was?” Theo klonk kort. “Met hun reet op een ingevette paal spietsen. En elke beweging die de ongelukkigen maakten, zorgde dat de paal dieper in hun lichaam doordrong. Net zolang tot ze bekenden of de pijp uitgingen. En terwijl ik dat vertelde voelde hij die briefopener in de buurt van z’n kont. Dat hielp best wel.”

Theo schudde zijn hoofd.
“Kees, dit gaat te ver. Dat is de taak van de politie. Ik wens niet dat één van mijn medewerkers zich te buiten gaat aan dit soort praktijken, duidelijk?” Marion keek fel. “Theo, wat wil je dan? Dat meneer gewoon vrijuit gaat? Totdat Kees begon, had meneer nog steeds een grote bek. Dreigde met een advocaat toen hem ontslag werd aangezegd. Toen wij terugkwamen zat er een zielig hoopje mens wat zijn toekomst in duigen had zien vallen. En die tussen de bedrijven door ook nog een en ander vertelde over die vent uit Amsterdam. De politie had het er niet uitgekregen, denk ik.”
Theo zuchtte. “Weet ik allemaal wel Marion. Maar ik baal er van dat een van mijn beste medewerkers zich tot zoiets verlaagt. Dit soort methoden hoort in Afghanistan thuis.” Ik snauwde: “In Afghanistan hadden ze hem z’n broek van z’n reet getrokken en hem daadwerkelijk een houten paal in z’n kont geramd, Theo. En of daar splinters inzaten… Het had ze geen zak geïnteresseerd. Ik heb alleen maar een briefopener tegen zijn broek gehouden en een verhaaltje verteld. De rest heeft zijn eigen levendige fantasie voor me gedaan.
Nogmaals: ik heb ‘m met geen vinger aangeraakt en die briefopener van de geneesheer-directeur verdween, toen de man had gehoord wat ik ermee gedaan had, linea recta in de prullenbak. Ik hoop dat die ’s avonds braaf geleegd wordt, dan is dat ding ook verdwenen.”
Theo keek me aan. “Pas hier mee op, Kees. Dat is het enige wat ik je wil meegeven.” Ik knikte. “Voor kennisgeving aangenomen en dank voor de waarschuwing. En de halve Luikse wafel natuurlijk.” Weer een diepe zucht en hoofdschudden. “Fred zou zeggen: ‘lulhannes’, maar dat is geen taal voor de directeur van een net Ingenieursbureau. Nou, vooruit, wat zijn jullie nog mee te weten gekomen?”
De volgende tien minuten waren Marion en ik wisselend aan het woord. En terwijl zij het laatste deel van het verhaaltje vertelde, kreeg ik een brainwave. “Ik ga Rogier even bellen, Theo. Ik wil nú wat weten.” Ik liep naar mijn bureau en belde.

“Hoi Kees. Zeg het eens.”
“Rogier, ik wil graag weten: hoe is Duyvestein bij jouw ziekenhuis naar binnen gekomen? Hoe is de aanbesteding gebeurd? Wie heeft hem geïntroduceerd? Kun jij dat boven water halen?”
“Hoezo Kees? Dat is al een aantal jaren terug, voor mijn tijd…”
“Weet ik, makker. Maar bij het LUMC is hij binnengekomen via die meneer van Henegouwen. Hij chanteerde hem en dus heeft van Henegouwen onbeschoft de weg geëffend. Daarom wil ik graag weten hoe Duyvestein bij jullie in beeld is gekomen en de opdracht heeft gekregen.”
Het was even stil. “Dat ga ik uitzoeken, Kees. Trudy van Houtert weet dat waarschijnlijk wel. Vrijdag hoor je het, oké?”
“Prima, makker. Doe mijn groeten aan Ane en, als je hem ziet, Johan van Onzenoord.”
Een lach klonk. “Die heb ik gezien, Kees. Vanmiddag, tijdens de lunch. Niet meer alleen aan tafel, maar met de halve afdeling Chirurgie. En ze waren lekker aan het kletsen met elkaar. Johan leeft niet meer in isolement.”
“Goed om te horen. We zien elkaar vrijdag!”

Zo, dat was één. Frits en Gerben straks maar even bellen… Misschien moesten die wat dieper graven of Kees moest weer in actie komen… Ik schudde mijn hoofd. Nee. De actie in Leiden was genoeg geweest. Niet meer fysiek bij betrokken raken, dan ging Theo écht over de rooie. En anders Joline wel; als zij het verhaal hoorde, zou ik ook wel een paar ijzige blikken mijn kant uit krijgen… Ik liep terug naar Theo z’n bureau. “Waarom moest jij Rogier zo plotseling bellen, Kees?” “Ik wil weten hoe Duyvestein bij die ziekenhuizen terecht is gekomen, Theo. Rogier gaat dat, met behulp van hun hoofd Finance & Control uitzoeken. Ik bel Frits en Gerben straks ook op met dezelfde vraag.” Hij knikte langzaam. “Misschien wel een goed idee… Zo kunnen we eventuele handlangers van Duyvestein in hun nekvel grijpen…”

Toen keek hij me aan. “Jij gaat je daar niét tegenaan bemoeien, Kees. Als je dat wel doet, loop jij het risico op een strafblad. En dat wil ik niet. Ik heb het je al vaker gezegd: je bent Teamleider. Punt uit. Geen Sherlock Holmes of James Bond. Als ze in de andere ziekenhuizen ook een vriendje van Duyvestein vinden: prima, daar mogen ze zelf mee afrekenen. Als ik merk dat jij je daar tóch tegenaan zit te bemoeien, zit je de rest van loopbaan hiér in dit gebouw op je reet te tekenen. Goed begrepen?”
Twee ijzige ogen keken me strak aan en ik moest wel capituleren. “Oké, Theo.” “En ik vraag Jolien wel of zij toezicht op je houdt.” Marion giechelde. “Dan zet je die twee toch gewoon op één bureau, Theo?” “Nee, want dat komt er van technische of economische productie niks terecht, dat weet ik nu al. En even later is Jolien zwanger. Gaan we niet willen, Marion.”
Hij keek me aan. “Zo, da’s geregeld. En morgen ligt hier een nieuw pak Luikse wafels, vriend Jonkman! Of Jodenkoeken, ook wel lekker. Geen boterkoek, want die is veel te vet. En nu: er uit! Vreetzakken…”
Uit de receptie klonk: “Bastognekoeken zijn ook wel lekker, Kees!” “Niks ervan!” donderde Theo. “En jij zo’n pak leegvreten, Irene? Weet je dat dat héél slecht is voor je mooie korfbalfiguurtje?” Grinnikend liepen Marion en ik de gang op.

“Hé Marion, dank voor je hulp vandaag. En je goeie ideeën. Briljant om Fred te vragen wat speurwerk te doen.” Ze knikte. “Graag gedaan. En jij dank voor je preek…” Ze wachtte even en vervolgde toen met een lachje: “op de parkeerplaats van de McDonalds, notabene.” “Had je even nodig, meid.” We liepen samen mijn bureau in. En Marion liep door naar de groepsruimte. Oh ja, daar was gedurende dit project haar werkplek…
Ik pakte wat aantekeningen en liep naar Joline. “Hoi schat. Ik ben er weer. En Marion ook.” Een knipoog kwam retour, en van onder Joline’s bureau kwam Mocca kwispelend naar me toe. Vanuit de andere ruimte klonk: “Nou, zal ik dan nazorg gaan verlenen aan Marion? Hard nodig als je met Kees op pad bent geweest. Ik ben ervaringsdeskundige.” Ik stak mijn hoofd om de deur. “Ja, dank je wel, eikel. Ook voor je digitale speurwerk. Meneer van H. is ondertussen ontslagen op staande voet, opgepakt en zit een politiecel. En zijn baas zei nogal sarcastisch: “Niét tot ziens”, dus dat zit wel goed.” Hij knikte. “Goed bezig, Kees.” “Loop even mee naar Jolien, maat.”
Achter ons deed ik de deur dicht. “Ik heb nogal op m’n sodemieter gekregen van Theo…” Kort vertelde ik wat er in Leiden was gebeurd en Theo’s reactie er op. “Stomme lul”, zei Fred kortaf. “Laat dat aan de politie over. Voor hetzelfde geld heeft hij tóch op een of andere manier bewijs in handen en dan hang je. En zijn verklaring is niet meer relevant, want ‘die is onder druk verkregen’. En dan gaat meneer lachend vrijuit.”
Joline keek me strak aan. “Ik heb geen zin om getrouwd te zijn met een vent met een strafblad, Kees. De vorige keren toen er geweld aan te pas moest komen was dat defensief. Om onszelf of de zussen te verdedigen. Dit was offensief en waarschijnlijk niet nodig. De gegeven van Fred spraken voor zich. Doe dat nooit meer. Beloofd?” Ik knikte. “Ja.” “Goed zo. Dan nu een knuffel, want die had ik nog niet gehad.”

Fred sprong op en liep richting deur. “Daar wil ik geen getuige van zijn!” “Klets niet, meneer van Laar. Tijdens ons trouwen zat je er ook niet mee als wij elkaar eens knuffelden.” “Klopt, Jolien, maar toen jullie dat in de bruidssuite gingen doen, hebben Wilma en ik ons maar even tactisch teruggetrokken. Om jullie niet in verlegenheid te brengen, zeg maar.”
Ik snoof minachtend. “Ja. En om de kerkklok van Driel half vijf te horen slaan. Oh, wat een empathie…” Fred grinnikte en verdween. Joline’s armen gleden om mijn hals. “Niet meer doen, schat. Ik begrijp best dat je zo’n klootzak te grazen wilt nemen, maar… hem verhoren en bedreigen: niet jouw taak.” Ik kuste haar. “Dank je wel. Goed dat je mijn rem trapt.” “Ja. En met m’n naaldhakken op je voeten, mocht het nodig zijn…” hoorde ik zachtjes in mijn oor.
Even stonden we dicht tegen elkaar aan. Niet sensueel tegen elkaar aanwrijven, maar elkaar vasthouden en weten dat de ander er voor jou is. En Mocca stond naast ons verwachtingsvol omhoog kijkend. Toen Joline me los liet glimlachte ze lief. “Ik hou van je, Kees. En je zou me teleurstellen als je je verlaagd tot de praktijken van die lui uit Bosnië en Afghanistan. Niet meer doen.” Ik knikte. “Beloofd, schat.” “Goed zo. Ga maar wat tekenen. En vanavond blazen. Dan kun je even tot jezelf komen.” “Goed plan. En nu even die mooie hond begroeten. Had ik nog niet gedaan.”
Ik knielde. “Hoi Mocca…” De hond kwispelde enthousiast en likte mijn handen. “Neem Mocca maar even mee. Die houdt jou wel in de gaten.” En plagend voegde Joline er aan toe: “En controleert of je inderdaad gaat tekenen of dat je alleen maar zit te lamballen op je bureau.” Ik grinnikte. “Dan neem ik wel wat brokjes mee. Dan zwijgt Mocca als het graf…” Ik viste wat brokjes uit de trommel die op het bureau van Joline stond en Mocca was één en al belangstelling. “Mocca: side!” De hond liep braaf met me mee. “Corrupt beest!” hoorde ik Fred nog roepen. Het boeide Mocca duidelijk niet; die had alleen maar oog voor mijn hand, die zojuist wat brokjes in een broekzak had gestopt. Ik liep de groepsruimte in.
“Zo, ik heb een chaperonne meegenomen.” Marion draaide zich om. ”Hee Mocca! Mooie hond! Kom eens bij Marion…” Mocca negeerde haar, keek mij aan. Ik gaf hem een brokje. Slik – weg. “Brave hond, Mocca. Release!” Nu ging hij wél naar Marion en werd lekker aangehaald. “Ik kom hier wel zitten, Marion. Onzin als we apart gaan zitten.” Ze stak, tussen het aaien door, een duim op. “Jij nog wat drinken, Kees?” “Geef maar een beker koud water. Genoeg koffie gehad voorlopig.”
“Mocca, Side!” En samen liepen Marion en Mocca richting koffiecorner. Héhé… Even zitten en nadenken. Theo en Joline hadden me behoorlijk op m’n donder gegeven. Terecht? Daar moest ik even over nadenken. Kees Jonkman: je bent géén politieambtenaar. Iemand verhoren is niet jouw taak. En iemand bedreigen tijdens je ‘verhoor’ al helemaal niet. Ondanks dat je die gluiperige klootzak met geen vinger hebt aangeraakt… “Hé Kees. Water!” Marion kwam binnen. “Lekker, dank je wel Marion.”
Mocca ging naast haar zitten en ze aaide de hond. “Jij zit ergens mee, Kees. Vertel.” “Ja. Ik zit ergens mee. Met mijn verhoor-tactieken. Of dat allemaal wel zo netjes was, Marion.” Ze boog over haar bureau voorover en dacht even na. “Netjes? Nee. Ik had medelijden met hem toen wij jullie alleen lieten. Want ik ken jouw temperament ondertussen een beetje, Kees.
En toen wij weggingen, de dokter en ik, zag ik iemand binnen twee seconden afdalen van ‘mij kunnen ze niks maken’ tot ronduit ‘doodsbang’. En de dokter zag dat ook. Maar op de gang zei hij: ‘Maak je niet teveel zorgen. Die vriend van jou is weliswaar woedend, maar heeft ook zijn gezonde verstand op de goede plaats zitten. Heb daar maar vertrouwen in.’ En hij had gelijk, Kees.”
Ik bromde afwezig. “Ik weet niet wat ik gedaan had als meneer van H. tegengas had gegeven, Marion.” Kort klonk: “Dat had hij niet gedurfd. Niet alleen heb jij fysiek nogal wat overwicht, ook qua persoonlijkheid steek je nogal boven hem uit.” Ze giebelde kort. “En anders had je altijd nog je militaire vloek- en scheldpartijen op hem los kunnen laten, Kees. De meeste mensen worden dan piepklein… Ik ken er in ieder geval eentje.”
Ik grinnikte. “Ja, ik geloof ook dat ik me die persoon wel herinner.” Ik keek haar aan. “Dank je wel Marion. Niet alleen voor je oppepper, maar ook voor je vertrouwen in mij.” “You’re welcome, Sir. Joline heeft vertrouwen in mij, ik heb vertrouwen in jullie. De combi Jolien en Kees, maar ook in jullie complete vriendengroep. André en ik hebben best wel vrienden, maar zo’n hechte club als jullie hebben… Zijn we best wel eens jaloers op.”
Ik haalde mijn schouders op. “Dat is spontaan ontstaan, Marion. Mijn schoonmoeder is er mee begonnen; toen mijn beide roodharige zusjes beiden verkering hadden met de heren Boogers, hadden we gezellige avond in het ouderslijk huis van Joline. En mijn ouders én de ouders van Joline waren al gaan slapen, wij zaten met z’n zessen nog in de tuin, rond een soort kampvuurtje. En toen kwam Tony, mijn schoonmoeder naar beneden en zei enigszins spottend: “Kijk nou… een sextet.”
En dat waren we toen ook: met Joline’s broers had ik in no time een hele goeie band gekregen; Joline was vanaf hun eerste ontmoeting een ‘zus’ geworden van die twee rossige furie’s. Joline is door haar broers altijd als ‘hun prinsesje’ gezien; enfin, dat zag je op de receptie van onze bruiloft, toen ze door die twee werd opgetild en rondgedragen.
Bij mijn zussen en ik lag dat iets anders; toen we alle drie nog thuis woonden hadden we bijna dagelijks gillende ruzie, tot bloedens toe. Zij hadden elkaar, zij hadden veel vriendinnen en vanaf hun 13e, 14e jaar ook zeer regelmatig ‘vriendjes’… Ik had niks. Ja, op de middelbare school één vriend, net zo’n nerd als ik was. Ik was stinkend jaloers op die meiden.
Pas toen ik terugkwam uit Bosnië merkte ik dat die twee rooie tutjes best wel trots waren op hun grote broer. En dat veranderde nog meer ten goed toen ik terugkwam uit Afghanistan. En ik merkte toen pas wat voor schatten het in feite waren. Enfin, het verhaal over die avond in een schemerig kroegje in Eindhoven, tijdens mijn studententijd heb je zelf van Mel en Claar kunnen horen, op onze bruiloft.”

Marion giechelde. “Ja… Ik heb me kapot gelachen. André ook. Jij met je… hoe zei een van je zussen dat ook alweer? … ‘met je maagdelijke voorkomen plotseling belaagd worden door twee bloedmooie rooie meiden die niks anders deden dan om je heen hangen en te zoenen en te verleiden…’ Zal een fraai gezicht zijn geweest, Kees.”
Ik bromde. “Ja, vast wel. Wat zullen die twee achteraf gelachen hebben… Maar goed, terug naar onze vriendenclub: het sextet werd steeds closer. En afgelopen voorjaar kwamen er twee meiden bij: Lot en Mar. En binnen een paar weken waren die opgenomen binnen de club. Voor bescherming, maar ook omdat het hele lieve meiden waren. En bijzonder slim. Pats, octet compleet. Toen kwamen Rogier en Gerben op de proppen: Rogier ging heen snel; binnen een paar uur stonden Lot en hij te zoenen achter de camper in de Harz…” Ik moest lachen. “Bij Gerben duurde het wat langer; Gerben was een soort Henry twee punt nul: zodra Margot in de buurt was, klapte hij dicht.” Marion lachte nu breeduit. “Dat is nogal veranderd, de laatste tijd.” “Ja, best wel. En uiteindelijk kwamen Joline en ik er achter dat we onze beste vrienden, waarmee we notabene getrouwd waren, waren vergeten: Fred en Wilma. En last but nog least: Angelique en Henry. Oók twee voormalige protegé’s: Angelique onder de hoede van Joline en Henry als uiterst verlegen, stille piraat. Tenminste… Als An in de buurt was. En ook dat is wat veranderd. En als die twee gaan trouwen, op Valentijdsdag volgend jaar, is Fred één van de getuigen van Angelique en ik mag een van de getuigen van Henry zijn. De moeder van An is haar andere getuige, Rob is mijn mede-getuige voor Henry.”
Marion floot zachtjes. “Dát wist ik nog niet, Kees…” Toen gniffelde ze. “Jullie zullen wel geroutineerd worden in de rol van ‘getuige spelen’, denk ik. Er komen nog wel wat bruiloften aan binnen jullie clubje.” Ik haalde mijn schouders op. “We gaan niet pushen, Marion. Over bruiloften gesproken: Lot en Mar trouwen samen. Net als Fred, Wilma, Joline en ik. Die meiden hebben altijd steun gehad aan elkaar. Rogier en Gerben hadden het maar te slikken. Nou ja, ze hadden er niet zoveel bezwaar tegen, geloof ik. En mijn zussen hebben zich nog niet daarover uitgesproken, maar het zou me niks verwonderen als die ook een gezamenlijke bruiloft zouden vieren. Al was het alleen maar om de ambtenaar van de burgerlijke stand in verwarring te brengen. Ik zie de krengetjes in staat om, als de ambtenaar zegt: ‘Wil mevrouw Clara Jonkman opstaan?’ en naar Claar kijkt, dat ze naast zich wijst en gortdroog zegt: ‘Nee, dat is m’n zus…’ En dan mogen mijn moeder en ik de meiden weer uit de nesten halen…”
Marion schoot in de lach. “Ik zie ze er toe in staat… Hahaha, wát een mop…” “Nou, tot zover onze vriendenclub, Marion. Zullen we weer eens aan het werk gaan? Want daarvoor zitten we hier, geloof ik.” Ze knikte. “Ja. Ik ga me weer eens over de cijfertjes uit Leiden buigen. De dokter en ik zijn nog even langs hun financiële administratie gegaan en daar kreeg ik wat dingen mee op stick. Kan ik me mooi in verdiepen.” “Goed zo. En ik ga tóch Frits en Gerben bellen. Of zij kunnen achterhalen hoe die Zuidas-roofriddersbende van Duyvestein bij die ziekenhuizen binnen is gekomen…”
Marion schudde haar hoofd. “Nee, Kees. Dat doe je niet.” Ik keek verrast op. “Wat zullen we nou beleven?” Marion bleef me aankijken. “Ik zei: ‘Nee Kees, dat doe je niet’. Daar zijn andere mensen véél beter in. Wat dacht je van de plaatsvervangend SG van het ministerie? Die opdracht zal onder auspiciën van het ministerie gegund zijn. Waarschijnlijk ook Europees aanbesteed. Zij is veel beter in staat om daar wat onderzoekscapaciteit voor in te zetten dan Kees Jonkman, teamleider van een groepje idioten uit Gorinchem.” Ik zat even stuk. “Verdomme Mari…”
Verder kwam ik niet. “Plat en pak er maar vijf”, klonk het nogal nadrukkelijk. Ze wees en uit de receptie kwam een lachend: “Goed zo, Marion!” Irene stak haar hoofd om de hoek. “Hup Kees! Aan het werk!” “Het is oneerlijk verdeeld in de wereld. Jullie met je billetjes representatief lopen te zijn en wie kan zich weer opdrukken? Jawel… Kees Jonkman.” Irene snoof. “Ik heb me hier ook vaak genoeg opgedrukt, Kees.” “Nou dat viel wel mee. Jij bent minder ‘vocaal ingesteld’ dan een aantal anderen in dit pand, Irene.” “Moet ook wel hé, als receptioniste? Bovendien…” Ze giebelde. “…ik ben een net meisje.” Ze was nét op tijd terug naar de receptie om een gummetje te ontwijken.
“Trut…” mopperde ik en uit de receptie kwam de reactie. “Dat zijn er vijf extra, Kees!” “Goed zo, Irene! Zet ‘m maar aan het werk, die kletsmajoor!” Theo deed ook een duit in het zakje en ik ging maar liggen. Tien pushups later kwam ik overeind. “Het compliment wat ik je wilde geven kun je op een bepaald plaatsje steken waar de zon nooit schijnt, Marion. Met je opdrukmanie…” Ze giechelde weer. “Alle kans dat André het dan vindt, Kees. En hoe verklaar ik dat?” “Je regelt het maar met je Piraat. Koop een pot luxe pindakaas voor ‘m. Zo eentje ‘met échte stukjes pinda’. Stervensduur en de fabrikant maar lachen, want voor dat spul hoeft de pindamolen minder hard te draaien. Dus minder energiekosten en meer winst.”
Marion keek hopeloos. “Met jou is een goed, serieus gesprek niet mogelijk. Kansloos. Ik geef het op. Ik duik wel in de cijfertjes, dan kan ik daar met de dames Boogman over sparren. Eens kijken of zij dingen zien die ik over het hoofd gezien heb.” “Bij Gerben en Rogier zien zij wel wat dingen die jij…” “Kéés! Kappen met je onzin!” Marion keek nu serieus nijdig. “Sorry. Ja, ik ging te ver.”
Ze knikte en bitste: “En nu aan ’t werk. Genoeg tijd verprutst. Bij de McDonalds, notabene…” Een knipoog volgde en het was een tijdje stil. Beiden waren we aan het werk. Mocca was ondertussen onder mijn bureau gekropen en lag tegen mijn voeten. Af en toe keek ik onder mijn bureau en dat merkte de hond. Die keek dan even op en kwispelde. En soms gaf ik ‘m dan een brokje, dan was hij ook weer tevreden.
“Kees?” “Hmmm?” “Ga jij die mevrouw van het ministerie nog bellen? Met die mooie zwarte krullen?” “De plaatsvervangend SG bedoel je? Ik zou wel willen, maar of zij de telefoon wil aannemen van Kees Jonkman, techneut in Gorinchem… Ik vraag het me af. Bovendien: ik heb haar nummer niet, Marion.” Ze keek plagend. “Nee, maar het nummer van haar echtgenoot wél. Die Bas van Buitenlandse Zaken… Ik heb het verhaal van Theo gehoord, Kees.” Ik gromde. “Waarschijnlijk zat hij smerig te grijnzen toen hij vertelde over mijn telefoontje met meneer van Leeuwen? Ja, dat zal wel. Maar oké, via Bas van Leeuwen kom ik er wel achter. Hoop ik. Ik ga ‘m eens bellen.”

Even later hoorde ik: “Zeg het maar, Kees.”
“Hallo Bas. Ik heb een vraag. En als je het niet wil, begrijp ik dat, maar… kun je mij het telefoonnummer geven van jouw echtgenote? Wellicht kan ik haar een tip geven over wat andere ziekenhuizen die met Duyvestein z’n bende zaken hebben gedaan.”
“Je krijgt van mij geen telefoonnummer, Kees. Ik kan wel vragen of ze jou terugbelt, en dan mag ze zelf beslissen of jij haar nummer krijgt. Mijn echtgenote is nogal kieskeurig met het publiceren van haar telefoonnummer.”
“Ja, dat begrijp ik. Maar als ze me in ieder geval terug wil bellen: graag, Bas.”
“Dat ga ik zo meteen regelen. Maar hou er rekening mee: voor flauwekul moet je niet bij haar zijn, Kees.”
“Ik had al zo’n vermoeden, Bas. Dank voor de moeite.”
“Is goed… See you.” Klik.

“Nou, ik ben benieuwd. Voor hetzelfde geld word ik vannacht om kwart voor één teruggebeld, als beide echtelieden ein-de-lijk een minuutje de tijd hadden om over Kees Jonkman te kletsen…” Marion keek ondeugend. “Nou, dan kun je na dat telefoontje je excuses maken aan Joline dat je midden in de nacht nog gebeld wordt voor zaken. Zullen wel uitgebreide excuses moeten worden, vrees ik…”
Ik zuchtte. “Je bent ondertussen een best bijdehand krengetje aan het worden, Marion!” “Ja. Een leerschool van meer dan een jaar. Bij een firma die zich DT noemt. En van dat jaar bijna een half jaar in dezelfde ruimte met ene Fred van Laar en niet te vergeten een zekere Ingrid. Die elkaar bij het minste of geringste op een hele creatieve manier zitten te sarren. En doe er sinds kort ook maar een scheutje Zelda bij; die kan er ook wat van!”
“Oh… Dus wij hoeven ons hier niet in te houden vrijdag? Je bent door de wol geverfd? Mooi, dan kunnen de Piraten vrijdag los gaan!” Ze keek donker. “Als het uit de hand loopt, haal ik André wel, opperpiraat.” We grinnikten samen en bogen ons toen weer over ons werk.

Tot… tien minuten later mijn telefoon ging. Onbekend nummer. Ja, dat haal je de koekoek… de plaatsvervangend SG zou haar nummer wel versluieren.
“Goedemiddag. Met Developing Technics, Kees Jonkman spreekt u.”
Een mannenstem. “Hallo Kees, met Ivo. Bel ik gelegen?” Ivo? Ivo? Wie…
“Neem me niet kwalijk, maar… bij de voornaam Ivo gaat er bij mij geen belletje rinkelen.”
Een lachje klonk. “Sorry, mijn fout. Kees je spreekt met Commandant OOCL.” Aha…
”Nu gaat er een bel luid en duidelijk rinkelen, generaal. Waarmee…” Hij onderbrak me. “Nog één keer ‘generaal’ en je kunt jezelf vijf keer opdrukken, Kees.”
Mijn mond viel voor de tweede keer in één middag vér open. “Okééé… En waar heb je die ‘inside information’ vandaan, als ik vragen mag?”
“Ik heb vanochtend een tijdje zitten praten met een jou niet onbekende opperwachtmeester, Kees. Greet, om precies te zijn.” Ik humde. “Nou, dan zul je sinds vandaag niet helemaal onbekend zijn met de term ‘Lompe Infanterist’, vrees ik.”
Hij schoot in de lach. “Klopt helemaal. Wij hadden hier in Apeldoorn een bijeenkomst in het kader van Diversiteit. En Greet vertegenwoordigde OG CLAS. En na die vergadering de opperwachtmeester even onder vier ogen gesproken. Een mooi mens.”
“Zeker weten, Ivo. Recht voor z’n raap en goudeerlijk. Als je een fout maakt of onbenullig tegen haar doet, laat ze je dat meteen weten. Wie je ook bent.”
Hij bromde: “Ja, daar heb ik vanochtend een paar staaltjes van meegekregen. Maar goed, op een gegeven moment was jij onderwerp van gesprek en ik vroeg aan Greet of jij, samen met je bud Fred, trek zou hebben om één van mijn lezingen te completen.
En Greet zei: “Dat moet u aan Kees en Fred zelf vragen, generaal. Ik doe het niet. Dus Kees, bij deze.”
“Wanneer, Ivo? “Volgende week donderdag. Op de KMA in Breda. En om je over de streep te trekken: Greet zei, toen ik vertelde wanneer het was, dat ze je dan wel dispensatie zou geven van bugelles en zich in Breda wel onder het publiek zou mengen. Dus de smoes ‘ik heb dan bugelles’ is nu in rook opgegaan, Kees.”
Ik dacht snel na. “Wat wil je dat Fred en ik dan vertellen, Ivo?”
“Simpel. Jullie versie van een paar gevechtsacties. Jouw rivieroversteek, die overval van de Talibs op jullie opstellinkje tijdens je laatste patrouille… De gedachten van een commandant vlak voor, tijdens en na een gevechtsactie. Zijn man-handling, leiderschap. En: hoe heeft zijn groep het ervaren? Dus ook de ervaringen van Fred. Liefst had ik nóg een gewone geweerschutter bij gezien, maar ja…”
“Wellicht kan ik charteren, Ivo. Eén van mijn geweerschutters is ondertussen eerste luitenant der Infanterie. Die vraag ik wel. En zijn visie op mijn leiderschap zal wellicht wat… ahum… gekleurd zijn. Ik heb hem na een actie een harde klap in zijn gezicht gegeven toen hij zat te janken. Gerwetenswroeging. Ik heb 'm toen naar Fred gestuurd om gewoon ongezouten op z’n sodemieter te krijgen. Hielp overigens wel.”
Droogjes klonk aan de andere kant: “Nou, ik ben wel héél benieuwd naar zijn versie van het verhaal, Kees. Voor de rest: het publiek is een stel 1e jaars Cadetten en wat lui van Staf KMA. Maar het gaat me voornamelijk om de cadetten. Jongelui die nét hun eerste maanden door zijn gekomen, maar absoluut nog niet weten wat het is om ‘in gevecht’ te zijn. Behalve de lui die al ervaring hebben en vanuit de onderofficiersrangen naar de KMA zijn gegaan. Die weten wel van de hoed en de rand.”
“Oké… Ik ga dit eerst met Fred bespreken. Ik ga niet voor hem beslissen. Als hij het niet ziet zitten, gaat het niet door en zul je zelf de tijd vol moeten praten.”
Hij grinnikte. “Daar heb ik niet zo’n moeite mee. Meestal kom ik tijd te kort.”
“Mag ik jouw telefoonnummer? Dan klets ik met Fred en neem daarna contact op, oké?”
Hij noemde zijn 06-nummer. “Als jullie er voor gaan, wil ik jullie graag nog even in Apeldoorn zien, Kees. Maar dat bespreken we wel als jullie een beslissing hebben genomen, oké?”
“Roger. Je hoort van ons, Ivo.”
“Mooi. Graag tot ziens, Kees.”

Ik verbrak de verbinding en dacht even na. “Nou, dat was een ander telefoontje dan ik verwachtte. Maar goed… Ehh… Ik ben even naar Fred, Marion.” Ik beende de gang door, Mocca achter me aan. “Hé maat… heb jij een paar minuten voor me?” Fred zag dat ik serieus was, drukte zijn scherm uit en draaide zich naar me toe.
“Vertel.”
Beknopt gaf ik het gesprek met commandant OOCL weer. Fred begon te grijnzen. “Dus… die generaal wil graag dat wij de aanstaand officieren eens vertellen wie het échte werk doen? Daar ben ik altijd voor te porren, Kees.” “Het moet wel een beetje op niveau zijn, Fred. Niet dat jouw deel van het verhaal alleen maar bestaat uit de weergave van jouw vloeken en verwensingen als ik je weer eens het water in joeg of ligsleuven liet graven.” Hij grijnsde. “Nou ja, dat zou wel een avondvullend programma zijn, Kees. Hoef jij niks meer te zeggen. Maar zó makkelijk kom je er niet van af, lulhannes.”
“Ik hoor het al… Kun jij het plooien met Wilma?” “Die heeft volgende week avonddienst, Kees. Komt meestal pas rond half twaalf thuis. ’s Avonds, wel te verstaan.” Ik zuchtte. “Wát een baan…” “Ze begint pas rond drie uur, Kees. Dus zo dramatisch het allemaal niet. En op deze manier kan ze ’s morgens nog even lekker met de stofzuiger tekeer gaan als ik met m’n poten op het bureau zit…”
Ingrid snauwde: “Nou, dat hoeft Adri bij mij niét te flikken, Fred. Als ik dat merk…” “Jij hebt daar nogal wat ervaring mee, Ingrid. We weten het. Maar volgens mij staat Adri wat anders in de wedstrijd dan jou vorige vriendje. Toch? Anders komen Fred en Kees wel even langs om hem ervan te overtuigen dat huishoudelijk werk niét het privilege van de dames is.” “En anders doen wij dat wel, Ingrid! Wij hebben daar ook wat ervaring mee!” Charlotte d’r stem.
“Nou, je hebt wat medestanders, dame. Hoe is het? Moeten we opdraven of…?” Ingrid lachte. “Nee hoor! Na wat lesjes ‘orde en netheid’ hier op dit bureau had meneer het wel gesnopen. Als hij nu bij mij komt logeren, doen we samen wat er gedaan moet worden. Heerlijk.” Fred en ik keken elkaar aan en Fred zei: “Definieer de kreet ‘doen we samen wat er gedaan moet worden’ even, Ingrid. Want dát is toch de essentie van ‘verkering hebben’ en zo?” En dat het ‘heerlijk’ is, weten deze twee getrouwde kerels al lang. Nou ja, Kees iets minder lang dan ik; Wilma en ik hebben de klok van Driel nog half vijf horen slaan in onze huwelijksnacht. Kees en Joline lagen toen al een uur of vier te snurken, heb ik uit betrouwbare bron vernomen…”
“Hé meneer van Laar! Ik wens niet dat details van onze huwelijksnacht verder komen dan de muren van Kasteel Doorwerth!” De stem van Joline, een bureau verderop.
Dat was een inkoppertje voor Fred. “Ehhh… Joline: het was toch ónze huwelijksnacht?”
Twee blauwe lasers keken om de deurpost. “Kijk jij een beetje uit, Fred van Laar? Anders ga ik eens samen met Wilma een middagje kletsen…” Fred keek bang. “Nee, dat niet! Dan zit ik 24/7 onder de plak!”
“Anders wil ik wel met Wima kletsen, hoor Fred.” Ingrid keek hem liefjes aan. “Geen punt. Of we nodige haar hier eens een keertje uit, dan kan ze al onze ervaringen aanhoren. En dat ga je de rest van je huwelijk merken, meneer!” “Kees, ga je mee? Ze zitten hier een staatgreep te beramen!”
“Volgens mij ben jij IT-er van DT, meneer. En nog geen Minister-President. Dat kunnen de trappen in het Torentje pas aan ná die enorm dure renovatie van het Binnenhof. Even geduld a.u.b. En nu terug naar het onderwerp: zal ik Harry bellen? Kijken of zich die klap voor z’n kop nog herinnert…”
Fred knikte en draaide zich weer om naar zijn beeldschermen. “Doe maar. En nu moet ik weer het werk, Kees.” Ik knipoogde naar Ingrid en liep weer terug naar het Piratenest. Mocca was tijdens het gesprek naar Joline getrippeld; ook prima. En als hij niet bij mij was of bij Joline, lag hij meestal ergens in een van de andere kantoren van het Backoffice. En het grappige was: hij sleepte z’n kleedje dan mee en ging er op liggen… Slim beest!
Ik liep de groepsruimte weer in. “Nou… Meneer van Laar wil ook wel. Nu nog even Harry bellen.” “Harry?” Marion keek vragend. “Een geweerschutter uit mijn groep in Afghanistan, Marion. Na terugkomst naar de KMA gegaan en hij is nu eerste Luitenant. Met sergeant Jonkman en korporaal van Laar als lichtend voorbeeld, natuurlijk…”
Marion keek twijfelend, schudde haar hoofd en dook weer in de cijfertjes. Harry was niet ‘in de verbinding’, zoals dat heette. Misschien op oefening ergens… Dan liet je je telefoon wel thuis, zeker als je in Polen of Litouwen was…
Ik sprak een voicemail in. “Harry, Kees Jonkman hier. Als je tijd en gelegenheid hebt, kun je me dan terugbellen? Als je ergens op oefening bent hoeft het niet; er is geen bloedspoed bij. Groet, ook van Fred!”
Zo, ook geregeld. Nu die generaal maar even terugbellen…
Ehh… Nee.
Ik zag dat iemand met een mij onbekend nummer mij getracht had te bellen, terwijl ik met Ivo aan het kletsen was. Wellicht mevrouw Linda, de echtgenote van Bas. Ik belde dat nummer.
“Hallo Kees, Met Linda.” Dezelfde zacht, warme stem.
“Goedemiddag mevrouw. Sorry dat ik u bel, maar…”
“Als jij Bas met ‘Bas’ aanspreekt, spreek mij dan ook met de voornaam aan, Kees. Anders kom je nog in de war. Jij belt niet voor de gezelligheid, jij hebt wat op je lever. Is dat naar aanleiding van het incident van vanochtend In Leiden?”
In gedachten sloeg ik mijn ogen op. Wat wisten zij niét? Nou ja… “Inderdaad mevrouw… Ehhh… Linda. Eén van de zinsneden die meneer van Henegouwen liet vallen, was: ‘Duyvestein heeft overal zijn tentakels.’ Ik was vanochtend een beetje opgefokt, dus de betekenis van die zin drong op dat moment niet zo door, dat kwam later pas. Ik heb Rogier van der Vlist gebeld, degene van mijn team die nu in Nijmegen aan het werk is met het verzoek om bij de financiële afdeling te gaan informeren hoe en via welke wegen Duyvestein bij hun in beeld kwam en die opdracht mocht uitvoeren. Hij zou daarmee aan de slag gaan. Vervolgens wilde ik de andere ziekenhuizen bellen, maar dat werd mij verboden. Door een collega, Marion de Groot, ons financiële genie bij dit project. En zij zei: 'Dat ga je niet doen, Kees. Da’s een zaak voor anderen.'
En mijn directeur zei letterlijk: ‘Kees, jij bent geen James Bond of Sherlock Holmes. Je bent technicus. Als je verder gaat graven sluit ik je op in je hok.’ En toen kwam Marion met het idee om u… ehh… jou te bellen.”
Het was even stil. “Goed dat je mij gebeld hebt. Ik laat een paar mensen van het ministerie eens onopvallend wat onderzoek doen. Niet alleen bij de ziekenhuizen, maar ook binnen het ministerie.”
“Wellicht nog wel verder, Linda. Jouw alwetende echtgenoot zei een aantal maanden terug, naar aanleiding van dat gedonder met die waterkrachtcentrale in Bosnië dat er al een onderzoek liep naar iemand in Brussel. Als dat ook één van de tentakels van Duyvestein is…”
“Ik overleg dat wel met Bas. Niet mijn ministerie, da’s meer voor BuZa. Dank voor je mededeling, ik ga ermee aan de slag. En als laatste, en dat is géén geintje, Kees: iets minder creatief zijn met briefopeners. Ik zou je niet graag in het beklaagdenbankje zien. En Bas ook niet. Je hoort van ons. Dááág!”

Werktuigelijk drukte ik de verbinding uit. Dat was de volgende waarschuwing. Verdomme, dit moet zich niet op deze schaal gaan verspreiden, want anders ben ik alsnog zwaar de sjaak… In de auto, op de terugweg had ik het er over met Joline. Die keek ook bedenkelijk. “Tenminste iets waar die dame, Theo en ik het over eens zijn, Kees. Doe dit nooit meer.” Meer woorden maakte ze er niet aan vuil en daar was ik best blij mee…
Na het eten ging ik nog een uurtje blazen en dat luchtte op. En om vijf voor acht meldde Joline dat ze de koffie klaar had. “Daarna wil ik nog een uurtje studeren, Kees. Vandaag heb ik mijn concept-dissertatie terug gekregen; professor van Weenen had er vakinhoudelijk weinig op aan te merken, maar hij raadde me aan om het tóch wat anders vorm te geven. Nou ja, dat is de buitenkant; de inhoud vond hij zonder meer prima.” Ik knuffelde haar. “Ik had niet anders verwacht, schat. En voor de vormgeving kun je bij Miranda terecht, dat weet je.”
Ze grinnikte. “Die keurt het ook goed, dat weet ik zeker. In totaal beslaat het stuk 82 pagina’s, waarvan meer dan 50 ‘kale tekst’ zonder poespas. Lettertype Arial, lettergrootte 11. 3 Bladzijden voetnoten en verwijzingen, 28 pagina’s schema’s, organogrammen en flowchards. Maar goed, het gaat om de kwaliteit, niet om de kwantiteit.”
“Hmmm… als jouw prof bij het eerste concept het al eens is met de inhoud… Dan heb je weinig te vrezen, lieve echtgenote. Ik ken promovenda die een keer of vier terug moesten, onder het motto ‘Niet goed is opnieuw!’ Ik hoefde maar twee keer grondige wijzigingen in m’n dissertatie te verwerken en dat vond ik best wel goed van mezelf.” Een lief handje kwam op mijn been. “Goed zo. Je bent geweldig, schatje. En nu koffie.”

Genietend van de koffie keken we het journaal, toen ging Joline richting studeerkamer en ik dook in een goed boek. Tenminste… Na tien minuten lezen ging de deurbel. Niet de bel van hal beneden. Ik opende de deur en stond tegenover meneer van Wijngaarden.
“Goede avond meneer van Wijngaarden…”
“Goede avond, meneer Jonkman. Mag ik een kwartiertje van uw tijd?”
Ik deed een stap achteruit. “Kom verder. Misschien een kop koffie?”
“Graag.” Ik liet hem in de woonkamer. “Ga maar ergens zitten; wij doen niet aan vaste plaatsen.”
Hij ging op de bank zitten. Duidelijk wat nerveus. Mocca lag in de mand, oren wel gespitst en hij was alert, maar gaf geen teken van agressie. Dat zou hij bij mevrouw waarschijnlijk wél gedaan hebben. Ik zette de Senseo aan en liep de kamer in.
“Meneer van Wijngaarden: even voor alle duidelijkheid en wellicht ten overvloede: wij hebben niets tegen ú.”
Joline liep de kamer in. “Goede avond, meneer. En wat mijn echtgenoot zei, geldt onverminderd voor mij. Dus er is geen reden om u zenuwachtig te maken.”
Hij knikte. “Dank u wel. Mag ik die mooie hond even aaien?” Joline knikte. “Mocca: release!” Mocca kwam overeind en liep rustig naar de bezoeker toe. Snuffeldesnuffel… de staart begon te kwispelen. “Als u wilt aaien, even uw hand onder z’n kin leggen. Dáár beginnen. Niet meteen de hans op z’n kop, daar houdt Mocca niet zo van.” Het duurde niet lang of er werd gelikt.
“Nou, dit mooie beest heeft ten minste geen slechte herinneringen aan mij. Daar ben ik wel blij mee.”
“U gaf daar ook geen aanleiding toe, meneer. Dat was iemand anders.”
Hij knikte. “Ja. En over die ‘iemand anders’ wil ik het even hebben. Zij is in Groningen van haar bed gelicht. Logeerde bij haar zus en is in een politieauto afgevoerd, verhoord, heeft bekend en mocht toen weer naar buiten. Haar zus had mij ondertussen gebeld: wat is er aan de hand? Het resultaat van dat telefoontje was dat ze ook niet meer bij haar zus welkom was. Die zei nogal stellig: 'Aan dierenbeulen verstrek ik geen onderdak!'
Nou, hoe dat exact daar in Groningen is verlopen, weet ik niet, maar het was een enorme scéne, hoorde ik van mijn ex-schoonzus. Die is namelijk óók niet op haar mondje gevallen. Enfin, niet veel later kreeg ik een telefoontje van mijn ex-vrouw. Of ze als-je-blieft toch thuis kon slapen. Dan had ze ten minste een dak boven het hoofd. Ik heb geweigerd; niet met een dictator in één huis wonen.”

Hij keek ons aan. “Zo zit het dus, mevrouw en meneer. Ze heeft geen sleutel van dit complex meer, noch van mijn huis; die lagen thuis toen ze is opgepakt. Ik heb tienduizend euro op haar bankrekening overgemaakt; daar kan ze voorlopig mee vooruit; in een hotelletje slapen of zo. Haar advocaat mag proberen de rest te regelen.”
“U hoeft dit niet aan ons te vertellen, meneer van Wijngaarden.” Joline keek hem bedachtzaam aan.
“Hoeven: nee. Willen: wél. Want zij heeft het jullie ook lastig gemaakt. En dat vergif… Dat was de druppel, ook voor mij. Ik heb vroeger altijd honden om me heen gehad; mijn ouders woonden in een verbouwde boerderij in de Achterhoek. Heerlijke dieren. Toen ik met Corrien trouwde was een van haar voorwaarden: geen huisdieren. En dat heb ik enorm gemist. Dus binnenkort loopt er een andere hond hier rond!”

Meneer van Wijngaarden stond op. “Ik wilde dit even aan jullie kwijt. Sorry voor alle overlast.” Joline zei exact het goede. “U heeft geen overlast bezorgd, meneer. En als u behoefde heeft om Mocca even te aaien: gewoon aanbellen; als we thuis zijn bent u welkom. Eventueel ook met hond, dan kunnen ook lekker spelen.”
We lieten hem uit en even later zaten we weer in de kamer. Ik schudde mijn hoofd. “Zoals die politieman in Nijmegen zei: ‘Dan zit je toch de rit samen uit?’ Waarom kunnen mensen niet gewoon normaal doen?”
Joline zei: “Dan moeten ze wel elkaar waarderen, schatje. Van elkaar houden. En geen ongelijkwaardige relatie hebben. Zo simpel ligt het.” Ze kuste me zachtjes. “En nu gaan we naar bed, meneer. Lekker slapen. Morgen weer aan de bak in Gorinchem en ’s avonds weer met de loopgroep. Lekker rennen.”
Een kwartier later lagen we in bed. “Jolien… Als ik ooit neiging krijg om me te gedragen als die dikke trol… Geef me dan een enorme trap onder m’n gat, zodat ik weer bij bewustzijn kom.” Een giechel klonk. “Mag dat ook preventief? Dan ga ik zo meteen beginnen…” “Rare troela. Kom hier, dan krijg je een zedig welterustenknuffeltje. Daarna ben ik snel vertrokken. Geen energie meer voor leuke bedspelletjes.”
Ze kroop tegen me aan. “Ik ook niet, Kees. Lekker slapen, mooie vent.”
Een lange zoen volgde, toen deed ik het bedlampje uit en was vrij snel vertrokken…
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...